ui
t
gave
EDUCATIEVE AFDELING
RIJKSMUSEUM
AMSTERDAM
'Informatie voor
Voortgezet
Onderwijs over
verzameling van
het Rijksmuseum
Amsterdam'
RIJKSMUSEUM
KUNST- KRANT
Verschijnt zes maal per
jaar. Prijs: 10 of meer
abonnementen tegelijk op
één adres: f 3,75;
individuele
abonnementen: 1 4,75
0 1986 Rijksmuseum, Amsterdam
een verklaring van woorden met een * is meestal
te vinden in een woordenboek of encyclopedie.
Vol.13, No.2
In dit nummer:
Het slijk der aarde
Over geld in allerlei
gedaantes: munten,
bankbiljetten, maar ook
steen. Hoe kwamen
mensen ertoe om geld te
gaan gebruiken? En,
natuurlijk, over geld in
de kunst, met o.a.
Johannes Vermeer en
Gerard ter Borch.
Het achterste van de
krant
Over een nieuwe tentoonstelling van foto's in
het Rijksmuseum:
Wonen in naoorlogse
wijken.
DECEMBER,1986
**
Het slijk der aarde
Veel of weinig: geld heeft iedereen. Wie geen cent meer
heeft, zal moeten lenen, want zonder geld valt niet te
leven. Voor alles — eten, drinken, kleding, wonen —
moet betaald worden: in klinkende munt, papiergeld of
Slecht geld,
goed geld
per giro.
In deze krant gaat het over geld en andere
betaalmiddelen, over geldhandel en speculatie. De
redactie riep er de hulp voor in van De Nederlandsche
Bank, de centrale bank van Nederland die o.a. de
waarde van onze gulden bewaakt, alle bankbiljetten
uitgeeft en de goudvoorraad bewaakt.
En omdat de Rijksmuseumkunstkrant een kunstkrant
De wet van Gresham
Het wonderbaarlijke
woordenboek,
aflevering twee: van
Everzwijn tot en met
Lauwerkrans.
Het verwonderlijke is dat juist al
Geld ontstond zodra de mens ont-
2111111111111111111111111111111111111111111112
bleven, terwijl de mooie, gave geld-
nastreven van aardse rijkdommen. Tenslotte is het bezit
ging kon bereiken dan wanneer je
stukken werden opgepot. Dit verschijnsel werd in 1558 op schrift
van geld en rijkdommen maar even tijdelijk als het
leven. Het bestaan na de dood, dat was veel belangrijker
probeerde alles zelf te maken. Deze
'arbeidsverdeling' schiep de behoef-
vastgelegd door Sir Thomas Gres-
ham, de vader van het Engelse
te aan een ruilmiddel, dat tevens
maatstaf was om de waarde van
goederen en diensten aan af te
reedschappen en zelfs duurzame
bankbedrijf en pionier van het lenen
en uitlenen tegen rente. Gresham
formuleerde het als volgt: Tad
money always drives out good money' ('Slecht geld verdrijft goed geld
ren (Latijn: 'peals', vergelijk met
pecunia).
woordje 'always'.
Inderdaad heeft de geschiedenis
aangetoond dat het verdringen van
volwaardig geld door minderwaarSir Thomas Gresham, geschilderd
door Anthonie Mor
ontstonden de eerste 'munten'. In
dig geld zich altijd en overal ter
wereld voordoet. Daarom mag je
Gresham's formulering een echte
economische wetmatigheid noemen.
Wisselbank
de praktijk echter ontbrak zo het een
en ander aan die waarborg. Vorsten
en steden, die het recht van muntslag hadden, gaven munten uit met
een lager dan aangegeven gehalte en
verhoogden zo hun inkomsten. Ook
particulieren bedachten allerlei ver-
valsingstrucs, zoals het 'zweten'
(uithollen) en 'snoeien' (rand afsnij-
den). Vandaar dat grote munten
naderhand een randschrift of een
randversiering kregen.
dan het 'aardse slijk'.
altijd uit de omloop.'). Let op het
Op een latere trap van ontwikkeling ging de mens metalen voorwer-
pen gebruiken, zoals staafjes en
De Amsterdamse Bank van Lening
op een tekening van Thomas de
Keyser (1959-1667).
Tekst En Foto's
Op Pagina 2
De oude Munt van Holland was gevestigd in Dordrecht; tot aan de achttiende eeuw was dat de plaats waar de meeste munten geslagen werden.
Dit is een portret van het voornaamste personeel van die Munt in 1617, geschilderd door Jacob Gerritsz. Cuyp. Achter de tafel staat Vrouwe Justitia,
verpersoonlijking van de gerechtigheid. Dat kan te maken hebben met de
eerlijkheid van de Munt -beambten, maar ook met de eigen rechtspraak die
de Munt erop na hield (Dordrecht, Museum Mr. Simon van Gijn).
0111114110•41111~0101100•11111119
De geldwisselaar
=...._
<
ders waarschuwden nogal eens tegen geldzucht, het
hogere graad van behoeftenbevredi-
schijfjes. Deze kregen als waarborg
voor een vast gewicht en gehalte een
officieel waarmerk, een stempel. Zo
mi
MI .....
WI
N
prijs van schilderijen, prenten, zilveren bekers of
Aziatische beeldjes — maar wel over rijkdom en geld in
schilderijen. Zestiende- en zeventiende-eeuwse schil-
deze verminkte munten in omloop
voedingsmiddelen: kralen, schelpen, huiden, vishaken, zout (Latijn:
`sal', vergelijk met salaris) en runde-
=:—. --
is, hebben we het ook over kunst en geld. Niet over de
dekte dat je met ruilen een veel
meten. De allereerste ruilmiddelen
waren waardevolle sieraden en ge-
=.=
ISSN 0166-9508
=
=
—
.-=-5
=
-=
20 grams zilveren munt en
morgen stijgen tot 30 gram
zilver.
In de Middeleeuwen waren vele
muntsoorten in omloop, alle-
,._
:=
...-
Geldwisselaars hadden een twijfelachtige reputatie. Op dit schilderij
van Quinten Matsijs zijn ze niet op
hun voordeligst afgebeeld: gemene
woekeraars.
maal verschillend in gewicht en
gehalte aan goud en zilver. Het
was daarom steeds nodig om de
waarde van de munten te meten
en evengoed om de waardeverhouding tussen een zilveren en
gouden munt vast te stellen. Dit
laatste werd des te moeilijker,
omdat de prijzen van goud en
zilver voortdurend schommelden. De waarde van een munt
van 10 gram goud kan bijvoorbeeld vandaag gelijk zijn aan een
hij de munten vallen. Aan de
klank kon hij dan horen of die
Het woord 'munt' stamt af
van het Latijnse 'moneta', dat
'de vermaanster' betekent.
Moneta was de bijnaam van
Juno Capitolina, de godin van
Goede Raad. In haar tempel
vestigden de Romeinen in de
3de eeuw de Munt van Rome.
Hier konden de burgers hun
goud en zilver laten omsmelten
en tot munten laten slaan
(Vergelijk: Engels 'money';
Frans 'monnaie'; Duits
'Mbnze').
echt of vals waren, want alleen
klinkende munt, ping-ping, was
••••••••••••••••••••
De geldwisselaar werd door de
overheid aangesteld in belangrijke handelscentra en was gespecialiseerd in het meten van
de inhoudelijke waarde van
Een geldkistje (ook te gebruiken
voor juwelen) uit ca. 1500. Het is
iets minder dan 10 centimeter hoog
en gemaakt van hout, bekleed met
leer en beslagen met ijzer. Museum
Boymans-Van Beuningen,
Rotterdam.
,--9llilliwilliollinisolloommillindisminiiiiiiimmommooloommoolloonollow 12:
Munt
munten. Op zijn marmeren wisseltafel, de 'banco' genoemd, liet
goed geld. Ook woog hij de
munten om te kijken of de
In het volgende
munten soms gesnoeid waren.
nummer:
Hij deed dit met een muntweeg-
schaaltje en de bijbehorende
0 IN DE ANDERE
muntgewichtjes. Sinds het eind
van de 15de eeuw gebruikte hij
daarbij ook tarieflijsten, waarin
eg3=3°
de toegelaten munten stonden
afgebeeld onder vermelding van
hun waarde, gewicht en gehalte.
Deze lijsten noemde men een
.--51111111111111111111111111111111111111111111111111111111M111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111M
beeldenaar of figuurboek.
[f
Speelgoed
In samenwerking met
het Speelgoedmuseum in
Deventer gaat het over
poppen, bikkels, kolfstokken, stoommachines
... en over spelletjes in
kunstwerken.
2
RijksmuseumKunstKrant
Vol.13, No.2
FINANCIËLE PAGINA
Zeepbel
De Amsterdamse Wisselbank in Frankrijk
Bank uit nood geboren
De 15de en 16de eeuwse ontdek-
vertrouwen in de AWB en in
kingsreizen leverden een schat
aan goud en vooral zilver op.
Daardoor stegen in West-Europa de prijzen van goederen en
haar girale betalingstelsel kreeg
een stevige deuk. In 1819 sloot
de bank voorgoed haar deuren,
diensten. Maar in Engeland,
Nederlandsche Bank, een bank
die oorspronkelijk juist tot taak
kreeg met krediet de economie
vijf jaar na oprichting van de
Frankrijk en Nederland bleef de
loonstijging achter bij de prijsstijging. De winsten stegen en zo
werd de grondslag gelegd voor
het latere kapitalisme.
Spanje besteedde veel van het
koloniale goud en zilver aan
oorlogsvoering, liefst 70% van
de rijksbegroting. Zo stroomde
er in de 16de eeuw veel geld naar
Frankrijk en in de 17de eeuw
naar Nederland. Dat geld bestond uit een bonte verzameling
munten van uiteenlopend gehal-
te aan goud en zilver. Een
handboek voor geldwisselaars
uit het jaar 1606 noemt niet
minder dan 341 zilveren en 505
gouden munten. Bovendien was
de werkelijke -waarde van de
munten vaak lager dan de beweerde of nominale waarde. Dit
kwam doordat overheden die
het recht van muntslag hadden,
knoeiden met het gehalte, om
hun inkomsten te vergroten.
