Associatie K.U.Leuven
Katholieke Universiteit Leuven
Faculteit Letteren, Departement Archeologie, Kunstwetenschappen en Musicologie
Faculteit Architectuur en Kunsten (FAK)
Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg
Universiteit Hasselt
MAD-faculty
(Media, Arts & Design faculty, samenwerking tussen KHLim en PHL)
The Metamorphic Ornament: Re-Thinking Granulation.
Een onderzoek naar de transformatiemogelijkheden van granulatie naar sculpturaal zilverwerk
Proefschrift aangeboden tot het behalen van de graad van Doctor in de Beeldende Kunst
door David Huycke, 2010.
Promotor: Prof. Dr. Leo De Ren (K.U.Leuven)
Promotor: Prof. Dr. Marjan Sterckx (MAD-faculty/UHasselt en UGent)
Co-promotor: Luk van der Hallen (MAD-faculty)
Artistiek begeleider: Michael Rowe (RCA Londen)
The Metamorphic Ornament: Re-Thinking Granulation.
Een onderzoek naar de transformatiemogelijkheden van granulatie
naar sculpturaal zilverwerk
DAVID HUYCKE
Proefschrift aangeboden tot het behalen van de graad van Doctor in de Beeldende Kunst door
David Huycke, 24 september 2010.
Cover: David Huycke, Kissing Spheres #3 bis,
2009, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 26 cm x 35 cm (afb. 4.33).
David Huycke, module van twee granules, 1998,
geoxideerd verkoperd zilver 925/1000,
Ø 3,2 mm x 6,4 mm (afb. 3.35).
VOORWOORD
Goed zes jaar geleden ving ik aan de MAD-faculty,1 het toenmalige departement
Arts & Architecture van de PHL in Hasselt, de eerste geruchten op over onderzoek
in de kunsten en zelfs over het bestaan van een doctoraat in de kunsten. Ons
departementshoofd ir. Rob Cuyvers zag zeer snel de relevantie en het belang
hiervan in en richtte als eerste kunsthogeschool in Vlaanderen een instituut op dat
zich uitsluitend zou concentreren op het onderzoek in de kunsten. Gaandeweg
kreeg het onderzoeksinstituut ArcK2 (Architectuur & Kunst) en het ‘vreemde’
fenomeen dat kunstenaars nu ook aan academisch onderzoek gaan doen, vorm en
inhoud. Ondertussen is onderzoek niet meer weg te denken uit onze hogeschool,
het maakt naast onderwijs zelfs een fundamenteel deel uit van de opleiding en van
de bezigheden van de docenten.
Dankzij de mogelijkheid en het vertrouwen dat de MAD-faculty mij in die
aanvangsfase bood om aan onderzoek te doen en vanuit mijn eigen artistieke werk
dat reeds gebaseerd was op een zekere onderzoekende attitude, besloot ik in 2005
het avontuur aan te gaan en het doctoraat in de kunsten aan de K.U.Leuven aan
te vatten. Over wat ik zou gaan doen bestond geen twijfel: het zou op de één of
andere manier over granulatie gaan, een onderwerp dat op dat moment mijn
artistieke werk beheerste; het was met andere woorden de enige optie. Wat in
tegenstelling daarmee het doctoraat in de kunsten precies zou inhouden was op
dat moment nog bijzonder wazig - en niet alleen voor mij - maar de uitdaging om
als één van de pioniers het onderzoek in de kunsten af te tasten had op mij een
bijzondere aantrekkingskracht.
Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf is het onderzoekswerk zo goed
als volbracht: de teksten zijn een eerste keer geschreven, het proefschrift wordt
vormgegeven en de laatste objecten zitten in hun afwerkingfase. Het artistieke en
intellectuele parcours dat ik afgelegd heb zou echter niet mogelijk geweest zijn
zonder de hulp van heel wat mensen en onderwijs- en onderzoeksinstellingen die
het nodige vertrouwen en interesse in mijn project toonden.
Veel dank gaat daarom uit naar de begeleiders van dit project, naar mijn
promotorenteam, bestaande uit prof. dr. Leo De Ren (K.U.Leuven), prof. dr.
Marjan Sterckx (MAD-faculty/UHasselt en UGent) en Luk van der Hallen
(MAD-faculty), voor de intellectuele ondersteuning van dit project, voor de lange
besprekingen en de kritische opmerkingen, en naar Michael Rowe van het Royal
College of Art in Londen om mijn werk artistiek te begeleiden.
Zonder de MAD-faculty en de PHL zou dit onderzoek niet mogelijk geweest
zijn. Daarom veel dank aan het instituut voor de inanciële steun en aan het
departementshoofd ir. Rob Cuyvers voor de motivatie en het vertrouwen doorheen
het volledige traject, aan het opleidingshoofd Erica Cselotei en coördinator vrije
kunsten dr. Kathleen Ghequiere, aan dr. Paul Martens, directeur onderzoek en aan
Ben Lambrechts, algemeen directeur van de PHL.
1 MAD-faculty (Media, Arts & Design-faculty) ontstond in het voorjaar van 2010 en is een samenwerking tussen KHLim en PHL.
2 Samen met MAD-faculty veranderde ook de naam van het onderzoeksinstituut van ‘ArcK’ in ‘MAD-research’.
Veel dank aan mijn collega’s uit het atelier Object & Jewellery, Audi Pauwels,
Karen Wuytens en Peter Vermandere voor de feed-back die ze me gaven en de
ruimte door af en toe eens wat taken van mij over te nemen. Ook dank aan het
onderzoeksinstituut MAD-research, met in het bijzonder aan prof. dr. Bert Willems,
Hannah Joris, dr. Dirk Kenis en aan dr. Constant Hendrickx die mij vooral in de
aanvangsfase en tijdens het schrijven van het aangescherpt voorstel begeleid heeft.
Het was hoofdzakelijk tijdens de seminaries van het doctoraat in de kunsten van
het IvOK, het Instituut voor het Onderzoek in de Kunsten van de K.U.Leuven dat
ik traag maar zeker zicht kreeg op wat onderzoek in de kunsten zou kunnen zijn.
Daarom veel dank aan het hele team van het IvOK, voor de doctoraatsopleiding,
de ondersteuning en de seminaries die zij organiseerden. In het bijzonder aan
prof. dr. Hilde Van Gelder en dr. Jan De Vuyst, aan directeur Yves Knockaert en
adviseur Edith Doove en aan mijn collega-doctoraatsstudenten.
Een onderzoeker sluit zich ook niet op met zijn project, maar toont zijn werk
regelmatig en stelt het kwetsbaar op voor kritiek vanuit het werkveld. Daarom
dank aan al diegenen die mijn werk getoond hebben tijdens de periode van het
onderzoek: Soie Lachaert en Luc D’Hanis van Galerie Soie Lachaert in Tielrode,
Marie-José van den Hout van Galerie Marzee in Nijmegen, Esther Viros en Judy
Cassou van de Carlin Gallery in Parijs, Amanda Game van de Scottish Gallery
in Edinburgh en curator van de tentoonstelling Raising the Bar, Susy Ciacchini
van Galerie Orfèo in Luxemburg, Renate Slavik van Galerie Slavik in Wenen,
Ron Van De Vyver van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten van SintNiklaas, Johan Valcke van Design Vlaanderen in Brussel, Lut Maris van Galerie
De Mijlpaal in Heusden-Zolder, dr. Christianne Weber-Stöber van het Gesellschaft
für Goldschmiedekunst in Hanau, de Academy of Art & Design, Tsinghua University in
Peking, Angela Böck van Galerie Handwerk in München en curator van de
tentoonstelling Modern Masters, Sophie Goldberg van Galerie Taché-Levy in Brussel,
Galerie De watertoren en Stichting Zilverkunst in Schoonhoven, Ruudt Peters van
het Konstfack Stockholm en curator van de tentoonstelling Lingam, Hermien en
Siegfried De Buck van Galerie S&H De Buck in Gent en Rüdiger Joppien van het
Museum für Kunst und Gewerbe in Hamburg.
Bedankt Tine Maenhout van de Universiteit Antwerpen voor het nalezen van de
teksten en de kritische opmerkingen, Jordi Houbrechts, student Graisch Ontwerp
aan de MAD-faculty voor de vormgeving van het proefschrift, o.l.v. Luc Rerren,
Ken De Keyser voor de realisatie van het werk Digital Fractal Chaos en Jan Boelen
om mij de mogelijkheid en het platform te bieden om de verdediging en de
eindpresentatie in kunstencentrum Z33 in Hasselt te laten doorgaan.
Tenslotte wil ik graag mijn kinderen, Kaat en Arno, mijn vader Robert, en Katrien
bedanken om nooit aan de goede aloop en de zin van dit project te twijfelen en
voor het geduld, de tijd en de ruimte die ze mij ervoor gegeven hebben.
David Huycke, 2010.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ..............................................................................................................................................
4
1. INLEIDING ................................................................................
9
1.1 Context en aanleiding ................................................................................ 9
1.2 Probleemstelling en uitgangspunten ............................................................. 16
1.2.1 Structurele granulatie in sculpturaal zilverwerk ....................................................................................
1.2.2 Principes van granulatie als uitgangspunt .............................................................................................
1.2.3 De hedendaagse kunstambachten .........................................................................................................
16
19
20
1.2.3.1 Technieken en materialen ...................................................................................................................................
1.2.3.2 Functie ................................................................................................................................................................
20
22
1.3 Doelstelling en output ................................................................................
1.4 Methode ...................................................................................................
24
26
1.4.1 Tweevoudige explicitering van de onderzoeksmethoden ......................................................................
1.4.2 Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object ................................................................................
1.4.3 Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object ...............................................................................
1.4.4 De materialisatie van het object ............................................................................................................
26
30
31
32
1.5 Aanpak .....................................................................................................
34
1.5.1 Inleiding en hoofdstuk 2: Granulatie .....................................................................................................
1.5.2 Hoofdstuk 3: Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object .........................................................
1.5.3 Hoofdstuk 4: Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object ..........................................................
34
36
37
2. GRANULATIE ............................................................................ 39
2.1 Eigenheid en eigenschappen .......................................................................
40
2.1.1 De beeldend-artistieke benadering ........................................................................................................
2.1.2 De procestechnische benadering ...........................................................................................................
2.1.3 Etymologie en status quaestionis van de literatuur ...............................................................................
40
41
42
2.2 Beeldend vermogen ...................................................................................
45
2.2.1 De individuele granule ..........................................................................................................................
2.2.2 De compositie ........................................................................................................................................
45
49
2.3 Techniek ...................................................................................................
55
2.3.1 De traditionele techniek .........................................................................................................................
55
2.3.1.1 Het vervaardigen van de granules ........................................................................................................................
2.3.1.2 Het aanbrengen van de granules op de ondergrond ...........................................................................................
2.3.1.3 Het metallisch verbinden van de granules met de ondergrond ...........................................................................
57
60
61
2.3.2 Proto- en imitatiegranulatie ...................................................................................................................
68
2.3.2.1 Protogranulatie .....................................................................................................................................................
2.3.2.2 Imitatiegranulatie .................................................................................................................................................
68
71
2.4 Historische situering .................................................................................
2.4.1 De oudheid: ontstaan en hoogtepunt van granulatie ............................................................................
2.4.2 De middeleeuwen: het verval van granulatie als een zelfstandige techniek .............................................
2.4.3 De nieuwste tijd: de herontdekking van de antieke granulatie ...............................................................
2.4.4 Granulatie vandaag ...............................................................................................................................
75
75
87
89
93
3. GROEP 1: GRANULATIE ALS BOUWSTEEN VAN HET OBJECT ....... 97
3.1 Adaptatie van de traditionele techniek .........................................................
97
3.1.1 De vervaardiging van de granules .........................................................................................................
99
3.1.2 Het toevoegen van het koper voor het reactiesolderen ......................................................................... 110
3.1.3 De plaatsing van de granules ................................................................................................................. 113
3.2 Objecten gevormd door een mal ................................................................. 115
3.2.1 De mal en het verbindingsproces ..........................................................................................................
3.2.2 De eigen wil van de granules .................................................................................................................
3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van de granules .......................................................................................
3.2.4 De zoektocht naar chaos ........................................................................................................................
3.2.5 Het fractale denken ...............................................................................................................................
3.2.6 MASSA en massa ..................................................................................................................................
3.2.7 De bolvorm van de granule in vraag gesteld .........................................................................................
115
121
127
139
143
151
153
3.3 Objecten gevormd zonder mal .................................................................... 158
3.3.1 Het ontbreken van de mal ..................................................................................................................... 158
3.3.2 De ordening van de granules ................................................................................................................. 159
3.3.3 De bolvorm van de granule in vraag gesteld ......................................................................................... 169
3.4 Vergelijkende relecties: met mal versus zonder mal ..................................... 171
4. GROEP 2: GRANULATIE ALS ONDERWERP VAN HET OBJECT ...... 173
4.1 Speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp ..................................... 177
4.1.1 Techniek ................................................................................................................................................
177
4.1.1.1 De voorbereiding van het granulatieproces .........................................................................................................
4.1.1.2 De zelforganisatie van de materie ........................................................................................................................
4.1.1.3 De granules ..........................................................................................................................................................
4.1.1.4 The moment of truth ................................................................................................................................................
4.1.1.5 Granule aan ondergrond, traditionele granulatie ................................................................................................
