welvaren
- wel·va·ren
- samenstelling van wel en varen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
welvaren |
voer wel |
welgevaren |
klasse 6 | volledig |
welvaren
- ergatief ~ bij voorspoed beleven
- Daar voer hij tegen zijn eigen verwachting wel bij.
- Zonder geluk vaart niemand wel.
Je mag best erop vertrouwen soms wat geluk te hebben.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | welvaren | - |
verkleinwoord | - | - |
het welvaren o
- welstand, goede gezondheid
1.
- Het woord welvaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "welvaren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be