Bovendien bestalen de burgers
elkaar door stukjes van de mun-
ten af te snijden (het `snoeien'),
alvorens ze uit te geven. Voor
een koopman was het dus een
hele toer om de juiste waarde
van de hem aangeboden munten
vast te stellen.
Moeilijkheden dus te over.
Als oplossing werd in 1609 de
Amsterdamse Wisselbank opge-
richt, die we verder AWB zullen
noemen. Een koopman kon bij
de AWB zijn munten laten
waarderen en in bewaren geven.
Als maatstaf voor waardering
gebruikte de AWB een rekeneenheid: de bankgulden. In ruil
voor het afgestane geld kreeg de
koopman een tegoed bij de
AWB. Als hij een andere
koopman wilde betalen, dan kon
hij twee dingen doen: óf munten
uit zijn tegoed opnemen, óf het
leven in te blazen. Die taak is
De Bank van Lening begon in een aangetimmerd hokje aan het oude
Amsterdamse stadhuis: naast het boekenstalletje dat daar al stond. Op
Pieter Saenredam's schilderij van het oude stadhuis is de bank gesloten.
gold en niet de nominale waar-
later door de handelsbanken
overgenomen, zodat de Nederlandsche Bank zich tegenwoordig geheel kan wijden aan een
bijzondere opdracht: het gezond
houden van de gulden.
John Law was Schot van
geboorte en beroepsgokker. Hij
hield van geld en had een eigen
geldtheorie ontwikkeld. Volgens
Law was de hoeveelheid geld die
in de maatschappij circuleert
niet afhankelijk van een bepaalde dekking aan goud en zilver,
maar van de vraag naar goederen
en diensten. Daarom is het geld
voldoende gedekt, wanneer het
afkomstig is van een officiële
bank.
alleen maar ingewikkelder.
ommekeer. Vooral de Engelse
oorlog van 1780 bracht zware
verliezen toe aan de VOC. Als
gevolg moest de AWB zich in
steeds groter bochten wringen
om aan haar verplichtingen tot
betalen (het teruggeven van
gestorte gelden) te voldoen.
In 1672, toen de legers van
Lodewijk XIV Amsterdam na-
Uiteindelijk ging de bank er
In 1716, aan de speeltafel,
legde John Law zijn theorie uit
aan de Hertog van Orleans, die
toen regent was voor de 7-jarige
Franse Koning. Deze bleek een
gretig toehoorder. Nog in hetzelfde jaar opende de 'Banque
Royale' in Parijs haar deuren.
Het beginkapitaal bedroeg zes
zelfs toe over om de hoeveelheid
miljoen Franse ponden (`Li-
de. Bovendien kwam de muntslag geleidelijk in handen van de
centrale overheid en verbeterde
de kwaliteit van het gemunte
geld. Toch werd het probleem
van het vertrouwen in geld
derden, werd de AWB bestormd
door wantrouwige klanten. Er
was toen nog geen reden voor
paniek, want de bank had keurig
al het gestorte geld bewaard.
geld die per keer kon worden
opgenomen, te beperken. Het
vres'). De werkwijze was een-
6641•414111011411110*******414104141,11601141114111111•041411141410
Maar het tij keerde en de
Bankmuseurn
AWB vergat de bakens te
Het Bedrijfsmuseum van de
Nederlandsche Bank dateert
uit de beginjaren '80 en bevindt
zich in de nok van een aantal
fraai gerestaureerde vroeg
I8de eeuwse pakhuizen, gelegen aan de Achtergracht. Een
bezoek aan dit museum is uitsluitend mogelijk in groepsverband, op werkdagen. Bezoekaanvragen moeten minstens
zes weken voor de bezoekdatum schriftelijk of telefonisch worden ingediend bij de
Afdeling Externe betrekkingen
en voorlichting van de Nederlandsche Bank, Postbus 98,
1000 AB Amsterdam, tel.: 0205243809/3705. Het Bedrijfsmuseum is een onderdeel van
het Voorlichtingscentrum van
de Bank dat vooral interessant
is voor scholieren met economie in hun pakket van de
hoogste klassen HAVO, VWO
en MBO.
verzetten. Het ging mis met de
AWB toen de bank teveel
krediet aan de verlieslijdende
Verenigde Oost-Indische Com-
pagnie (VOC) gaf.
Tussen het stadsbestuur, dat
tevens eigenaar was van de
AWB, en de directie van de
VOC bestonden goede banden.
Vaak waren zij een en dezelfde
persoon. In de 17de eeuw was de
VOC een solide* en solvabele*
onderneming, maar had af en
toe gebrek aan liquiditeit*,
bijvoorbeeld wanneer een konvooi niet op tijd binnenliep.
Geen probleem: de VOC kreeg
dan een kortlopend krediet ... uit
het geld dat door anderen bij de
AWB gestort was. Let wel dat de
AWB hier de eerste stap zet op
de weg van het moderne bankie-
ren. Dit ging allemaal goed,
zolang de VOC wèl voer. Maar
in de 18de eeuw kwam de
a
•04141041•1401410•11111111114111*******41141111***41•41414111111M14141•11
voudig. De bank gaf krediet,
vooral aan de behoeftige Franse
Staat, en betaalde dat met
zelfgeschapen papiergeld. De
Staat kon met deze bankbiljetten betalen. Om te verzekeren
dat ze werden aangenomen,
werden de bankbiljetten door de
Staat tot wettig betaalmiddel
verklaard ter voldoening van
belastingen. De bank garandeerde volledige verzilvering
van de bankbiljetten tegen de
erop aangegeven waarde. Zodoende boden de bankbiljetten
zekerheid tegen muntverval-
sing. Het gevolg was een herstel
van vertrouwen in de economic.
Prijzen en investeringen stegen en de bank opende overal
bijkantoren. Dit werkte zo bemoedigend, dat de bank instemde met een krediet aan de Staat
van maar liefst anderhalf miljard
pond. De Staat wilde hiermee in
één klap al haar lopende oorlogsschulden aflossen. Maar er
dreigde een groot gevaar. Al dat
papiergeld zou een geweldige
inflatie* veroorzaken, tenzij het
voor langere tijd kon worden
bedrag laten overschrijven. Zo
werd de AWB de eerste girobank in Noord-Europa.
Met de komst van de AWB en
soortgelijke banken in ZuidHolland en Zeeland verdween
het profijt van het knoeien en
snoeien. Immers, alleen de
metaalinhoud van een munt
RIJKSMUSEUM
KUNST- KRANT
DE RIJKSMUSEUMKUNSTKRANT VER-
SCHIJNT ZES MAAL PER JAAR TUSSEN
OKTOBER EN APRIL. UITGAVE: RIJKSMUSEUM, TELEFOON (020) 732121, TOESTEL 150.
DE ARTIKELEN OVER GELD EN DE FINANCIËLE PAGINA WERDEN GESCHREVEN
DOOR PIERRE VAN ERVE VAN DE NEDERLANDSCHE BANK. HET ARTIKEL OVER
GELD IN DE KUNST IS VAN WIM HONDERS.
HET ACHTERSTE VAN DE KRANT WERD
SAMENGESTELD DOOR HELENE DAMEN EN
Tom VAN DER MEER; HET WONDERBAARLIJK WOORDENBOEK DOOR ANNEMARIE
VELS HEIJN EN FIEKE TISSINK.
FOTO'S: FOTODIENST RIJKSMUSEUM
(TENZIJ ANDERS VERMELD); ZETWERK:
MIDDLETON;
VORMGEVING,
PIET
SCHREUDERS; LITHO'S EN DRUK: MART.
SPRUIJT B.V., AMSTERDAM
ADRESSENBEHEER. BESTAND EN ADMINISTRATIE: RIA TOL & ADRESSEERSECTIE
ALGEMENE SECRETARIE MINISTERIE VAN
WVC
ABONNEMENTEN JAARGANG 1 9 8 6 /
1987: 10 OF MEER TEGELIJK OP EEN
ADRES F 3,75 PER ABONNEE: INDIVIDUELE ABONNEMENTEN: F 4,75
BETALING UITSLUITEND DOOR STORTING
OP POSTGIRO 425180 T.N.V. RIJKSMUSEUM AMSTERDAM, ONDER VERMELDING
VAN '... EXEMPL. RMKK 1986-1987'
Een van de eigenschappen die
een goed moet hebben om als
geld te worden gebruikt is dat
het schaars moet zijn. Er moet
inspanning, arbeid, nodig zijn
om dat goed te verwerven. Maar
dit is niet alles. Het goed moet
ook door iedereen gewild zijn.
Bovendien moet het goed duurzaam (niet bederfelijk) zijn en
deelbaar in brokken van verschillende grootte, waarvan de
waarde gemakkelijk vast te
stellen is omdat ze allemaal
dezelfde, gelijke structuur hebben. En als laatste is het
belangrijk dat kleine, makkelijk
draagbare brokjes van dat goed
nog een behoorlijke waarde
hebben. Al deze eigenschappen
Op Yap
Het grootste
geld
ter wereld
heid van Yap en heten daar
'Rai'. Het wonderlijke van dit
geldstelsel is dat aan de voorwaarde van handige, kleine
eenheden niet is voldaan. Voor
het vervoer van de kleinste Rai is
Rai, hoe groter zijn waarde,
maar ook: hoe onvervoerbaarder. Je zou hieruit kunnen
opmaken dat de eigendomsoverdracht van een grote Rai onmogelijk wordt, en dat de geldfunc-
tie ophoudt. Maar neen: ver-
gelegen eiland en per kajak
Een portemonnee op Yap
Zo gezegd, zo gedaan. De
belangstelling was enorm. In de
kleine beurs aan de Rue Quincampo ix stegen koersen en
omzetten tot duizelingwekkende hoogten. Mensen die in het
begin een paar duizend pond
hadden belegd, waren in korte
tijd miljoenen rijker (Hier komt
de naam `miljonair' vandaan).
Als beloning werd John Law,
die intussen aan de monding van
de Mississippi New Orleans had
gesticht, benoemd tot Hertog
van Arkansas.
Het leek allemaal heel mooi,
maar in feite was het een grote
vicieuze cirkel. Law leende geld
aan de Staat. De Staat ontving
bankbiljetten en betaalde het
volk hiermee. Het volk ruilde
die bankbiljetten voor aandelen
in de Mississippi Compagnie ...
die het geld niet gebruikte voor
haar bedrijf, maar weer uitleen-
de aan de Staat, die er zijn
uitgaven mee financierde, enzovoorts. De Mississippi Compag-
nie bleek in de praktijk niet veel
meer te zijn dan een papieren
onderneming, een zeepbel.