177
181
187
187
201
4.1.2 Vorm .....................................................................................................................................................
201
4.1.2.1 Het ornament als object of de minimumvereiste van granulatie ........................................................................
4.1.2.2 Het materiaal uitvergroot .....................................................................................................................................
4.1.2.3 Het doorbreken van de automatische orde .........................................................................................................
201
207
217
4.1.3 Materiaal ...............................................................................................................................................
219
4.1.3.1 Het samenkomen van techniek en vorm in het materiaal ...................................................................................
4.1.3.2 Spiegelende eigenschappen ..................................................................................................................................
219
221
4.2 De maquette en aanverwante technieken van granulatie als onderwerp ........... 227
4.2.1 De maquette ..........................................................................................................................................
227
4.2.1.1 Het verband tussen de maquette en de imitatie ..................................................................................................
4.2.1.2 De moeilijkheden van de structurele granulatie ..................................................................................................
227
233
4.2.2 De aanverwante technieken ..................................................................................................................
241
4.2.2.1 Protogranulatie .....................................................................................................................................................
4.2.2.2 Imitatiegranulatie ................................................................................................................................................
241
245
5. BESLUIT ................................................................................... 255
BIBLIOGRAFIE .................................................................................................. 265
FOTOVERANTWOORDING ................................................................................. 277
BIJLAGEN .........................................................................................................
Bijlage 1. Lijst van objecten die op de doctoraatstentoonstelling in Z33 getoond worden.............
Bijlage 2a. Inventaris van het gebruik van structurele granulatie in Wolters, 1986........................
Bijlage 2b. Inventaris van het gebruik van structurele granulatie in
Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996........................................................................
283
284
291
297
1. INLEIDING
1.1 Context en aanleiding
Hoewel de nauwe verbondenheid en de onophoudelijke dialoog van de craftkunstenaar1 met zijn materiaal en de daaraan gekoppelde technische kennis kan
worden gezien als een essentieel kenmerk van de kunstambachten, domineert
momenteel een tegengestelde visie dit domein. Een te grote verdieping in
traditionele methodes en media zou de artistieke vernieuwing vertragen, waardoor
de expressiemogelijkheden beperkt worden. Glenn Adamson, co-uitgever van het
Journal of Modern Craft, stelt zelfs in een recent artikel in Crafts dat het ontbreken
van technische inesse in een object2 op de één of andere manier de aanwezigheid
van een concept zou impliceren en dat amateurisme momenteel gezien kan
worden als een artistieke noodzakelijkheid.3 Onterecht zou men hieruit kunnen
aleiden dat een teveel aan technische inesse een gebrek aan inhoud en concept
zou impliceren. Omdat dit gevoel reeds lange tijd leeft binnen de wereld van
de hedendaagse kunstambachten, trachten vele craft-kunstenaars zich de laatste
decennia vooral te bevrijden van de obligate kennis van traditionele materialen en
technieken, om het object voortaan op een meer conceptuele manier te benaderen,
waardoor het idee het belangrijkste ingrediënt van het object wordt.4 Materialen
en technieken verliezen op deze manier bij de creatie hun status van uitgangspunt
en staan nu (vooral) in dienst van de realisatie van het concept. Eerder dan bij de
kunstambachten vindt deze visie aansluiting bij de conceptuele kunst, zoals die
in de beeldende kunsten verschijnt vanaf de jaren 1960 en eigenlijk ook al vanaf
Marcel Duchamp (1887-1968).5
1 De term ‘craft-kunstenaar’ wordt bij voorkeur gebruikt in de plaats van ‘ambachtelijk kunstenaar’ omdat het in deze context een minder
pejoratieve bijklank heeft en een speciieker type kunstenaar aanduidt. In het Nederlandse taalgebied wordt ‘ambachtelijk kunstenaar’ immers
al snel in verband gebracht met amateurisme en hobbyisme omdat er naar de hedendaagse kunstambachten (in de ruime zin van het woord, cf.
1.2.3) nauwelijks academisch onderzoek gevoerd wordt. In Angelsaksische landen is dat veel meer het geval, wat blijkt uit de talrijke publicaties
en symposia die gepubliceerd en georganiseerd worden. Een goed voorbeeld is het academische tijdschrift Journal of Modern Craft.
2 Het woord ‘object’ wordt in deze thesis gebruikt om voorwerpen aan te duiden die zich bevinden op een continuüm tussen het
gebruiksvoorwerp en de sculptuur, zonder werkelijk één van beide te zijn. Het ‘object’ raakt enerzijds aan sculptuur omwille van het artistieke,
beeldende en inhoudelijke karakter en anderzijds raakt het aan het gebruiksvoorwerp omwille van het functionele karakter. Men zou over een
kunstobject of een objet d’art kunnen spreken, maar aangezien in de literatuur (bv. Fariello & Owen, 2005) en in het vakdomein (bv. de SOFAbeurs (Sculpture Objects & Functional Art) in de Verenigde Staten (Sofaexpo, 2009)) van de hedendaagse kunstambachten vooral de term ‘object’
gebruikt wordt zal deze ook gehanteerd worden in deze thesis. Sieraden vallen hierbij niet onder de noemer van objecten.
3 “...And when the art world turns its gaze on traditional craft materials, ..., the sense is that it’s not only OK but necessary for a contemporary artist to be amateurisch.
The lack of evident skill somehow implies the presence of a concept.” (Adamson, 2008: 38).
4 Vessby in Jönsson, 2005: 31.
5 Metcalf, 2000: 30-33.
1. Inleiding/ 1.1 Context en aanleiding
9
1.2
1.1
Afb. 1.1. Etrurië (Vetulonia), speld, ca. 630 v. Chr.,
goud, Ø 2,2 cm x 20,7 cm, Firenze, Museo
Archeologico, inv. 77260.
Afb. 1.2. Zweden (Birka), hanger (detail), 800-975,
zilver, 3,6 cm x 3,0 cm, diagonaal
afbeelding 0,46 mm.
10
Ondanks dit scepticisme en deze rebellerende houding tegenover de kennis en
het gebruik van traditionele technieken, materialen en processen zoekt een groot
aantal kunstenaars vandaag niettemin naar nieuwe manieren om, grotendeels
los van tradities, met die traditionele media om te gaan. Vanuit dit streven naar
een ‘juist’ en aangepast gebruik van de oude technieken ontstaat een zoektocht
naar metaforen, naar de inherente eigenschappen van het medium, naar een
nieuw expressief potentieel en een andere visuele taal. Deze nieuwe artistieke
taal of ruimte zou moeten beschikken over een breed spectrum aan parameters6
waarin gezocht en waaruit geput kan worden, waardoor nieuwe verbanden en
inzichten kunnen ontstaan wanneer de traditionele en de reeds gekende expressieve
vermogens tekortschieten in hun mogelijkheden. Het is immers een illusie om te
denken dat reeds alles gekend zou zijn en dat de expressieve mogelijkheden van
eeuwenoude technieken en processen intussen uitgeput en uitgehold zouden zijn.
Granulation 96
Tegen de achtergrond van het debat binnen het hedendaagse kunstambacht over
het gebruik van traditionele media organiseerde het Gesellschaft für Goldschmiedekunst
in Hanau (D) - een vereniging die zich bezighoudt met de promotie van de
edelsmeedkunst - in 1996 de tentoonstelling en wedstrijd Granulation ’96. Granulatie
is een decoratietechniek uit de goudsmeedkunst waarbij kleine edelmetalen bolletjes
of granules (< Latijnse granum = korrel) – soms tienduizenden – in een ornamentele
of iguratieve compositie verbonden worden met een ondergrond van hetzelfde
materiaal (afb. 1.1, 1.2) (cf. hoofdstuk 2).7 Deze techniek ontstond in het 3de
millennium v. Chr. in het Nabije Oosten maar bereikte haar artistiek en technisch
hoogtepunt tijdens de Etruskische beschaving tussen de 7de en de 6de eeuw v. Chr.
(cf. 2.4.1). Granulatie wordt beschouwd als één van de moeilijkste, maar tegelijk één
van de meest tot de verbeelding sprekende technieken uit de geschiedenis van de
goudsmeedkunst.
Het Gesellschaft für Goldschmiedekunst daagde met dit initiatief in 1996
juweelkunstenaars, edelsmeden en ontwerpers uit om te onderzoeken of en in
hoeverre het mogelijk zou zijn om een nieuwe benadering te formuleren van
de antieke granulatietechniek, onafhankelijk van tradities, en welke technische
alternatieven zouden kunnen toegepast worden, zonder echter de klassieke
deinitie van granulatie te schenden. Het doel van de wedstrijd was dus niet om
het klassieke gebruik te imiteren of te bevestigen, maar om deze vergeten techniek
te ‘herontdekken’, de grenzen ervan te verleggen, en te integreren in hedendaagse
sieraden en objecten.8 Het gebruik van imitaties of aanverwante technieken, zoals
die in de geschiedenis van de granulatiekunst veelvuldig werden ontwikkeld en
toegepast (cf. 2.3.2), werd niet toegelaten.
6 Parameters zoals bv. materiaal, kleur, techniek, historische situering, enz. kunnen binnen deze context vergeleken worden met de woorden van
een taal en de nieuwe verbanden en inzichten tussen de bestaande parameters zijn nieuwe zinnen die kunnen ontstaan. De artistieke ruimte is
dan de taal zelf. Onderzoek zorgt ervoor dat deze verbanden en inzichten herkend en geëxpliciteerd kunnen worden.
7 Wolters in Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 9.
8 Weber-Stöber in Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 24.
1. Inleiding/ 1.1 Context en aanleiding
11
1.4
1.5
1.6
1.7
Afb. 1.4. Christiane Förster, hanger, 1996, zilver,
glaskunststof, 6,5 cm x 4,5 cm x 3,0 cm.
Afb. 1.5. Giovanna Corvaja, broche, 1996, goud,
Ø 5,5 cm.
Afb. 1.6. Peter Bauhuis, hanger, 1996, goud,
3,3 cm x 2,5 cm.
Afb. 1.7. Ortwin Thyssen, ring, 1996, zilver, goud,
Ø 4,1 cm x 3,4 cm.
1.8
Afb. 1.8. David Huycke, Pearl Sphere, 1996, zilver
925/1000, Ø 13,5 cm x 5,8 cm, Pearl Sphere, 1996
gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 7,5 cm .
12
1.3
Achteraf beschouwd leverde deze tentoonstelling een belangrijke bijdrage aan
de hedendaagse invulling van de granulatiekunst. Zij gaf immers een krachtige
impuls om deze oude techniek een nieuw ‘gezicht’ te geven. De verzameling van
het ingezonden werk kan als het ware gezien worden als een staalkaart van de
verschillende bestaande toepassingsmogelijkheden van granulatie. Niettegenstaande
het hoge aantal inzendingen - 138 kunstenaars stuurden 302 objecten in - en het
feit dat veel van de ingezonden werken technisch van een zeer hoge kwaliteit waren,
oordeelde de jury9 dat de toepassingen van granulatie vrij klassiek, traditioneel en
weinig innoverend waren gebleven.10 De meest gebruikte toepassing was zonder
meer het zuiver decoratieve aspect van granulatie, zoals bijvoorbeeld aanwezig
in de technisch perfect uitgevoerde werken van de Duitse goudsmeden Mechtild
Baumann (°1939) (afb. 1.3) en Reinhold Bothner (°1911), die reeds vele jaren met
de granulatietechniek werken.
Een meer innovatieve aanwending van de granulatietechniek was vooral terug te
vinden bij de drie laureaten van de wedstrijd: Christianne Förster (D) (°1966) (afb.
1.4), Giovanna Corvaja (I) (°1971) (afb. 1.5), en Peter Bauhuis (D) (°1965) (afb. 1.6),
evenals bij Ortwin Thyssen (D) (°1968) (afb. 1.7) en in het eigen werk daar aanwezig
(afb. 1.8). Opmerkelijk is dat al deze kunstenaars, op Corvaja na, granulatie in de
eerste plaats niet als versierend medium gebruikt hebben. Zij stellen juist vooral het
puur decoratieve aspect van granulatie in vraag op zulke manier dat het ornament
niet meer toegevoegd wordt, maar eigen is aan het gebruikte materiaal. De
granules maken op een constructieve manier deel uit van het sieraad of het object
en zijn niet enkel meer versierend, ze worden met andere woorden noodzakelijke
onderdelen of zelfs bouwstenen. Eveneens opvallend was dat alle ingezonden
stukken, behalve de objecten die ikzelf instuurde, sieraden waren. Dit is anderzijds
niet zo opmerkelijk, omdat het de gangbare toepassing van granulatie is. Granulatie
wordt immers vooral gebruikt op sieraden en veel minder op zilverwerk.11
9 De internationale jury bestond uit Marie-José van den Hout, directeur van Galerie Marzee in Nijmegen, Otto Künzli, een Zwitserse
juweelkunstenaar en professor aan de Münchense Akademie der Bildende Künste, de Duitse juweelkunstenaars Falko Marx en Theo Meister, en
tenslotte Jochem Wolters, goud- en zilversmid, alsook directeur van de Goldschmiedeschule in Pforzheim en auteur van diverse boeken over
goudsmid-technieken, waaronder het standaardwerk Die Granulation uit 1986.
10 Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 25; Weber-Stöber, 1996: 29.
