ahogar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ahogar |
ahogaba |
ahogado |
volledig |
ahogar
- a·ho·gar
- ergatief
- laten stikken,wurgen, verdrinken
- onderdrukken (van gevoelens)
- blussen, doven
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ahogar |
ahogaba |
ahogado |
volledig |
ahogar