Begin 1720 meldde zich een
klant bij de Banque Royale, met
drie karren vol bankbiljetten en
het verzoek deze even te verzilveren. Andere klanten volgden.
Het vertrouwen in de bank
kleine aankopen, zoals van kippen en varkens. Hoe groter de
Hoewel Yap uit koraal bestaat,
ligt het vol met een soort
schijven gemaakt van kalksteen.
Ontelbare generaties Yapbewoners hebben die kalksteen gedolven op een 500 kilometer verder
ploiteren waar geweldig veel
goud zou zitten. De aandelen
van deze onderneming zouden
onder andere kunnen worden
gekocht met de zojuist genoemde anderhalf miljoen pond.
moest met spoed hersteld worden: enkele duizenden arbeiders
span (50-75 cm) dienen voor
Yap. Dit is een eiland in de
Caroline archipel (USA), ten
noorden van Nieuw Guinea.
de Mississippi moest gaan ex-
tussen duim en middenvinger,
en meet 9 inch of ongeveer 23
cm). Een gat in het midden is
voor een draagstok.
De schijven zijn de geldeen-
nodig. Kleine vervoerbare Rai's,
met een middellijn van 2 tot 3
aanwezig in het geldstelsel van
onderneming op, een staatsmonopolie, die de gebieden langs
(Een 'span' is de spanwijdte
altijd nog een ijzersterke Yap
— behalve de laatste — zijn
ingevoerd. Precies volgens traditioneel voorschrift hebben zij
er toen discusvormige schijven
van gemaakt, met een middellijn
die varieert tussen 2 en 4 span.
omgezet in kapitaal ('consolidatie'). Hiervoor wist Law wel een
oplossing. In 1719 richtte hij een
plaatsing van het goed (dat sterk
onroerende kenmerken heeft) is
helemaal niet nodig. De nieuwe
eigenaar laat het gevaarte rustig
staan in de tuin van de vorige.
(vervolg op pag. 3, kol. 1)
marcheerden door de Parijse
straten, zogenaamd op weg naar
de goudmijnen van Louisiana.
Al snel werd duidelijk dat het
een bedrieglijke publiciteitsstunt was. De 'arbeiders' waren
in werkelijkheid geronselde bedelaars, waarvan de meesten in
de haven te horen kregen dat ze
maar beter thuis konden blijven.
De bank reageerde met harde
maatregelen: de opnamemogelijkheid werd beperkt en toen dit
onvoldoende bleek, werd het
iedereen verboden goud en
zilver te bezitten (Om dit verbod
af te dwingen, werden verklikkers ingeschakeld die een deel
van de buit zelf mochten
houden).
Maar het mocht niet meer
baten. In juli 1720 bestormde
een ziedende menigte de
Banque Royale. John Law
vluchtte naar Venetië, deflatie,
depressie en een diepgeworteld
wantrouwen tegen banken en
papiergeld achterlatend.
RijksmuseumKunstKrant
Vol.13, No.2
Op Yap
(vervolg van pag. 2)
Veel belangrijker is dat iedereen
weet wie de nieuwe eigenaar is.
De onzichtbare eigendom is
du § een heel gewoon verschijnsel op Yap. Een extreem voorbeeld is dat van een man die zijn
Rai, een enorme knaap, in zee
verloor toen hij hem aan land
wilde brengen. Er waren veel
getuigen die konden bevestigen
hoe groot de steen was en hoe
goed de kwaliteit (ook de
structuur en kleur van de steen
zijn voorgeschreven). De Rai
ligt nog steeds op de bodem van
de zee, maar zijn eigenaar geldt
als een vermogend man. Welbeschouwd is deze situatie vergelijkbaar met het geldstelsel in de
Westerse wereld, waar men
rijkdom ontleent aan onder de
grond gestopte goudbaren: in de
kelders van de nationale banken.
Tot op de dag van vandaag,
hoewel de dollar nodig is voor de
financiering van de invoer,
gebruiken de Yap -bewoners de
Rai als geschenk bij feestelijkheden, of om grond, een huis of
een kajak te kopen. Toch lijkt
het erop dat het Raistelsel zijn
beste tijd heeft gehad. De
bevolkingsgroei op Yap loopt
sterk terug en als gevolg daarvan
wordt de Rai steeds minder
schaars.
Tabak wettig
betaalmiddel
In de beginjaren van de 17de
eeuw gebruikten de eerste kolo-
nisten in Virginia tabak als
ruilmiddel. Tabak had namelijk
een bijzondere eigenschap: het
werd geteeld in plaats van
gedolven of gedrukt. Daarom
werd het aanbod van tabak niet
bepaald door toeval of overheidsbesluiten, maar door de
planters. De regering van de
tabaksstaten Virginia, Carolina
en Maryland waren dan ook van
meet af aan bezig met produk-
tiebeperkingen. In 1666 sloten
zij zelfs een verdrag waarbij
gedurende een jaar de hele
tabaksponden, gold een onveranderde hoeveelheid tabak als
betaling van die schuld. Geen
wonder dus dat het voornamelijk uit planters bestaande parlement van de staat Virginia in
1642 een wet aannam, die alle
handels- en krediettransacties
uitgedrukt in goud en zilver
verbood, en zodoende tabak
bevorderd tot wettig betaalmiddel.
De tabaksprijs, uitgedrukt in
ponden sterling, vormde tevens
de wisselkoers tussen de koloniale en de Britse valuta. Als de
tabaksprijs daalde, bijvoorbeeld
tabaksteelt werd stopgezet. Nu
van 12 tot 6 pence, werkte dit
was het zo dat een overproduktie
van tabak, bij een gelijkblijvend
aanbod van de overige goederen
onmiddellijk door in de wisselkoers en de invoer uit Engeland
werd twee maal zo duur, terwijl
en diensten, automatisch ge-
de koloniale produkten twee
paard ging met scherpe prijsstij-
maal zo goedkoop werden voor
gingen in tabaksponden. Dus
Engeland. Tegenwoordig zou
men dit een prototype van een
zwevend
wisselkoersstelsel
noemen.
De wet van 1642 maakte al
spoedig duidelijk aan hen die 2
bij 2 konden optellen, dat
laagkostende produktie van
slechte tabak zeer lonend kon
zijn. Een pond tabak is immers
een pond tabak, goeie of kwaaie
daar hadden de planters weinig
aan. Maar ze hadden wel
voordeel op een andere manier.
Want in de landbouw is het
normaal dat prijsdaling tengevolge van de overproduktie van
goederen waarvan de vraag
nauwelijks door die prijsdaling
stijgt, een rampzalige weerslag
heeft op het boereninkomen:
want de schulden (in gewoon
geld) moeten onveranderlijk
met dat verlaagde inkomen
worden voldaan. Zolang echter
tabak dienst doet als geld, en de
schuld dus was uitgedrukt in
soort. Alweer een voorbeeld van
Gresham's wet: `slecht geld
verdrijft goed geld altijd uit de
omloop'. Er was namelijk niemand zo gek om mooie goudgele
bladeren af te geven als een paar
vieze kruimeltjes ook wettelijk
geoorloofd waren. In feite dus
dezelfde situatie als in Nederland in de tijd van het munten
'snoeien'. De oplossing van dit
probleem vertoonde ook gelijkenis. Want in navolging van de
vroegere Amsterdamse Wisselbank werden depotbewijzen afgegeven waarop vermeld werd
Rekenbord — De Romeinen noemden
het rekenbord 'abacus'. Het was een
houten bord in een aantal evenwijdig
lopende groeven verdeeld, waarop schijven of steentjes (calculus) konden worden
gelegd. De eerste groep was voor de
eenheden, de volgende voor de tientallen,
dan de honderdtallen enz. De tussenruimte heette spatium. Met dit rekenbord
werd ook echt gerekend. Ook de
Chinezen en andere Mongoolse volken
kenden het rekenbord. Het werd door hen
in Rusland ingevoerd en vandaar kwam
het ook naar West Europa. In China en
Japan wordt het nog wel gebruikt,
alhoewel het er iets anders uitziet dan de
abacus. In de Middeleeuwen werd ook
wel gebruikt gemaakt van rekendoeken.
Ons telraam is van de abacus afgeleid en
Zolang er vertrouwen heerst dat
de bankier voldoende goud heeft
ter dekking van het omlopende
papier, peinst geen mens erover
om tijdens het boodschappen
doen met een zak metaal van een
hoog soortelijk gewicht te lopen
zeulen.
Toen de eerste Noordamerikaanse koloniën werden gesticht
was er een nijpend gebrek aan
munten met kleine nominale
waarde. Begrijpelijk dus, dat de
kolonisten vanaf het prille begin
experimenteerden met vervangingsmiddelen voor geldelijke
metalen. Dit surrogaatgeld werd
minder hoog aangeslagen dan
goud en zilver dat gebruikt werd
voor de buitenlandse handel en
bleef daarom in omloop (vergelijk de wet van Gresham).
Handel met de indianen
leidde ertoe om als eerste
vervangingsmiddel de zogenaamde Wampun (ook wel
sewant, peake of roanoke genoemd) van hen over te nemen.
enkele tientallen jaren geleden werd het
nog gebruikt bij het rekenonderwijs.
Rekenpenning — De stad Neurenberg
was de belangrijkste leverancier van
rekenpenningen voor particuliere doeleinden. Ook in Doornik en minder
frequent in de munthuizen van de
Noordelijke Nederlanden, werden rekenpenningen geslagen. Na de opkomst van
de Arabische rekenmethode werden ze
vaak als fiches bij verschillende spelen
gebruikt. Met name tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden ze als propagandamiddel gebruikt.
Hans Bollongier, Stilleven met bloemen, 1939. Rijksmuseum Amsterdam
vergaan. Zo'n schilderij heet
daarom ook wel een `vanitasvoorstelling' ('vanitas' is Latijn
en betekent vergankelijkheid).
Het bloemstilleven van Hans
Bollongier is hiervan een fraai
voorbeeld.
