wals
- wals
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘machine om te pletten’ voor het eerst aangetroffen in 1750 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wals | walsen |
verkleinwoord | walsje | walsjes |
- (werktuigbouwkunde) zware rol om iets mee te pletten
- (techniek) machine om asfalt mee aan te drukken
- (muziek) muziekstuk met driekwartsmaat
- (dans) bepaalde dans, bijvoorbeeld de Engelse wals of de Weense wals
vervoeging van |
---|
walsen |
wals
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walsen
- Ik wals.
- gebiedende wijs van walsen
- Wals!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walsen
- Wals je?
- Het woord wals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wals" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wals" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wals op website: Etymologiebank.nl
- ↑ wals op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be