11 In de voorbije zes Zilvertriënnales (1992, 1995, 1998, 2001, 2004, 2007), een internationale tentoonstelling die kan beschouwd worden als
een criterium voor hedendaagse zilversmeedkunst, georganiseerd door het Gesellschaft für Goldschmiedekunst, werd, afgezien van het eigen werk,
Afb. 1.3. Mechtild Baumann, armband, 1975,
goud, Ø 6,0 cm x 2,5 cm.
1. Inleiding/ 1.1 Context en aanleiding
geen enkel autonoom object met enige vorm van granulatie geselecteerd. (Weber, 1992; Weber-Stöber, 1995; Weber-Stöber & Seyer, 1998;
Weber-Stöber, Messerschmidt & Lehr-Bracker, 2004; Gerl & Weber-Stöber, 2007: 92-93)
13
1.9
Afb. 1.9. David Huycke, Bolrond 3, 1995, deels
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 27 cm x 15 cm,
Indianapolis, Indianapolis Museum of Art.
Afb. 1.10. David Huycke, Stripped Bowl, 1994,
zilver 925/1000, Ø 23 cm x 11,5 cm.
14
1.10
Het eigen zilverwerk uit de periode van Granulation 96 bestond vooral uit uit plaat
gehamerde en uit verschillende onderdelen samengestelde komvormen,12 evenwel
zonder een utilitaire functie.13 Ze hebben een eenvoudige vormentaal en zijn
bevrijd van elke vorm van toegevoegde decoratie, zoals Bolrond 3 (1995) (afb. 1.9).
De decoraties die ontstonden als ‘getuigen’ of als sporen van het productieproces,
zoals bijvoorbeeld de soldeernaden in Stripped Bowl (1994) (afb. 1.10) werden wel
geaccepteerd en zelfs geaccentueerd.14 Aansluitend daarop en vanuit een fascinatie
voor het ‘onmogelijke’, dat net zo goed een kenmerk is van granulatie met zijn
‘oneindig’ aantal granules en voor complexe technische processen, ontwikkelde ik
een reeks halfbolle komvormen Pearl Sphere (1996) getiteld (afb. 1.8), waarvan twee
objecten werden ingezonden voor de tentoonstelling Granulation 96. Deze objecten
werden louter samengesteld uit duizenden zilveren granules, waardoor de bolletjes
zowel structuur als artistieke impressie vormden. Zou men het vergelijken met een
schilderij, dan vormen de granules tegelijk het canvas, de verf en de afbeelding
erop. Op deze manier verloren de granules, oorspronkelijk voorzien voor decoratie,
hun primaire, versierende functie en werden ze de bouwstenen van het ruimtelijke
object. De decoratie werd structuur en zelfstandig drager van het werk.
12 De Ren, 1997: 326-327.
13 Deze categorie van objecten wordt vaak omschreven als ‘abstract vessels’ en zijn vooral in het domein van de hedendaagse keramiek gekend.
(Houston, 1991; Jönsson, 2005: 81)
14 De Ren, 1996: 8-9.
1. Inleiding/ 1.1 Context en aanleiding
15
1.2 Probleemstelling en uitgangspunten
In de inleiding van de catalogus van Granulation 96 stelt de Duitse kunsttheoreticus
Hans Ulrich Reck (°1953) dat oude ambachtelijke technieken, waaronder
granulatie, de essentie van het menselijke streven en van de menselijke verbeelding
tonen. Paradoxaal genoeg bezitten deze technieken nog steeds een actuele frisheid
doordat ze zo vroeg in de geschiedenis werden geperfectioneerd en het is precies
daardoor dat zij nu perfect kunnen worden geïmplementeerd in ‘vreemde’,
hedendaagse toepassingen, niet noodzakelijk als techniek op zich, maar vooral als
metafoor.15
Dit onderzoeksproject, dat zijn oorsprong vindt in de eigen werken die
ingezonden werden voor Granulation 96 (cf. 1.1), deelt de visie dat (ambachtelijke)
technieken over een groot artistiek vermogen bezitten. Het gaat op zoek naar
het expressieve potentieel van granulatie, oorspronkelijk ontwikkeld voor en door
de goudsmeedkunst, en de integratie ervan in een ander domein, sculpturaal
zilverwerk. Deze algemene probleemstelling wordt verder onderverdeeld in twee
meer concrete en speciieke uitgangspunten, namelijk het gebruik van structurele
granulatie als bouwsteen van sculpturaal zilverwerk enerzijds (cf. 1.2.1) en
granulatie als inspiratiebron voor sculpturaal zilverwerk anderzijds (cf. 1.2.2).16 Een
derde, meer inhoudelijk, uitgangspunt is dat het fundament van het project zich
grotendeels afspeelt binnen het domein van de hedendaagse kunstambachten en
bijgevolg binnen die theoretische en intellectuele achtergrond kan gekaderd worden
(cf. 1.2.3).
1.2.1 Structurele granulatie in sculpturaal zilverwerk
De granulatietechniek werd doorheen de geschiedenis van de goudsmeedkunst
nagenoeg altijd toegepast op een ondergrond als een ornamentele of iguratieve
versiering. Sieraden waarvan de granules volledig of voor een deel de bouwstenen
of een ander structureel deel uitmaken komen slechts zeer sporadisch voor. De
ondergrond waarmee de granules werden verbonden was doorgaans een plat of
gebogen vlak en zelden bracht men meer dan één laag granules aan of werden
de bolletjes tot een volume gestapeld. Granulatie is dus in essentie een graisch
en picturaal, tweedimensionaal beeldend medium, zodat men moeilijk over haar
sculpturale kwaliteiten kan spreken. Daarenboven bestaat er slechts een beperkt
aantal voorbeelden van zilverwerk waarop granulatie terug te vinden is of waar
granulatie meer is dan slechts versiering.
De combinatie van deze twee zeldzame toepassingen, namelijk het structurele
gebruik van granulatie in zilverwerk, werd in de eeuwenlange geschiedenis
van de granulatiekunst nog nooit toegepast. Precies deze niche in het artistiek
onderzoek vormt het uitgangspunt van een eerste groep werken, waarin granulatie
als bouwsteen voor het object wordt gebruikt (uitgewerkt onder hoofdstuk 3:
Granulatie als bouwsteen van het object).
15 Reck beschouwt het feit dat een perfecte bol, zoals nodig voor granulatie, door verhitting kan ontstaan uit gelijk welk stukje metaal niet
enkel als een vormelijk, technisch en artistiek gegeven, maar ook als een ilosoisch fenomeen. (Reck in Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996:
16-23) Wanneer gelijk welk stukje metaal wordt verwarmd tot het smeltpunt vormt het vloeibare metaal als gevolg van zijn cohesiekracht en
oppervlaktespanning zichzelf tot een bolletje. Dit principe is een fundamenteel kenmerk van granulatie en wordt behandeld onder 2.3.1.1.
16 Een eerste aanzet tot deze structurering kwam reeds aan bod in het artikel De schoonheid van het onmogelijke. (Huycke, 2008: 6-26)
16
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.1 Structurele granulatie in sculpturaal zilverwerk
De groep objecten die naar aanleiding van deze probleemstelling ontwikkeld
werd, tracht de oorspronkelijke vlakversierende eigenschappen van granulatie
als een ornamentele en tweedimensionale techniek in vraag te stellen en deze te
verschuiven naar een constructieve techniek om sculpturale zilveren objecten mee
op te bouwen. De granules vormen hierdoor tegelijkertijd het picturale vlak als
de sculpturale steun van het werk. De Amerikaanse curator en schrijfster Anna
Fariello beschouwt een integratie van constructie en decoratie als een kenmerk
van goed craftmanship, en noemt deze symbiotische toestand het Craftsman Ideal.17
Binnen de context van structuur en decoratie worden in deze eerste groep objecten
de technische mogelijkheden en beperkingen betreffende constructie, stevigheid,
formaat en materiaal onderzocht.
Om de originaliteit en relevantie van die eerste probleemstelling van dit
onderzoek op een wetenschappelijke manier te kunnen onderbouwen, werden
door middel van literatuuronderzoek alle sieraden en objecten afgebeeld in Die
Granulation: Geschichte und Technik einer alten Goldschmiedekunst (Wolters, 1986) en in
Granulation 96 (Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996) in een lijst opgenomen en
onderzocht op de aanwezigheid van constructieve granulatie. De resultaten van dit
literatuuronderzoek werden respectievelijk opgenomen in bijlage 2a en bijlage 2b.
Deze twee standaardwerken werden gebruikt omdat ze samen een quasi volledig
historisch overzicht geven van de toepassing van granulatie. Die Granulation:
Geschichte und Technik einer alten Goldschmiedekunst geeft een bijzonder uitgebreid
historisch overzicht van het gebruik van granulatie vanaf het ontstaan tot de jaren
1950. Granulation 96 vult dit werk chronologisch aan en geeft een goed idee van de
hedendaagse toepassing van granulatie. De meeste andere publicaties beperken
zich tot bepaalde culturen of tijdsperiodes, of zijn te algemeen en daardoor niet
bruikbaar voor dit deel van het onderzoek.
De aandacht ging bij dit literatuuronderzoek vooral uit naar de toepassingswijze
van granulatie, namelijk of het om een versierende of een constructieve granulatie
ging. Versierende granulatie is een decoratietechniek waarbij de granules verbonden
zijn met een drager, een ondergrond. De granules hebben enkel een versierende
maar geen constructieve functie en zijn met andere woorden ondergeschikt aan
de opbouw van het werk en bijgevolg geen noodzakelijke elementen om het
werk te bouwen. Bij constructieve granulatie zijn de granules wel essentieel bij de
structuur van het werk, ze zijn de noodzakelijke bouwstenen van (een deel van) het
object of sieraad. Tegelijkertijd hebben de granules in dit geval ook versierende
eigenschappen.
17 “Thus, decoration, often considered to be a superluous afterthought, may actually be a matter of construction. Such integration of construction and decoration in a
symbiotic state is a hallmark of ine craftmanship, or what I like to call the “Craftsman Ideal.” (Fariello & Owen, 2005: 5)
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.1 Structurele granulatie in sculpturaal zilverwerk
17
De constructieve granulatie wordt in het overzicht in bijlagen 2a en 2b in
twee categorieën opgedeeld, namelijk in clustergranulatie en in vrijstaande
vlakgranulatie, volgens Wolters de enige twee vormen van granulatie die niet
volledig met een ondergrond verbonden zijn.18 Hij gebruikt in plaats van
clustergranulatie evenwel de term Traubengranulation wanneer granules vanop
de ondergrond tot een volume worden gestapeld waardoor niet alle granules
met de ondergrond verbonden zijn. Freien Traubengranulation wordt niet vanop
een ondergrond opgebouwd en is bijgevolg slechts met enkele of helemaal niet
verbonden met de ondergrond. De vrijstaande vlakgranulatie in het overzicht duidt
dan weer eerder op een vorm van vlakgranulatie (cf. 2.2.2) waarbij de granules met
elkaar verbonden zijn maar slechts met enkele granules aan een sieraad of object
vast hangen. Wolters spreekt dan over Freihstehender Flächengranulation.
Het aantal granules waaruit de vrijstaande of de clustergranulatie is opgebouwd
werd ook geteld. Het gaat dan altijd om het aantal per individuele cluster of per
individueel vrijstaand deel, niet over het aantal per sieraad of object. Clusters of
vrijstaande granulatie van minder dan vijf granules werden buiten beschouwing
gelaten omdat het hier dan in de meeste gevallen gaat om één of enkele granules
die boven op een eerste laag aangebracht werden. Omwille van het soms
onduidelijk beeldmateriaal is het opgegeven aantal een waarde bij benadering.
De werken met proto- en/of imitatiegranulatie werden in deze analyse buiten
beschouwing gelaten, omdat men in deze gevallen in strikte zin niet van granulatie
kan spreken (cf. 2.3.2).
Omdat binnen de eerste vraagstelling van dit project de originaliteit vooral ligt in
de toepassing van structurele ganulatie in sculpturaal zilverwerk werd ook gekeken
of het gegranuleerde werk zilverwerk of een sieraad was. Het vermelde materiaal
is het gegranuleerde materiaal. In veel gevallen waren de sieraden en objecten ook
bezet met edelstenen, parels of ivoor, of versierd met email, maar dit werd in het
schema niet opgenomen omdat er geen directe relevantie is voor deze analyse.
Uit de analyse van Die Granulation: Geschichte und Technik einer alten Goldschmiedekunst
(bijlage 2a) is duidelijk af te leiden dat constructieve granulatie doorheen de
geschiedenis zelden werd toegepast. Indien het al werd gebruikt, was het met
een beperkt aantal granules (max. ca. 120). Van de 354 opgenomen objecten en
sieraden vertoonden slechts 22 werken (6,21 %), waarvan 21 sieraden en één object,
enige vorm van constructieve granulatie, waarvan 13 met clustergranulatie (3,67 %)
en 10 met vrijstaande vlakgranulatie (2,82 %). Geen enkel sieraad of object werd
enkel en alleen met granules opgebouwd. Slechts 34 van de 354 afgebeelde werken
(9,6 %) zijn geen sieraden, het gaat dan vooral om wapenbeslag, kleine beeldjes en
(religieus) vaatwerk.