Dit `blomglas', zoals zo'n
bloemstilleven in de 17de eeuw
werd genoemd (het woord 'stilleven' moest nog uitgevonden
worden), bestaat uit rozen en
tulpen die samen in één vaas zijn
Dit waren kralen, met veel
geduld en vakmanschap gesneden uit witte en donkerpaarse
('zwart' in de volksmond) schelpen. Aaneengeregen tot snoeren
of genaaid op leder, vormden
deze kralen belangrijke rituele,
culturele en zelfs historische
elementen. Dat ervoer William
Penn toen hij in 1682 van de
Lenni-Lenape-indianen
een
wampunkleed kreeg aangeboden dat een voorstelling vormde
van de overdracht van het
grondgebied dat Pennsylvania
zou heten. In losse staat, waarbij
de wisselkoers van 1 zwarte kraal
op 2 witte was bepaald, vormde
het wampun een wijdverbreid
betaalmiddel (in Massachusetts
in 1641 zelfs wettelijk) met een
zeker maximum wat betreft de
omvang van de transactie. De
officiële koers was 6 witte
kralen= 1 penny.
Wampun ontleende zijn
waarde aan de bereidheid van de
Indianen om de kralen te ruilen
tegen beverhuiden. In feite
waren zij dus de centrale
bankiers van het Wampungeldstelsel. Blanke kolonisten slaagden er in om binnen twee
generaties dit ingenieuze geldstelsel te vernietigen. Die vernietiging had nog wel enig
respect afgedwongen indien deze op even ingenieuze wijze was
geschied als de opbouw ervan.
Helaas was, zoals zo vaak,
domme hebzucht de oorzaak,
want er was niet veel denkwerk
voor nodig, met een potje zwarte
verf en een kwastje, de waarde
van de hoeveelheid omlopende
kralen te laten toenemen.
Bovendien drong de koloniale
beschaving de leveranciers van
de reservevaluta, de bevers,
steeds verder de bossen in. De
huiden werden dermate zeldzaam dat de groeiende hoeveelheid wampun niet meer ingewisseld kon worden en uit de
omloop verdween.
Het Wonderbaarlijk
Woordenboek
Wegwijs in de wonderbaarlijke
wereld der symbolen
Rekenpenning met de portretten
van Filips de Schone en Johanna
van Spanje, ca. 1500 (Koninklijk
Kabinet van Munten, Penningen en
Gesneden Stenen, Leiden)
Bloemen
goud
waard
Een bloemstilleven is vaak meer
dan alleen een mooi boeket. In
veel gevallen is zo'n stilleven
geschilderd met een speciale
bedoeling, als waarschuwing dat
aardse pracht en rijkdom snel
tabak met geld was zó sterk, dat
New Yersey dat geen tabaksstaat was, op zijn papiergeld een
tabaksblad liet drukken met
daarop de simpele mededeling
'To counterfeit is death': = Op
vervalsing staat de doodstraf.
Wampun, een vroeg
Amerikaans geldstelsel
Rekenpenning: geen geld
Een rekenpenning (Frans `jeton') is een muntachtig voorwerp dat werd gebruikt bij het
maken van berekeningen in de
periode dat het arabische cijferschrift (met name de 0) nog niet
was ingevoerd. Het rekenen
geschiedde toen nog met behulp
van Romeinse cijfers, en dat valt
niet mee. De penningen werden
op een rekenbord gelegd (vandaar ook legpenning) of gegooid
(vandaar Fr. leton').
Het Munt-ABC (Omnitrading, Apeldoorn 1984) vermeldt
het volgende:
de hoeveel- en hoedanigheid van
een bepaalde partij tabak. Deze
partij werd opgeslagen in speciaal daarvoor gebouwde staatsschuren. De depotbewijzen
kwamen vervolgens in omloop.
In 1727 werden deze biljetten
wettig betaalmiddel in Viriginia
en bleven dat tot het eind van de
18de eeuw. De associatie van
3
gezet. Zo'n boeket houd je niet
lang goed. Immers, rozen en
tulpen verdragen elkaar niet en
verwelken al snel (zoals ook op
het schilderij te zien is). Op
bloemstillevens komen bovendien vaak slakken en allerlei
insecten voor die zich te goed
doen aan het boeket. Hun
geknaag tast de bloemenpracht
aan. Hiermee laat de schilder
weten dat aardse schoonheid
gemakkelijk vergaat. Bollongier
heeft zich beperkt tot een enkele
slak op de tafel, links op de
voorgrond. Een ander vergankelijkheidssymbool op dit schilderij is mogelijk de tulp zélf.
(vervolg op pag. 4, kol. 1)
EVER
everzwijn, symbool van het Kwaad.
Een vrouw rijdend op een everzwijn
verbeeldt de Toorn
ezel, staat voor luiheid en domheid
fabeldier, een onbestaanbaar dier dat
voorkomt in fabels en andere fantastische verhalen, met b.v. vleugels en
leeuwepoten. Zie oa, draak, eenhoorn
en griffioen
Soms ook menselijke figuren
fakkel, omlaaggehouden en gedoofd:
dood, mislukking.
brandend: symbool van nacht, slaap
Ook attribuut van de heiligen Theodorus en Dominicus. Dominicus'
moeder droomde van een gevlekte
hond met een fakkel in de bek voordat
D. geboren werd
granaatappel, symbool van vruchtbaarheid vanwege de vele vruchtjes in
één omhulsel
vaak ook alleen voor het mooi ter
decoratie toegepast
globe, zie wereldbol
griffioen, fabeldier met het lichaam
van een leeuw en vleugels en snavel van
een adelaar. Volgens de verhalen zeer
sterk
Ook symbool van Christus omdat het
dier deels koning van de aarde (leeuw)
is en deels koning van de lucht
(adelaar). Vaak toegepast als houder
van familie- of stadswapen
haan, symbool van waakzaamheid. Bij
Petrus een herinnering aan zijn
verloochening van Christus (de haan
kraaide).
Ook symbool van Christus die de
duisternis verjaagt.
op torens: symbool van de prediker die
onvermoeid in alle richtingen het
geloof predikt
haas, symbool van de vruchtbaarheid
(evenals het konijn), maar ook in
christelijke afbeeldingen soms het
symbool van de.boetvaardige zondaar
hamer, gebruikt om een spijker in een
hoofd re slaan: Jael vermoordt de
legeroverste Sisera (Oude Testament)
ook: attribuut van de heilige Eloisius
(St. Eloy), die smid van beroep was
handdoek (vaak in combinatie met een
wasbekken) verbeeldt zuiverheid.
In voorstelling met Maria een verwijzing naar haar maagdelijkheid
handen, ineengeslagen: verwijst naar
een verbond, een verdrag, en vaak naar
een huwelijk
hart, symbool van liefde
HOOF
5
brandend: geloof
gevleugeld: het gebed dat opstijgt naar
God
haspel, gebruikt bij het spinnen,
symbool van huiselijkheid, een deugd
die vooral vrouwen past. Ook wel
uitgebeeld door een spinnewiel
hermelijn, als dier: symbool van
kuisheid
als bont (met zwarte stippen): symbool
van koninklijke waardigheid
hert, symbool van de ziel, die dorst naar
het geloof als een opgejaagd hert naar
water.
ook symbool van Christus.
met kruis tussen het gewei, visioen van
de heilige Hubertus, die aldus bekeerd
werd. Hetzelfde overkwam de heilige
Eustachius
hoed, op stok: vrijheidshoed
hond, symbool van trouw, maar
liggende op een kussen soms ook
symbool van wellust,
dansend: verwijst naar de ondeugdelijkheid van de vrouw die ook op het
schilderij is afgebeeld. Soms is de hond
symbool van vraatzucht
hoofd, afgehakt: aan haren vastgehouden het hoofd van Holofernes dat door
Judith was afgehakt (Oude Testament). Soms is te zien dat zehet hoofd
in een zak doet of de zak met het hoofd
bij zich heeft
op schotel:
het hoofd van Johannes de
Doper, door Herodes aan zijn dochter
Salome geschonken omdat ze zo mooi
gedanst had en dit haar hartewens was
door onthoofdezelfgedragen: een heilige
die door onthoofding stierf en zijn
hoofd zelf naar de plaats heeft
gedragen waar hij begraven wilde
worden. Op de plek staat dan vaak een
aan hem gewijde kerk
4
RijksmuseumKunstKrant
Vol.13, No.2
'Tulpenwoede'
De tulp is oorspronkelijk afkomstig uit Midden -Azië. Van-
daar 'verhuisde' hij naar Turkije, waar door kruising allerlei
nieuwe soorten werden verkregen. Uiteindelijk, tegen het eind
van de 16de eeuw, kwam de tulp
in Nederland terecht. In ons
raakte deze exotische
bloem al spoedig in trek als
land
verzamelobject, vooral onder
welgestelden. Het verzamelen
2 ladingen graan
4 ladingen rogge
4 vette ossen
8 vette varkens
12 vette schapen
ca. 500 liter wijn
ca. 3500 liter bier
ca. 1500 kg boter
1000 pond kaas
een bed met toebehoren
een pak van lakense stof
een zilveren beker
van tulpebollen was namelijk
een dure liefhebberij. De prijzen
Ook winkels, huizen, landerijen,
schilderijen en vruchten deden
dienst als ruilmiddel.
De prijzen bleven nog zo'n
acht maanden stijgen, totdat op
3 februari 1637 de bom barstte.
De prijzen gingen dalen, en dat
was voor veel speculanten* het
sein om hun tulpen te verkopen.
Het gevolg was dat de prijzen nu
nog sneller daalden, en iedereen
Hans Bollongiers bloemstilleven ontstond zo'n twee jaar ná
deze Tulpenwoede. De gevlam-
de, veelkleurige tulpen die hij
schilderde behoorden tot de
duurste soort. Het ligt daarom
voor de hand dat de schilder met
dit bloemstilleven heeft willen
verwijzen naar de vergankelijk-
heid van aardse rijkdom.
probeerde zo snel mogelijk z'n
tulpen van de hand te doen. De
markt stortte in, en veel mensen
bleven berooid en met schulden
achter.
wijzen naar het beroep van de
man.
van bollen lagen erg hoog,
vanwege het beperkte aanbod en
de steeds toenemende vraag. Al
in 1624 werd er voor een enkele
bol maar liefst f 2400,— geboden.
