vuren
- vu·ren
- Met vuur wordt het buskruit ontstoken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vuren |
vuurde |
gevuurd |
zwak -d | volledig |
vuren
- inergatief schoten lossen
- Zij vuurden op de aanstormende vijand.
1. schoten lossen
- Leenwoord uit het Oudnoor(d)s, in de betekenis van ‘van vurenhout’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
vuren
de vuren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vuur
- ▸ De Zweden dansen tijdens de midzomeravond om de meiboom en in andere landen worden vuren aangestoken om het verleden te verbranden.[4]
- Het woord vuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vuren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ vuren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vuren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vuren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Zie Wikipedia voor meer informatie.