Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                

Het slijk der aarde: bloemen goud waard

1986, Rijksmuseum Kunst-Krant

Article on money and art (Amsterdam Rijksmuseum/State Museum).

ui t gave EDUCATIEVE AFDELING RIJKSMUSEUM AMSTERDAM 'Informatie voor Voortgezet Onderwijs over verzameling van het Rijksmuseum Amsterdam' RIJKSMUSEUM KUNST- KRANT Verschijnt zes maal per jaar. Prijs: 10 of meer abonnementen tegelijk op één adres: f 3,75; individuele abonnementen: 1 4,75 0 1986 Rijksmuseum, Amsterdam een verklaring van woorden met een * is meestal te vinden in een woordenboek of encyclopedie. Vol.13, No.2 In dit nummer: Het slijk der aarde Over geld in allerlei gedaantes: munten, bankbiljetten, maar ook steen. Hoe kwamen mensen ertoe om geld te gaan gebruiken? En, natuurlijk, over geld in de kunst, met o.a. Johannes Vermeer en Gerard ter Borch. Het achterste van de krant Over een nieuwe tentoonstelling van foto's in het Rijksmuseum: Wonen in naoorlogse wijken. DECEMBER,1986 ** Het slijk der aarde Veel of weinig: geld heeft iedereen. Wie geen cent meer heeft, zal moeten lenen, want zonder geld valt niet te leven. Voor alles — eten, drinken, kleding, wonen — moet betaald worden: in klinkende munt, papiergeld of Slecht geld, goed geld per giro. In deze krant gaat het over geld en andere betaalmiddelen, over geldhandel en speculatie. De redactie riep er de hulp voor in van De Nederlandsche Bank, de centrale bank van Nederland die o.a. de waarde van onze gulden bewaakt, alle bankbiljetten uitgeeft en de goudvoorraad bewaakt. En omdat de Rijksmuseumkunstkrant een kunstkrant De wet van Gresham Het wonderbaarlijke woordenboek, aflevering twee: van Everzwijn tot en met Lauwerkrans. Het verwonderlijke is dat juist al Geld ontstond zodra de mens ont- 2111111111111111111111111111111111111111111112 bleven, terwijl de mooie, gave geld- nastreven van aardse rijkdommen. Tenslotte is het bezit ging kon bereiken dan wanneer je stukken werden opgepot. Dit verschijnsel werd in 1558 op schrift van geld en rijkdommen maar even tijdelijk als het leven. Het bestaan na de dood, dat was veel belangrijker probeerde alles zelf te maken. Deze 'arbeidsverdeling' schiep de behoef- vastgelegd door Sir Thomas Gres- ham, de vader van het Engelse te aan een ruilmiddel, dat tevens maatstaf was om de waarde van goederen en diensten aan af te reedschappen en zelfs duurzame bankbedrijf en pionier van het lenen en uitlenen tegen rente. Gresham formuleerde het als volgt: Tad money always drives out good money' ('Slecht geld verdrijft goed geld ren (Latijn: 'peals', vergelijk met pecunia). woordje 'always'. Inderdaad heeft de geschiedenis aangetoond dat het verdringen van volwaardig geld door minderwaarSir Thomas Gresham, geschilderd door Anthonie Mor ontstonden de eerste 'munten'. In dig geld zich altijd en overal ter wereld voordoet. Daarom mag je Gresham's formulering een echte economische wetmatigheid noemen. Wisselbank de praktijk echter ontbrak zo het een en ander aan die waarborg. Vorsten en steden, die het recht van muntslag hadden, gaven munten uit met een lager dan aangegeven gehalte en verhoogden zo hun inkomsten. Ook particulieren bedachten allerlei ver- valsingstrucs, zoals het 'zweten' (uithollen) en 'snoeien' (rand afsnij- den). Vandaar dat grote munten naderhand een randschrift of een randversiering kregen. dan het 'aardse slijk'. altijd uit de omloop.'). Let op het Op een latere trap van ontwikkeling ging de mens metalen voorwer- pen gebruiken, zoals staafjes en De Amsterdamse Bank van Lening op een tekening van Thomas de Keyser (1959-1667). Tekst En Foto's Op Pagina 2 De oude Munt van Holland was gevestigd in Dordrecht; tot aan de achttiende eeuw was dat de plaats waar de meeste munten geslagen werden. Dit is een portret van het voornaamste personeel van die Munt in 1617, geschilderd door Jacob Gerritsz. Cuyp. Achter de tafel staat Vrouwe Justitia, verpersoonlijking van de gerechtigheid. Dat kan te maken hebben met de eerlijkheid van de Munt -beambten, maar ook met de eigen rechtspraak die de Munt erop na hield (Dordrecht, Museum Mr. Simon van Gijn). 0111114110•41111~0101100•11111119 De geldwisselaar =...._ < ders waarschuwden nogal eens tegen geldzucht, het hogere graad van behoeftenbevredi- schijfjes. Deze kregen als waarborg voor een vast gewicht en gehalte een officieel waarmerk, een stempel. Zo mi MI ..... WI N prijs van schilderijen, prenten, zilveren bekers of Aziatische beeldjes — maar wel over rijkdom en geld in schilderijen. Zestiende- en zeventiende-eeuwse schil- deze verminkte munten in omloop voedingsmiddelen: kralen, schelpen, huiden, vishaken, zout (Latijn: `sal', vergelijk met salaris) en runde- =:—. -- is, hebben we het ook over kunst en geld. Niet over de dekte dat je met ruilen een veel meten. De allereerste ruilmiddelen waren waardevolle sieraden en ge- =.= ISSN 0166-9508 = = — .-=-5 = -= 20 grams zilveren munt en morgen stijgen tot 30 gram zilver. In de Middeleeuwen waren vele muntsoorten in omloop, alle- ,._ := ...- Geldwisselaars hadden een twijfelachtige reputatie. Op dit schilderij van Quinten Matsijs zijn ze niet op hun voordeligst afgebeeld: gemene woekeraars. maal verschillend in gewicht en gehalte aan goud en zilver. Het was daarom steeds nodig om de waarde van de munten te meten en evengoed om de waardeverhouding tussen een zilveren en gouden munt vast te stellen. Dit laatste werd des te moeilijker, omdat de prijzen van goud en zilver voortdurend schommelden. De waarde van een munt van 10 gram goud kan bijvoorbeeld vandaag gelijk zijn aan een hij de munten vallen. Aan de klank kon hij dan horen of die Het woord 'munt' stamt af van het Latijnse 'moneta', dat 'de vermaanster' betekent. Moneta was de bijnaam van Juno Capitolina, de godin van Goede Raad. In haar tempel vestigden de Romeinen in de 3de eeuw de Munt van Rome. Hier konden de burgers hun goud en zilver laten omsmelten en tot munten laten slaan (Vergelijk: Engels 'money'; Frans 'monnaie'; Duits 'Mbnze'). echt of vals waren, want alleen klinkende munt, ping-ping, was •••••••••••••••••••• De geldwisselaar werd door de overheid aangesteld in belangrijke handelscentra en was gespecialiseerd in het meten van de inhoudelijke waarde van Een geldkistje (ook te gebruiken voor juwelen) uit ca. 1500. Het is iets minder dan 10 centimeter hoog en gemaakt van hout, bekleed met leer en beslagen met ijzer. Museum Boymans-Van Beuningen, Rotterdam. ,--9llilliwilliollinisolloommillindisminiiiiiiimmommooloommoolloonollow 12: Munt munten. Op zijn marmeren wisseltafel, de 'banco' genoemd, liet goed geld. Ook woog hij de munten om te kijken of de In het volgende munten soms gesnoeid waren. nummer: Hij deed dit met een muntweeg- schaaltje en de bijbehorende 0 IN DE ANDERE muntgewichtjes. Sinds het eind van de 15de eeuw gebruikte hij daarbij ook tarieflijsten, waarin eg3=3° de toegelaten munten stonden afgebeeld onder vermelding van hun waarde, gewicht en gehalte. Deze lijsten noemde men een .--51111111111111111111111111111111111111111111111111111111M111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111M beeldenaar of figuurboek. [f Speelgoed In samenwerking met het Speelgoedmuseum in Deventer gaat het over poppen, bikkels, kolfstokken, stoommachines ... en over spelletjes in kunstwerken. 2 RijksmuseumKunstKrant Vol.13, No.2 FINANCIËLE PAGINA Zeepbel De Amsterdamse Wisselbank in Frankrijk Bank uit nood geboren De 15de en 16de eeuwse ontdek- vertrouwen in de AWB en in kingsreizen leverden een schat aan goud en vooral zilver op. Daardoor stegen in West-Europa de prijzen van goederen en haar girale betalingstelsel kreeg een stevige deuk. In 1819 sloot de bank voorgoed haar deuren, diensten. Maar in Engeland, Nederlandsche Bank, een bank die oorspronkelijk juist tot taak kreeg met krediet de economie vijf jaar na oprichting van de Frankrijk en Nederland bleef de loonstijging achter bij de prijsstijging. De winsten stegen en zo werd de grondslag gelegd voor het latere kapitalisme. Spanje besteedde veel van het koloniale goud en zilver aan oorlogsvoering, liefst 70% van de rijksbegroting. Zo stroomde er in de 16de eeuw veel geld naar Frankrijk en in de 17de eeuw naar Nederland. Dat geld bestond uit een bonte verzameling munten van uiteenlopend gehal- te aan goud en zilver. Een handboek voor geldwisselaars uit het jaar 1606 noemt niet minder dan 341 zilveren en 505 gouden munten. Bovendien was de werkelijke -waarde van de munten vaak lager dan de beweerde of nominale waarde. Dit kwam doordat overheden die het recht van muntslag hadden, knoeiden met het gehalte, om hun