18 Wolters, 1986: 17, 18.
18
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.1 Structurele granulatie in sculpturaal zilverwerk
Bij Granulation 96 (bijlage 2b) vertoonden 5 van de 32 afgebeelde werken (15,6
%), van de hand van drie kunstenaars, constructieve granulatie. Twee sieraden
van Christiane Förster waren samengesteld uit duizenden granules, beide bedekt
met glasheldere kunststof, misschien zelfs ter versteviging van de gegranuleerde
structuur (eigen interpretatie) en een ring van Ortwin Thysen had een ornamenteel
deel met ca. 500 granules. Een hanger van Peter Bauhuis lijkt op het eerste zicht
volledig te zijn samengesteld uit stofgranulatie, een vorm van granulatie waarbij
de individuele granules zo klein zijn dat ze niet met het blote oog te onderscheiden
zijn en waardoor het uitzicht van een mat oppervlak ontstaat.19 Uit een gesprek met
Peter Bauhuis bleek echter dat hij wel de illusie wilde opwekken van een volledig
uit granulatie bestaand object maar dat er zich binnenin de hanger een kern van
goudplaat bevindt.20 De twee eigen objecten waren de enige werken die enkel uit
granules werden opgebouwd en tegelijk ook de enige inzendingen die geen sieraden
waren.
Granulatie is dus een versieringstechniek, vooral voor sieraden, die slechts zelden
werd en wordt gebruikt als een constructief gegeven. In de objecten die in het
kader van dit onderzoek ontstonden, in het bijzonder de objecten van de eerste
groep, wordt granulatie als structureel gegeven op diverse manieren gebruikt. Dit
is trouwens één van de belangrijkste uitgangspunten van het onderzoek waaruit
het vernieuwende karakter van dit project blijkt. Tijdens het vorderen van het
onderzoek werd bovendien duidelijk dat er, omwille van het vernieuwende karakter,
nood was aan een speciieke terminologie om het eigen werk terdege te kunnen
beschrijven. Daarnaast werden ook verschillende gereedschappen en hulpmiddelen
ontwikkeld die, omdat deze vorm van granulatie onbestaande was, niet voorhanden
waren.
1.2.2 Principes van granulatie als uitgangspunt
Het tweede uitgangspunt valt enigszins samen met het ruimere kader van dit
project, namelijk dat oude, traditionele en zelfs enigszins vergeten technieken en
processen nog een groot expressief vermogen hebben dat verder reikt dan de
techniek op zich. Dit onderdeel vertrekt vanuit een analyse van de verschillende
facetten en eigenschappen van de granulatietechniek, zowel op inhoudelijk,
technisch, vormelijk als historisch vlak. Deze ontleding vormt de directe aanleiding
voor de tweede groep werken die de ruime ‘wereld’ van granulatie21 als onderwerp
hebben (uitgewerkt onder hoofdstuk 4: Granulatie als onderwerp van het object).
Het is een zoektocht naar methodes om de eigenheid van granulatie als metafoor
voor meer universele ideeën te gebruiken of een zoektocht naar het expressief
vermogen ervan. De granulatiekunst met zijn speciieke eigenheden verandert op
deze manier van een versierende of opbouwende techniek in inspiratiebron en
uitgangspunt.
19 Wolters, 1986: 20.
20 6 mei 2007.
21 Deze ‘wereld’ wordt grotendeels bepaald door de speciieke kenmerken van granulatie. In hoofdstuk 2 wordt dit als de ‘identiteit’ van
granulatie benoemd (cf. 2.1) en wordt bepaald door de verschillende granulatietechnieken, het vormelijke aspect en de kwaliteiten van het
gebruikte materiaal. Naast de ‘identiteit’ behoren ook het historische kader, alle werkelijke gegranuleerde sieraden en objecten, de aanverwante
- en imitatietechnieken van granulatie, de literatuur en de relecties erover tot deze wereld.
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.2 Principes van granulatie als uitgangspunt
19
1.2.3 De hedendaagse kunstambachten
1.2.3.1 Technieken en materialen
Aangezien de artistieke kracht van dit onderzoeksproject vooral gestuurd wordt
vanuit technieken en materialen kan het derde uitgangspunt ervan gekaderd
worden binnen de grote lijnen van de theorie van het hedendaagse kunstambacht.
Met het begrip ‘kunstambacht’ kunnen evenwel verschillende inhouden worden
aangeduid.22 Enerzijds wordt met de kunstambachten een verzameling van
mediumspeciieke disciplines, objecten of een speciieke beweging binnen de
beeldende kunsten bedoeld, met bijzondere kenmerken en eigenschappen.23
Anderzijds bestaat een visie die ervan uitgaat dat het kunstambacht niet zozeer
een beweging is of een speciieke klasse van objecten, uitgevoerd in bepaalde
technieken en materialen, maar eerder een houding, een ingrediënt is.24 Het betreft
in deze laatste visie een manier om dingen te doen die niet exclusief aanwezig is
in of eigen is aan één domein maar aanwezig is in meerdere disciplines binnen de
visuele en beeldende kunsten. De crafts zijn in deze betekenis veeleer een dynamiek,
een attitude, die vrij is in het culturele landschap en net zo relevant kan zijn voor
beeldende kunstenaars, architecten, vormgevers, ilosofen als voor ambachtslui. De
Britse kunstcritica Tanya Harrod spreekt in deze context eerder over ‘craftedness’ dan
over ‘craft’.25
Beide benaderingen zijn aanwezig in de uitgangspunten van dit project.
Kunstambacht als discipline of als speciieke groep objecten waarbij de combinatie
van materialen en technieken eigen zijn aan de conceptuele taal van het object is
duidelijk terug te vinden in de eerste vraagstelling (cf. 1.2.1), waar gezocht werd
naar de structurele mogelijkheden van granulatie in sculpturaal zilverwerk. Het
aftasten van de grenzen van de mogelijkheden van materiaal en proces, en de
drang om deze grenzen zo ver mogelijk te verleggen om zo het materiaal fysiek en
intellectueel te kunnen domineren is iets wat terug te vinden is in de geschiedenis
van elk kunstambacht.26 Hoe moeilijker en weerbarstiger het materiaal, des te
groter de overwinning. Uiteraard is het noodzakelijk om een grondige kennis
van het materiaal te hebben om de limieten ervan te kunnen ontdekken.27 Zulke
ervaring en kennis van materiaal en techniek kan enkel ontstaan na uitgebreide
studie en herhaling.28
22 Volkskunsten vallen in deze context niet onder de hedendaagse kunstambachten, het gaat veeleer om een speciiek genre binnen het ruime
domein van de beeldende kunsten (cf. voetnoot 1, 23).
23 De Britse kunstwetenschapper Paul Greenhalgh schrijft in de inleiding van zijn The Persistence of Craft dat “In late modern culture, the crafts are
a consortium of genres in the visual arts…”. (Greenhalgh, 2002: 1) Volgens de Britse kunstwetenschapster Martina Margetts zijn de hedendaagse
kunstambachten “a collection of disciplines within visual culture with distinct histories, traditions, meanings and functions”. (Margetts, 2008: 299) De
Amerikaanse juweelkunstenaar en schrijver Bruce Metcalf spreekt over “a class of objects…”. (Metcalf, 2000: 31)
24 De curator van de tentoonstelling Out of the Ordinary: Spectacular Craft, Laura Britton Newell, schrijft in de inleiding van de catalogus dat
de selectie van de kunstenaars en de werken gebeurde volgens de “idea that craft is not a separate category but an ingredient, a process, something that has
enabled the making of ideas into visible things. It is a celebration of skill, a presentation of spectacular objects that have been meticulously made”. (Britton Newell,
2007: 9)
25 Harrod in Britton Newell, 2007: 29. Terwijl de term ‘craft’ vooral verwijst naar een bepaald type van objecten, als resultaat van een bepaalde
kunstpraktijk of discipline, zegt de term ‘craftedness’ m.i. meer over de kwaliteit van een ontstaansproces, over de hoedanigheid waarin iets tot
stand komt, los van een bepaald type van object of kunstpraktijk.
26 Gombrich, 2002: 65.
27 Gombrich, 2002: 66.
28 De Amerikaanse socioloog Richard Sennet (°1943) spreekt over tienduizend uur als een gebruikelijke norm voor de tijdspanne die ervoor
nodig is om een expert te worden. (Sennet, 2008: 195)
20
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.3 De hedendaagse kunstambachten
Deze beheersing is essentieel aangezien de moeilijkste technieken en processen
zonder enig probleem moeten kunnen worden uitgevoerd, zodat de geest vrij
kan blijven om zich te kunnen concentreren op de meer intellectuele, abstracte
en conceptuele problemen, zoals de artistieke expressie.29 Grondige kennis van
techniek en materiaal is tegelijkertijd ook problematisch omdat, zoals reeds in
de inleiding werd gesteld, ze in deze context soms eerder een vijand dan wel een
bondgenoot kan zijn. Manhart is daarentegen van mening dat pas wanneer de
kennis van materialen en technieken zo uitgebreid is, het mogelijk wordt om zich
van die noodzaak van kennis te bevrijden en stijlen te ontwikkelen die het materiaal
en de techniek overstijgen, waardoor het idee het materiaal en de techniek gaat
sturen en niet omgekeerd.30
In de tweede vraagstelling (cf. 1.2.2) waarbij de kenmerken en eigenheden
van granulatie als inspiratiebron worden gebruikt, blijft de granulatietechniek
het uitgangspunt, zowel inhoudelijk als vormelijk en zowel rechtstreeks als
onrechtstreeks. Ondanks het feit dat de uitgangspunten zich nog wel in de
technische sfeer bevinden is het technische experiment en het uitdagen van de
grenzen van technieken en materialen binnen deze tweede vraagstelling niet
meer of minder van belang. Naast een aantal traditionele technieken zullen ook
andere technieken gebruikt worden bij de realisatie van de stukken, gaande van
het amateuristisch ‘knutselen’ zonder de noodzaak van enige technische kennis,
tot het samenlassen van onderdelen met de TIG-technologie.31 Technieken en
materialen zullen hier meer ten dienste staan van het vooropgestelde idee waardoor
het concept van de techniek het van de techniek zelf overneemt. Het ambachtelijke
kan hier dus eerder gezien worden als een attitude of een noodzakelijkheid en niet
meer als sturende kracht. Het verband met het domein van de kunstambachten
is daarom bij deze werken minder relevant als bij de werken van de eerste groep,
waardoor zij eerder aansluiting vinden met de idee van craftedness.
29 Risatti, 2007: 101.
30 Manhart in Manhart & Manhart, 1987: 46.
31 Lassen is een verbindingsmethode voornamelijk voor metalen waarbij warmte, druk of beide worden gebruikt om verschillende onderdelen
met elkaar te verbinden, met of zonder toevoeging van extra materiaal. De onderdelen worden op de plaats waar ze verbonden moeten worden
tot het smeltpunt gebracht, zodat er tussen de onderdelen een smeltbad ontstaat en in elkaar kunnen smelten. (Wolters, 1986: 65-66) Bij het
TIG-booglassen (< Tungsten (= wolfram) Inert Gas) wordt tussen een stiftvormige wolframelectrode en de te verbinden onderdelen een elektrische
vlamboog gevormd die de hitte levert om de onderdelen aan elkaar te kunnen lassen. (Todd e.a., 1994: 358-363)
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.3 De hedendaagse kunstambachten
21
1.2.3.2 Functie
Op de tentoonstelling in het Schotse Edinburgh, Raising the Bar: Inluential Voices in
Metal (2008),32 waar het werk te zien was van tien internationale zilversmeden,33
viel het op dat de getoonde objecten niet in de eerste plaats gemaakt waren om
te gebruiken. Functie was met andere woorden niet de belangrijkste expressieve
motor, maar was van ondergeschikte orde. Het beeld dat ze opriepen, hun
vormentaal en materiaalgebruik overstegen een louter praktische functie. Niettemin
schreven deze werken zich wel deels in in de traditie van het zilverwerk: ze waren
overwegend vervaardigd uit zilver, volgens de technieken en methodes die eigen
zijn aan de edelsmeedkunst, en dit meestal in een vormentaal die zijn oorsprong
vindt in de toegepaste kunsten. Het fundamentele verschil tussen dit soort werk
en gebruikszilver ligt vooral in de intentie die de kunstenaar heeft voor en tijdens
de uitvoering van het object en in de uiteindelijke bestemming ervan. Bij deze
autonome objecten zijn niet zozeer de utilitaire maar vooral de inhoudelijke en
sculpturale kwaliteiten van belang.34
Ondanks het feit dat gebruiksfunctie binnen dit onderzoek op geen enkel moment
als uitgangspunt gediend heeft of van belang was bij het ontwerp of de realisatie
van de objecten, herinnert de komvorm, die vooral wordt gebruikt in de werken
die ontstaan zijn vanuit de eerste vraagstelling (cf. 1.2.1, structurele granulatie in
sculpturaal zilverwerk), omwille van zijn uiterlijke vorm en bijgevolg zijn relatie
tot de mogelijkheid om te bevatten, te bewaren of op te dienen, ontegensprekelijk
aan een gebruiksfunctie. Het gebruik van de komvorm in deze reeks objecten
is echter een heel ‘natuurlijke’ of evidente keuze die als het ware gedicteerd
wordt vanuit techniek en materiaal, zoals de pot die op de draaischijf van de
pottenbakker ontstaat automatisch rond is. Bij de ontwikkeling van de eerste
gegranuleerde objecten leek de keuze voor een kom in de vorm van een halve bol
de meest aangewezen vorm en zelfs de enige mogelijkheid om een ruimelijk object
te bouwen met structurele granulatie.35 De kom heeft in deze context een zekere
vormeloosheid, het is een onzichtbare, discrete vorm die niet aleidt van datgene
waar het bij deze werken echt om gaat - materialiteit, proces en tactiliteit - en wordt
enkel vanuit deze eigenschappen in vraag gesteld. Het feit dat de komvorm een
tijdloze en archetypische vorm is, een drager van betekenissen, zowel op historisch,
cultureel als sociaal niveau, vormt geen uitgangspunt, maar de aanwezigheid
ervan kan evenmin ontkend worden en speelt in de beschouwing van het object
ongetwijfeld mee.
