Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
  • sa·ni·tair
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de gezondheid’ voor het eerst aangetroffen in 1879 [1]
  • Van het laat-Latijnse sanitas
  • afgeleid van het Franse sanitaire met het achtervoegsel -air [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sanitair -
verkleinwoord - -

het sanitairo [3]

  1. het geheel aan voorzieningen (vaak in een gebouw) voor de gezondheid en verzorging van het lichaam
    • Het sanitair werd grotendeels pas vlak voor oplevering van het huis geplaatst. 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sanitair sanitairder sanitairst
verbogen sanitaire sanitairdere sanitairste
partitief sanitairs sanitairders -

sanitair [4]

  1. met betrekking tot de gezondheid (en verzorging van) (het lichaam)
    • De sanitaire voorzieningen waren goed. 
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]