inkomsten te vergroten. Bovendien bestalen de burgers elkaar door stukjes van de mun- ten af te snijden (het `snoeien'), alvorens ze uit te geven. Voor een koopman was het dus een hele toer om de juiste waarde van de hem aangeboden munten vast te stellen. Moeilijkheden dus te over. Als oplossing werd in 1609 de Amsterdamse Wisselbank opge- richt, die we verder AWB zullen noemen. Een koopman kon bij de AWB zijn munten laten waarderen en in bewaren geven. Als maatstaf voor waardering gebruikte de AWB een rekeneenheid: de bankgulden. In ruil voor het afgestane geld kreeg de koopman een tegoed bij de AWB. Als hij een andere koopman wilde betalen, dan kon hij twee dingen doen: óf munten uit zijn tegoed opnemen, óf het leven in te blazen. Die taak is De Bank van Lening begon in een aangetimmerd hokje aan het oude Amsterdamse stadhuis: naast het boekenstalletje dat daar al stond. Op Pieter Saenredam's schilderij van het oude stadhuis is de bank gesloten. gold en niet de nominale waar- later door de handelsbanken overgenomen, zodat de Nederlandsche Bank zich tegenwoordig geheel kan wijden aan een bijzondere opdracht: het gezond houden van de gulden. John Law was Schot van geboorte en beroepsgokker. Hij hield van geld en had een eigen geldtheorie ontwikkeld. Volgens Law was de hoeveelheid geld die in de maatschappij circuleert niet afhankelijk van een bepaalde dekking aan goud en zilver, maar van de vraag naar goederen en diensten. Daarom is het geld voldoende gedekt, wanneer het afkomstig is van een officiële bank. alleen maar ingewikkelder. ommekeer. Vooral de Engelse oorlog van 1780 bracht zware verliezen toe aan de VOC. Als gevolg moest de AWB zich in steeds groter bochten wringen om aan haar verplichtingen tot betalen (het teruggeven van gestorte gelden) te voldoen. In 1672, toen de legers van Lodewijk XIV Amsterdam na- Uiteindelijk ging de bank er In 1716, aan de speeltafel, legde John Law zijn theorie uit aan de Hertog van Orleans, die toen regent was voor de 7-jarige Franse Koning. Deze bleek een gretig toehoorder. Nog in hetzelfde jaar opende de 'Banque Royale' in Parijs haar deuren. Het beginkapitaal bedroeg zes zelfs toe over om de hoeveelheid miljoen Franse ponden (`Li- de. Bovendien kwam de muntslag geleidelijk in handen van de centrale overheid en verbeterde de kwaliteit van het gemunte geld. Toch werd het probleem van het vertrouwen in geld derden, werd de AWB bestormd door wantrouwige klanten. Er was toen nog geen reden voor paniek, want de bank had keurig al het gestorte geld bewaard. geld die per keer kon worden opgenomen, te beperken. Het vres'). De werkwijze was een- 6641•414111011411110*******414104141,11601141114111111•041411141410 Maar het tij keerde en de Bankmuseurn AWB vergat de bakens te Het Bedrijfsmuseum van de Nederlandsche Bank dateert uit de beginjaren '80 en bevindt zich in de nok van een aantal fraai gerestaureerde vroeg I8de eeuwse pakhuizen, gelegen aan de Achtergracht. Een bezoek aan dit museum is uitsluitend mogelijk in groepsverband, op werkdagen. Bezoekaanvragen moeten minstens zes weken voor de bezoekdatum schriftelijk of telefonisch worden ingediend bij de Afdeling Externe betrekkingen en voorlichting van de Nederlandsche Bank, Postbus 98, 1000 AB Amsterdam, tel.: 0205243809/3705. Het Bedrijfsmuseum is een onderdeel van het Voorlichtingscentrum van de Bank dat vooral interessant is voor scholieren met economie in hun pakket van de hoogste klassen HAVO, VWO en MBO. verzetten. Het ging mis met de AWB toen de bank teveel krediet aan de verlieslijdende Verenigde Oost-Indische Com- pagnie (VOC) gaf. Tussen het stadsbestuur, dat tevens eigenaar was van de AWB, en de directie van de VOC bestonden goede banden. Vaak waren zij een en dezelfde persoon. In de 17de eeuw was de VOC een solide* en solvabele* onderneming, maar had af en toe gebrek aan liquiditeit*, bijvoorbeeld wanneer een konvooi niet op tijd binnenliep. Geen probleem: de VOC kreeg dan een kortlopend krediet ... uit het geld dat door anderen bij de AWB gestort was. Let wel dat de AWB hier de eerste stap zet op de weg van het moderne bankie- ren. Dit ging allemaal goed, zolang de VOC wèl voer. Maar in de 18de eeuw kwam de a •04141041•1401410•11111111114111*******41141111***41•41414111111M14141•11 voudig. De bank gaf krediet, vooral aan de behoeftige Franse Staat, en betaalde dat met zelfgeschapen papiergeld. De Staat kon met deze bankbiljetten betalen. Om te verzekeren dat ze werden aangenomen, werden de bankbiljetten door de Staat tot wettig betaalmiddel verklaard ter voldoening van belastingen. De bank garandeerde volledige verzilvering van de bankbiljetten tegen de erop aangegeven waarde. Zodoende boden de bankbiljetten zekerheid tegen muntverval- sing. Het gevolg was een herstel van vertrouwen in de economic. Prijzen en investeringen stegen en de bank opende overal bijkantoren. Dit werkte zo bemoedigend, dat de bank instemde met een krediet aan de Staat van maar liefst anderhalf miljard pond. De Staat wilde hiermee in één klap al haar lopende oorlogsschulden aflossen. Maar er dreigde een groot gevaar. Al dat papiergeld zou een geweldige inflatie* veroorzaken, tenzij het voor langere tijd kon worden bedrag laten overschrijven. Zo werd de AWB de eerste girobank in Noord-Europa. Met de komst van de AWB en soortgelijke banken in ZuidHolland en Zeeland verdween het profijt van het knoeien en snoeien. Immers, alleen de metaalinhoud van een munt RIJKSMUSEUM KUNST- KRANT DE RIJKSMUSEUMKUNSTKRANT VER- SCHIJNT ZES MAAL PER JAAR TUSSEN OKTOBER EN APRIL. UITGAVE: RIJKSMUSEUM, TELEFOON (020) 732121, TOESTEL 150. DE ARTIKELEN OVER GELD EN DE FINANCIËLE PAGINA WERDEN GESCHREVEN DOOR PIERRE VAN ERVE VAN DE NEDERLANDSCHE BANK. HET ARTIKEL OVER GELD IN DE KUNST IS VAN WIM HONDERS. HET ACHTERSTE VAN DE KRANT WERD SAMENGESTELD DOOR HELENE DAMEN EN Tom VAN DER MEER; HET WONDERBAARLIJK WOORDENBOEK DOOR ANNEMARIE VELS HEIJN EN FIEKE TISSINK. FOTO'S: FOTODIENST RIJKSMUSEUM (TENZIJ ANDERS VERMELD); ZETWERK: MIDDLETON; VORMGEVING, PIET SCHREUDERS; LITHO'S EN DRUK: MART. SPRUIJT B.V., AMSTERDAM ADRESSENBEHEER. BESTAND EN ADMINISTRATIE: RIA TOL & ADRESSEERSECTIE ALGEMENE SECRETARIE MINISTERIE VAN WVC ABONNEMENTEN JAARGANG 1 9 8 6 / 1987: 10 OF MEER TEGELIJK OP EEN ADRES F 3,75 PER ABONNEE: INDIVIDUELE ABONNEMENTEN: F 4,75 BETALING UITSLUITEND DOOR STORTING OP POSTGIRO 425180 T.N.V. RIJKSMUSEUM AMSTERDAM, ONDER VERMELDING VAN '... EXEMPL. RMKK 1986-1987' Een van de eigenschappen die een goed moet hebben om als geld te worden gebruikt is dat het schaars moet zijn. Er moet inspanning, arbeid, nodig zijn om dat goed te verwerven. Maar dit is niet alles. Het goed moet ook door iedereen gewild zijn. Bovendien moet het goed duurzaam (niet bederfelijk) zijn en deelbaar in brokken van verschillende grootte, waarvan de waarde gemakkelijk vast te stellen is omdat ze allemaal dezelfde, gelijke structuur hebben. En als laatste is het belangrijk dat kleine, makkelijk draagbare brokjes van dat goed nog een behoorlijke waarde hebben. Al deze eigenschappen Op Yap Het grootste geld ter wereld heid van Yap en heten daar 'Rai'. Het wonderlijke van dit geldstelsel is dat aan de voorwaarde van handige, kleine eenheden niet is voldaan. Voor het vervoer van de kleinste Rai is Rai, hoe groter zijn waarde, maar ook: hoe onvervoerbaarder. Je zou hieruit kunnen opmaken dat de eigendomsoverdracht van een grote Rai onmogelijk wordt, en dat de geldfunc- tie ophoudt. Maar neen: ver- gelegen eiland en per kajak Een portemonnee op Yap Zo gezegd, zo gedaan. De belangstelling was enorm. In de kleine beurs aan de Rue Quincampo ix stegen koersen en omzetten tot duizelingwekkende hoogten. Mensen die in het begin een paar duizend pond hadden belegd, waren in korte tijd miljoenen rijker (Hier komt de naam `miljonair' vandaan). Als beloning werd John Law, die intussen aan de monding van de Mississippi New Orleans had gesticht, benoemd tot Hertog van Arkansas. Het leek allemaal heel mooi, maar in feite was het een grote vicieuze cirkel. Law leende geld aan de Staat. De Staat ontving bankbiljetten en betaalde het volk hiermee. Het volk ruilde die bankbiljetten voor aandelen in de Mississippi Compagnie ... die het geld niet gebruikte voor haar bedrijf, maar weer uitleen- de aan de Staat, die er zijn uitgaven mee financierde, enzovoorts. De Mississippi Compag- nie bleek in de praktijk niet veel meer te zijn dan een papieren onderneming, een zeepbel. Begin 1720 meldde zich een klant bij de Banque Royale, met drie karren vol bankbiljetten en het verzoek deze even te verzilveren. Andere klanten volgden. Het vertrouwen in de bank kleine aankopen, zoals van kippen en varkens. Hoe groter de Hoewel Yap uit koraal bestaat, ligt het vol met een soort schijven gemaakt van kalksteen. Ontelbare generaties Yapbewoners hebben die kalksteen gedolven op een 500 kilometer verder ploiteren waar geweldig veel goud zou zitten. De aandelen van deze onderneming zouden onder andere kunnen worden gekocht met de zojuist genoemde anderhalf miljoen pond. moest met spoed hersteld worden: enkele duizenden arbeiders span (50-75 cm) dienen voor Yap. Dit is een eiland in de Caroline archipel (USA), ten noorden van Nieuw Guinea. de Mississippi moest gaan ex- tussen duim en middenvinger, en meet 9 inch of ongeveer 23 cm). Een gat in het midden is voor een draagstok. De schijven zijn de geldeen- nodig. Kleine vervoerbare Rai's, met een middellijn van 2 tot 3 aanwezig in het geldstelsel van onderneming op, een staatsmonopolie, die de gebieden langs (Een 'span' is de spanwijdte altijd nog een ijzersterke Yap — behalve de laatste — zijn ingevoerd. Precies volgens traditioneel voorschrift hebben zij er toen discusvormige schijven van gemaakt, met een middellijn die varieert tussen 2 en 4 span. omgezet in kapitaal ('consolidatie'). Hiervoor wist Law wel een oplossing. In 1719 richtte hij een plaatsing van het goed (dat sterk onroerende kenmerken heeft) is helemaal niet nodig. De nieuwe eigenaar laat het gevaarte rustig staan in de tuin van de vorige. (vervolg op pag. 3, kol. 1) marcheerden door de Parijse straten, zogenaamd op weg naar de goudmijnen van Louisiana. Al snel werd duidelijk dat het een bedrieglijke publiciteitsstunt was. De 'arbeiders' waren in werkelijkheid geronselde bedelaars, waarvan de meesten in de haven te horen kregen dat ze maar beter thuis konden blijven. De bank reageerde met harde maatregelen: de opnamemogelijkheid werd beperkt en toen dit onvoldoende bleek, werd het iedereen verboden goud en zilver te bezitten (Om dit verbod af te dwingen, werden verklikkers ingeschakeld die een deel van de buit zelf mochten houden). Maar het mocht niet meer baten. In juli 1720 bestormde een ziedende menigte de Banque Royale. John Law vluchtte naar Venetië, deflatie, depressie en een diepgeworteld wantrouwen tegen banken en papiergeld achterlatend. RijksmuseumKunstKrant Vol.13, No.2 Op Yap (vervolg van pag. 2) Veel belangrijker is dat iedereen weet wie de nieuwe eigenaar is. De onzichtbare eigendom is du § een heel gewoon verschijnsel op Yap. Een extreem voorbeeld is dat van een man die zijn Rai, een enorme knaap, in zee verloor toen hij hem aan land wilde brengen. Er waren veel getuigen die konden bevestigen hoe groot de steen was en hoe goed de kwaliteit (ook de structuur en kleur van de steen zijn voorgeschreven). De Rai ligt nog steeds op de bodem van de zee, maar zijn eigenaar geldt als een vermogend man. Welbeschouwd is deze situatie vergelijkbaar met het geldstelsel in de Westerse wereld, waar men rijkdom ontleent aan onder de grond gestopte goudbaren: in de kelders van de nationale banken. Tot op de dag van vandaag, hoewel de dollar nodig is voor de financiering van de invoer, gebruiken de Yap -bewoners de Rai als geschenk bij feestelijkheden, of om grond, een huis of een kajak te kopen. Toch lijkt het erop dat het Raistelsel zijn beste tijd heeft gehad. De bevolkingsgroei op Yap loopt sterk terug en als gevolg daarvan wordt de Rai steeds minder schaars. Tabak wettig betaalmiddel In de beginjaren van de 17de eeuw gebruikten de eerste kolo- nisten in Virginia tabak als ruilmiddel. Tabak had namelijk een bijzondere eigenschap: het werd geteeld in plaats van gedolven of gedrukt. Daarom werd het aanbod van tabak niet bepaald door toeval of overheidsbesluiten, maar door de planters. De regering van de tabaksstaten Virginia, Carolina en Maryland waren dan ook van meet af aan bezig met produk- tiebeperkingen. In 1666 sloten zij zelfs een verdrag waarbij gedurende een jaar de hele tabaksponden, gold een onveranderde hoeveelheid tabak als betaling van die schuld. Geen wonder dus dat het voornamelijk uit planters bestaande parlement van de staat Virginia in 1642 een wet aannam, die alle handels- en krediettransacties uitgedrukt in goud en zilver verbood, en zodoende tabak bevorderd tot wettig betaalmiddel. De tabaksprijs, uitgedrukt in ponden sterling, vormde tevens de wisselkoers tussen de koloniale en de Britse valuta. Als de tabaksprijs daalde, bijvoorbeeld tabaksteelt werd stopgezet. Nu van 12 tot 6 pence, werkte dit was het zo dat een overproduktie van tabak, bij een gelijkblijvend aanbod van de overige goederen onmiddellijk door in de wisselkoers en de invoer uit Engeland werd twee maal zo duur, terwijl en diensten, automatisch ge- de koloniale produkten twee paard ging met scherpe prijsstij- maal zo goedkoop werden voor gingen in tabaksponden. Dus Engeland. Tegenwoordig zou men dit een prototype van een zwevend wisselkoersstelsel noemen. De wet van 1642 maakte al spoedig duidelijk aan hen die 2 bij 2 konden optellen, dat laagkostende produktie van slechte tabak zeer lonend kon zijn. Een pond tabak is immers een pond tabak, goeie of kwaaie daar hadden de planters weinig aan. Maar ze hadden wel voordeel op een andere manier. Want in de landbouw is het normaal dat prijsdaling tengevolge van de overproduktie van goederen waarvan de vraag nauwelijks door die prijsdaling stijgt, een rampzalige weerslag heeft op het boereninkomen: want de schulden (in gewoon geld) moeten onveranderlijk met dat verlaagde inkomen worden voldaan. Zolang echter tabak dienst doet als geld, en de schuld dus was uitgedrukt in soort. Alweer een voorbeeld van Gresham's wet: `slecht geld verdrijft goed geld altijd uit de omloop'. Er was namelijk niemand zo gek om mooie goudgele bladeren af te geven als een paar vieze kruimeltjes ook wettelijk geoorloofd waren. In feite dus dezelfde situatie als in Nederland in de tijd van het munten 'snoeien'. De oplossing van dit probleem vertoonde ook gelijkenis. Want in navolging van de vroegere Amsterdamse Wisselbank werden depotbewijzen afgegeven waarop vermeld werd Rekenbord — De Romeinen noemden het rekenbord 'abacus'. Het was een houten bord in een aantal evenwijdig lopende groeven verdeeld, waarop schijven of steentjes (calculus) konden worden gelegd. De eerste groep was voor de eenheden, de volgende voor de tientallen, dan de honderdtallen enz. De tussenruimte heette spatium. Met dit rekenbord werd ook echt gerekend. Ook de Chinezen en andere Mongoolse volken kenden het rekenbord. Het werd door hen in Rusland ingevoerd en vandaar kwam het ook naar West Europa. In China en Japan wordt het nog wel gebruikt, alhoewel het er iets anders uitziet dan de abacus. In de Middeleeuwen werd ook wel gebruikt gemaakt van rekendoeken. Ons telraam is van de abacus afgeleid en Zolang er vertrouwen heerst dat de bankier voldoende goud heeft ter dekking van het omlopende papier, peinst geen mens erover om tijdens het boodschappen doen met een zak metaal van een hoog soortelijk gewicht te lopen zeulen. Toen de eerste Noordamerikaanse koloniën werden gesticht was er een nijpend gebrek aan munten met kleine nominale waarde. Begrijpelijk dus, dat de kolonisten vanaf het prille begin experimenteerden met vervangingsmiddelen voor geldelijke metalen. Dit surrogaatgeld werd minder hoog aangeslagen dan goud en zilver dat gebruikt werd voor de buitenlandse handel en bleef daarom in omloop (vergelijk de wet van Gresham). Handel met de indianen leidde ertoe om als eerste vervangingsmiddel de zogenaamde Wampun (ook wel sewant, peake of roanoke genoemd) van hen over te nemen. enkele tientallen jaren geleden werd het nog gebruikt bij het rekenonderwijs. Rekenpenning — De stad Neurenberg was de belangrijkste leverancier van rekenpenningen voor particuliere doeleinden. Ook in Doornik en minder frequent in de munthuizen van de Noordelijke Nederlanden, werden rekenpenningen geslagen. Na de opkomst van de Arabische rekenmethode werden ze vaak als fiches bij verschillende spelen gebruikt. Met name tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden ze als propagandamiddel gebruikt. Hans Bollongier, Stilleven met bloemen, 1939. Rijksmuseum Amsterdam vergaan. Zo'n schilderij heet daarom ook wel een `vanitasvoorstelling' ('vanitas' is Latijn en betekent vergankelijkheid). Het bloemstilleven van Hans Bollongier is hiervan een fraai voorbeeld. Dit `blomglas', zoals zo'n bloemstilleven in de 17de eeuw werd genoemd (het woord 'stilleven' moest nog uitgevonden worden), bestaat uit rozen en tulpen die samen in één vaas zijn Dit waren kralen, met veel geduld en vakmanschap gesneden uit witte en