32 Raising the Bar: Inluential Voices in Metal werd georganiseerd door Innovative Craft en samengesteld door Amanda Game. Deze tentoonstelling
startte in DoveCot, Edinburgh en reisde vervolgens door naar het Ruthin Craft Centre in Ruthin Denbighshire en naar het MIMA, het Middlesbrough
Institute of Modern Art. (Innovative Craft, 2010) Op deze tentoonstelling werden zes werken getoond die tijdens dit onderzoek tot stand kwamen.
33 Hughes, Game & Turner, 2008. Hoewel veel objecten op deze tentoonstelling niet in zilver waren uitgevoerd, liggen de wortels van de
deelnemende kunstenaars overwegend in de edelsmeedkunst.
34 De term ‘edelsmeedkunst’ is een verzamelnaam voor twee verschillende disciplines: de goudsmeedkunst, waarmee doorgaans het
domein van de sieraden wordt aangeduid, en de zilversmeedkunst, oorspronkelijk het domein van tafelzilver en liturgische objecten. Deze
twee domeinen sluiten, vanuit materiaaltechnisch standpunt, dicht bij elkaar aan omdat beide disciplines vaak gebruik maken van dezelfde
materialen en technieken. Het verschil tussen beide domeinen ligt dus niet zozeer in het gebruikte materiaal, maar voornamelijk in de
bestemming van het resultaat. Wanneer men in een ‘traditionele’ context over zilverwerk spreekt, dan wordt er bijna automatisch een
gebruiksfunctie aan gekoppeld, omdat de term ‘zilverwerk’ over het algemeen verwijst naar gebruikszilver, vooral tafelzilver zoals kofiekannen,
theepotten, kandelaars, bestek, enz. Naast deze functionele categorie beslaat de hedendaagse zilversmeedkunst ook het autonome, nietfunctionele sculpturale zilverwerk.
35 Aanvankelijk leek het onmogelijk om ingewikkelde vormen op te bouwen met granulatie, waardoor geen vrije structuren ontstonden en
enkel in eenvoudige negatieve mallen gewerkt werd. De keuze voor de halve bol maakte het ook mogelijk om het (onafgewerkte) gegranuleerde
object in de mal te laten draaien zoals bij een kogelgewricht, wat de opbouw ook eenvoudiger maakte. Bovendien leek het aanvankelijk ook
enkel mogelijk om objecten te bouwen die uit één laag granules bestonden, waardoor geen volumes konden worden opgebouwd.
22
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.3 De hedendaagse kunstambachten
Omdat functie niet éénduidig als een typisch kenmerk van de hedendaagse
kunstambachten gerekend kan worden zal het hier ook niet als een parameter
gebruikt worden om het werk te situeren binnen het domein van de
kunstambachten.36 Anderzijds vormt functie wel een onmiskenbaar kenmerk van de
toegepaste kunsten waardoor de meeste objecten die vanuit de eerste vraagstelling
ontstaan – vooral diegene met een komvorm – omwille van hun betrokkenheid tot,
of herinnering aan, een gebruiksfunctie tot het domein van de toegepaste kunsten
kunnen gerekend worden. Eerder werd reeds opgemerkt (cf. 1.2.3.1) dat deze
objecten, omwille van hun verbondenheid met materialen en technieken, duidelijk
aansluiting vinden bij de kunstambachten.
Bij de objecten die vanuit de tweede vraagstelling ontstaan (cf. 1.2.2, principes van
granulatie als inspiratiebron) is er geen verband met functie of geen sprake van een
vormelijke referentie aan een gebruiksfunctie, noch in de uitgangspunten, noch in
het object zelf. De relatie met technieken en materialen is bij deze objecten ook
niet rechtstreeks in het object, maar eerder in het concept aanwezig. Deze objecten
nemen bijgevolg een tussenpositie in tussen de hedendaagse kunstambachten
enerzijds, omwille van hun conceptuele betrokkenheid met materialen en
technieken en de vrije beeldende kunsten anderzijds, omdat het artistieke idee
primeert op de keuze van materialen en technieken.
36 Bepaalde auteurs, waaronder de Amerikaanse kunsthistoricus, Howard Risatti, zien in functie een deel van de identiteit van de
kunstambachten (Trapp & Risatti, 1998: 34; Risatti, 2007:1), terwijl andere, waaronder Bruce Metcalf, functie niet onlosmakelijk verbonden
zien met de hedendaagse kunstambachten. (Metcalf 2000: 32)
1. Inleiding/ 1.2. Probleemstelling en uitgangspunten/
1.2.3 De hedendaagse kunstambachten
23
1.3 Doelstelling en output
Dit onderzoeksproject zal via de granulatiekunst trachten aan te tonen dat
traditionele media en technieken nog over een groot en vaak nog onontgonnen
expressief potentieel beschikken, niet enkel als materiaal of techniek op
zich, maar vooral op het artistieke niveau van de verbeelding. Dit is een
praktijkgericht onderzoek waarbij de granulatietechniek op zich niet het
uiteindelijke onderzoeksobject is, maar wel de rechtstreekse aanleiding en
inspiratiebron. Het formuleren van andere toepassingsmogelijkheden en het
verplaatsen en implementeren van een techniek die oorspronkelijk voor en
door de goudsmeedkunst ontwikkeld werd naar een ander domein - met name
de sculpturale zilversmeedkunst - om daardoor een eigen artistieke beeld- en
vormentaal te ontwikkelen, zijn de voornaamste doelstellingen. Welke nieuwe,
artistieke inzichten ontstaan hierdoor en kan, door deze verplaatsing te maken, het
niveau van het louter technische overstegen worden? De transformatieprocessen
van granulatie als een tweedimensionale picturale versieringstechniek naar een
driedimensionale sculpturale techniek en de toepassing van granulatie als concept
voor beeldend zilverwerk zijn de belangrijkste onderzoeksobjecten.
Tijdens dit onderzoek ontstond een omvangrijk artistiek oeuvre dat gekenmerkt
wordt door zowel de grote variëteit aan gebruikte materialen en technieken als
door de uiteenlopende vormkeuze en grootte van de objecten. In totaal worden
er 49 werken37 gepresenteerd die stuk voor stuk bijdragen tot een ‘oplossing’
voor de probleemstellingen. Omdat binnen het tijdsbestek van dit onderzoek niet
alle mogelijke inspirerende aspecten van granulatie kunnen uitmonden in een
volwaardig object zullen een aantal concepten beperkt blijven tot een visualisatie
of een beschrijving van het idee.38 Het doel van dit project is tenslotte niet zozeer
een reeks afgewerkte objecten, vooral ook de ontwikkelde ontwerpstrategie is erg
belangrijk. Alle objecten en denkmodellen worden getoond op een tentoonstelling
die plaatsvindt van 1 oktober tot 24 december 2010 in kunstencentrum Z33 te
Hasselt. De opzet en de architectuur van de tentoonstelling worden uitgewerkt naar
analogie met de gebruikte methodiek en de daarbij horende onderverdeling van de
gerealiseerde objecten in verschillende groepen (cf. 1.4.1).
37 Zes objecten die voor de aanvang van dit project in 2005 reeds ontwikkeld waren en 43 objecten als direct resultaat van het onderzoek. In
bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van deze werken.
38 Aangezien tussen het moment waarop het proefschrift werd ingediend op 24 juni 2010 en de opening van de tentoonstelling en de
verdediging op 24 september 2010 nog acht stukken (Before Granulation, Full Vessel, Linear Fractal Chaos, Meter #2, Cloud, Fragility, Kissing Spheres #6
en Cluster) worden afgewerkt, zullen in de thesis noodzakelijkerwijs foto’s van het model of tekeningen gebruikt worden. Zowel de afmetingen
van de tekening of van het model als de vermoedelijke afmetingen van het deinitieve en afgwerkte stuk worden vermeld.
24
1. Inleiding/ 1.3 Doelstelling en output
Simultaan met het artistieke werk ontwikkelde zich deze intellectuele studie waarbij
de denk-, associatie- en beslissingsprocessen die nodig waren om tot het artistieke
werk te komen, transparant, en ‘leesbaar’ gemaakt worden. Het realiseren van
deze thesis, als geschreven neerslag van dit onderzoeksproject, dat grotendeels
steunt op de onbewuste en impliciete kennis van het handwerk, was niet evident.
De kennis en de vaardigheden die noodzakelijk zijn om het artistieke werk te
kunnen realiseren komen immers voort vanuit de ervaring en de praktijk. Het is
met andere woorden een ‘weten’ dat niet bereikt wordt via literatuurstudie. Deze
kennis en ervaringen kunnen moeilijk verbaal gecommuniceerd worden, waardoor
het problematisch wordt om ze te theoretiseren. De Hongaarse wetenschapper
en ilosoof Michael Polanyi (1891-1976) gebruikt voor deze speciieke, onbewuste
manier van weten en moeilijk te communiceren kennis die grotendeels steunt op
gewoontes en ervaringen het begrip ‘tacit knowledge’ of ‘impliciete kennis’ en stelt
het tegenover het expliciete weten dat eenvoudiger te communiceren is.39 Deze
problematiek, die sterk aanwezig is bij de beschrijving van het ontstaansproces
van de objecten, toont goed aan dat het wetenschappelijk beschrijven van en
communiceren over handelingen, met zijn kleine nuances, een moeilijke, zelfs
haast onmogelijke opdracht is.
De wisselwerking tussen artistieke praktijk en theoretische relectie is ook expliciet
aanwezig in de titel. Granulatie, als een perfect paradigma van techniek wordt
in dit project her-dacht waardoor het rechtstreeks in verband gebracht wordt
met het intellectuele. Zoals de titel verder aangeeft, staan er twee verschillende
veranderingen centraal in dit project. Ten eerste zal het oorspronkelijke ornament,
de granule, een bepaalde metamorfose ondergaan. Vertrekkend van puur visueel
plezier, evolueert de granule in twee divergente richtingen: enerzijds naar een
noodzakelijk structureel onderdeel van het object, met als gevolg een verandering
van het statuut van het ornament binnen de problematiek van granulatie, en
anderzijds naar onderwerp en concept zelf, waardoor het technische overstegen
wordt en er een poëtische dimensie ontstaat. De tweede gedaanteverandering
of misschien eerder verplaatsing situeert zich op het niveau van de discipline
waarbinnen dit onderzoek zich situeert, namelijk de verplaatsing van de
goudsmeedkunst naar de sculpturale zilversmeedkunst.
Het voordeel van deze domeinverschuiving is tweeledig: doordat er een uitbreiding
van de oorspronkelijk graische en decoratieve techniek van granulatie plaatsvindt
ontstaat een nieuw soort van granulatiekunst, één die ook de vaardigheden van
construeren en opbouwen in zich opneemt. Voor de granulatietechniek kunnen
dankzij deze uitbreiding nu andere en nieuwe toepassingmogelijkheden worden
geformuleerd. Vervolgens ontstaan door deze verplaatsing van het ene domein naar
het andere nieuwe expressiemogelijkheden voor de zilversmeedkunst en wordt het
arsenaal van beschikbare technieken verruimd.
39 Polanyi, 1983.
1. Inleiding/ 1.3 Doelstelling en output
25
1.4 Methode
Bij een onderzoek in de kunsten is het moeilijk, zo niet onmogelijk om bepaalde
onderzoeksmethodes voorop te stellen en deze dan rechtlijnig en consequent toe te
passen doorheen het hele project, althans voor het artistieke luik. Het gaat eerder
om het ontdekken en kunnen benoemen van een methode als gevolg van een
constante afwisseling en wisselwerking tussen het ontwerpen, literatuurstudie, het
fysieke maken en het evalueren van het gemaakte door er afstand van te nemen,
zowel letterlijk als iguurlijk. Door deze continue verplaatsing tussen ‘in’ het
werk zijn, hetzelfde werk als toeschouwer te kunnen beleven, en tegelijkertijd het
onderzoeksobject en het ruime domein waarbinnen gewerkt wordt te bestuderen,
ontstaat de mogelijkheid om permanent het resultaat en het onlosmakelijk met
elkaar verbonden denk- en maakproces aan elkaar te toetsen. Hierdoor ontstaan
duidelijke inzichten in de eigen artistieke praxis en onderzoeksmethodes en
tegelijkertijd in de positie die het werk inneemt binnen het werkveld.
