voetnoot
- voet·noot
- samenstelling van voet en noot [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetnoot | voetnoten |
verkleinwoord | voetnootje | voetnootjes |
- aantekening aan de onderzijde van een pagina
- Met de brief die Rutte en minister Koenders (Buitenlandse Zaken, PvdA) maandag naar de Tweede Kamer stuurden, lijkt desalniettemin een oplossing in zicht. In het binnenland weet het kabinet zich verzekerd van steun om met de Europese partners en Oekraïne te gaan onderhandelen over een speciaal voor Nederland juridisch bindende verklaring, waarin staat hoe het associatieverdrag gelezen dient te worden. Het is de beproefde methode in de Europese Unie die zich kenmerkt door eenheid in verscheidenheid. Europese verdragsteksten staan bol van annexen en voetnoten, louter bedoeld voor binnenlands gebruik door een lidstaat.[3]
- (figuurlijk) aantekening in het algemeen
- Zijn premierschap is niets meer dan een voetnoot in de geschiedenis gebleken.
- Het woord voetnoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voetnoot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ voetnoot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 1 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be