donkerpaarse ('zwart' in de volksmond) schelpen. Aaneengeregen tot snoeren of genaaid op leder, vormden deze kralen belangrijke rituele, culturele en zelfs historische elementen. Dat ervoer William Penn toen hij in 1682 van de Lenni-Lenape-indianen een wampunkleed kreeg aangeboden dat een voorstelling vormde van de overdracht van het grondgebied dat Pennsylvania zou heten. In losse staat, waarbij de wisselkoers van 1 zwarte kraal op 2 witte was bepaald, vormde het wampun een wijdverbreid betaalmiddel (in Massachusetts in 1641 zelfs wettelijk) met een zeker maximum wat betreft de omvang van de transactie. De officiële koers was 6 witte kralen= 1 penny. Wampun ontleende zijn waarde aan de bereidheid van de Indianen om de kralen te ruilen tegen beverhuiden. In feite waren zij dus de centrale bankiers van het Wampungeldstelsel. Blanke kolonisten slaagden er in om binnen twee generaties dit ingenieuze geldstelsel te vernietigen. Die vernietiging had nog wel enig respect afgedwongen indien deze op even ingenieuze wijze was geschied als de opbouw ervan. Helaas was, zoals zo vaak, domme hebzucht de oorzaak, want er was niet veel denkwerk voor nodig, met een potje zwarte verf en een kwastje, de waarde van de hoeveelheid omlopende kralen te laten toenemen. Bovendien drong de koloniale beschaving de leveranciers van de reservevaluta, de bevers, steeds verder de bossen in. De huiden werden dermate zeldzaam dat de groeiende hoeveelheid wampun niet meer ingewisseld kon worden en uit de omloop verdween. Het Wonderbaarlijk Woordenboek Wegwijs in de wonderbaarlijke wereld der symbolen Rekenpenning met de portretten van Filips de Schone en Johanna van Spanje, ca. 1500 (Koninklijk Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Stenen, Leiden) Bloemen goud waard Een bloemstilleven is vaak meer dan alleen een mooi boeket. In veel gevallen is zo'n stilleven geschilderd met een speciale bedoeling, als waarschuwing dat aardse pracht en rijkdom snel tabak met geld was zó sterk, dat New Yersey dat geen tabaksstaat was, op zijn papiergeld een tabaksblad liet drukken met daarop de simpele mededeling 'To counterfeit is death': = Op vervalsing staat de doodstraf. Wampun, een vroeg Amerikaans geldstelsel Rekenpenning: geen geld Een rekenpenning (Frans `jeton') is een muntachtig voorwerp dat werd gebruikt bij het maken van berekeningen in de periode dat het arabische cijferschrift (met name de 0) nog niet was ingevoerd. Het rekenen geschiedde toen nog met behulp van Romeinse cijfers, en dat valt niet mee. De penningen werden op een rekenbord gelegd (vandaar ook legpenning) of gegooid (vandaar Fr. leton'). Het Munt-ABC (Omnitrading, Apeldoorn 1984) vermeldt het volgende: de hoeveel- en hoedanigheid van een bepaalde partij tabak. Deze partij werd opgeslagen in speciaal daarvoor gebouwde staatsschuren. De depotbewijzen kwamen vervolgens in omloop. In 1727 werden deze biljetten wettig betaalmiddel in Viriginia en bleven dat tot het eind van de 18de eeuw. De associatie van 3 gezet. Zo'n boeket houd je niet lang goed. Immers, rozen en tulpen verdragen elkaar niet en verwelken al snel (zoals ook op het schilderij te zien is). Op bloemstillevens komen bovendien vaak slakken en allerlei insecten voor die zich te goed doen aan het boeket. Hun geknaag tast de bloemenpracht aan. Hiermee laat de schilder weten dat aardse schoonheid gemakkelijk vergaat. Bollongier heeft zich beperkt tot een enkele slak op de tafel, links op de voorgrond. Een ander vergankelijkheidssymbool op dit schilderij is mogelijk de tulp zélf. (vervolg op pag. 4, kol. 1) EVER everzwijn, symbool van het Kwaad. Een vrouw rijdend op een everzwijn verbeeldt de Toorn ezel, staat voor luiheid en domheid fabeldier, een onbestaanbaar dier dat voorkomt in fabels en andere fantastische verhalen, met b.v. vleugels en leeuwepoten. Zie oa, draak, eenhoorn en griffioen Soms ook menselijke figuren fakkel, omlaaggehouden en gedoofd: dood, mislukking. brandend: symbool van nacht, slaap Ook attribuut van de heiligen Theodorus en Dominicus. Dominicus' moeder droomde van een gevlekte hond met een fakkel in de bek voordat D. geboren werd granaatappel, symbool van vruchtbaarheid vanwege de vele vruchtjes in één omhulsel vaak ook alleen voor het mooi ter decoratie toegepast globe, zie wereldbol griffioen, fabeldier met het lichaam van een leeuw en vleugels en snavel van een adelaar. Volgens de verhalen zeer sterk Ook symbool van Christus omdat het dier deels koning van de aarde (leeuw) is en deels koning van de lucht (adelaar). Vaak toegepast als houder van familie- of stadswapen haan, symbool van waakzaamheid. Bij Petrus een herinnering aan zijn verloochening van Christus (de haan kraaide). Ook symbool van Christus die de duisternis verjaagt. op torens: symbool van de prediker die onvermoeid in alle richtingen het geloof predikt haas, symbool van de vruchtbaarheid (evenals het konijn), maar ook in christelijke afbeeldingen soms het symbool van de.boetvaardige zondaar hamer, gebruikt om een spijker in een hoofd re slaan: Jael vermoordt de legeroverste Sisera (Oude Testament) ook: attribuut van de heilige Eloisius (St. Eloy), die smid van beroep was handdoek (vaak in combinatie met een wasbekken) verbeeldt zuiverheid. In voorstelling met Maria een verwijzing naar haar maagdelijkheid handen, ineengeslagen: verwijst naar een verbond, een verdrag, en vaak naar een huwelijk hart, symbool van liefde HOOF 5 brandend: geloof gevleugeld: het gebed dat opstijgt naar God haspel, gebruikt bij het spinnen, symbool van huiselijkheid, een deugd die vooral vrouwen past. Ook wel uitgebeeld door een spinnewiel hermelijn, als dier: symbool van kuisheid als bont (met zwarte stippen): symbool van koninklijke waardigheid hert, symbool van de ziel, die dorst naar het geloof als een opgejaagd hert naar water. ook symbool van Christus. met kruis tussen het gewei, visioen van de heilige Hubertus, die aldus bekeerd werd. Hetzelfde overkwam de heilige Eustachius hoed, op stok: vrijheidshoed hond, symbool van trouw, maar liggende op een kussen soms ook symbool van wellust, dansend: verwijst naar de ondeugdelijkheid van de vrouw die ook op het schilderij is afgebeeld. Soms is de hond symbool van vraatzucht hoofd, afgehakt: aan haren vastgehouden het hoofd van Holofernes dat door Judith was afgehakt (Oude Testament). Soms is te zien dat zehet hoofd in een zak doet of de zak met het hoofd bij zich heeft op schotel: het hoofd van Johannes de Doper, door Herodes aan zijn dochter Salome geschonken omdat ze zo mooi gedanst had en dit haar hartewens was door onthoofdezelfgedragen: een heilige die door onthoofding stierf en zijn hoofd zelf naar de plaats heeft gedragen waar hij begraven wilde worden. Op de plek staat dan vaak een aan hem gewijde kerk 4 RijksmuseumKunstKrant Vol.13, No.2 'Tulpenwoede' De tulp is oorspronkelijk afkomstig uit Midden -Azië. Van- daar 'verhuisde' hij naar Turkije, waar door kruising allerlei nieuwe soorten werden verkregen. Uiteindelijk, tegen het eind van de 16de eeuw, kwam de tulp in Nederland terecht. In ons raakte deze exotische bloem al spoedig in trek als land verzamelobject, vooral onder welgestelden. Het verzamelen 2 ladingen graan 4 ladingen rogge 4 vette ossen 8 vette varkens 12 vette schapen ca. 500 liter wijn ca. 3500 liter bier ca. 1500 kg boter 1000 pond kaas een bed met toebehoren een pak van lakense stof een zilveren beker van tulpebollen was namelijk een dure liefhebberij. De prijzen Ook winkels, huizen, landerijen, schilderijen en vruchten deden dienst als ruilmiddel. De prijzen bleven nog zo'n acht maanden stijgen, totdat op 3 februari 1637 de bom barstte. De prijzen gingen dalen, en dat was voor veel speculanten* het sein om hun tulpen te verkopen. Het gevolg was dat de prijzen nu nog sneller daalden, en iedereen Hans Bollongiers bloemstilleven ontstond zo'n twee jaar ná deze Tulpenwoede. De gevlam- de, veelkleurige tulpen die hij schilderde behoorden tot de duurste soort. Het ligt daarom voor de hand dat de schilder met dit bloemstilleven heeft willen verwijzen naar de vergankelijk- heid van aardse rijkdom. probeerde zo snel mogelijk z'n tulpen van de hand te doen. De markt stortte in, en veel mensen bleven berooid en met schulden achter. wijzen naar het beroep van de man. van bollen lagen erg hoog, vanwege het beperkte aanbod en de steeds toenemende vraag. Al in 1624 werd er voor een enkele bol maar liefst f 2400,— geboden. Even afrekenen Ook de voorwerpen op een door Maarten van Heemskerck ge- Wat de prijzen nog verder schilderd portret verwijzen naar opdreef was de ontdekking dat de aanschaf van tulpebollen een