Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                

Kunst in Vrijheid

groepsexpositie van kunstenaars in het Rijksmuseum in najaar 1945

Kunst in Vrijheid, met als ondertitel 'Werken van Nederlandse Beeldende Kunstenaars die de Kultuurkamer hebben afgewezen', was een expositie in het Rijksmuseum Amsterdam van 22 september 1945 t/m 15 november 1945.

Kunst in Vrijheid
Gehouden in Rijksmuseum Amsterdam
Data 22 september 1945 t/m 15 november 1945
Organisator Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars, afdeling Beeldende Kunsten
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur
"Voorwaarden tot deelname aan de tentoonstelling Kunst in Vrijheid"
Van de tijdens de oorlog overleden Eugène Lücker waren een zelfportret en vier etsen te zien.

Achtergrond

bewerken

In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd in het Rijksmuseum Amsterdam in de tentoonstelling Onze kunst van heden (1939-1940) werk getoond van Nederlandse kunstenaars. Al kort na de bevrijding organiseerde de afdeling beeldende kunsten van de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen de tentoonstelling Kunst in het harnas in het Stedelijk Museum Amsterdam, waarbij aandacht werd geschonken aan Nederlandse kunstenaars die tijdens de oorlog waren omgekomen en aan degenen die actief waren geweest in het verzet. Nog ten tijde van de voorbereiding voor die tentoonstelling ging een oproep de deur uit voor een nationale tentoonstelling gewijd aan kunstenaars die zich niet hadden aangesloten bij de in 1941 opgerichte Nederlandsche Kultuurkamer. Het was de bedoeling deze opnieuw in het Stedelijk te houden, maar omdat daar geen plaats was, werd het Rijksmuseum benaderd. Hoewel de nieuwe directeur van het Rijks, jhr. David Röell, principiële bezwaren had tegen een tentoonstelling van moderne kunst in zijn museum, maakte hij voor deze keer een uitzondering.[1] Bovendien konden kunstenaars die in de zwaar getroffen gebieden rond Nijmegen en Wageningen woonden, bij het Rijksmuseum aankloppen voor glas en lijsten.[2]

Willy Boers, secretaris van de voorbereidende commissie, maakte het affiche voor de tentoonstelling.[3] De inzendingen van schilderijen en beeldhouwwerken werden beoordeeld door een jury bestaande uit Willy Broers, Bob Bruijn, Max Nauta, Charley Toorop en Jo Voskuil. Koningin Wilhelmina, beschermvrouwe van de tentoonstelling, stelde drie van haar schilderijen beschikbaar.[4] Er werden ruim 700 schilderijen geselecteerd. Over de deelnemende kunstenaars schreef Nauta in zijn voorwoord in de catalogus: "wij, de beeldende kunstenaars die weigerden zich in nationaal-socialistisch verband te voegen, [treden] met ons werk uit de duisternis waarin het verborgen was in het volle licht der openbaarheid. (...) Samen met hun Nederlandsche kunstbroeders exposeeren hier Indonesiërs en West-Indiërs, terwijl ook buitenlandsche schilders werk voor de tentoonstelling afstonden. (...) Tot goed begrip diene, dat enkele der hier vertegenwoordigde kunstenaars zich wel bij de kultuurkamer lieten inschrijven zij deden dit in overleg met illegale contacten om hun verzet te bemantelen."[5] Alle deelnemers aan de tentoonstelling ontvingen de Gerrit van der Veen-penning. De penning ter herinnering aan Gerrit van der Veen werd gemaakt door Hildo Krop en draagt als opschrift "Door hecht verzet de kunst gered van Nazisme".[6] Jan Ponstijn kreeg de eerste uitgereikt.

Op 22 september 1945 werd de tentoonstelling geopend door minster van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, prof. dr. G. van der Leeuw. Frits Huygens, recensent voor het Algemeen Handelsblad, sprak zijn waardering uit voor de opzet van de tentoonstelling: "Ondanks de vermoeiende veelheid, de verschillende uitingen van streven en strijd om de materie en expressie, zijn de organisatoren – de juryleden zelf hebben dagen achtereen gezwoegd om de zalen aan te kleeden – erin geslaagd een zekere overzichtelijkheid in de rangschikking te bereiken en zijn vele wanden naar richting en tonaliteit op zeer gelukkige wijze afgestemd. Een woord van hulde is hier zeker op zijn plaats.[7] Een ander bevestigde zijn positieve indruk van de inrichting, maar vond het beeld van de expositie onzuiver omdat er werk van vóór 1940 hing. Volgens hem had de tentoonstelling als overzichtstentoonstelling daarmee zijn doel gemist.[8] De tentoonstelling zou een maand duren, maar de looptijd werd met ruim drie weken verlengd. De tentoonstelling werd door ruim 25000 bezoekers bezocht.[1]

Deelnemers

bewerken

Deelnemende kunstenaars waren: