condens

Nederlands

condens op een ruit

Uitspraak

• Geluid:  condens    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• con·dens

Woordherkomst en -opbouw

• , uit het latijn verdichting

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	condens	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de condens m

1. (natuurkunde) water, uit damp gevormd ten gevolge van afkoeling en/of drukverlaging

   • Als er condens in een raam met dubbelglas zit, betekent dat het raam lek is en vervangen moet worden. 

Afgeleide begrippen

   

condensaat condensafvoer condensatie condensatieketel condensatiestreep condensatiewarmte condensatiewater condensator condenser condenseren condensmelk condensor condenspot condensspoor condensvorming condenswater

Vertalingen

    1.   

Engels: moisture (en)

Gangbaarheid

• Het woord condens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "condens" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.