Even afrekenen
Ook de voorwerpen op een door
Maarten van Heemskerck ge-
Wat de prijzen nog verder
schilderd portret verwijzen naar
opdreef was de ontdekking dat
de aanschaf van tulpebollen een
uitstekende manier was om geld
te beleggen. Menigeen kocht
het beroep van de geportretteerde.
bollen in de hoop schatrijk te
worden door zo'n tulpebol tegen
een nog hoger bedrag te vérkopen. Het gevolg was dat tussen
december 1634 en mei 1636 de
prijzen zich vertien- of zelfs
vertwintigvoudigden. Die pe-
riode wordt de tijd van de
'Windhandel' in tulpen, oftewel
de 'Tulpenwoede' genoemd.
Een voorbeeld: iemand kocht in
die dagen een van de duurste
Ltirck Jacobsz. (toegeschreven), Onbekend echtpaar, 1541. Amsterdams
Historisch Museum
bollen met goederen in plaats
van met geld. Hij betaalde toen
het volgende:
Hiernu- en
hiernamaals
Ook portretten bevatten vaak
waarschuwingen dat het aardse
vergankelijk is. Zo'n soort vingerwijzing komt letterlijk voor
op een aan Dirck Jacobsz.
toegeschreven portret van een
helemaal zeker. De Voorzichtigheid, een van de vier belangrijkste deugden, wordt meestal
derij wijst het echtpaar onder
andere op een aantal gouden
schijven en een beurs met
muntstukken op tafel. Dit geld
waarschuwt tegen de ijdelheid
van aardse rijkdom. Immers, het
leven op aarde is, zoals de
schedel aangeeft, van korte
duur; de tijd verglijdt zoals het
zand in de zandloper. De teksten
aan de wand spreken niet
minder duidelijke taal. De tekst
links begint met de volgende
5
Lc
1
hooiwagen, symbool van de hebzucht.
De hebzuchtigen bespringen de hooiwagen, omdat de hooi bedriegelijk op
goud lijkt.
hoorn des overvloeds, hoorn (soms
gevlochten van stro of gebakken van
klei) gevuld met bloemen, vruchten,
groenten etc., symbool van vruchtbaarheid. Vaak ook alleen bedoeld
voor het mooi
iris (zwaardbloem), in voorstellingen
met het Christuskind: verwijst naar het
lijden van Christus. Zie: lis
jongens (3) in een ton, door een slager
vermoord en in een vat met pekel gezet,
door de heilige Nicolaas weer tot leven
gewekt
kaars, gedoofd: symbool van voorbije
maagdelijkheid,
in stillevens: symbool van vergankelijkheid
brandend: symbool van licht, inzicht,
wijsheid,
soms ook: symbool van Christus, het
licht der wereld
kat, symbool van ondeugd, wellust,
begeerte
dansend: wijst op slechte opvoeding
(een kat dansen leren is verspilde tijd)
keeshond, spotttende uitbeelding van
de Patriotten (een Nederlandse politieke beweging in de 18de eeuw), die
naar hun leider Cornelis (Kees) de
Gijselaar Kezen werden genoemd
kelk, met draakje of slangetje erin,
attribuut van Johannes de Evangelist
c
P
A
E
C
rair= reinheid, waarheid, liefde, geloof
blauw= onschuld, oprechtheid (vaak
gebruikt in de kleding van Maria)
rood= liefde, lijden
groen= hoop, nederigheid
geel= verraad, afgunst (Petrus is vaak
gekleed in geel en blauw ter herinnering aan zijn verloochening van Christus en zijn berouw daarna)
zwart= dwaling, rouw
bruin= nederigheid, armoede (de
kleding van by. de heilige Franciscus)
stellende/ ende de weldaeden godts
niet is bedachtich/ die verdomenisse sal hem sijn versnellende'.
Met andere woorden, wie in
plaats van aan God uitsluitend
aan geld denkt, maakt bij zijn
dood een goede kans op een
enkele reis naar de hel. Alleen
door een christelijk leven te
leiden vergroot men z'n kansen
op het eeuwige leven. Vandaar
de gekruisigde Christus, in het
landschap dat te zien is door het
venster links op de achtergrond.
Behalve de gouden schijven
en de geldbuidel bevinden zich
nog andere voorwerpen op tafel,
zoals een stempel (met een bol
handvat), een kluwen touw, een
stapel brieven, een inktstel en
een zandstrooier. Met zo'n
zandstrooier werd fijn zand op
een zojuist beschreven vel
(brief)papier gestrooid om de
natte inkt sneller te laten
drogen. Het grote boek is
waarschijnlijk een rekeningenboek. Al deze voorwerpen ver-
De betekenis van de spiegel
op de achtergrond is niet
afgebeeld als een vrouw met een
slang en een spiegel. Misschien
verwijst de spiegel bij Bicker
daarom naar inzicht en verstandig zakendoen. maar het is ook
mogelijk dat de bedrieglijke
schijn van de spiegel opnieuw
verband houdt met de ijdelheid
van aards bezit. Als zodanig
Johannes Vermeer, De parelweegster, 1662-63. National Gallery of Art,
Washington
komt de spiegel bijvoorbeeld
voor op een portret door Quinten Matsijs van een geldwisselaar en zijn vrouw.
boek — vermoedelijk een gebedenboek — waarin een afbeelding te zien is van Maria met het
Ook dit schilderij gaat over de
tegenstelling tussen aardse ver-
Christuskind.
Misschien doelt Matsijs met
gankelijkheid en het eeuwige
leven. De geldwisselaar is in de
weer met het wegen van goudstukken. Het geld, de parels, de
ringen en de rijkversierde
pronkbeker vóór hem zijn stuk
voor stuk voorbeelden van vergankelijke aardse rijkdom. Zijn
vrouw houdt zich echter bezig
met het tegenovergestelde. Terwijl haar man zich bemoeit met
de weegschaal van de geldwisselaar op de Dag des Oordeels. De
bijbel beschrijft dit Laatste Oordeel als de dag waarop de wereld
zal vergaan en de zielen van alle
mensen zullen worden gewogen.
het aardse slijk, bladert zij in een
zeker verborgen in een schilderij
Diegenen die dan te licht
worden bevonden verdwijnen
naar de hel. De anderen gaan
naar de hemel.
Die diepere betekenis zit
van Johannes Vermeer waarop
een vrouw te zien is die parels
staat te wegen. In dit geval zijn
het de parels die verwijzen naar
vergankelijke rijkdom. Heel toepasselijk hangt daarom achter de
parelweegster een schilderij met
het Laatste Oordeel.
Je kunt het toch niet
meenemen
Dat het aardse leven vergankelijk is, daarvan was ook de
bankier Occo zich bewust.
Pompejus Occo werd geboren
in Friesland. Hij heette eigenlijk
(vervolg op pag. 5, kol. 1)
paars= rouw
kleuter (bloot) met vleugels: engeltje,
portret van een vroeggestorven kind,_
ook: Amor die met zijn pijlen mensen
verliefd maakt.
Zonder of met vleugels in historische of
mythologische taferelen, putto, meestal ter decoratie, soms drager van b.v.
een lauwerkrans, een kroon of andere
voorwerpen die met de voorstelling te
maken hebben
Vaak Christuskind, soms Johannes de
Doper en nog vaker gewoon een naakte
kleuter
knots, attribuut van Hercules en
daardoor ook van de Kracht. Ook
attribuut van heiligen die met een
knots gedood zijn, by. Eusebius en
Judas Thaddeus
konijn, symbool van vruchtbaarheid;
zie ook haas
kooi, met vogel erin: symbool van
kuisheid, maagdelijkheid van de daarbij afgebeelde dame
vogel gevlogen: het is gedaan met de
maagdelijkheid
vogel probeert te ontsnappen: vermaning
(F.
V
LAUW
6
vermaning:
`Wie up den penninck syn hert is
Quinten Matsijs, De geldwisselaar en zijn vrouw, 1514. Louvre, Parijs
naamde rekenpenningen, die
men destijds gebruikte om het
optellen van rekeningen -posten
te vergemakkelijken. Die posten
staan in het kasboek dat Bicker
in z'n andere hand opengeslagen
houdt.
onbekend echtpaar. In dit schil-
1-1001
De man op dit schilderij is
misschien Pieter Bicker, die
onder ander eigenaar was van
een Amsterdamse brouwerij. De
munten die Bicker (voor het
gemak noemen we hem maar zo,
maar hij heet dus misschien
anders) lijkt te tellen doen sterk
denken aan de gouden schijven
op het vorige schilderij. Dit zijn
geen geldstukken maar zoge-
-
st
kersen, in de hand van een klein jongetje
gekleed in rokken: duidt waarschijnlijk
aan dat hij van het mannelijk geslacht is
bij het Christuskind: verwijzing naar het
lijden van Christus (kersesap=bloed)
klimop, symbool van de aanhankelijkheid die een vrouw in het huwelijk
moet betrachten
kleuren, in de christelijke kunst vaak
gebruikt vanwege hun symbolische
betekenis:
aan de beschouwer over wat er kan
gebeuren
kroon, hoort bij koningen en keizers,
maar ook Maria (koningin des hemels)
draagt wel een kroon, en stedemaagden. Bij de Amsterdamse stedemaagd
bestaat de kroon soms uit delen van
schepen ter verwijzing naar het belang
van Amsterdam als havenstad
lam, staat soms voor Christus (het lam
Gods), boon ook bij Johannes de
Doper en bij de heilige Agnes (agnus in
het Latijn betekent lam).
lamp, licht, verlichting ook in geestelijke zin, door onderwijs
lauwerkrans, symbool van overwinning. Wordt ook gedragen door
dichters en soms door schilders. Is ook
attribuut van Apollo, de god van de
dichtkunst
Maarten van Heemskerck, Portret van een man, misschien Pieter Bicker,
1529. Rijksmuseum Amsterdam
Dirck Jacobsz., Pompejus Occo, 1531. Rijksmuseum Amsterdam
RijksmuseumKunstKrant
Vol.13, No.2
'Tulpenwoede'
De tulp is oorspronkelijk af-
Ook winkels, huizen, landerijen,
schilderijen en vruchten deden
dienst als ruilmiddel.
