De rally zag de terugkeer van regerend wereldkampioen Walter Röhrl, die een Porsche 911 SC ter beschikking kreeg van het team van Jacques Alméras. Röhrl was gelijk competitief en leidde tot in de loop van de tweede etappe, op het moment dat de rally inmiddels de overgang had gemaakt van het asfalt naar het onverhard, waarna de Audi quattro's het tempo begonnen te dicteren. Hun lokale rijder Michele Cinotto maakte indruk en voerde het klassement tijdelijk aan, maar een ongeluk eindigde enige aspiraties voor een thuiszege. Hannu Mikkola was op de meeste proeven veruit de snelste, maar was na problemen aan de motor al vanaf de eerste etappe bezig aan een inhaalrace die hem uiteindelijk niet verder bracht dan een vierde plaats. Het was dit keer Michèle Mouton die het team op sleeptouw nam en na Cinotto's opgave de leiding ook niet meer uit handen zou geven. Ze had een comfortabele voorsprong uitgebouwd, maar aan de vooravond van de slotetappe zorgde een gebroken aandrijfas nog voor de nodige tijdverlies, waardoor haar achtervolger Ari Vatanen nog aardig dichtbij kwam. Zijn concurrent om de titel, Guy Fréquelin, moest na een tam optreden al vroegtijdig opgeven, en om extra punten te scoren gokte Vatanen op de resterende asfaltproeven nog op een waardevolle overwinning, echter raakte daar al snel buitenspel toen hij een steen raakte en daarmee zijn ophanging beschadigde, waardoor hij aan de finish terugviel tot een zevende plaats. Het al eerdere wegvallen van Röhrl bezorgde Henri Toivonen uiteindelijk een sterke tweede plaats en verzekerde Talbot daarmee al bijna van de constructeurstitel. Het podium werd compleet gemaakt door voormalig winnaar Antonio "Tony" Fassina in een privé-ingeschreven Opel Ascona 400, maar de meeste aandacht ging natuurlijkerwijs uit naar Mouton, die historie schreef door de eerste vrouwelijke winnaar te worden in de geschiedenis van het WK rally.