just
Uiterlijk
Naar frequentie | 3063 (bijvoewglijk naamwoord) |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
just | juster more just |
justest most just |
- IPA: /dʒʌst/
just
Naar frequentie | 77 (bijwoord) |
---|
just
- terecht
- net, zo-even, zonet
- «He just went home.»
- Hij is zo-even naar huis gegaan.
- «He just went home.»
- alleen maar
- zomaar
- «He just walked in and sat down, as if he lived here.»
- Hij liep zomaar naar binnen en ging zitten, alsof hij hier woonde.
- «He just walked in and sat down, as if he lived here.»
- gewoon
- just about
- just now
op dit moment, net
- just then
op dat ogenblik, op dat moment