combinatie

Nederlands

[2] de Nederlands- Vlaamsevlag

Uitspraak

• Geluid:  combinatie    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• com·bi·na·tie

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbinding’ voor het eerst aangetroffen in 1748
• Naamwoord van handeling van combineren (met het voorvoegsel com-) met het achtervoegsel -atie

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	combinatie	combinaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de combinatie v

1. het verband tussen begrippen, zaken, etc
2. het samenvoegen of verbinden van twee of meer afzonderlijke zaken of personen tot een eenheid of een geheel

   • Een combinatie van een sterke accijnsverhoging en voorlichting kan de maatschappij zowel financieel voordeel opleveren als het aantal rokers in Nederland laten dalen.  
   • Toch was er ook nog wat optimisme te vinden in de collecties. In het kanariegeel bij Hermès, bijvoorbeeld, en het roze bij het Japanse Sacai en de combinatie van oranje en roze bij het Antwerpse modehuis Haider Ackermann. 

   ▸ 'Die groene kleur zou misschien iets voor Johanne zijn, haar rode haar is als geschapen voor die combinatie,'ging hij ongelukkigerwijs verder.

   ▸ Ingeborgs vader, baron Von Freital, geloofde niet in de liefde, maar des te meer in geld en afkomst, en vooral in de gunstige combinatie van die grootheden.

3. voertuig met aanhanger of ander gevolg
4. (kleding) kledingstukken die bij elkaar passen
5. (sport) samenspel waarbij de bal vlot rondgaat

   • Binnen vijf minuten kon Kucka van net buiten de zestien na een soepele Slowaakse combinatie uithalen. Hij schoot recht op doelman Neuer. Een vrije trap van sterspeler Hamsik ging via de muur over.  

6. (sport) ruiter en springpaard samen
7. (spel) reeks zetten in het schaak- of damspel die een speler achtereenvolgens doet om een doorbraak te forceren

Synoniemen

• verbinding, vereniging, samenvoegsel, team

Hyponiemen

aandelencombinatie aannemerscombinatie baggercombinatie bewegingscombinatie bouwcombinatie cijfercombinatie dagbladencombinatie damcombinatie diagnose-behandelcombinatie functiecombinatie gelegenheidscombinatie

handelscombinatie hercombinatie inkoopcombinatie klankcombinatie kleurcombinatie kleurencombinatie koel-vriescombinatie lettercombinatie luchtvaartcombinatie marktcombinatie papiercombinatie

partijcombinatie passencombinatie perscombinatie product-marktcombinatie recombinatie regeringscombinatie robotcombinatie schakelaarcombinaties taalcombinatie talencombinatie theatercombinatie

toetscombinatie vakkencombinatie vrachtwagencombinatie was-droogcombinatie wascombinatie wijn-spijscombinatie woordcombinatie

Afgeleide begrippen

combinatiegebruik combinatiekip combinatieklas combinatieklem combinatiekorting combinatielast

combinatiemiddel combinatiemodel combinatiemogelijkheden combinatiemogelijkheid combinatieoefening combinatiepil combinatiepreparaat

combinatieschrijfhaak combinatieslot combinatiespel combinatiestudie combinatietang combinatieteelt combinatietestament

combinatietherapie combinatietoon combinatietrui combinatievaccin combinatievermogen combinatievoetbal

Vertalingen

    1.   

Duits: Kombination (de) v Engels: combination (en) Frans: combinaison (fr) v

Portugees: combinação (pt) v Spaans: combinación (es) v

Gangbaarheid

• Het woord combinatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "combinatie" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.