De prijzen bleven nog zo'n
acht maanden stijgen, totdat op
3 februari 1637 de bom barstte.
De prijzen gingen dalen, en dat
was voor veel speculanten* het
2 ladingen graan
4 ladingen rogge
4 vette ossen
8 vette varkens
12 vette schapen
ca. 500 liter wijn
ca. 3500 liter bier
ca. 1500 kg boter
1000 pond kaas
een bed met toebehoren
een pak van lakense stof
een zilveren beker
komstig uit Midden -Azië. Van-
daar 'verhuisde' hij naar Turkije, waar door kruising allerlei
nieuwe soorten werden verkregen. Uiteindelijk, tegen het eind
van de 16de eeuw, kwam de tulp
in Nederland terecht. In ons
raakte deze exotische
bloem al spoedig in trek als
land
verzamelobject, vooral onder
welgestelden. Het verzamelen
sein om hun tulpen te verkopen.
Het gevolg was dat de prijzen nu
nog sneller daalden, en iedereen
van tulpebollen was namelijk
de, veelkleurige tulpen die hij
schilderde behoorden tot de
duurste soort. Het ligt daarom
voor de hand dat de schilder met
dit bloemstilleven heeft willen
verwijzen naar de vergankelijk-
heid van aardse rijkdom.
wijzen naar het beroep van de
man.
vanwege het beperkte aanbod en
de steeds toenemende vraag. Al
in 1624 werd er voor een enkele
bol maar liefst f 2400,— geboden.
Even afrekenen
Ook de voorwerpen op een door
Maarten van Heemskerck geschilderd portret verwijzen naar
Wat de prijzen nog verder
het beroep van de geportretteerde.
opdreef was de ontdekking dat
de aanschaf van tulpebollen een
uitstekende manier was om geld
te beleggen. Menigeen kocht
bollen in de hoop schatrijk te
worden door zo'n tulpebol tegen
een nog hoger bedrag te vérkopen. Het gevolg was dat tussen
december 1634 en mei 1636 de
prijzen zich vertien- of zelfs
vertwintigvoudigden. Die pe-
riode wordt de tijd van de
'Windhandel' in tulpen, oftewel
de 'Tulpenwoede' genoemd.
Een voorbeeld: iemand kocht in
die dagen een van de duurste
virck Jacobsz. (toegeschreven), Onbekend echtpaar, 1541. Amsterdams
Historisch Museum
Hiernu- en
hiernamaals
bollen met goederen in plaats
van met geld. Hij betaalde toen
het volgende:
Ook portretten bevatten vaak
waarschuwingen dat het aardse
vergankelijk is. Zo'n soort vingerwijzing komt letterlijk voor
op een aan Dirck Jacobsz.
toegeschreven portret van een
onbekend echtpaar. In dit schil-
derij wijst het echtpaar onder
andere op een aantal gouden
schijven en een beurs met
muntstukken op tafel. Dit geld
waarschuwt tegen de ijdelheid
van aardse rijkdom. Immers, het
vermaning:
'Wie up den penninck syn hert is
stellende/ ende de weldaeden godts
niet is bedachtich/ die verdomenisse sal hem sijn versnellende'.
Met andere woorden, wie in
plaats van aan God uitsluitend
aan geld denkt, maakt bij zijn
dood een goede kans op een
enkele reis naar de hel. Alleen
door een christelijk leven te
leiden vergroot men z'n kansen
op het eeuwige leven. Vandaar
de gekruisigde Christus, in het
De man op dit schilderij is
misschien Pieter Bicker, die
onder ander eigenaar was van
een Amsterdamse brouwerij. De
munten die Bicker (voor het
gemak noemen we hem maar zo,
maar hij heet dus misschien
anders) lijkt te tellen doen sterk
denken aan de gouden schijven
op het vorige schilderij. Dit zijn
geen geldstukken maar zoge-
Quinten Matsijs, De geldwisselaar en zijn vrouw, 1514. Louvre, Parijs
naamde rekenpenningen, die
men destijds gebruikte om het
optellen van rekeningen -posten
te vergemakkelijken. Die posten
staan in het kasboek dat Bicker
in z'n andere hand opengeslagen
houdt.
De betekenis van de spiegel
op de achtergrond is niet
helemaal zeker. De Voorzichtigheid, een van de vier belangrijkste deugden, wordt meestal
afgebeeld als een vrouw met een
slang en een spiegel. Misschien
verwijst de spiegel bij Bicker
daarom naar inzicht en verstandig zakendoen, maar het is ook
mogelijk dat de bedrieglijke
schijn van de spiegel opnieuw
verband houdt met de ijdelheid
van aards bezit. Als zodanig
Johannes Vermeer, De parelweegster, 1662-63. National Gallery of Art,
Washington
landschap dat te zien is door het
venster links op de achtergrond.
komt de spiegel bijvoorbeeld
voor op een portret door Quinten Matsijs van een geldwisselaar en zijn vrouw.
boek — vermoedelijk een gebedenboek — waarin een afbeel-
Behalve de gouden schijven
en de geldbuidel bevinden zich
Ook dit schilderij gaat over de
tegenstelling tussen aardse ver-
Christuskind.
Misschien doelt Matsijs met
minder duidelijke taal. De tekst
nog andere voorwerpen op tafel,
links begint met de volgende
zoals een stempel (met een bol
gankelijkheid en het eeuwige
leven. De geldwisselaar is in de
weer met het wegen van goudstukken. Het geld, de parels, de
ringen en de rijkversierde
pronkbeker vóór hem zijn stuk
voor stuk voorbeelden van vergankelijke aardse rijkdom. Zijn
vrouw houdt zich echter bezig
met het tegenovergestelde. Terwijl haar man zich bemoeit met
de weegschaal van de geldwisselaar op de Dag des Oordeels. De
bijbel beschrijft dit Laatste Oordeel als de dag waarop de wereld
zal vergaan en de zielen van alle
mensen zullen worden gewogen.
leven op aarde is, zoals de
schedel aangeeft, van korte
duur; de tijd verglijdt zoals het
zand in de zandloper. De teksten
aan de wand spreken niet
handvat), een kluwen touw, een
1
hooiwagen, symbool van de hebzucht.
De hebzuchtigen bespringen de hooiwagen, omdat de hooi bedriegelijk op
goud lijkt.
hoorn des overvloeds, hoorn (soms
gevlochten van stro of gebakken van
klei) gevuld met bloemen, vruchten,
groenten etc., symbool van vruchtbaarheid. Vaak ook alleen bedoeld
voor het mooi
iris (zwaardbloem), in voorstellingen
met het Christuskind: verwijst naar het
lijden van Christus. Zie: lis
jongens (3) in een ton, door een slager
vermoord en in een vat met pekel gezet,
door de heilige Nicolaas weer tot leven
gewekt
kaars, gedoofd: symbool van voorbije
maagdelijkheid,
in stillevens: symbool van vergankelijkheid
brandend: symbool van licht, inzicht,
wijsheid,
soms ook: symbool van Christus, het
licht der wereld
kat, symbool van ondeugd, wellust,
begeerte
dansend: wijst op slechte opvoeding
(een kat dansen leren is verspilde tijd)
keeshond, spottiende uitbeelding van
de Patriotten (een Nederlandse politieke beweging in de 18de eeuw), die
naar hun leider Cornelis (Kees) de
Gijselaar Kezen werden genoemd
kelk, met draakje of slangetje erin,
attribuut van Johannes de Evangelist
deze Tulpenwoede. De gevlam-
probeerde zo snel mogelijk z'n
tulpen van de hand te doen. De
markt stortte in, en veel mensen
bleven berooid en met schulden
achter.
een dure liefhebberij. De prijzen
van bollen lagen erg hoog,
H001
Hans Bollongiers bloemstilleven ontstond zo'n twee jaar ná
LAUW
6
wit-= reinheid, waarheid, liefde, geloof
blauw= onschuld, oprechtheid (vaak
gebruikt in de kleding van Maria)
rood= liefde, lijden
groen= hoop, nederigheid
geel= verraad, afgunst (Petrus is vaak
gekleed in geel en blauw ter herinnering aan zijn verloochening van Christus en zijn berouw daarna)
zwart= dwaling, mum
bruin= nederigheid, armoede (de
kleding van by. de heilige Franciscus)
paars= rouw
kleut er (bloot) met vleugels: engeltje,
portret van een vroeggestorven kind,
ook: Amor die met zijn pijlen mensen
verliefd maakt.
Zonder of met vleugels in historische of
mythologische taferelen, putto, meestal ter decoratie, soms drager van b.v.
een lauwerkrans, een kroon of andere
voorwerpen die met de voorstelling te
maken hebben
Vaak Christuskind, soms Johannes de
Doper en nog vaker gewoon een naakte
kleuter
stapel brieven, een inktstel en
een zandstrooier. Met zo'n
zandstrooier werd fijn zand op
een zojuist beschreven vel
(brief)papier gestrooid om de
natte inkt sneller te laten
drogen. Het grote boek is
waarschijnlijk een rekeningenboek. Al deze voorwerpen ver- het aardse slijk, bladert zij in een
ding te zien is van Maria met het
Diegenen die dan te licht
worden bevonden verdwijnen
naar de hel. De anderen gaan
naar de hemel.
Die diepere betekenis zit
zeker verborgen in een schilderij
van Johannes Vermeer waarop
een vrouw te zien is die parels
staat te wegen. In dit geval zijn
het de parels die verwijzen naar
vergankelijke rijkdom. Heel toepasselijk hangt daarom achter de
parelweegster een schilderij met
het Laatste Oordeel.
Je kunt het toch niet
meenemen
Dat het aardse leven vergankelijk is, daarvan was ook de
bankier Occo zich bewust.
