Nep
Bert Cappelle
Is een nepwapen een wapen of niet? Als je zegt van wel, dan kan
ik je moeilijk ongelijk geven. Volgens het algemene
woordbouwprincipe “een huppeldepup-dinges is een dinges”,
moet een nepwapen wel een soort wapen zijn, net zoals een
dienstwapen, een vuurwapen, een stroomstootwapen en een
kernwapen stuk voor stuk wapens zijn, en niet, zeg maar, auto’s
of honden. Maar als je die logica niet wil volgen voor nepwapen,
dan heb je ook gelijk, want het punt van nep- is juist dat de
spreker ontkent dat iets de real stuff is. Hoe zit het nu?
Dit dilemma doet zich niet alleen voor bij nep. Er zijn wel meer woorden of woorddelen die
in de semantische literatuur privatief worden genoemd, een term die afgeleid is van het
Latijnse werkwoord privare, wat ‘wegnemen’ betekent. Zijn valse tanden een soort tanden?
Is kunstgras een soort gras? Is namaakbont een soort bont? En wat met bijvoorbeeld
artificieel, virtueel, ex-, voormalig, ingebeeld, fake, fictief, pseudo-, verzonnen, would-be,
schijnbaar en schijn-?
Non-voetballer
Alleen bij het voorvoegsel niet- is het antwoord eenvoudig. Een niet-moslim is iemand die
geen moslim is. Het is zeker niet iemand die een bepaald soort moslim is. Zo ook is een nietraadslid iemand die simpelweg geen raadslid is, niet een speciaal soort raadslid. Een nietnakoming van een overeenkomst is het niet nakomen ervan, punt uit. Bij non- ligt dat
anders. Als je een bepaalde kwestie een non-probleem noemt, dan erken je dat iemand
anders datzelfde wel als een probleem beschouwt. Het is zelfs niet moeilijk voorbeelden te
vinden waarbij iemand die twee perspectieven – die van anderen en die van de spreker zelf
– in één zin verenigt:
Dus het argument weinig tijd vind ik een non-argument. (www)
Die redenering gaat dus voor veel meer zaken op en vind ik een non-redenering.
(www)
De hele discussie over vrouwelijkheid en mannelijkheid vind ik eigenlijk een nondiscussie. (www)
Van een voetballer kun je niet vinden dat hij een niet-voetballer is, want dat zou dan
werkelijk iemand zijn die helemaal geen voetbal speelt. Maar je kunt hem wel als een nonvoetballer bestempelen, wat een negatief waardeoordeel inhoudt:
Vanenburg vind ik dus een non-voetballer eerste klasse. Alleen maar stilstaand
voetbal, steeds hetzelfde truckje, geen discipline, altijd zeiken naar scheidsrechters.
(www)
Wendbaarheid
De vraag of een nepwapen nu wel of niet een wapen is, wordt bemoeilijkt door de
“wendbaarheid van woorden”, zoals Jenny Audring en Geert Booij dat zo mooi noemen in
een recent nummer van Onze Taal. Woorden nemen, naargelang de context waarin ze zich
bevinden, vaak een heel bijzondere betekenis aan. Hier zijn enkele voorbeelden, gevonden
op het internet:
De rode shirtjes hadden gewonnen. (rode shirtjes = spelers met een rood shirtje aan)
Plato zit vol taalkundige valstrikken. (Plato = het werk van Plato)
Hij is ook al in zijn gat gereden door een Vietnamees, toen hij met zijn auto voor het
rood licht stond. (Hij = Zijn auto; zijn gat = de achterkant van zijn auto; gereden =
aangereden)
Of bekijk de volgende regels uit een gedicht:
Ik heb een villa, met een oprijlaan
en bij de poort twee leeuwen staan.
Waarschijnlijk dacht je meteen aan twee stenen of bronzen leeuwenbeelden en niet eens
aan echte grote katachtigen van vlees en bloed, zelfs zonder dat er stenen of bronzen stond.
Is die automatische aanpassing door ons brein niet opmerkelijk? Zo kan een wapen ook
onmerkbaar de betekenis krijgen van ‘wapen of althans iets wat op een wapen lijkt’. In de
volgende authentieke context, een rechterlijke uitspraak, wordt het woord wapen gebruikt
in die ruimere betekenis:
De man pakte een wapen uit zijn broeksband en hield de loop in de richting van zijn
eigen linker broekspijp. Aangever kon niet zien of het een echt wapen of een
nepwapen was. De man richtte het wapen op aangever en stapte vervolgens met zijn
linkervoet de auto in. (www)
Als wapen kan staan voor ‘echt wapen of niet functionerend namaakwapen’, dan is een
nepwapen dus een wapen in die opgerekte betekenis van het woord.
