keek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  keek    (hulp, bestand)
• IPA: /kek/

Woordafbreking

• keek

Werkwoord

vervoeging van
kijken

keek

1. enkelvoud verleden tijd van kijken
   

   • Ik keek. 
     
   • Jij keek. 
     
   • Hij, zij, het keek. 

   ▸ Overal waar je keek zag je leven in de woestijn. Duikende vogels, mieren, hagedissen en het onophoudelijke gezang van de krekels.

Gangbaarheid

• Het woord keek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keek" herkend door:

93 %	van de Nederlanders;
84 %	van de Vlamingen.

Limburgs

Uitspraak

• IPA: /keːk/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

keek v

1. (palindroom) uitzicht
2. panorama

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	geheel	gemuteerd	verkleind	gemuteerd verkleind	geheel	gemuteerd	verkleind	gemuteerd verkleind
nominatief	keek	cheek	keekske	cheekske	keker	cheker	keekskes	cheekskes
genitief	keeks	cheeks	keekskes	cheekskes	keker	cheker	keekskes	cheekskes
locatief	kekes	chekes	kekeske	chekeske	kekese	chekese	kekeskes	chekeskes
datief	keek	cheek	keekske	cheekske	keker	cheker	keekskes	cheekskes
accusatief	keek	cheek	keekske	cheekske	keker	cheker	keekskes	cheekskes