uitstekende manier was om geld te beleggen. Menigeen kocht het beroep van de geportretteerde. bollen in de hoop schatrijk te worden door zo'n tulpebol tegen een nog hoger bedrag te vérkopen. Het gevolg was dat tussen december 1634 en mei 1636 de prijzen zich vertien- of zelfs vertwintigvoudigden. Die pe- riode wordt de tijd van de 'Windhandel' in tulpen, oftewel de 'Tulpenwoede' genoemd. Een voorbeeld: iemand kocht in die dagen een van de duurste Ltirck Jacobsz. (toegeschreven), Onbekend echtpaar, 1541. Amsterdams Historisch Museum bollen met goederen in plaats van met geld. Hij betaalde toen het volgende: Hiernu- en hiernamaals Ook portretten bevatten vaak waarschuwingen dat het aardse vergankelijk is. Zo'n soort vingerwijzing komt letterlijk voor op een aan Dirck Jacobsz. toegeschreven portret van een helemaal zeker. De Voorzichtigheid, een van de vier belangrijkste deugden, wordt meestal derij wijst het echtpaar onder andere op een aantal gouden schijven en een beurs met muntstukken op tafel. Dit geld waarschuwt tegen de ijdelheid van aardse rijkdom. Immers, het leven op aarde is, zoals de schedel aangeeft, van korte duur; de tijd verglijdt zoals het zand in de zandloper. De teksten aan de wand spreken niet minder duidelijke taal. De tekst links begint met de volgende 5 Lc 1 hooiwagen, symbool van de hebzucht. De hebzuchtigen bespringen de hooiwagen, omdat de hooi bedriegelijk op goud lijkt. hoorn des overvloeds, hoorn (soms gevlochten van stro of gebakken van klei) gevuld met bloemen, vruchten, groenten etc., symbool van vruchtbaarheid. Vaak ook alleen bedoeld voor het mooi iris (zwaardbloem), in voorstellingen met het Christuskind: verwijst naar het lijden van Christus. Zie: lis jongens (3) in een ton, door een slager vermoord en in een vat met pekel gezet, door de heilige Nicolaas weer tot leven gewekt kaars, gedoofd: symbool van voorbije maagdelijkheid, in stillevens: symbool van vergankelijkheid brandend: symbool van licht, inzicht, wijsheid, soms ook: symbool van Christus, het licht der wereld kat, symbool van ondeugd, wellust, begeerte dansend: wijst op slechte opvoeding (een kat dansen leren is verspilde tijd) keeshond, spotttende uitbeelding van de Patriotten (een Nederlandse politieke beweging in de 18de eeuw), die naar hun leider Cornelis (Kees) de Gijselaar Kezen werden genoemd kelk, met draakje of slangetje erin, attribuut van Johannes de Evangelist c P A E C rair= reinheid, waarheid, liefde, geloof blauw= onschuld, oprechtheid (vaak gebruikt in de kleding van Maria) rood= liefde, lijden groen= hoop, nederigheid geel= verraad, afgunst (Petrus is vaak gekleed in geel en blauw ter herinnering aan zijn verloochening van Christus en zijn berouw daarna) zwart= dwaling, rouw bruin= nederigheid, armoede (de kleding van by. de heilige Franciscus) stellende/ ende de weldaeden godts niet is bedachtich/ die verdomenisse sal hem sijn versnellende'. Met andere woorden, wie in plaats van aan God uitsluitend aan geld denkt, maakt bij zijn dood een goede kans op een enkele reis naar de hel. Alleen door een christelijk leven te leiden vergroot men z'n kansen op het eeuwige leven. Vandaar de gekruisigde Christus, in het landschap dat te zien is door het venster links op de achtergrond. Behalve de gouden schijven en de geldbuidel bevinden zich nog andere voorwerpen op tafel, zoals een stempel (met een bol handvat), een kluwen touw, een stapel brieven, een inktstel en een zandstrooier. Met zo'n zandstrooier werd fijn zand op een zojuist beschreven vel (brief)papier gestrooid om de natte inkt sneller te laten drogen. Het grote boek is waarschijnlijk een rekeningenboek. Al deze voorwerpen ver- De betekenis van de spiegel op de achtergrond is niet afgebeeld als een vrouw met een slang en een spiegel. Misschien verwijst de spiegel bij Bicker daarom naar inzicht en verstandig zakendoen. maar het is ook mogelijk dat de bedrieglijke schijn van de spiegel opnieuw verband houdt met de ijdelheid van aards bezit. Als zodanig Johannes Vermeer, De parelweegster, 1662-63. National Gallery of Art, Washington komt de spiegel bijvoorbeeld voor op een portret door Quinten Matsijs van een geldwisselaar en zijn vrouw. boek — vermoedelijk een gebedenboek — waarin een afbeelding te zien is van Maria met het Ook dit schilderij gaat over de tegenstelling tussen aardse ver- Christuskind. Misschien doelt Matsijs met gankelijkheid en het eeuwige leven. De geldwisselaar is in de weer met het wegen van goudstukken. Het geld, de parels, de ringen en de rijkversierde pronkbeker vóór hem zijn stuk voor stuk voorbeelden van vergankelijke aardse rijkdom. Zijn vrouw houdt zich echter bezig met het tegenovergestelde. Terwijl haar man zich bemoeit met de weegschaal van de geldwisselaar op de Dag des Oordeels. De bijbel beschrijft dit Laatste Oordeel als de dag waarop de wereld zal vergaan en de zielen van alle mensen zullen worden gewogen. het aardse slijk, bladert zij in een zeker verborgen in een schilderij Diegenen die dan te licht worden bevonden verdwijnen naar de hel. De anderen gaan naar de hemel. Die diepere betekenis zit van Johannes Vermeer waarop een vrouw te zien is die parels staat te wegen. In dit geval zijn het de parels die verwijzen naar vergankelijke rijkdom. Heel toepasselijk hangt daarom achter de parelweegster een schilderij met het Laatste Oordeel. Je kunt het toch niet meenemen Dat het aardse leven vergankelijk is, daarvan was ook de bankier Occo zich bewust. Pompejus Occo werd geboren in Friesland. Hij heette eigenlijk (vervolg op pag. 5, kol. 1) paars= rouw kleuter (bloot) met vleugels: engeltje, portret van een vroeggestorven kind,_ ook: Amor die met zijn pijlen mensen verliefd maakt. Zonder of met vleugels in historische of mythologische taferelen, putto, meestal ter decoratie, soms drager van b.v. een lauwerkrans, een kroon of andere voorwerpen die met de voorstelling te maken hebben Vaak Christuskind, soms Johannes de Doper en nog vaker gewoon een naakte kleuter knots, attribuut van Hercules en daardoor ook van de Kracht. Ook attribuut van heiligen die met een knots gedood zijn, by. Eusebius en Judas Thaddeus konijn, symbool van vruchtbaarheid; zie ook haas kooi, met vogel erin: symbool van kuisheid, maagdelijkheid van de daarbij afgebeelde dame vogel gevlogen: het is gedaan met de maagdelijkheid vogel probeert te ontsnappen: vermaning (F. V LAUW 6 vermaning: `Wie up den penninck syn hert is Quinten Matsijs, De geldwisselaar en zijn vrouw, 1514. Louvre, Parijs naamde rekenpenningen, die men destijds gebruikte om het optellen van rekeningen -posten te vergemakkelijken. Die posten staan in het kasboek dat Bicker in z'n andere hand opengeslagen houdt. onbekend echtpaar. In dit schil- 1-1001 De man op dit schilderij is misschien Pieter Bicker, die onder ander eigenaar was van een Amsterdamse brouwerij. De munten die Bicker (voor het gemak noemen we hem maar zo, maar hij heet dus misschien anders) lijkt te tellen doen sterk denken aan de gouden schijven op het vorige schilderij. Dit zijn geen geldstukken maar zoge- - st kersen, in de hand van een klein jongetje gekleed in rokken: duidt waarschijnlijk aan dat hij van het mannelijk geslacht is bij het Christuskind: verwijzing naar het lijden van Christus (kersesap=bloed) klimop, symbool van de aanhankelijkheid die een vrouw in het huwelijk moet betrachten kleuren, in de christelijke kunst vaak gebruikt vanwege hun symbolische betekenis: aan de beschouwer over wat er kan gebeuren kroon, hoort bij koningen en keizers, maar ook Maria (koningin des hemels) draagt wel een kroon, en stedemaagden. Bij de Amsterdamse stedemaagd bestaat de kroon soms uit delen van schepen ter verwijzing naar het belang van Amsterdam als havenstad lam, staat soms voor Christus (het lam Gods), boon ook bij Johannes de Doper en bij de heilige Agnes (agnus in het Latijn betekent lam). lamp, licht, verlichting ook in geestelijke zin, door onderwijs lauwerkrans, symbool van overwinning. Wordt ook gedragen door dichters en soms door schilders. Is ook attribuut van Apollo, de god van de dichtkunst Maarten van Heemskerck, Portret van een man, misschien Pieter Bicker, 1529. Rijksmuseum Amsterdam Dirck Jacobsz., Pompejus Occo, 1531. Rijksmuseum Amsterdam RijksmuseumKunstKrant Vol.13, No.2 'Tulpenwoede' De tulp is oorspronkelijk af- Ook winkels, huizen, landerijen, schilderijen en vruchten deden dienst als ruilmiddel. De prijzen bleven nog zo'n acht maanden stijgen, totdat op 3 februari 1637 de bom barstte. De prijzen gingen dalen, en dat was voor veel speculanten* het 2 ladingen graan 4 ladingen rogge 4 vette ossen 8 vette varkens 