Pompej us Occo werd geboren
in Friesland. Hij heette eigenlijk
(vervolg op pag. 5, kol. 1)
knots, attribuut van Hercules en
daardoor ook van de Kracht. Ook
attribuut van heiligen die met een
knots gedood zijn, by. Eusebius en
Judas Thaddeus
konijn, symbool van vruchtbaarheid;
zie ook haas
kooi, met vogel erin: symbool van
kuisheid, maagdelijkheid van de daarbij afgebeelde dame
vogel gevlogen: het is gedaan met de
maagdelijkheid
vogel probeert te ontsnappen:vermaning
aan de beschouwer over wat er kan
gebeuren
kroon, hoort bij koningen en keizers,
maar ook Maria (koningin des hemels)
draagt wel een kroon, en stedemaagden. Bij de Amsterdamse stedemaagd
bestaat de kroon soms uit delen van
schepen ter verwijzing naar het belang
kersen, in de hand van een klein jongetje
gekleed in rokken: duidt waarschijnlijk
aan dat hij van het mannelijk geslacht is
bij het Christuskind: verwijzing naar het
lijden van Christus (kersesap=bloed)
klimop, symbool van de aanhankelijkheid die een vrouw in het huwelijk
moet betrachten
kleuren, in de christelijke kunst vaak
gebruikt vanwege hun symbolische
betekenis:
van Amsterdam als havenstad
lam, staat soms voor Christus (het lam
Gods), hoort ook bij Johannes de
Doper en bij de heilige Agnes (agnus in
het Latijn betekent lam).
lamp, licht, verlichting ook in geestelijke zin, door onderwijs
lauwerkrans, symbool van overwinning. Wordt ook gedragen door
dichters en soms door schilders. Is ook
attribuut van Apollo, de god van de
dichtkunst
Maarten van Heemskerck, Portret van een man, misschien Pieter Bicker,
1529. Rijksmuseum Amsterdam
Dirck Jacobsz., Pompejus Occo, 1531. Rijksmuseum Amsterdam
11£1 fichiberstn
VAN DE KRANT
I NM
E Z E M M M E M E
•II
al In
WPM MEN•II al El El II III IN•MEN
IE
II
IN
ZEN NI II IN
1111111MEMEN
El Ill
Fototentoonstelling in het Rijksmuseum
Wonen in naoorlogse wijken
Vanaf 13 december is in zaal I 13 en 114 van de
Afdeling Nederlandse Geschiedenis de fototentoonstelling Wonen in naoorlogse wijken te zien. De foto's
zijn van Cary Markerink en Theo Baart. Het
Rijksmuseum verleende hen vorig jaar de opdracht om
elk een documentaire te maken over het wonen in
naoorlogse wijken.
Hiernamaals
(vervolg van pag. 4)
Poppe Ockeszoon, maar nam, gen met handelssteden als Antzoals veel andere vooraanstaan- werpen, Mechelen, Keulen,
de figuren in die dagen, een Neurenberg, Parijs en Rome.
Romeins aandoende naam aan. Daarnaast had hij contact met
Kort voor 1510 verhuisde hij koning Christiaan II van Denaar Amsterdam om daar de nemarken. In 1521 logeerde
zakelijke belangen te behartigen deze koning in Occo's huis 'Het
van de Fuggers. De Augsburgse Paradijs' aan de Kalverstraat.
Behalve met geld hield Occo
familie Fugger was een belangrijk bankiersgeslacht en ver- zich ook bezig met minder
strekte onder andere leningen wereldse zaken. Zo stelde hij een
aan vorsten en pausen. In bibliotheek samen die in die
Amsterdam verdiende Occo dagen de belangrijkste was van
veel geld als bankier en koop- Amsterdam, en liet een gebeman. Hij onderhield betrekkin- denboek uitgeven. Bovendien
Het Rijksmuseum geeft ieder jaar opdracht aan twee
of drie fotografen om een min of meer actueel thema
te fotograferen. De afgelopen jaren waren dit:
Verkiezingsstrijd '81, De omroep in Nederland, Kerk in
verandering, De jongeren en In het teken van de robot.
Door het heden vast te leggen, wil de Afdeling
Nederlandse Geschiedenis een fotoverzameling op-
was hij van 1513 tot 1518
kapelmeester van de Heilige
Stede, een bedevaartsplek in
Amsterdam, die hij van altaarstukken en beelden liet voorzien.
Het is dan ook niet zo
verwonderlijk dat hij zich hier
heeft laten afbeelden als iemand
die beseft dat het aardse leven
vergankelijk is. Vandaar de
schedel. In zijn rechterhand
houdt Occo een anjer, een bloem
die al eeuwenlang door schilders
gebruikt was als een symbool
van de Verlossing en de hoop op
het eeuwige leven.
Een dubbeltje kan
vreemd rollen
In het Rijksmuseum hangt een
woordig heet het Gezelschap in
Interieur, maar in de vorige
eeuw stond het schilderij heel
anders bekend. In een roman uit
Gerard ter Borch, Gezelschap in interieur, ca. 1665. Rijksmuseum
Ill •
IREMEM
Te zien
Geld in allerlei varianten kun je o.a.
bekijken bij Het Koninklijk Kabinet
van Munten, Penningen en Gesneden Stenen Rapenburg 28, Leiden
(in de loop van '87 open).
leest; de moeder houdt zich
afzijdig en tuurt wat verlegen in
haar glas. Wat Goethe eigenlijk
beschreef was een Franse prent
uit 1765 naar dit schilderij. Die
prent heette L'Instruction Paternelle oftewel De Vaderlijke Vermaning. Het schilderij bleef,
dankzij Goethe, bekend onder
deze titel, totdat bij een schoonmaakbeurt sporen van een
muntstuk tussen de vingers van
de man werden ontdekt. Kennelijk had een preutse eigenaar van
het schilderij dat muntje laten
wegwerken. Preuts, omdat Ter
Borch de voorstelling had bedoeld als een bordeelscène met
een klant die geld biedt voor een
hoer. De 'vader' is dus in
werkelijkheid een klant, de
'dochter' een hoer en de moeder' een koppelaarster. Trouwens, als Goethe wat nauwkeuriger had gekeken zou het hem
waarschijnlijk opgevallen zijn
dat de man te jong is om de
vader te zijn van het meisje.
Bovendien is de man gekleed als
een soldaat, een figuur die
regelmatig voorkomt op bordeelscènes. En wat te denken
van het bed op de achtergrond?
Wonen: een dak
boven je hoofd?
Het woord wonen heeft meer dan
één betekenis. Soms wordt met
wonen alleen maar bedoeld het
hebben van een adres: 'Ik woon in
de Vondelstraat 0 in Amsterdam'.
Maar vaak wordt met het woord
'wonen' meer bedoeld, worden er
allerlei activiteiten in en om het
huis mee bedoeld.
Een huis is meer dan alleen een
dak boven je hoofd. Mensen gebruiken het om er in te slapen, zichzelf
te wassen, te eten en zich te ontspannen. Voor sommigen is het ook
een statussymbool. Hoe dan ook:
de meeste mensen brengen een
groot deel van hun leven thuis
door. Het hebben van een goed
huis is dan ook heel belangrijk. Een
slechte, kleine woning of bijvoorbeeld geluidsoverlast van de buren
kan het woongenot danig verstoren! Dakloosheid, woningnood, is
nog erger: wonen is een levensnoodzaak.
Een bewoner van Delft in zijn tuin. Foto: Theo Baart
Woningbouw na de oorlog:
veel maar nooit genoeg
Tijdens de oorlogsjaren 1940-1945
was de Nederlandse woningvoorraad — het aantal huizen — enorm
verminderd. Tijdens de bezetting
had de woningbouw op bevel van
de Duitsers stilgelegen en waren er
ook nog meer dan 82.000 woningen
verwoest, bijna 41.000 zwaar beschadigd en 386.000 licht beschadigd. Er was dus een grote vraag
naar woningen na de oorlog.
Bovendien werd de vraag naar woningen vergroot door de huwelijksgolf direct na de oorlog (al die pasgetrouwden wilden natuurlijk een
huis om in te gaan wonen) en door
de immigratie van Nederlanders uit
Indonesië.
Door al deze factoren was het
woningtekort na de oorlog zo'n
300.000. Maar ondanks die enorme
vraag bleef de bouw van nieuwe
woningen tot lang na de oorlog ver
achter bij die vraag. In 1950 werden
er nog geen 48.000 nieuwe
woningen gebouwd. In 1964 waren
het er voor het eerst meer dan
100.000. In de eerste naoorlogse
jaren gaf de regering voorrang aan
het herstel van havens en industrie
boven het opheffen van de woningnood om de economische ontwikkeling van het land te bevorderen. Pas in de jaren zestig, met
de toenemende welvaart, kwam de
produktie echt op gang. Maar toch
werd de woningnood daarmee nog
niet echt opgelost: de bevolkingsgroei was sterker dan gedacht. En
bovendien nam door de stijgende
welvaart de vraag naar grotere
woningen toe.
Te lezen
Er bestaan lespakketten over de geschiedenis van het geld en geldverkeer: SISO nr. 345.
II ZEE al
111
1101001100011000011110001000111101011100111101000001011
Woningbouw in Nederland
dat in het verleden nogal eens
van titel is
veranderd.
pschilderij
van
Gerard terTegenBorch
1809 beschreef de Duitse schrijver Goethe de voorstelling als
een vader die met opgeheven
wijsvinger zijn dochter de les
bouwen over hedendaagse Nederlandse geschiedenis.
Ieder jaar wordt er een ander stukje van de Nederlandse samenleving in beeld gebracht. En juist daar
waar veranderingen optreden, wil het Rijksmuseum dat
er fotografen aanwezig zijn om met de camera ht:in
visie te geven op die veranderingen. Dit maal: wonen in
naoorlogse wijken.
jaar
aantal
gebouwde
woningen
1945
1946
1947
1948
1949
389
1 593
9 243
36 391
42 791
1950
1951
1952
1953
1954
47 300
58 666
54 601
59 597
68 487
1955
1956
1957
1958
1959
60819
68284
88 397
89 037
83632
1960
1961
83815
82687
78375
79523
100 978
1962
1963
1964
1966
1967
1968
1969
1965
115 027
121 699
127 433
122 773
123 117
1970
1971
1972
1973
1974
117 284
136 595
152 272
155 412
146 174
1975
1976
1977
1978
1979
120 774
106 813
111047
105 825
87522
1980
1981
1982
1983
1984
113 756
117 759
123 310
111 127
112 732
1985
98 131
1100000011101111111111111100001111111111100000111111111111111111
Prunuslaan, Rhenen. Rijtjeshuizen uit 1957. Foto: Cary Markerink
(vervolg op pag. 6, kol. 1)
6
RijksmuseumKunst
fief
thlherstie
VAN DE KRANT
M I I I I M I I I RI I I M M UM • W HE RE
Rijksprentenkabinet half open
Van I december tot half maart zal in één
zaal van het Rijksprentenkabinet de tentoonstelling 'Facetten' te zien zijn. Allerlei
onderdelen uit de kolossale verzameling van
het prentenkabinet komen daarin aan de
orde: schetsboeken, Japanse prenten, portretten, volksprenten en nog veel meer.
