pour
Naar frequentie | 2319 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to pour |
he/she/it | pours |
verleden tijd | poured |
voltooid deelwoord |
poured |
onvoltooid deelwoord |
pouring |
gebiedende wijs | pour |
pour
- overgankelijk gieten, schenken (laten vloeien)
- «She poured the milk into a bowl.»
- Ze goot de melk in een kom.
- «She poured the milk into a bowl.»
- onovergankelijk stromen
- onovergankelijk gieten, regenen
- pour
pour