1.4.1 Tweevoudige explicitering van de onderzoeksmethoden
De onderverdeling van de vraagstellingen, onderzoeksmethodes en de daaraan
gekoppelde resultaten van dit onderzoek in verschillende groepen werd schematisch
uitgetekend in een classiicatie, een vrij ingewikkeld netwerk dat het theoretische en
artistieke interpretatiekader toont waarbinnen gedacht en gewerkt wordt (afb. 1.11,
1.12). Deze ordening is een persoonlijk systeem waarbij de indeling gemaakt werd
op morfologische, conceptuele en/of technische basis, gestuurd en gevoed door
het literatuuronderzoek en het praktijkwerk. Het schema laat zich lezen als een
topologische kaart waarbij getracht wordt om binnen het artistiek-poëtische denken
toch zo wetenschappelijk correct mogelijk te zijn. De belangrijkste functie van de
visuele voorstelling van deze classiicatie is dat het een interpretatiekader schept dat
het mogelijk maakt om helder over het onderzoek te spreken en te communiceren.
Het heeft daarom deels dezelfde functie als de tekst: het is een middel om het
complexe ontwerp- en denkproces transparant en enigszins vereenvoudigd voor
te stellen, waardoor het de methodologische context verduidelijkt en visualiseert.
Anderzijds was het opstellen van deze taxonomie een cruciaal moment binnen
de voortgang van dit onderzoek. Het evolueerde van een illustratie van het
ontwerpproces naar een sturende kracht van datzelfde proces. Hierdoor werd deze
classiicatie tegelijkertijd een functioneel werkinstrument dat ontstond tijdens en
meegroeide met het project en zo effectief heeft bijgedragen aan de ontwikkeling
van de resultaten en inzichten van het onderzoek.
Afb. 1.11. David Huycke, taxonomie van de objecten
volgens groep. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het
object, 2007-2010.
26
1. Inleiding/ 1.4 Methode/ 1.4.1 Tweevoudige explicitering van
de onderzoeksmethoden
1.11
Granulatie als bouwsteen van het object
Objecten gevormd zonder mal
Objecten gevormd door een mal
Combinatie enkel/samengesteld
Via enkele granules
Triple en enkel
Standaard
Gesloten structuur
Via samengestelde granules
Via granulatie
Dubbel
Edge of Chaos
Pearl Sphere #2
Pearlinder
Pearlinder
Platte granules
27
Pearl Globe
Vervorming door hitte
Triple
Pearl Sphere Flat
Pearl Chaos
Mechanische vervorming
Ringvormig
Pearl Square
Pearl Chaos Flat
Lace Sphere
Bol
Fracial Piece
Verspanende vervorming
Pearlinder #1 Bis
Zwaar gegoten
Marble Bowl
Verschillende formaten
Dissimilar Pearl Sphere
Landscape
Gegoten
Via enkele granules
Via samengestelde granules
Close Packings
Marble Object
Fractal Chaos
Chaotisch deel Order & Chaos
Oval Chaos
White Chaos
Trofeeën O-Vlaanderen
Granulatie als onderwerp van het object
Speciieke kenmerken als O
Techniek
Maquette en aanverwante technieken als O
Materiaal
Vorm
Voorbereiding
Relectie
Ornament
Geometrie
Before Granulation
Stapelen
Silver Concrete
Verbinden
The moment of truth
Identieke grootte
Cubic Spheroid
Moon
Ornament #1
Meter #1 & #2
Black Moon
Ornament #2
Linear Fractal Chaos
28
Open object
Kissing Bowls
Gesloten object
Kissing spheres #1
Kissing Spheres #2 & #5
Verschillende grootte
Kissing Spheres #3 & #3 bis
Granule-ondergrond
Ornament #1 & #2
Vervaardiging van de granules
Spherodizing
Order & Chaos #1
1.12
Order & Chaos #2
Full Vessel
Ornament als object Ornament aan basis
Condition for Chaos
Maquette
White Chaos
Illusion of Kissing
Spheres
Kissing Spheres #4
Proto-granulatie
Shots
Imitanulation #1
Magnetic Organization
Cloud
Samenkomen Techniek en vorm
Liquid
Aanverwante technieken
Imitatiegranulatie
Kissing Spheres #6
Cluster
Fragility
Het belang van literatuurstudie voor een onderzoeksproject in de kunsten is dat
de onderzoekende kunstenaar zo inzicht en kennis verwerft over de artistieke of
sociale dimensie en het historische verloop van de discipline waarin hij werkt, en
een juist beeld krijgt van de technische evolutie en mogelijkheden ervan. Daarnaast
genereert literatuurstudie, in combinatie met de artistieke praktijk, ook ideeën en
ondersteunt het het artistieke denken of steekt het zelfs in gang.40 Een grondige
kennis van het domein waarbinnen gewerkt wordt is overigens noodzakelijk om het
vernieuwende aspect, de originaliteit en de relevantie te kunnen inschatten van het
ganse onderzoek of van een bepaald werk en bijgevolg de waarde hiervan voor het
domein.
Zo ontstond tijdens dit project een constante alternatie tussen de literatuurstudie,
het schrijven van dit proefschrift, het tot stand brengen van de taxonomie en het
vervaardigen van de objecten, waardoor dit een voorbeeld is van hoe theorie en
praktijk kunnen samenvallen en elkaar kunnen beïnvloeden.
Als gevolg van de combinatie van de kennis die het literatuuronderzoek genereerde
enerzijds en de artistieke praktijk anderzijds, en op basis van de manier waarop het
oorspronkelijke ornament zich uiteindelijk transformeerde of waarop de ‘wereld’
van granulatie werd gebruikt ontstond binnen de taxonomie een classiicatie van de
gemaakte objecten in twee verschillende groepen. Elke groep objecten interpreteert
het onderwerp en de onderzoeksvragen op haar eigen manier (cf. 1.4.2, Groep
1: Granulatie als bouwsteen van het object; cf. 1.4.3, Groep 2: Granulatie als
onderwerp van het object). Elke groep op zich wordt dan nog verder onderverdeeld
op basis van verschillende aspecten die eigen zijn aan de algemene eigenheid van
de groep. Deze indeling in groepen vormt het fundament van de methodiek en
verloopt enigszins parallel met de eerder geformuleerde vraagstellingen.41
40 De literatuurstudie inspireerde ook rechtstreeks voor titels van objecten, bijvoorbeeld bij Edge of Chaos (afb. 3.55) (cf. 3.2.4) of bij de
verschillende Kissing Spheres (cf. 4.1.1.4).
41 De opdeling van de objecten in verschillende groepen en subgroepen is altijd tot op zekere hoogte een artiiciële onderverdeling. Hoewel
sommige objecten zeer duidelijk thuishoren in een bepaalde groep, kunnen andere objecten zich meer op een grenszone bevinden of zelfs in
Afb. 1.12. David Huycke, taxonomie van de objecten
volgens groep. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het
object, 2007-2010.
1. Inleiding/ 1.4 Methode/ 1.4.1 Tweevoudige explicitering van
de onderzoeksmethoden
verschillende groepen thuishoren. Dit kunnen objecten zijn die bv. opgebouwd werden uit granules (groep 1) maar tegelijkertijd ook de techniek
van granulatie als beeldend onderwerp gebruiken (eerste deel groep 2). Deze overlappingen maken de onderverdeling complexer, doch niet
minder interessant, omdat objecten die het onderwerp vanuit diverse invalshoeken benaderen doorgaans een grotere gelaagdheid vertonen.
29
1.4.2 Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object
In deze eerste groep objecten ligt het zwaartepunt van het onderzoek op een
combinatie van technische problemen en uitdagingen. Bijgevolg ontstonden deze
objecten ook vanuit een praktische probleemstelling, namelijk de zoektocht naar
de mogelijkheden om granulatie als een structurele techniek te gebruiken binnen
sculpturaal zilverwerk. De granules vormen hier de bouwstenen, dus de dragende
structuur van het driedimensionale object. Binnen deze context kunnen twee
benaderings- of constructiemogelijkheden worden voorgesteld.42
Enerzijds zijn er de objecten waarvan de uiterlijke vorm op voorhand wordt
bepaald door de mal waarin gewerkt wordt en waar de granules zich als onderdelen
inschrijven (cf. 3.2). De vorm van de binnenkant van de doorgaans convexe mal43
zal dus min of meer identiek zijn aan de buitenkant van het object. Het voordeel
van deze werkwijze is dat de mal de granules tamelijk goed op zijn plaats kan
houden, het nadeel is dat de vorm van het object op voorhand bepaald wordt en
tijdens het arbeidsproces nauwelijks nog kan veranderen.
Anderzijds heeft men de objecten waarvan de ruimtelijke structuur vanuit de
onderdelen groeit en het resultaat de som is van die onderdelen. Bij deze objecten is
de vorm niet op voorhand bepaald (cf. 3.3). Behalve de moeilijkheden die gepaard
gaan met een constructie zonder ondersteunende mal, ontstaat er ook een grotere
vormelijke vrijheid doordat de vorm niet meer beperkt wordt door de mal. De
vorm van het object wordt dus niet meer gedicteerd vanuit de vorm van de mal,
maar vanuit een combinatie van de kwaliteiten van de onderdelen zelf en de eigen
beslissingen die gemaakt werden tijdens de opbouw van het object.
De onderverdeling van objecten binnen deze eerste groep gebeurt dus op basis van
de constructie van het totale object: of het al dan niet opgebouwd wordt in een
mal. De onderdelen of bouwstenen, namelijk de gebruikte granules, zorgen voor
een verdere onderverdeling die gebaseerd is op vorm, grootte en samenstelling van
de granules en op de manier waarop de granule wordt gemaakt.
Doordat de uitgangspunten en probleemstellingen die aan de basis lagen van de
objecten van deze groep voortkwamen vanuit een technisch denken over granules
als constructief element, werd de verdere onderverdeling van de objecten binnen
deze groep ook vanuit datzelfde technische denken opgesteld. De granules, het
materiaal en het granulatieproces zijn een belangrijke sturende kracht bij de
objecten in deze groep en zijn dus in zekere zin prioritair op vorm, idee of formaat.
42 De Italiaanse auteur Pier Luigi Tazzi maakt in de catalogus over het werk van Anish Kapoor een opdeling waarin hij stelt dat “In the visual
culture of the west there are two traditions that oppose and prolong one another in time. On the one hand, we have the additive view: the whole is the result of the
summation of the parts, and the right construction permits the summation to support his own weight. On the other, we have the unitary view, centralized so that the whole
comes before the single parts, which inscribe themselves, thus inding their ligitimate place, their own articulated logic and disposition.” Deze opdeling werkte voor dit
project inspirerend. (Bhabha & Tazzi, 1998: 105)
43 Er wordt bij voorkeur in negatieve mallen gewerkt, slechts uitzonderlijk wordt er rond of op een positieve mal gewerkt. Dit omwille van
technische redenen die in hoofdstuk 2.3 uiteengezet worden.
30
1. Inleiding/ 1.4 Methode/ 1.4.2 Groep 1: Granulatie als
bouwsteen van het object
1.4.3 Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object
In de tweede groep wordt gezocht naar het metaforisch vermogen van granulatie.
Deze groep bestaat uit objecten die de speciieke principes en eigenschappen
van granulatie als onderwerp, conceptueel kader of als metafoor gebruiken.
De aanwezigheid van granulatie verschuift in deze werken van het object naar
het subject of onderwerp. Deze objecten kwamen niet noodzakelijk tot stand in
zilver en via granulatie, zoals de objecten uit groep één, maar werden enerzijds
vervaardigd via andere technieken eigen aan de edelsmeedkunst, zoals het
smeden of het gieten. Anderzijds werden eenvoudigere en snellere technieken en
goedkopere en gemakkelijker bewerkbare materialen aangewend om de beperking
van de moeilijkheden van de edelsmeedkunst te omzeilen of omdat andere
technieken en materialen gewoon meer geschikt waren om het vooropgestelde
idee te visualiseren. Op basis van dit onderscheid werden de objecten binnen deze
‘hoofdgroep’ nog verder onderverdeeld in twee subgroepen.
De eerste subgroep (cf. 4.1) gebruikt de drie factoren als uitgangspunt: (1) techniek,
(2) vorm en (3) materiaal, die grotendeels de ‘identiteit’ van granulatie bepalen
(cf. 2.1). Hierdoor kunnen binnen deze groep opnieuw drie categorieën worden
onderscheiden. (1) In de eerste plaats wordt het technische proces van granulatie
geanalyseerd, vanaf de voorbereiding en de vervaardiging van de granules, over
het vormen van het bolletje tot het granuleren zelf, het werkelijke verbinden. De
bijzondere momenten en speciieke moeilijkheden worden hier onderzocht als
onderwerp. (2) Vervolgens wordt gewerkt op een vormelijk niveau waarbij zowel
de individuele granule, de bolvorm als het zelforganiserend gedrag van het bolletje
als onderdeel van een groter geheel bekeken worden, zowel vanuit traditioneel,
versierend als vanuit constructief standpunt. (3) Tenslotte wordt onderzocht op
welke manier de karakteristieke eigenschappen van het gebruikte materiaal een
inspiratiebron kunnen zijn.
Wanneer een object volledig samengesteld wordt via granulatie draagt elk
onderdeel, elke granule bij tot de collectieve realisatie van het groter geheel. Door
in te zoomen op deze doorgaans kleine elementen, ze vervolgens te isoleren en uit te
vergroten of op een andere manier te gaan interpreteren, krijgen deze ‘onderdelen’
van het groter geheel een andere, meer individuele waarde en kunnen ze dienen als
autonoom beeld. In deze tweede hoofdgroep wordt als het ware een studie gemaakt
van het gegranuleerde, van datgene dat zich bij de objecten uit groep één afspeelt.
