Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Naar inhoud springen

dienstknecht

Uit WikiWoordenboek
dienstknecht anno 1863
  • dienst·knecht
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstknecht dienstknechten
verkleinwoord dienstknechtje dienstknechtjes

de dienstknechtm

  1. (pejoratief) slaaf, iemand die zich teveel door iemand anders de baas laat spelen
    • Je zag, naarmate het aids-virus meer slachtoffers maakte en het feminisme nieuw elan kreeg, in Amerika steeds meer homoseksuele en vrouwelijke kunstenaars naar voren komen die hun lief en leed of dat van de groep waartoe ze zich rekenden tot onderwerp van hun kunst maakten en dat ook nadrukkelijk in de publiciteit brachten, zoals bijvoorbeeld de aan aids gestorven kunstenaar David Wojnarowicz of het kunstenaarscollectief Gran Fury. Ze zagen hun kunst als een sociale daad en noemden zich daarom vaak kunst-activisten. Daarnaast begon de Amerikaanse kritiek zich langzaam het verwijt uit deze kringen aan te trekken de dienstknecht te zijn van een conservatieve, blanke, mannelijke, heteroseksuele belangengroep.[2] 
    • Het wordt tijd het aloude spreekwoord in ere te herstellen: de markt is een goede dienstknecht, maar een slechte meester. [3]  
    • Waar komt die verknochtheid aan de zondag als rustdag vandaan? Die is verbonden met het vierde gebod van de oudtestamentische Tien Geboden: ‘Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt; zes dagen zult gij arbeiden al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des Heeren, uws Gods, dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling die in uw poorten is.’ [4] 
  2. gelovige die zich ziet als willoos instrument van Gods wil
    • De makers van de documentaire De zaken van Gods dienstknecht hadden er veel werk van gemaakt. Aan het woord kwamen de opstellers van een onlangs gepubliceerd zwartboek over de Maasbach-kerk en enkele ex-medewerkers die hun schaamte hadden overwonnen en voor de camera hun beklag deden. De een zegt dat het Maasbach-genootschap van zijn invaliditeitsuitkering maandelijks achthonderd gulden inhield en hij met slechts duizend gulden moest zien rond te komen in een gezin met vier kinderen. “Ze hebben me vernederd, tot in het diepst van mijn ziel.” Een ander vertelt dat de nu 76-jarige evangelist Johan Maasbach haar eens had gevraagd hem een kop koffie te brengen en dat ze toen op zijn schoot moest komen zitten en dat hij haar toen onzedelijk had betast. “Hij zei: dit is normaal, het kan, het mag”, aldus de vrouw die er nooit eerder over had durven praten omdat ze bang was dat ze niet geloofd zou worden. [5] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Anna Tilroe 2 juni 1995
  3. G. Manenschijn, 8 mei 2001 NRC
  4. NRC Herman Amelink 6 december 2010
  5. NRC Arjen Schreuder 15 september 1995