12 vette schapen ca. 500 liter wijn ca. 3500 liter bier ca. 1500 kg boter 1000 pond kaas een bed met toebehoren een pak van lakense stof een zilveren beker komstig uit Midden -Azië. Van- daar 'verhuisde' hij naar Turkije, waar door kruising allerlei nieuwe soorten werden verkregen. Uiteindelijk, tegen het eind van de 16de eeuw, kwam de tulp in Nederland terecht. In ons raakte deze exotische bloem al spoedig in trek als land verzamelobject, vooral onder welgestelden. Het verzamelen sein om hun tulpen te verkopen. Het gevolg was dat de prijzen nu nog sneller daalden, en iedereen van tulpebollen was namelijk de, veelkleurige tulpen die hij schilderde behoorden tot de duurste soort. Het ligt daarom voor de hand dat de schilder met dit bloemstilleven heeft willen verwijzen naar de vergankelijk- heid van aardse rijkdom. wijzen naar het beroep van de man. vanwege het beperkte aanbod en de steeds toenemende vraag. Al in 1624 werd er voor een enkele bol maar liefst f 2400,— geboden. Even afrekenen Ook de voorwerpen op een door Maarten van Heemskerck geschilderd portret verwijzen naar Wat de prijzen nog verder het beroep van de geportretteerde. opdreef was de ontdekking dat de aanschaf van tulpebollen een uitstekende manier was om geld te beleggen. Menigeen kocht bollen in de hoop schatrijk te worden door zo'n tulpebol tegen een nog hoger bedrag te vérkopen. Het gevolg was dat tussen december 1634 en mei 1636 de prijzen zich vertien- of zelfs vertwintigvoudigden. Die pe- riode wordt de tijd van de 'Windhandel' in tulpen, oftewel de 'Tulpenwoede' genoemd. Een voorbeeld: iemand kocht in die dagen een van de duurste virck Jacobsz. (toegeschreven), Onbekend echtpaar, 1541. Amsterdams Historisch Museum Hiernu- en hiernamaals bollen met goederen in plaats van met geld. Hij betaalde toen het volgende: Ook portretten bevatten vaak waarschuwingen dat het aardse vergankelijk is. Zo'n soort vingerwijzing komt letterlijk voor op een aan Dirck Jacobsz. toegeschreven portret van een onbekend echtpaar. In dit schil- derij wijst het echtpaar onder andere op een aantal gouden schijven en een beurs met muntstukken op tafel. Dit geld waarschuwt tegen de ijdelheid van aardse rijkdom. Immers, het vermaning: 'Wie up den penninck syn hert is stellende/ ende de weldaeden godts niet is bedachtich/ die verdomenisse sal hem sijn versnellende'. Met andere woorden, wie in plaats van aan God uitsluitend aan geld denkt, maakt bij zijn dood een goede kans op een enkele reis naar de hel. Alleen door een christelijk leven te leiden vergroot men z'n kansen op het eeuwige leven. Vandaar de gekruisigde Christus, in het De man op dit schilderij is misschien Pieter Bicker, die onder ander eigenaar was van een Amsterdamse brouwerij. De munten die Bicker (voor het gemak noemen we hem maar zo, maar hij heet dus misschien anders) lijkt te tellen doen sterk denken aan de gouden schijven op het vorige schilderij. Dit zijn geen geldstukken maar zoge- Quinten Matsijs, De geldwisselaar en zijn vrouw, 1514. Louvre, Parijs naamde rekenpenningen, die men destijds gebruikte om het optellen van rekeningen -posten te vergemakkelijken. Die posten staan in het kasboek dat Bicker in z'n andere hand opengeslagen houdt. De betekenis van de spiegel op de achtergrond is niet helemaal zeker. De Voorzichtigheid, een van de vier belangrijkste deugden, wordt meestal afgebeeld als een vrouw met een slang en een spiegel. Misschien verwijst de spiegel bij Bicker daarom naar inzicht en verstandig zakendoen, maar het is ook mogelijk dat de bedrieglijke schijn van de spiegel opnieuw verband houdt met de ijdelheid van aards bezit. Als zodanig Johannes Vermeer, De parelweegster, 1662-63. National Gallery of Art, Washington landschap dat te zien is door het venster links op de achtergrond. komt de spiegel bijvoorbeeld voor op een portret door Quinten Matsijs van een geldwisselaar en zijn vrouw. boek — vermoedelijk een gebedenboek — waarin een afbeel- Behalve de gouden schijven en de geldbuidel bevinden zich Ook dit schilderij gaat over de tegenstelling tussen aardse ver- Christuskind. Misschien doelt Matsijs met minder duidelijke taal. De tekst nog andere voorwerpen op tafel, links begint met de volgende zoals een stempel (met een bol gankelijkheid en het eeuwige leven. De geldwisselaar is in de weer met het wegen van goudstukken. Het geld, de parels, de ringen en de rijkversierde pronkbeker vóór hem zijn stuk voor stuk voorbeelden van vergankelijke aardse rijkdom. Zijn vrouw houdt zich echter bezig met het tegenovergestelde. Terwijl haar man zich bemoeit met de weegschaal van de geldwisselaar op de Dag des Oordeels. De bijbel beschrijft dit Laatste Oordeel als de dag waarop de wereld zal vergaan en de zielen van alle mensen zullen worden gewogen. leven op aarde is, zoals de schedel aangeeft, van korte duur; de tijd verglijdt zoals het zand in de zandloper. De teksten aan de wand spreken niet handvat), een kluwen touw, een 1 hooiwagen, symbool van de hebzucht. De hebzuchtigen bespringen de hooiwagen, omdat de hooi bedriegelijk op goud lijkt. hoorn des overvloeds, hoorn (soms gevlochten van stro of gebakken van klei) gevuld met bloemen, vruchten, groenten etc., symbool van vruchtbaarheid. Vaak ook alleen bedoeld voor het mooi iris (zwaardbloem), in voorstellingen met het Christuskind: verwijst naar het lijden van Christus. Zie: lis jongens (3) in een ton, door een slager vermoord en in een vat met pekel gezet, door de heilige Nicolaas weer tot leven gewekt kaars, gedoofd: symbool van voorbije maagdelijkheid, in stillevens: symbool van vergankelijkheid brandend: symbool van licht, inzicht, wijsheid, soms ook: symbool van Christus, het licht der wereld kat, symbool van ondeugd, wellust, begeerte dansend: wijst op slechte opvoeding (een kat dansen leren is verspilde tijd) keeshond, spottiende uitbeelding van de Patriotten (een Nederlandse politieke beweging in de 18de eeuw), die naar hun leider Cornelis (Kees) de Gijselaar Kezen werden genoemd kelk, met draakje of slangetje erin, attribuut van Johannes de Evangelist deze Tulpenwoede. De gevlam- probeerde zo snel mogelijk z'n tulpen van de hand te doen. De markt stortte in, en veel mensen bleven berooid en met schulden achter. een dure liefhebberij. De prijzen van bollen lagen erg hoog, H001 Hans Bollongiers bloemstilleven ontstond zo'n twee jaar ná LAUW 6 wit-= reinheid, waarheid, liefde, geloof blauw= onschuld, oprechtheid (vaak gebruikt in de kleding van Maria) rood= liefde, lijden groen= hoop, nederigheid geel= verraad, afgunst (Petrus is vaak gekleed in geel en blauw ter herinnering aan zijn verloochening van Christus en zijn berouw daarna) zwart= dwaling, mum bruin= nederigheid, armoede (de kleding van by. de heilige Franciscus) paars= rouw kleut er (bloot) met vleugels: engeltje, portret van een vroeggestorven kind, ook: Amor die met zijn pijlen mensen verliefd maakt. Zonder of met vleugels in historische of mythologische taferelen, putto, meestal ter decoratie, soms drager van b.v. een lauwerkrans, een kroon of andere voorwerpen die met de voorstelling te maken hebben Vaak Christuskind, soms Johannes de Doper en nog vaker gewoon een naakte kleuter stapel brieven, een inktstel en een zandstrooier. Met zo'n zandstrooier werd fijn zand op een zojuist beschreven vel (brief)papier gestrooid om de natte inkt sneller te laten drogen. Het grote boek is waarschijnlijk een rekeningenboek. Al deze voorwerpen ver- het aardse slijk, bladert zij in een ding te zien is van Maria met het Diegenen die dan te licht worden bevonden verdwijnen naar de hel. De anderen gaan naar de hemel. Die diepere betekenis zit zeker verborgen in een schilderij van Johannes Vermeer waarop een vrouw te zien is die parels staat te wegen. In dit geval zijn het de parels die verwijzen naar vergankelijke rijkdom. Heel toepasselijk hangt daarom achter de parelweegster een schilderij met het Laatste Oordeel. Je kunt het toch niet meenemen Dat het aardse leven vergankelijk is, daarvan was ook de bankier Occo zich bewust. Pompej us Occo werd geboren in Friesland. Hij heette eigenlijk (vervolg op pag. 5, kol. 1) knots, attribuut van Hercules en daardoor ook van de Kracht. Ook attribuut van heiligen die met een knots gedood zijn, by. Eusebius en Judas Thaddeus konijn, symbool van vruchtbaarheid; zie ook haas kooi, met vogel erin: symbool van kuisheid, maagdelijkheid van de daarbij afgebeelde dame vogel gevlogen: het is gedaan met de maagdelijkheid vogel probeert te ontsnappen:vermaning aan de beschouwer over wat er kan gebeuren kroon, hoort bij koningen en keizers, maar ook Maria (koningin des hemels) draagt