agaat
- agaat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kwartsgesteente’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- uit het Frans [2]
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | agaat | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | agaat | agaten |
verkleinwoord | agaatje | agaatjes |
agaat
- o (mineraal) een doorzichtige, maar soms ook opake variëteit van trigonaal kwarts en een subvariëteit van chalcedoon
- De binnenzijde van een geode bestaat vaak uit agaat.
- m een stenen voorwerp bestaande of vervaardigd uit [1]
- Zij droeg een halsketting met prachtige agaten.
1. een doorzichtige, maar soms ook opake variëteit van trigonaal kwarts...
2. een stenen voorwerp bestaande of vervaardigd uit agaat
- Het woord agaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agaat" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "agaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ agaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | agaat | agate |
agaat