belt
- belt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belt | belten |
verkleinwoord | beltje | beltjes |
- stortplaats voor afval
- In arme landen leven sommige mensen op de belt.
vervoeging van |
---|
bellen |
belt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellen
- Jij belt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bellen
- Hij belt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bellen
- Belt!
- ▸ Ik heb met haar afgesproken dat ze morgen belt. .[3]
- Het woord belt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belt" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ belt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ belt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
belt | belts |
belt
- belt
- Herkomst onduidelijk
Naar frequentie | 98623 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | belt | beltet | belter | belta beltene |
genitief | belt | beltets | belters | beltas beltenes |
belt, o (met name van Deense zee-engten)
- (aardrijkskunde) Belt (bijv. de Grote Belt)
- belt
belt
- voltooid deelwoord van belle