wel een kroon, en stedemaagden. Bij de Amsterdamse stedemaagd bestaat de kroon soms uit delen van schepen ter verwijzing naar het belang kersen, in de hand van een klein jongetje gekleed in rokken: duidt waarschijnlijk aan dat hij van het mannelijk geslacht is bij het Christuskind: verwijzing naar het lijden van Christus (kersesap=bloed) klimop, symbool van de aanhankelijkheid die een vrouw in het huwelijk moet betrachten kleuren, in de christelijke kunst vaak gebruikt vanwege hun symbolische betekenis: van Amsterdam als havenstad lam, staat soms voor Christus (het lam Gods), hoort ook bij Johannes de Doper en bij de heilige Agnes (agnus in het Latijn betekent lam). lamp, licht, verlichting ook in geestelijke zin, door onderwijs lauwerkrans, symbool van overwinning. Wordt ook gedragen door dichters en soms door schilders. Is ook attribuut van Apollo, de god van de dichtkunst Maarten van Heemskerck, Portret van een man, misschien Pieter Bicker, 1529. Rijksmuseum Amsterdam Dirck Jacobsz., Pompejus Occo, 1531. Rijksmuseum Amsterdam 11£1 fichiberstn VAN DE KRANT I NM E Z E M M M E M E •II al In WPM MEN•II al El El II III IN•MEN IE II IN ZEN NI II IN 1111111MEMEN El Ill Fototentoonstelling in het Rijksmuseum Wonen in naoorlogse wijken Vanaf 13 december is in zaal I 13 en 114 van de Afdeling Nederlandse Geschiedenis de fototentoonstelling Wonen in naoorlogse wijken te zien. De foto's zijn van Cary Markerink en Theo Baart. Het Rijksmuseum verleende hen vorig jaar de opdracht om elk een documentaire te maken over het wonen in naoorlogse wijken. Hiernamaals (vervolg van pag. 4) Poppe Ockeszoon, maar nam, gen met handelssteden als Antzoals veel andere vooraanstaan- werpen, Mechelen, Keulen, de figuren in die dagen, een Neurenberg, Parijs en Rome. Romeins aandoende naam aan. Daarnaast had hij contact met Kort voor 1510 verhuisde hij koning Christiaan II van Denaar Amsterdam om daar de nemarken. In 1521 logeerde zakelijke belangen te behartigen deze koning in Occo's huis 'Het van de Fuggers. De Augsburgse Paradijs' aan de Kalverstraat. Behalve met geld hield Occo familie Fugger was een belangrijk bankiersgeslacht en ver- zich ook bezig met minder strekte onder andere leningen wereldse zaken. Zo stelde hij een aan vorsten en pausen. In bibliotheek samen die in die Amsterdam verdiende Occo dagen de belangrijkste was van veel geld als bankier en koop- Amsterdam, en liet een gebeman. Hij onderhield betrekkin- denboek uitgeven. Bovendien Het Rijksmuseum geeft ieder jaar opdracht aan twee of drie fotografen om een min of meer actueel thema te fotograferen. De afgelopen jaren waren dit: Verkiezingsstrijd '81, De omroep in Nederland, Kerk in verandering, De jongeren en In het teken van de robot. Door het heden vast te leggen, wil de Afdeling Nederlandse Geschiedenis een fotoverzameling op- was hij van 1513 tot 1518 kapelmeester van de Heilige Stede, een bedevaartsplek in Amsterdam, die hij van altaarstukken en beelden liet voorzien. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat hij zich hier heeft laten afbeelden als iemand die beseft dat het aardse leven vergankelijk is. Vandaar de schedel. In zijn rechterhand houdt Occo een anjer, een bloem die al eeuwenlang door schilders gebruikt was als een symbool van de Verlossing en de hoop op het eeuwige leven. Een dubbeltje kan vreemd rollen In het Rijksmuseum hangt een woordig heet het Gezelschap in Interieur, maar in de vorige eeuw stond het schilderij heel anders bekend. In een roman uit Gerard ter Borch, Gezelschap in interieur, ca. 1665. Rijksmuseum Ill • IREMEM Te zien Geld in allerlei varianten kun je o.a. bekijken bij Het Koninklijk Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Stenen Rapenburg 28, Leiden (in de loop van '87 open). leest; de moeder houdt zich afzijdig en tuurt wat verlegen in haar glas. Wat Goethe eigenlijk beschreef was een Franse prent uit 1765 naar dit schilderij. Die prent heette L'Instruction Paternelle oftewel De Vaderlijke Vermaning. Het schilderij bleef, dankzij Goethe, bekend onder deze titel, totdat bij een schoonmaakbeurt sporen van een muntstuk tussen de vingers van de man werden ontdekt. Kennelijk had een preutse eigenaar van het schilderij dat muntje laten wegwerken. Preuts, omdat Ter Borch de voorstelling had bedoeld als een bordeelscène met een klant die geld biedt voor een hoer. De 'vader' is dus in werkelijkheid een klant, de 'dochter' een hoer en de moeder' een koppelaarster. Trouwens, als Goethe wat nauwkeuriger had gekeken zou het hem waarschijnlijk opgevallen zijn dat de man te jong is om de vader te zijn van het meisje. Bovendien is de man gekleed als een soldaat, een figuur die regelmatig voorkomt op bordeelscènes. En wat te denken van het bed op de achtergrond? Wonen: een dak boven je hoofd? Het woord wonen heeft meer dan één betekenis. Soms wordt met wonen alleen maar bedoeld het hebben van een adres: 'Ik woon in de Vondelstraat 0 in Amsterdam'. Maar vaak wordt met het woord 'wonen' meer bedoeld, worden er allerlei activiteiten in en om het huis mee bedoeld. Een huis is meer dan alleen een dak boven je hoofd. Mensen gebruiken het om er in te slapen, zichzelf te wassen, te eten en zich te ontspannen. Voor sommigen is het ook een statussymbool. Hoe dan ook: de meeste mensen brengen een groot deel van hun leven thuis door. Het hebben van een goed huis is dan ook heel belangrijk. Een slechte, kleine woning of bijvoorbeeld geluidsoverlast van de buren kan het woongenot danig verstoren! Dakloosheid, woningnood, is nog erger: wonen is een levensnoodzaak. Een bewoner van Delft in zijn tuin. Foto: Theo Baart Woningbouw na de oorlog: veel maar nooit genoeg Tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 was de Nederlandse woningvoorraad — het aantal huizen — enorm verminderd. Tijdens de bezetting had de woningbouw op bevel van de Duitsers stilgelegen en waren er ook nog meer dan 82.000 woningen verwoest, bijna 41.000 zwaar beschadigd en 386.000 licht beschadigd. Er was dus een grote vraag naar woningen na de oorlog. Bovendien werd de vraag naar woningen vergroot door de huwelijksgolf direct na de oorlog (al die pasgetrouwden wilden natuurlijk een huis om in te gaan wonen) en door de immigratie van Nederlanders uit Indonesië. Door al deze factoren was het woningtekort na de oorlog zo'n 300.000. Maar ondanks die enorme vraag bleef de bouw van nieuwe woningen tot lang na de oorlog ver achter bij die vraag. In 1950 werden er nog geen 48.000 nieuwe woningen gebouwd. In 1964 waren het er voor het eerst meer dan 100.000. In de eerste naoorlogse jaren gaf de regering voorrang aan het herstel van havens en industrie boven het opheffen van de woningnood om de economische ontwikkeling van het land te bevorderen. Pas in de jaren zestig, met de toenemende welvaart, kwam de produktie echt op gang. Maar toch werd de woningnood daarmee nog niet echt opgelost: de bevolkingsgroei was sterker dan gedacht. En bovendien nam door de stijgende welvaart de vraag naar grotere woningen toe. Te lezen Er bestaan lespakketten over de geschiedenis van het geld en geldverkeer: SISO nr. 345. II ZEE al 111 1101001100011000011110001000111101011100111101000001011 Woningbouw in Nederland dat in het verleden nogal eens van titel is veranderd. pschilderij van Gerard terTegenBorch 1809 beschreef de Duitse schrijver Goethe de voorstelling als een vader die met opgeheven wijsvinger zijn dochter de les bouwen over hedendaagse Nederlandse geschiedenis. Ieder jaar wordt er een ander stukje van de Nederlandse samenleving in beeld gebracht. En juist daar waar veranderingen optreden, wil het Rijksmuseum dat er fotografen aanwezig zijn om met de camera ht:in visie te geven op die veranderingen. Dit maal: wonen in naoorlogse wijken. jaar aantal gebouwde woningen 1945 1946 1947 1948 1949 389 1 593 9 243 36 391 42 791 1950 1951 1952 1953 1954 47 300 58 666 54 601 59 597 68 487 1955 1956 1957 1958 1959 60819 68284 88 397 89 037 83632 1960 1961 83815 82687 78375 79523 100 978 1962 1963 1964 1966 1967 1968 1969 1965 115 027 121 699 127 433 122 773 123 117 1970 1971 1972 1973 1974 117 284 136 595 152 272 155 412 146 174 1975 1976 1977 1978 1979 120 774 106 813 111047 105 825 87522 1980 1981 1982 1983 1984 113 756 117 759 123 310 111 127 112 732 1985 98 131 1100000011101111111111111100001111111111100000111111111111111111 Prunuslaan, Rhenen. Rijtjeshuizen uit 1957. Foto: Cary Markerink (vervolg op pag. 6, kol. 1) 6 RijksmuseumKunst fief thlherstie VAN DE KRANT M I I I I M I I I RI I I M M UM • W HE RE Rijksprentenkabinet half open Van I december tot half maart zal in één zaal van het Rijksprentenkabinet