RTT-schandaal
Het RTT-schandaal was een corruptieschandaal uit 1973 rond de toenmalige Belgische telefoonmaatschappij RTT (Regie voor Telegraaf en Telefoon) en haar toenmalig directeur Germain Baudrin. De zaak bleek gelinkt aan de Belgische Socialistische Partij en bracht samen met de Ibramco-affaire zowel de partij als de Belgische regering in een kwaad daglicht.
Het schandaal
Het RTT-schandaal werd op 18 mei 1973 door de krant De Standaard onthuld, een maand nadat de krant ook de Ibramco-affaire aan het licht had gebracht. Journalist Hugo De Ridder onthulde toen in een interview met hoofdingenieur Paul Demaegt van de RTT allerlei illegale praktijken rond zijn werkgever. Demaegt vertelde onder meer dat de gebouwen die voor de RTT bestemd waren niet meer openbaar werden aanbesteed, maar in plaats daarvan werden doorgespeeld naar een onbekende en veel duurdere aannemer van de bouwonderneming I.I.I. (N.V. Société d'Implantation et d'Investissements Immobiles). Als wederdienst stortte men vervolgens geld in het verkiezingsfonds van de Belgische Socialistische Partij. Demaegt beweerde ook dat Germain Baudrin, sinds juni 1970 administrateur-generaal van de RTT, persoonlijke belangen had bij zijn keuze het bedrijf Equimo te belasten met de bouw en inrichting van de RTT-kantoren. Baudrin was namelijk aandeelhouder bij Equimo, evenals de vrouw en zoon van staatssecretaris Abel Dubois. Demaegt beschuldigde Baudrin van machtsmisbruik, corruptie en geldverspilling, maar werd prompt door Baudrin ontslagen zonder wedde.
Toch kon Baudrin niet vermijden dat de zaak verder uitlekte. Demaegt gaf interviews aan diverse bladen en magazines, waaronder Humo. Op 21 mei 1973 belastte premier Edmond Leburton het Hoog Komitee van Toezicht de zaak te onderzoeken. Baudrin ging op 28 mei met verlof, officieel om het onderzoek niet te storen, maar De Standaard had hem eerder al beschuldigd van het verduisteren van bezwarend bewijsmateriaal. Op 30 mei 1973 volgde er in Kamer en Senaat een interpellatie over de RTT-affaire.
Vervolging
Abel Dubois nam op 4 juni 1973 ontslag als staatssecretaris. Op 31 juli werd Baudrin officieel in beschuldiging gesteld en samen met twee Equimo-beheerders wegens valsheid in geschrifte en misbruik van zijn ambt gearresteerd. Uit later onderzoek bleek bovendien dat Baudrin kantoormachines had geleverd aan Frank Pepermans, hoofd van "Bell Telephone", in ruil voor steekpenningen. Veel mensen die betrokken waren bij dit schandaal waren ook lid van de Belgische Socialistische Partij, die eerder dat jaar al door de Ibramco-affaire in een slecht daglicht was komen te staan. Ook Minister van verkeer Edward Anseele jr. werd nu genoemd in de affaire als ex-PTT-minister en de politiek verantwoordelijke minister. Op 23 oktober 1973 nam hij onder druk van de CVP en oppositie ontslag "om gezondheidsredenen".
Demaegt's schorsing was toen al opgeheven. Hij bezorgde op 14 november het Hoog Komité van Toezicht zijn geheim comité aan premier Leburton. Dit rapport werd later in De Standaard in een samenvatting gepubliceerd en kwam op 14 januari 1974 in de boekhandel.
Proces
Op 18 juni 1975 werd Baudrin door de correctionele rechtbank in Brussel tot 4 jaar celstraf veroordeeld en een boete van 33 miljoen frank. Pepermans werd veroordeeld tot een voorwaardelijke strof wegens actieve corruptie. Hij verbood tijdens zijn proces dat zijn advocaten een lijst voorlazen met politici die om zijn gunsten gebedeld hadden. Op 27 juli 1975 werd Pepermans wegens omkoping tot 6 maanden cel veroordeeld met uitstel en een boete van 15.000 Belgische frank. Op 16 december 1976 overleed hij in zijn hotelkamer te New York aan een hartaanval.