tonsil
- ton·sil
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘keelamandel’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
- Afkomstig van het Latijnse tonsilla (amandel).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tonsil | tonsillen |
verkleinwoord | (tonsilletje) | (tonsilletjes) |
de tonsil v
- [1] keelamandel
- [1] amandel (spreektaal)
- tonsilboog
- tonsillair
- tonsillectomie
- tonsillitis
- tonsillomycose
- tonsillotomie
- tonsillotoom
- tonsilloliet
- tonsilpijler
1. een amandel
- Het woord tonsil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tonsil" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tonsil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tonsil | tonsils |
tonsil