trombose
Uiterlijk
- trom·bo·se
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bloedstolsel in bloedbaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1]
- met het achtervoegsel -ose
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trombose | - |
verkleinwoord | - | - |
de trombose v
- (medisch) de vorming van een bloedprop in een bloedvat of het hart
1. de vorming van een bloedprop in een bloedvat of het hart
- Het woord trombose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trombose" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "trombose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be