Ondertussen zal in de andere zaal (de
grote) druk getimmerd worden aan een verbouwing. Want in die zaal, althans in een
stuk ervan, komt voortaan het depot van
het Prentenkabinet: daar komen de kasten
en laden waarin de meer dan een miljoen
prenten en tekeningen bewaard worden.
Vroeger stonden die in de kelder, onder de
bibliotheek. Maar men is bang voor water-
schade: als daar een leiding springt (we
zitten in de kelder, nietwaar), of het grondwater dringt binnen, dan is al dat papier in
groot gevaar. Het plan om het depot te verhuizen naar een plaats boven de grond bestond al langer, maar nu dit jaar het
Londense Victoria and Albert Museum getroffen werd door precies zo'n ramp als hier
bij ons zou kiinnen gebeuren (daar liep een
kelder onder) is er extra haast achter gezet.
Tot half maart dus is het Rijksprentenkabinet half open. Daarna zal de vernieuwde
ruimte ingewijd worden met een expositie
van de aanwinsten van de laatste jaren en daar zijn weer hele mooie bij. Toevalligerwijs is het dan precies een halve eeuw
geleden dat de prenten -berging naar de
kelder verhuisde - vanaf diezelfde begane
grond waar hij dan weer terug is.
EMU 15111~ IN IN NI NI Irn UM ENE NNE al ENE II 1E NI al
Schedeldoekshaven, Den Haag: een blok uit 1985 van architect Carel
Weeber. In de Haagse volksmond staat het bekend als 'de zwarte
madonna', 'het tegeltjesproject' en 'Manhattan'. Foto: Cary Markerink
Goedkoop en snel
Door de stijging van lonen en
prijzen werden de bouwkosten in
de jaren zestig steeds hoger.
Daarom werd naar goedkopere
(arbeidsbesparende) bouwmethoden
gezocht. Tegelijkertijd wilde de
overheid dat er sneller gebouwd
zou worden om de woningnood
eindelijk op te lossen. De 'systeembouw' deed zijn intrede: een bouwwijze waarbij gebruik wordt
gemaakt van vóóraf gefabriceerde
grote onderdelen zoals vloeren en
wanden. Dit grootschalige industriële bouwen miste zijn uitwerking
niet. In het begin van de jaren
zeventig kwam de produktie een
paar maal (in 1972 en 1973) boven
de 150.000 uit.
In de loop van de jaren zeventig
stak een nieuw probleem de kop
op.
11111111110000111111111100000111101011111111111111111000000111
Gemiddeld aantal personen per huishouden in Nederland
jaar
1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
1957
aantal
personen
3,93
3,88
3,84
3,79
3,73
3,71
1959
3,68
3,63
3,60
3,57
1960
1961
1962
1963
1964
3,56
3,54
3,53
3,52
3,49
1965
1966
1967
1968
1969
3,45
3,40
3,34
3,30
3,25
1970
1971
1972
1973
1974
3,21
3,17
3,11
3,04
2,99
1975
1976
1977
1978
1979
2,95
2,90
2,87
2,83
2,81
1980
1981
1982
1983
1984
2,78
2,75
2,70
2,66
2,62
1985
2,58
1958
101111111001011111111111111111111111111111111111111110000111111111111111
Woningwetwoningen in Venserpolder, Amsterdam, gebouwd tussen '82 en '84. Foto: Theo
Baart
De nieuwe woningnood
In 1975 verklaarde de minister van
Volkshuisvesting dat de woningnood, afgezien van enkele plaatsen
in het westen van het land, was
opgeheven. Het leek erop dat er
eindelijk voldoende woningen
zouden zijn. Toch namen de aantallen woningzoekenden die bij de gemeenten stonden ingeschreven
weer toe. De vraag richtte zich
vooral op goedkopere huurhuizen
in de steden, een categorie huizen
die steeds schaarser wordt. Een
nieuwe woningnood die nog niet is
opgelost ontstond. Wie zijn die
nieuwe woningzoekenden?
Het meest op de voorgrond treden
de jongeren, van wie men nog niet
zo lang geleden vond dat ze maar
bij hun ouders thuis moesten blijven
wonen. Tijdens de regering Den Uyl
(1973-1977) werd echter besloten
dat alle Nederlanders boven de 18
jaar over een zelfstandige woonruimte moeten kunnen beschikken.
Er was echter één probleem: zoveel
(goedkope) woonruimte was niet
beschikbaar. De samenleving kon
wel het woonrècht verschaffen,
maar niet de woongelegenheid.
Daarom besloten sommige jongeren
- juist in de grote steden - zichzelf door middel van kraken woonruimte te verschaffen.
Een andere groep woningzoekenden
die tamelijk onverwacht is opgedoken, wordt gevormd door degenen die uit de landen rond de
Rijksmuseumbezoekers die naar de Educatieve Afdeling willen moeten altijd via
het Rijksprentenkabinet. Nu dat maar
half open is zou dat kunnen betekenen
dat die Educatieve Afdeling ook maar
voor de helft open is: dat is niet het
geval. De Educatieve Afdeling is helemaal
open, dinsdag tot en met vrijdag, van
negen tot een, van twee tot half vijf.
Ill Ill 1M NI
al EVE
Het 'Pentagon' in de Amsterdamse
Sint Antoniebreestraat (Nieuwmarkt). Het is in 1983 gebouwd
naar ontwerp van Aldo van Eyck en
Theo Bosch. Het uitgebreide stadsvern ieuwingsprojekt in de Nieuwmarktbuurt heeft tot verhitte discussies geleid in de hoofdstad;
maar ook tot lof en prijzen uit
architektenkringen en van stedebouwkundigen. Foto: Cary Markerink.
(vervolg van pag. 5)
Men constateerde dat een groot
deel van de in de jaren vijftig en
zestig gebouwde huizen van een
slechte kwaliteit was: de aandacht
was voornamelijk gericht geweest
op veel, snel en goedkoop bouwen.
Na 1970 werd daarom het accent
verlegd naar kwaliteit en verscheidenheid, naar betere materialen en
betere afwerking, meer woonruimte, minder flats enz. Het parool
werd nu: goede huizen en liefst veel
verschillende, niet meer allemaal zo
hetzelfde. Ook begon men de bestaande huizen te vervangen en te
vernieuwen. Renovatie en stadsvernieuwing deden hun intrede. Uiteindelijk is het aantal woningen in
de veertig jaren na de Tweede
Wereldoorlog met maar liefst drie
miljoen toegenomen. In 1946 waren
er twee miljoen woningen. In 1982
vijf miljoen. Eind 1985 5.384.000.
maar nog altijd kampt Nederland
met de woningnood.
Educatieve
Afdeling helemaal
Middellandse Zee, Suriname en de
Nederlandse Antillen naar Nederland zijn gekomen.
De veranderde opvattingen over
het huwelijk en het gezin veroorzaakten een derde groep woningzoekenden: de twee- en éénpersoons huishoudens. Een toenemend
aantal echtscheidingen, tweepersoons huishoudens en alleenwonenden heeft geleid tot een grote vraag
naar kleine woningen. En ook
bejaarden doen een beroep op de
woningmarkt: zij blijven vaak langer
dan voorheen in hun huis wonen of
betrekken liever een zelfstandige
bejaardenwoning dan een kamer in
een bejaardentehuis.
Al deze ontwikkelingen hebben
geleid tot méér huishoudens, met
minder personen per huishouden.
De vraag naar zelfstandige woonruimte is daardoor enorm gestegen.
De meeste 'nieuwe' woningzoekenden zijn op zoek naar niet al te
dure woningen. De nieuwe woningnood bestaat dan ook vooral uit
een tekort aan goedkope woningen.
Kortom: woningnood is een alge-
stegen. Aan het begin van deze
eeuw waren het er gemiddeld minder dan drie; tijdens de jaren zestig
was dit gemiddelde gestegen tot
meer dan vijf per woning. De toename van het wooncomfort blijkt
ook uit de grootte van de woningen. Aan het eind van de negentiende eeuw had een arbeiderswoning meestal een woonoppervlak
van 25 tot 35m2 (woon- en slaapkamer met keuken, maar zonder
gang, wc e.d.). In 1920 was dit
45m2, in 1950 50m2 en in 1970
75m2. En hoewel er sinds enkele
jaren bezuinigd lijkt te worden, is
men tegenwoordig heel wat beter
af dan aan het begin van deze
eeuw. Om nog maar niet te spreken van allerlei voorzieningen zoals
stromend water, electriciteit, gas,
telefoon, (kabel)televisie, centrale
verwarming, bad en douche. Voorzieningen die toen nog niet bestonden of alleen voor de rijke burger
waren weggelegd.
Maar niet alleen binnenshuis veranderde het een en ander. Vele
stadsbewoners kwamen in het bezit
van een tuin of konden gebruik
gaan maken van openbaar groen
(parken, plantsoenen, binnenterreinen). De straten werden breder.
Vandaag de dag heeft men zowel
binnenshuis als buitenshuis meer
ruimte. Het woongenot is erdoor
gestegen.
Dit lunchende echtpaar behoorde tot de allereerste bewoners van Nagele,
een nieuwbouw-dorp in de Noord -Oost polder (gebouwd vanaf 1954). Ze
zijn nog steeds actief in de buurtvereniging. Foto: Theo Baart
meen probleem geworden voor
bepáálde bevolkingsgroepen, met
name voor degenen die zich geen
dure woning kunnen veroorloven.
Veranderingen in de woning
Sinds het einde van de vorige eeuw
is er in en om het huis meer veranderd dan in vele voorafgaande
eeuwen. De doorsnee -Nederlander
heeft vandaag de dag heel wat meer
woonruimte dan aan het begin van
de eeuw. Het gemiddelde aantal
vertrekken per woning is enorm ge-
Eensgezinswoningen in de nieuwbouwwijk Overbos in Hoofddorp. Foto:
Theo Baart