Net echt
Maar waarom kunnen we een namaakwapen dat kan worden gebruikt om te dreigen een
nepwapen noemen, maar een stenen of bronzen leeuwenbeeld doorgaans geen nepleeuw,
of zelfs geen namaakleeuw? De reden is dat we maar van nep of namaak spreken als het
nagemaakte voorwerp er als twee druppels water uitziet als het echte ding. Wanneer mijn
achtjarige zoon zijn twee handen naar mij uitstrekt en met uitgestoken duim en wijsvinger
schietgebaren in mijn richting maakt, dan moet hij lachen wanneer ik hem vraag of dat
nepwapens zijn – hij beseft aan zijn leeftijd ook wel dat zijn handen er niet uitzien als echte
pistolen. Mocht ik hem daarentegen vragen of zijn ‘pistolen’ dodelijke kogels bevatten, dan
zou hij vanuit zijn fantasie wel serieus op mijn vraag ingaan. (Van de praktijk van criminelen
om nepwapens te gebruiken bij hold-ups is hij nog niet op de hoogte.)
Kinderen vragen als sinterklaas- of verjaardagscadeau graag een “echt nepgeweer” of een
“echt nepzwaard”. Die vurige wens is allerminst contradictoir als je beseft dat ze een plastic
nepzwaard, met een blinkend zilvergrijs blad en de nodige ornamentele krullen op het
handvat, een enorme vooruitgang vinden ten opzichte van een zelfgemaakt houten stuk
speelgoed bestaande uit twee loodrecht op elkaar getimmerde latten waarvan de ene
gewoon wat langer en puntiger is dan de andere. Zo’n nepzwaard uit de speelgoedcatalogus
sluit tenminste aan bij hun ridderfantasieën. Dat is pas een echt nepzwaard.
Nep en toch echt
Wat is nu de betekenis van het voorvoegsel nep-? Je zou kunnen denken dat nep- in
nepwapen het volgende betekeniseffect heeft: ‘het aangeduide ding is geen echt X; het is
wel gecreëerd met de bedoeling te lijken op een echt X’. Het probleem met zo’n
semantische omschrijving is dat het misschien wel opgaat voor nepwapen, maar niet voor
alle voorwerpen die het voorvoegsel kunnen krijgen. Iemand met criminele bedoelingen kan
bijvoorbeeld een nepwebsite aanmaken. Is dat dan geen echte website? Toch wel. Alleen is
dat een malafide site, gemaakte om computergebruikers bijvoorbeeld te laten betalen voor
een voorgewende dienst. Daar kan ook een nepadres op vermeld staan, dat misschien puur
verzonnen is maar evengoed een werkelijk bestaand adres van een nietsvermoedende
brave burger kan zijn. En een nepschilderij kan best een werkelijk beschilderd doek, dus een
echt schilderij zijn (maar dan een dat wordt afgedaan als het werk van een bekende
kunstenaar).
In bepaalde gevallen kan zelfs een nepwapen een echt wapen zijn. Corrupte agenten
kunnen bijvoorbeeld een tegenstander onrechtmatig laten arresteren wegens het bezit van
een wapen dat ze zelf in de auto van die persoon hebben neergelegd. In dat geval kan dat
wapen een nepwapen worden genoemd, niet in de zin dat het niet werkt – want dat zouden
de rechtgeaarde collega’s-agenten wel merken – maar in de zin dat het slachtoffer het niet
zelf heeft gebruikt. Dit voorbeeld laat zien dat nep- als cruciaal betekenisaspect heeft dat er
iemand wordt misleid. Waaruit die misleiding bestaat, verschilt van woord tot woord. Nepbegrijpen veronderstelt dat je als taalgebruiker vertrouwd bent met allerhande vormen van
bedrog en oplichterij.
Willen we elkaar echt begrijpen, dan moeten we aan de slag met elkaars gedeelde kennis.
En die reikt veel verder dan wat parate quizweetjes. We putten bij het interpreteren van
taaluitingen uit een enorm arsenaal van gedragsscenario’s die voortkomen uit onze diepste
menselijke drijfveren, zoals ambitie en jaloezie. Digitale persoonlijke assistenten als Ipad’s
Siri of Google Now kunnen ons misschien verbluffen met hun snelle, rake antwoorden, maar
ons helemaal doorgronden doen die ‘slimme’ toepassingen ons nog lang niet. En zolang ze
ons niet bewust kunnen misleiden, blijft hun artificiële intelligentie maar nepintelligentie.
Bert Cappelle is docent en onderzoeker Engelse taalkunde aan de Universiteit van Rijsel.
E-mail: bert.cappelle@univ-lille3.fr