Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
  • du·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
duren
/'dyrə(n)/
duurde
/'dyrdə/
geduurd
/ɣə'dyrt/
zwak -d volledig

duren

  1. een bepaalde tijd in beslag nemen.
    • De kerdienst duurde vrij lang deze zondag.