de tentoonstelling 'Facetten' te zien zijn. Allerlei onderdelen uit de kolossale verzameling van het prentenkabinet komen daarin aan de orde: schetsboeken, Japanse prenten, portretten, volksprenten en nog veel meer. Ondertussen zal in de andere zaal (de grote) druk getimmerd worden aan een verbouwing. Want in die zaal, althans in een stuk ervan, komt voortaan het depot van het Prentenkabinet: daar komen de kasten en laden waarin de meer dan een miljoen prenten en tekeningen bewaard worden. Vroeger stonden die in de kelder, onder de bibliotheek. Maar men is bang voor water- schade: als daar een leiding springt (we zitten in de kelder, nietwaar), of het grondwater dringt binnen, dan is al dat papier in groot gevaar. Het plan om het depot te verhuizen naar een plaats boven de grond bestond al langer, maar nu dit jaar het Londense Victoria and Albert Museum getroffen werd door precies zo'n ramp als hier bij ons zou kiinnen gebeuren (daar liep een kelder onder) is er extra haast achter gezet. Tot half maart dus is het Rijksprentenkabinet half open. Daarna zal de vernieuwde ruimte ingewijd worden met een expositie van de aanwinsten van de laatste jaren en daar zijn weer hele mooie bij. Toevalligerwijs is het dan precies een halve eeuw geleden dat de prenten -berging naar de kelder verhuisde - vanaf diezelfde begane grond waar hij dan weer terug is. EMU 15111~ IN IN NI NI Irn UM ENE NNE al ENE II 1E NI al Schedeldoekshaven, Den Haag: een blok uit 1985 van architect Carel Weeber. In de Haagse volksmond staat het bekend als 'de zwarte madonna', 'het tegeltjesproject' en 'Manhattan'. Foto: Cary Markerink Goedkoop en snel Door de stijging van lonen en prijzen werden de bouwkosten in de jaren zestig steeds hoger. Daarom werd naar goedkopere (arbeidsbesparende) bouwmethoden gezocht. Tegelijkertijd wilde de overheid dat er sneller gebouwd zou worden om de woningnood eindelijk op te lossen. De 'systeembouw' deed zijn intrede: een bouwwijze waarbij gebruik wordt gemaakt van vóóraf gefabriceerde grote onderdelen zoals vloeren en wanden. Dit grootschalige industriële bouwen miste zijn uitwerking niet. In het begin van de jaren zeventig kwam de produktie een paar maal (in 1972 en 1973) boven de 150.000 uit. In de loop van de jaren zeventig stak een nieuw probleem de kop op. 11111111110000111111111100000111101011111111111111111000000111 Gemiddeld aantal personen per huishouden in Nederland jaar 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 aantal personen 3,93 3,88 3,84 3,79 3,73 3,71 1959 3,68 3,63 3,60 3,57 1960 1961 1962 1963 1964 3,56 3,54 3,53 3,52 3,49 1965 1966 1967 1968 1969 3,45 3,40 3,34 3,30 3,25 1970 1971 1972 1973 1974 3,21 3,17 3,11 3,04 2,99 1975 1976 1977 1978 1979 2,95 2,90 2,87 2,83 2,81 1980 1981 1982 1983 1984 2,78 2,75 2,70 2,66 2,62 1985 2,58 1958 101111111001011111111111111111111111111111111111111110000111111111111111 Woningwetwoningen in Venserpolder, Amsterdam, gebouwd tussen '82 en '84. Foto: Theo Baart De nieuwe woningnood In 1975 verklaarde de minister van Volkshuisvesting dat de woningnood, afgezien van enkele plaatsen in het westen van het land, was opgeheven. Het leek erop dat er eindelijk voldoende woningen zouden zijn. Toch namen de aantallen woningzoekenden die bij de gemeenten stonden ingeschreven weer toe. De vraag richtte zich vooral op goedkopere huurhuizen in de steden, een categorie huizen die steeds schaarser wordt. Een nieuwe woningnood die nog niet is opgelost ontstond. Wie zijn die nieuwe woningzoekenden? Het meest op de voorgrond treden de jongeren, van wie men nog niet zo lang geleden vond dat ze maar bij hun ouders thuis moesten blijven wonen. Tijdens de regering Den Uyl (1973-1977) werd echter besloten dat alle Nederlanders boven de 18 jaar over een zelfstandige woonruimte moeten kunnen beschikken. Er was echter één probleem: zoveel (goedkope) woonruimte was niet beschikbaar. De samenleving kon wel het woonrècht verschaffen, maar niet de woongelegenheid. Daarom besloten sommige jongeren - juist in de grote steden - zichzelf door middel van kraken woonruimte te verschaffen. Een andere groep woningzoekenden die tamelijk onverwacht is opgedoken, wordt gevormd door degenen die uit de landen rond de Rijksmuseumbezoekers die naar de Educatieve Afdeling willen moeten altijd via het Rijksprentenkabinet. Nu dat maar half open is zou dat kunnen betekenen dat die Educatieve Afdeling ook maar voor de helft open is: dat is niet het geval. De Educatieve Afdeling is helemaal open, dinsdag tot en met vrijdag, van negen tot een, van twee tot half vijf. Ill Ill 1M NI al EVE Het 'Pentagon' in de Amsterdamse Sint Antoniebreestraat (Nieuwmarkt). Het is in 1983 gebouwd naar ontwerp van Aldo van Eyck en Theo Bosch. Het uitgebreide stadsvern ieuwingsprojekt in de Nieuwmarktbuurt heeft tot verhitte discussies geleid in de hoofdstad; maar ook tot lof en prijzen uit architektenkringen en van stedebouwkundigen. Foto: Cary Markerink. (vervolg van pag. 5) Men constateerde dat een groot deel van de in de jaren vijftig en zestig gebouwde huizen van een slechte kwaliteit was: de aandacht was voornamelijk gericht geweest op veel, snel en goedkoop bouwen. Na 1970 werd daarom het accent verlegd naar kwaliteit en verscheidenheid, naar betere materialen en betere afwerking, meer woonruimte, minder flats enz. Het parool werd nu: goede huizen en liefst veel verschillende, niet meer allemaal zo hetzelfde. Ook begon men de bestaande huizen te vervangen en te vernieuwen. Renovatie en stadsvernieuwing deden hun intrede. Uiteindelijk is het aantal woningen in de veertig jaren na de Tweede Wereldoorlog met maar liefst drie miljoen toegenomen. In 1946 waren er twee miljoen woningen. In 1982 vijf miljoen. Eind 1985 5.384.000. maar nog altijd kampt Nederland met de woningnood. Educatieve Afdeling helemaal Middellandse Zee, Suriname en de Nederlandse Antillen naar Nederland zijn gekomen. De veranderde opvattingen over het huwelijk en het gezin veroorzaakten een derde groep woningzoekenden: de twee- en éénpersoons huishoudens. Een toenemend aantal echtscheidingen, tweepersoons huishoudens en alleenwonenden heeft geleid tot een grote vraag naar kleine woningen. En ook bejaarden doen een beroep op de woningmarkt: zij blijven vaak langer dan voorheen in hun huis wonen of betrekken liever een zelfstandige bejaardenwoning dan een kamer in een bejaardentehuis. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot méér huishoudens, met minder personen per huishouden. De vraag naar zelfstandige woonruimte is daardoor enorm gestegen. De meeste 'nieuwe' woningzoekenden zijn op zoek naar niet al te dure woningen. De nieuwe woningnood bestaat dan ook vooral uit een tekort aan goedkope woningen. Kortom: woningnood is een alge- stegen. Aan het begin van deze eeuw waren het er gemiddeld minder dan drie; tijdens de jaren zestig was dit gemiddelde gestegen tot meer dan vijf per woning. De toename van het wooncomfort blijkt ook uit de grootte van de woningen. Aan het eind van de negentiende eeuw had een arbeiderswoning meestal een woonoppervlak van 25 tot 35m2 (woon- en slaapkamer met keuken, maar zonder gang, wc e.d.). In 1920 was dit 45m2, in 1950 50m2 en in 1970 75m2. En hoewel er sinds enkele jaren bezuinigd lijkt te worden, is men tegenwoordig heel wat beter af dan aan het begin van deze eeuw. Om nog maar niet te spreken van allerlei voorzieningen zoals stromend water, electriciteit, gas, telefoon, (kabel)televisie, centrale verwarming, bad en douche. Voorzieningen die toen nog niet bestonden of alleen voor de rijke burger waren weggelegd. Maar niet alleen binnenshuis veranderde het een en ander. Vele stadsbewoners kwamen in het bezit van een tuin of konden gebruik gaan maken van openbaar groen (parken, plantsoenen, binnenterreinen). De straten werden breder. Vandaag de dag heeft men zowel binnenshuis als buitenshuis meer ruimte. Het woongenot is erdoor gestegen. Dit lunchende echtpaar behoorde tot de allereerste bewoners van Nagele, een nieuwbouw-dorp in de Noord -Oost polder (gebouwd vanaf 1954). Ze zijn nog steeds actief in de buurtvereniging. Foto: Theo Baart meen probleem geworden voor bepáálde bevolkingsgroepen, met name voor degenen die zich geen dure woning kunnen veroorloven. Veranderingen in de woning Sinds het einde van de vorige eeuw is er in en om het huis meer veranderd dan in vele voorafgaande eeuwen. De doorsnee -Nederlander heeft vandaag de dag heel wat meer woonruimte dan aan het begin van de eeuw. Het gemiddelde aantal vertrekken per woning is enorm ge- Eensgezinswoningen in de nieuwbouwwijk Overbos in Hoofddorp. Foto: Theo Baart