Het resultaat van die studie wordt bekeken vanuit een andere hoek en opnieuw
onderzocht en afgebeeld in een relectief object.
1. Inleiding/ 1.4 Methode/ 1.4.3 Groep 2: Granulatie als
onderwerp van het object
31
In de tweede subgroep (cf. 4.2) wordt enerzijds dieper ingegaan op het fenomeen
van de maquette voor het eigen werk en anderzijds op de aanverwante technieken
van granulatie (proto- en imitatiegranulatie, cf. 2.3.2) en hun relatie ten opzichte
van het originele werk. Het uitgangspunt hierbij is dat de maquette en de imitatie
in de uitvoering, ondanks hun initiële bedoeling, niet zo verschillend zijn van elkaar.
Op basis van het onderscheid tussen een object dat ontstond als maquette voor
een ander werk en een object dat ontstond binnen het kader van de aanverwante
technieken van granulatie, wordt deze tweede subgroep opgedeeld in twee
categorieën.
(1) Tijdens de initiële fase bij het ontwikkelen van de objecten uit groep één werd,
vooral ten gevolge van de technische moeilijkheden en het langdurige maakproces,
vaak gebruik gemaakt van maquettes. Al snel bleek dat deze denkmodellen, naast
het feit dat ze sneller en eenvoudiger te vervaardigen waren, niet minder interessant
waren. Er ontstonden meer vormelijke mogelijkheden en het uitvoeren kon min of
meer tegelijk gebeuren met het bedenken. De uiteindelijk gerealiseerde objecten
uit deze categorie worden bijgevolg vervaardigd in materialen en technieken die
niet noodzakelijk eigen zijn aan de traditionele edelsmeedkunst en in een vrije
vormentaal die eerder terug te vinden is in de beeldhouwkunst.
(2) Een tweede categorie van werken gaat vooral uit van de bestaande ‘aanverwante
technieken’, zoals de voorlopers en de imitatietechnieken van granulatie om
deze als techniek en/of als onderwerp te gebruiken. Net zoals in de eerste groep,
waarbij vooral een onderzoek gevoerd werd om via granulatie sculpturale objecten
op te bouwen zullen deze aanverwante, voornamelijk decoratieve technieken,
als constructieve en sculpturale techniek gebruikt worden. Het doel is dus niet
zozeer het imiteren van granulatie op zich, maar vooral het herinterpreteren en
hergebruiken van technieken die oorspronkelijk beschouwd werden als voorloper of
gebruikt werden ter imitatie van granulatie.
1.4.4 De materialisatie van het object
De speciieke technieken en methodes waarmee de objecten tot stand komen
worden behandeld bij de beschrijving van de objecten zelf. Algemeen kan wel
worden gesteld dat het ambachtelijke maken zelf deel uitmaakt van het artistieke
verhaal van het object. Ten eerste omdat de realisatie als een deel van het
ontwerpproces kan gezien worden, omdat tijdens de uitvoering nieuwe ideeën
ontstaan of het oorspronkelijke idee aangepast wordt. Ten tweede zou er geen
object zijn zonder materialisatie en bepalen de gekozen technieken, materialen
en afwerking voor een groot deel het uitzicht en het karakter van het object.
Ambachtelijke processen zijn bijgevolg essentieel en blijven voor een groot deel
herkenbaar in het eindproduct. Hierdoor wordt duidelijk dat de actie van het
maken en het fysische contact met materialen en technieken fundamenteel zijn.
De ontstane objecten zijn daardoor meer dan enkel een uitvoering van een voorop
gesteld idee, het zijn relectieve objecten en het realiseren van die objecten maakt
deel uit van het artistieke onderzoek.
32
1. Inleiding/ 1.4 Methode/ 1.4.4 De materialisatie van het object
Het onderzoek naar technieken zou kunnen worden bekeken vanuit twee
opvattingen. Enerzijds bestaat er het wetenschappelijk onderzoek dat vooral wordt
uitgevoerd door de ingenieur, omdat hier gedacht wordt op het niveau van met
het blote oog onzichtbare moleculen, kristallen en atomen. Bij dit onderzoek is een
exacte fysische en chemische kennis vereist die de kunstenaar of ambachtsman,
normaal gezien, niet bezit.44 Anderzijds is er het onderzoek op het niveau van
de handeling, van de ambachtelijke technieken. In dit soort onderzoek speelt de
kunstenaar een veel grotere rol. Zo kan hij de techniek proberen te perfectioneren,
op zoek gaan naar snellere en eficiëntere technieken of naar methodes om andere
en nieuwe expressiemogelijkheden te ontwikkelen en zo de grenzen van de techniek
te verleggen. In deze context is het de ambachtelijk ingestelde kunstenaar die aan
onderzoek doet dat vooral gestuurd wordt vanuit technieken of materialen. Een
andere rol die de kunstenaar in zulk onderzoek kan vervullen ligt vooreerst in wat
hij uiteindelijk artistiek kan doen met de techniek, en welke resultaten ermee bereikt
kunnen worden. Fysische processen en de fysische samenstelling en kenmerken van
het materiaal, die eerder het terrein zijn van de exacte wetenschapper, zal hij op
een artistieke manier interpreteren en gebruiken als verbeelding, als metafoor, om
zo een eigen artistiek verhaal te creëren. De materie van de exacte wetenschapper
verschuift op deze manier van studieobject naar inspiratiebron.
Aangezien de inhoud van dit project sterk verschilt van het traditionele
granulatiewerk en daarom buiten het tot nog toe bestaande onderzoeksveld valt,
krijgt een ambachtelijk onderzoek naar de handeling opnieuw zin. Het kunnen
vormgeven van zeer complexe, onmogelijke en absurde - en daardoor misschien
poëtische - ideeën in een tastbaar object, vraagt een bepaald niveau aan technische
vaardigheden en een grondige kennis van het medium. Het materiaaltechnisch
onderzoek blijft om deze reden noodzakelijk en gebeurt alternerend met de
artistieke praxis, omdat de artistieke en technische problemen en mogelijkheden
meer dan eens hand in hand gaan. Dit technisch onderzoek is daardoor zeker geen
doel op zich, maar vooral een middel dat in veel gevallen de oplossing biedt voor
meer inhoudelijke en artistieke problemen, omdat de juiste technische inzichten en
innovaties de expressiemogelijkheden kunnen vergroten.
44 Volgens de Britse metallurg en wetenschapshistoricus Cyril Stanley Smith (1903-1992) was de kunstenaar/ambachtsman ooit wel
de uitvinder van nieuwe technologieën. (Fariello & Owen, 2005: 153-154) In een artikel over het belang van de metallurgie voor de
kunstgeschiedenis stelt hij dat “Nearly all the industrially useful properties of matter and ways of shaping materials had their origins in the decorative arts.”
(Stanley Smith, 1972: 97)
1. Inleiding/ 1.4 Methode/ 1.4.4 De materialisatie van het object
33
1.5 Aanpak
Deze tekst, als verslag en neerslag van het gevoerde artistieke onderzoek, bestaat uit
drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk handelt over de geschiedenis, de techniek
en de beeldende mogelijkheden van granulatie (cf. hoofdstuk 2. Granulatie). Dit
hoofdstuk is vooral gebaseerd op literatuurstudie. In de twee volgende hoofdstukken
(cf. hoofdstuk 3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object en 4. Groep
2: Granulatie als onderwerp van het object) worden de artistieke resultaten en
inzichten behandeld. Deze hoofdstukken ontstonden voornamelijk op basis van
artistieke praxis in combinatie met literatuurstudie.
1.5.1 Inleiding en hoofdstuk 2: Granulatie
De inleiding en hoofdstuk 2 kunnen gezien worden als een introductie op het
onderzoek in de kunsten en op het gekozen onderwerp. Deze onderdelen lichten in
de eerste plaats het onderzoeksproject toe, en vormen een noodzakelijke situering,
afbakening en contextualisering van het onderzoeksdomein.
De inleiding tracht via een beknopte stand van zaken vooral inzicht te verschaffen
in het vakgebied van de hedendaagse granulatiekunst en beschrijft de context en
de aanleiding tot het onderzoek (cf. 1.1). Aansluitend wordt het vernieuwende
karakter van de combinatie van structurele granulatie met sculpturaal zilverwerk
aangetoond. Vanuit deze kennis worden de algemene en meer speciieke
vraagstellingen opgesteld (cf. 1.2.1, 1.2.2). Omdat de uitgangspunten en
probleemstellingen van dit project zich binnen het domein van de hedendaagse
kunstambachten bevinden, wordt aan de hand van de gebruikte technieken en
materialen en via het concept van functie getracht om het project te positioneren
ten opzichte van de hedendaagse kunstambachten en, meer algemeen, ten opzichte
van de beeldende kunsten (cf. 1.2.3). In het methodologisch onderdeel (cf. 1.4)
wordt eerst het belang van het literatuuronderzoek en de wisselwerking met de
artistieke praktijk als een cruciaal element van artistiek onderzoek naar voor
geschoven (cf. 1.4.1). Vervolgens wordt dan de manier van denken, gekoppeld aan
elke speciieke groep objecten, die ontstond naar aanleiding van de verschillende
vraagstellingen, beschreven (cf. 1.4.2, 1.4.3). Tenslotte wordt het belang van de
materialisatie van het object behandeld (cf. 1.4.4).
In het eerste hoofdtuk (cf. hoofdstuk 2. Granulatie) wordt dieper ingegaan op de
granulatietechniek zelf waarbij eerst duidelijk wordt gemaakt wat de speciieke
kenmerken van de granulatietechniek precies zijn en op welke manier zij in de
literatuur worden beschouwd. Vervolgens worden de beeldende kenmerken van
granulatie bestudeerd, om tenslotte dieper in te gaan op het technische aspect en
de historiek van granulatie. De directe reden waarom een volledig hoofdstuk aan
de eigenheid, de beeldende kenmerken en de technische en historische achtergrond
van granulatie gewijd wordt, is omdat het werkelijke artistieke onderzoek vertrekt
vanuit en constant verwijst en terugkoppelt naar die achtergrond.
34
1. Inleiding/ 1.5 Aanpak/ 1.5.1 Inleiding en hoofdstuk 2:
Granulatie
De studie en kennis van de ‘wereld van granulatie’ heeft een rechtstreekse en een
onrechtstreekse relevantie. Ten eerste is dit zo omdat het onontbeerlijke informatie
verschaft om dit artistiek onderzoek te kunnen voeren en de objecten te kunnen
realiseren. Ten tweede is dit zo omdat de kennis die hierdoor verworven wordt
inspirerend gewerkt heeft door het als thema of als onderwerp te gebruiken
waardoor dit project voor een groot deel naar zichzelf refereert en een metaverhaal
ontstaat. Dit hoofdstuk wordt daardoor voor de lezer ook noodzakelijk om het
volledige onderzoek juist te kunnen interpreteren.
Het onderdeel over de traditionele techniek (cf. 2.3.1) beperkt zich in deze thesis
tot een literatuurstudie.45 Deze kennis zal noodzakelijk zijn om het technisch
vernieuwende karakter van dit onderzoek, wat een belangrijk onderdeel vormt bij
de eerste groep objecten (cf. hoofdstuk 3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van
het object), te verduidelijken.
Niettegenstaande het feit dat dit een onderzoek in de kunsten is, blijft het essentieel
om een grondige kennis en overzicht te hebben van de historische evolutie die de
granulatiekunst heeft doorgemaakt. Onderdeel 2.4 over de historische situering
is dus niet te beschouwen als origineel kunsthistorisch onderzoek, maar beperkt
zich tot een vergelijkende literatuurstudie die ondersteunend is voor het artistieke
werk. Deze kunsthistorische inzichten zullen het immers mogelijk maken om
historische stukken beter te begrijpen, wat een eerste stap is om ze uiteindelijk
artistiek te kunnen herinterpreteren. Historische beschouwingen komen op deze
manier op hetzelfde niveau als de technische kennis te staan en kunnen dus net zo
goed als onderwerp, inspiratiebron of als metafoor in het artistieke werk gebruikt
worden. Het historisch overzicht begint bij de opgravingen van de oudst dateerbare
gegranuleerde artefacten in het derde millennium v. Chr. en loopt tot op vandaag.
Doorheen de hele thesis, maar voornamelijk in dit hoofdstuk wordt veel verwezen
naar het werk van Wolters, Die Granulation: Geschichte und Technik einer alten
Goldschmiedekunst uit 1986 (eerste versie 1983) verwezen. Ondanks het feit dat dit
een relatief oud werk is kan het nog steeds als een absoluut standaardwerk over
granulatie beschouwd worden, zowel op historisch als op technisch vlak.
45 Om een volledig beeld te krijgen werd de informatie van verschillende bronnen samengebracht, waardoor de technische beschrijving niet de
weergave is van het granulatieproces van één cultuur of periode.
1. Inleiding/ 1.5 Aanpak/ 1.5.1 Inleiding en hoofdstuk 2:
Granulatie
35
1.5.2 Hoofdstuk 3: Groep 1: Granulatie als bouwsteen van
het object
In de hoofdstukken 3 en 4 wordt het feitelijke onderzoek in de kunsten toegelicht.
De onderverdeling in twee hoofdstukken werd, net zoals bij de eerder beschreven
methodes, bepaald volgens de onderverdeling van de vraagstellingen. Vanuit
de interactie tussen materialiseren en relecteren worden zowel de gerealiseerde
objecten en de opgedane inzichten aan elkaar getoetst en beschreven.
