Kanaat
Een kanaat (ook: khanaat, chanaat) was een door een kan geregeerd Centraal-Aziatisch feodaal vorstendom. De titel k(h)an of chan is afkomstig uit het Mongools of Turks en beduidde oorspronkelijk vaagweg leider, meestal of tribaal of patriarchaal niveau.
Dzjengis Khan, troonnaam van Temoedjin, bouwde na het verenigen van de voordien hopeloos verdeelde Mongoolse stammen een ongezien wereldrijk uit, onder hem als grote khan. Na zijn dood werd het snel verdeeld door opvolgingstwisten. Het bekendste opvolgerskanaat is waarschijnlijk het Mongoolse Kanaat van de Gouden Horde dat in de 13e eeuw grote delen van Azië beheerste. Ook door Turkse volken werd de titel gebruikt: Tataren stichtten na de val van de Gouden Horde onder meer het Kanaat van Kazan, het Krim-kanaat, het kanaat van Astrakhan en het oostelijk kanaat Sibir (rond Tobolsk), dat zijn naam gaf aan Siberië na inlijving door het tsarenrijk. Ook Oost-Turkestan, het huidige Chinese Xijiang-Oigoer, is zoals de dualiteit van zijn volledige benaming weergeeft het terrein geweest van diverse khanaten, zoals het Turkse Kashgarië en de viervoudige 'Kalmukse' (Mongoolse) confederatie Dörben Oyriad. Er zijn diverse kanaten geweest in Perzië, waaronder het machtige, in 1295 gevestigde ilkanaat, één van de Mongoolse opvolgerskanaten, en regionale zoals Tabriz (Iraans Azerbeidzjan) of quasi lokaal-tribale, zoals Maku. Oezbeken domineerden in West-Turkestan gelegen kanaten als het Kanaat van Boechara en dat van Kokand. De laatste kanaten in de latere Sovjet-Unie werden in de negentiende eeuw door Rusland geannexeerd. Ook de Kaukasus telde een aantal kleine kanaten.