Kasteel Ter Worm
Kasteel Ter Worm is een kasteel gelegen in de nabijheid van het Nederlands-Limburgse Eikenderveld. Het kasteel maakt deel uit van het gelijknamige Landgoed Ter Worm met daarop onder andere de Eikendermolen.
Beschrijving van het kasteel
bewerkenHet huidige complex dateert grotendeels uit de 17e eeuw toen de oude 15e-eeuwse, verdedigbare voorganger werd omgebouwd tot een woonverblijf. Het kasteel heeft twee vleugels in een T-vormig grondplan en ligt, tezamen met een voorburcht, op een geheel omgracht terrein, waarbij het uiterlijk van een waterburcht ontstaat. De vleugels zijn geheel voorzien van zadeldaken die aansluiten op trapgevels en tuitgevels. Het hoofdgebouw is aan de voorzijde bereikbaar via een mergelstenen boogbrug uit 1843 naar de hoofdingang. Aan de achterzijde heeft het op elk hoekpunt een arkeltorentje en hier bevindt zich eveneens een boogbrug die via een achteruitgang toegang geeft tot de kasteeltuin. De uitspringende hoektoren, gelegen op de overgang tussen beide vleugels, is het oudste deel van het kasteel en dateert nog uit de 15e eeuw. Deze was aanvankelijk als ronde toren gebouwd, maar is in de 17e eeuw achthoekig ombouwd.
De voorburcht bestaat uit een U-vormige nederhof met daarin opgenomen een twee verdiepingen hoog poortgebouw uit 1670, zoals aangegeven door jaarankers. Het poortgebouw heeft een hardstenen valbrugfront en is voorzien van een leien piramidedak. Het is het oudste deel van de voorburcht en is bereikbaar via een boogbrug uit ca. 1850. De westvleugel uit 1716 is eveneens als zodanig gedateerd met jaarankers, terwijl de zuidvleugel is voorzien van een sluitsteen met het jaartal 1718. In de noordvleugel bevindt zich een gevelsteen uit 1621, welke afkomstig zou zijn van de hoeve Eijckholt.
De kasteeltuin is een reconstructie aan de hand van opgravingen van en onderzoek naar de Franse rococotuin welke in 1787 door Graaf Vincent van der Heyden-Belderbusch was aangelegd. Oude leifruitrassen, rozen en lavendel, samen met buxus vormen de authentieke beplanting en geven de structuur aan. De tuin is openbaar, een favoriete trouwlocatie en is gratis toegankelijk.
Geschiedenis en bewoners
bewerkenHet kasteel is bekend sinds de 14e eeuw en werd bewoond door diverse adellijke families. Het was aanvankelijk een riddermatig goed en viel als leen onder de Keur-Keulse mankamer te Heerlen en vermeld onder de naam Van Geitsbach tot der Worm. Naar deze familie is het kasteel later genoemd, nadat het eerder als Geitsbach bekend was. In die tijd was het kasteel een vierkant huis met daarvoor een ronde toren en een rechthoekige toren, alle opgetrokken uit Kunradersteen, en gebouwd rond een ommuurde binnenplaats. De eerst bekende eigenaar was de Heer van Strijthagen in 1476, toen het kasteel nog een verdedigbare waterburcht was met buitenmuren om de gracht. In 1498 kwam het kasteel in bezit van de schout van Heerlen, Diederick van Pallandt. In 1542, toen het kasteel in bezit was van de familie Van Hallen, werd het door brand verwoest en rond 1550 weer herbouwd in dezelfde stijl, echter nu met een zadeldak tussen twee trapgevels. De herbouw, uitgevoerd door de familie van Wijlre, geschiedde in baksteen en om het verschil tussen de mergel en de baksteen te verhullen werd het gebouw witgeschilderd.
In 1568 vererfde het aan de familie Van Wylre, die in de volgende eeuw diverse verbouwingen liet uitvoeren, waaronder een uitbreiding aan de zuidzijde in 1650 op de plek van de binnenplaats. Het kasteel bleef tot 1738 in deze familie. In dat jaar overleed Friedrich Wilhelm Freiherr von Wylre, kanunnik te Aken, waarna zijn bezittingen vererfden aan Vicenz Phillip Anton van der Heyden zu Belderbusch.
In de 18e eeuw (1767) werd het kasteel door Maximiliaan graaf van der Heyden-Belderbusch gerestaureerd, en werd voor het kasteel een tuin in Franse rococostijl aangelegd. In 1840 vererfden het kasteel en goederen aan Antoinette Freiin von Böselager (1827-1847), gehuwd met Otto Napoleon baron de Loë-d’Imstenraedt (1821-1897). Na haar overlijden kwam het kasteel in bezit van de baron. Het is vooral deze familie die veel nabijgelegen goederen en boerderijen aankocht, waarmee het goed Terworm flink werd uitgebreid. Tot de aankopen behoorden Douvenrade, de Dries, het Geleenhof en Prickenis.
Eind 19e eeuw (1891) kreeg ook het kasteel en de hoeve zijn huidige uiterlijk, dankzij Franz baron de Loë-Imstenraedt (1857-1938), die een herbouw uitvoerde in neogotische stijl, naar plannen van L. de Fisenne.
Gedurende het grootste deel van de 20e eeuw was het kasteel en het bijbehorende landgoed in handen van de Oranje-Nassau Mijn. Onder het landgoed ligt het gangenstelsel van de voormalige kolenmijn. Op het kasteel woonden in die periode opzichters, kunstenaars, de boswachter en de badmeester. Bij het kasteel lag in die tijd een groot openluchtzwembad, waar hele generaties Voerendalers en Heerlenaren hebben leren zwemmen. Na de mijnsluiting stelden overheidsbestuurders en de ON voor om een grootschalig pretpark te stichten op het landgoed. De Heerlense bevolking liep deze pretparkplannen in 1983 letterlijk en figuurlijk onder de voet in een groots opgezette en breed gesteunde protestmars. In de laatste decennia van de twintigste eeuw raakte het kasteel erg in verval, tot het opgekocht werd door hotelketen Van der Valk. Die restaureerde het kasteel in de periode 1997-1999. Nu is er een hotel en een restaurant gevestigd.
Voor een gemeentelijke herindeling hoorde het kasteel tot de vijf kastelen van Voerendaal.
Externe links
bewerken- Website Kasteel Terworm (geschiedenis)
- Rijckheyt, Kasteel Terworm
- omschrijving kasteel op website Stichting Limburgse Kastelen