watergang
- wa·ter·gang
- samenstelling van water en gang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | watergang | watergangen |
verkleinwoord | watergangetje | watergangetjes |
de watergang m
- (waterbeheer) natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
- Rivieren en beken zijn natuurlijke watergangen, en kanalen, tochten, weteringen, vaarten, grachten, waterleidingen, open leidingen, gangen, wijken, prielen, geulen, waterlopen, monden, sloten of greppels kunstmatige.
- (scheepvaart) elk van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt
- Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken.
- [1] waterloop
- Het woord watergang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "watergang" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be