waarde
- waar·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waarde | waarden waardes |
verkleinwoord | waardetje | waardetjes |
de waarde v
- iets waar een persoon of een groep van personen belang aan hecht, dit leidt vaak tot het stellen van al dan niet geschreven normen; voorbeelden van waarden zijn: gezondheid, vrijheid, zekerheid, geluk
- de mogelijke opbrengst bij het op de markt brengen van een goed of dienst
- resultaat van een meting
- [1] belang
|
- Iemand in zijn waarde laten
Iemand niet tekortdoen
- Iemand/Iets op waarde schatten
Iemand/Iets op de juiste manier inschatten, niet onderwaarderen
- Van nul en gener[lei] waarde
Waardeloos, niets waard
- Alles van waarde is weerloos.[3]
Iets wat kostbaar is, is gauw beschadigd of verdwenen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
waarde
- verbogen vorm van de stellende trap van waard
vervoeging van |
---|
waren |
waarde
- enkelvoud verleden tijd van waren
- Ik waarde.
- Jij waarde.
- Hij, zij, het waarde.
- Ik waarde.
- Het woord waarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waarde" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ www.parool.nl
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Oorspronkelijk een citaat van Lucebert
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be