Hoofdstuk 3 gaat dieper in op het technische en praktische onderzoek, waar de
zoektocht naar mogelijkheden van structurele granulatie in sculpturaal zilverwerk
de uitgangspunten zijn. Om het verschil met de traditionele granulatietechnieken
duidelijk te kunnen aantonen wordt dit hoofdstuk ingeleid met een uiteenzetting
van de granulatietechnieken die in dit project werden aangewend (cf. 3.1). Het meer
speciieke technisch onderzoek wordt toegelicht bij de beschrijving van de werken
zelf.
Binnen dit hoofdstuk ontstond een eerste opdeling, afhankelijk van het feit of de
gerealiseerde objecten in een mal werden vervaardigd of vrij werden opgebouwd en
waarvan bijgevolg de vorm al dan niet op voorhand werd bepaald (cf. 3.2, 3.3). Een
verdere opdeling gebeurde op basis van de eigenschappen, zoals vorm, grootte en
samenstelling van de gebruikte granules. Omdat bij een aantal van de gerealiseerde
objecten een speciieke relatie bestaat tussen het organisatiegedrag van de granules,
die zich blijkbaar telkens op een bijzondere manier weten in te passen in de totale
vorm van het object of de algemene structuur ervan, wordt het thema van de
zelfordening van de granules en van orde en chaos op een meer theoretische manier
benaderd. Niet alle objecten die in deze groep worden behandeld kwamen tot stand
binnen het tijdsbestek van dit doctoraatsonderzoek. Een aantal objecten werden
ontwikkeld voor de start van het onderzoek in 2005 en zorgden in feite voor de
aanleiding van het project. Hierdoor worden deze objecten omwille van hun belang
in de volledigheid van het project ook binnen het onderzoek en de intellectuele
neerslag erover opgenomen.
36
1. Inleiding/ 1.5 Aanpak/ 1.5.2 Hoofdstuk 3: Groep 1: Granulatie
als bouwsteen van het object
1.5.3 Hoofdstuk 4: Groep 2: Granulatie als onderwerp van
het object
Hoofdstuk 4 tenslotte is in de eerste plaats een verslag van het intellectuele en
praktische proces dat plaatsvond om enerzijds vanuit de principes die de ‘identiteit’
van granulatie vormen, namelijk techniek, vorm en materiaal (cf. 2.1), en anderzijds
vanuit het fenomeen van de maquette en de aanverwante technieken van granulatie
(cf. 2.3.2), onderwerpen voor nieuwe objecten te ‘destilleren’. Hier wordt vooral
gekeken op welke manier granulatie niet meer als (versierings- of structurele)
techniek maar als onderwerp kan fungeren en wordt gezocht naar methodes om
deze transformatie te realiseren.
In het eerste deel (cf. 4.1) worden de speciieke kenmerken die de identiteit van
granulatie vormen gebruikt als uitgangspunt. Ten eerste wordt de techniek
ontleed en wordt er gezocht op welke manier de verschillende fasen van zowel
de traditionele als van de constructieve techniek kunnen dienen als onderwerp.
Vervolgens wordt het vormelijke aspect onderzocht op zijn expressieve
mogelijkheden: vanuit de individuele granule, de bol, of vanuit de grote
hoeveelheid aan bolletjes met zijn speciieke onderlinge ordening. Tenslotte zijn
het de speciieke kenmerken van het gebruikte materiaal, met in het bijzonder de
metallurgische en de fysische kwaliteiten van het metaal, zoals bijvoorbeeld het
spiegelend vermogen, die voor inspiratie zorgen.
Het tweede deel (cf. 4.2) wordt, omwille van de complexiteit van de materie,
ingeleid met enkele theoretische beschouwingen omtrent de maquette en de imitatie
en hun overeenkomsten ten opzichte van het originele werk. Deze kennis leidde
tot een eerste transformatie binnen dit deel. Daarnaast worden de aanverwante
technieken van granulatie onderzocht op hun inspirerende mogelijkheden.
Ondanks het feit dat deze verschillende mogelijkheden om granulatie als
onderwerp te gebruiken niet afzonderlijk van elkaar kunnen worden gezien omdat
ze bij granulatie ook niet altijd afzonderlijk van elkaar optreden, zullen ze toch in
verschillende onderdelen worden behandeld, vooral omwille van de duidelijkheid.
1. Inleiding/ 1.5 Aanpak/ 1.5.3 Hoofdstuk 4: Groep 2: Granulatie
als onderwerp van het object
37
38
2. GRANULATIE
Om de hoofdstukken 3 en 4 waarin het werkelijke onderzoek in de kunsten wordt
toegelicht op een juiste manier te kunnen interpreteren is het noodzakelijk dat in
de eerste plaats het algemene onderwerp van dit onderzoek, granulatie, goed wordt
begrepen. Dit hoofdstuk, wat hiervoor de nodige achtergrondinformatie geeft, is
geen origineel onderzoek maar is het resultaat van een vergelijkende literatuurstudie
waar de verschillende facetten van de traditionele granulatietechniek behandeld
worden.
Als inleiding worden enkele citaten naar voor geschoven om het historische en
technische belang van granulatie aan te duiden (cf. 2.1). Vervolgens worden de
twee verschillende gangbare interpretatiemogelijkheden van granulatie bekeken,
namelijk de beeldend- artistieke (cf. 2.1.1) en de procestechnische (cf. 2.1.2).
Naast deze twee interpretatiemogelijkheden, die tegelijk ook kenmerken zijn,
wordt nog een derde kenmerk behandeld, namelijk het belang van het materiaal.
De combinatie van deze drie speciieke kenmerken, namelijk vorm, techniek en
materiaal, vormt de eigenheid of ‘identiteit’ van granulatie.
Aansluitend wordt de etymologische oorsprong van granulatie bekeken en welke
andere betekenissen de term ‘granulatie’ buiten de context van de goudsmeedkunst
nog heeft. Daaropvolgend wordt een beeld van de bestaande literatuur omtrent
granulatie geschetst, waaruit opvalt dat er, parallel aan de twee eerder vermelde
interpretatiemogelijkheden van granulatie, ook twee soorten literatuur bestaan
(cf. 2.1.3). In een volgend deel wordt het beeldend vermogen van granulatie
bekeken en gaat de aandacht vooral uit naar de individuele granule (cf. 2.2.1)en
de mogelijke onderlinge coniguraties (cf. 2.2.2). Vervolgens wordt de volledige
traditionele techniek beschreven, gaande van de vervaardiging van de granules,
over het plaatsen van de granules op een ondergrond, tot en met het moment van
de verbinding (cf. 2.3). Tenslotte wordt een beknopt historisch overzicht van de
granulatiekunst gegeven, vanaf het ontstaan in de vroege bronstijd tot op heden (cf.
2.4), met een bijzondere aandacht voor structurele granulatie, het onderwerp van
de eerste vraagstelling (cf. 1.2.1).
2. Granulatie
39
2.1 Eigenheid en eigenschappen
De granulatietechniek bekleedt onder meer als gevolg van zijn technische
complexiteit een speciale plaats in de geschiedenis en de ontwikkeling van de
goudsmeedkunst. Enkele citaten van historici en archeologen illustreren deze
bijzondere positie. De Britse archeologe Thea Politis spreekt over “the technology
of granulation, the most dificult gold-smithing technique to perfect and master, can be used to
deine and explore socio-economic relationships within the archeological systems of the Early
to Late Bronze Age Mediterranean”.46 Hugh Tait, specialist in Europese decoratieve
kunsten en verbonden aan het British Museum, noemt granulatie en iligraan47
“two of the most important techniques in the history of jewellery”.48 De Britse metallurg en
wetenschapshistoricus Cyril Stanley Smith (1903-1992) beschouwt granulatie “as a
particularly important aesthetic and intellectual achievement of ancient jewelry-making, because
it implies such complexity of knowledge in working of metals”.49 Volgens de Amerikaanse
archeologe Diane Lee Carroll is granulatie “an indication of the degree of sophistication
reached by a culture in this important area”50 en de Amerikaanse Egyptologe Lilyquist
“explores this technique for its usefulness as an index of culture and date”.51
De vraag wat de granulatietechniek nu juist is en welke eigenschappen de eigenheid
van granulatie bepalen, kan vooral beantwoord worden vanuit twee invalshoeken:
namelijk een beeldend- artistieke en een procestechnische. De term granulatie
wordt immers in de edelsmeedkunst voor twee verschillende, doch dicht bij elkaar
liggende, begrippen gebruikt.
2.1.1 De beeldend- artistieke benadering
In deze eerste benadering, staat de intentie van de goudsmid centraal, namelijk
het verkrijgen van een interessant visueel effect met een maximale lichtrelectie.
Deze weerspiegelende werking kan bereikt worden door middel van granules in
een iguratieve of abstracte compositie te schikken en ze aan te brengen op een
sieraad.52 Wanneer dit vervolgens hoogglanzend wordt gepolijst, zal elke granule
in het gepolijste oppervlak weerspiegeld worden waardoor het lijkt of er dubbel
zoveel granules aanwezig zijn.53 Daarnaast fungeert elke granule tegelijkertijd als
een bolle spiegel die zowel de omgeving als de andere granules relecteren, wat
tevens voor een groter relectieoppervlak zorgt dan een plat gepolijst oppervlak.
Beide beschreven mogelijkheden vergroten dus het spiegelend vermogen met
een maximale lichtrelectie als resultaat. Het gaat hier dus om een beeldende
interpretatie waarin de visuele eigenschappen van de hoogglanzende metalen
granule en ondergrond centraal staan en versterkt worden wanneer dat individuele
bolletje onderdeel uitmaakt van een groter geheel, bestaande uit een grote
verzameling bolletjes, die een oppervlak versieren.
46 Politis, 2001: 161.
47 Filigraan is een delicate techniek uit de edelsmeedkunst waarbij metaaldraad, meestal in goud of zilver, een oppervlak versiert of een plat of
ruimtelijk voorwerp vormt. Oppi Untracht spreekt over “A traditional wire technique of captured air”. (Untracht, 1985: 172-184)
48 Tait 2006: 12.
49 Hackens, 1976: 11.
50 Carroll, 1974: 39.
51 Lilyquist, 1993: 29.
52 Politis, 2001: 161.
53 Carroll, 1974: 33.
40
2. Granulatie/ 2.1 Eigenheid en eigenschappen/
2.1.1 De beeldend- artistieke benadering
2.1.2 De procestechnische benadering
In de tweede benadering wordt met granulatie een technisch proces aangeduid
waarbij edelmetalen, meestal gouden delen en bij voorkeur bolletjes, met elkaar
worden verbonden zonder toevoeging van soldeersel, namelijk het reactiesolderen.
In vakliteratuur spreekt men over fusion weld bonding54 of over een diffusion process
related to eutectic bonding.55 Deze verbindingsmethode werd in de oudheid niet enkel
gebruikt om granules met elkaar en met een ondergrond te verbinden, maar ook
als een algemeen gebruikte soldeertechniek.56 Wolters veronderstelt zelfs dat het
reactiesolderen aan de basis ligt van de ontwikkeling van de soldeertechniek.57 De
Duitse schrijver en specialist in goudsmidtechnieken Erhard Brepohl catalogeert
granulatie zelfs onder de verbindingstechnieken en niet onder de ‘speciality
techniques’, waarin hij andere versieringstechnieken zoals email, niëllo,58 graveren
en inlegwerk thuisbrengt.59 Het is duidelijk dat in deze benadering niet zozeer de
kunstzinnige intentie van de goudsmid, maar vooral het technische proces van
het verbinden overheerst. In het technische deel verder in dit hoofdstuk (cf. 2.3)
wordt opgemerkt dat er naast het reactiesolderen nog andere manieren bestaan
om een metallische verbinding te realiseren tussen de granules en een ondergrond
en dat volgens Carroll granulatie via het reactiesolderen geen uniek proces is
zoals lang verondersteld werd.60 Van de verschillende granulatieprocessen is het
reactiesolderen niet enkel de moeilijkste, maar vooral de meest ideale manier om de
metallische verbinding tussen de ondergrond en de granules tot stand te brengen,
omdat deze methode uiterst zuivere en ijne resultaten kan opleveren die nauwelijks
te bereiken zijn met andere, soortgelijke technieken.61
Bij zowel de beeldend- artistieke als bij de technische interpretatie is het materiaal
waarin gewerkt wordt van essentieel belang. Materiaal slaat namelijk een brug
tussen het vormelijke (de granule) en het technische (het verbinden), juist omdat het
bolletje maar een bolletje kan zijn als het in metaal is en de verbinding maar tot
stand kan komen wanneer de bolletjes in metaal zijn. Vorm, techniek en materiaal
kunnen binnen deze problematiek niet los van elkaar gezien worden, pas wanneer
ze samengebracht worden kan men over granulatie spreken. Rekening houdend
met deze verschillende interpretaties en kenmerken zou men kunnen stellen dat
het gaat over het metallisch verbinden van metalen granules met elkaar en met een
metalen ondergrond, bij voorkeur door middel van het reactiesolderen, teneinde
een visueel boeiend resultaat te bekomen.
54 Untracht, 1985: 348.
55 McCreight, 2004: 96.
56 Ogden in Nicholson & Shaw, 2000: 165; Andrews, 1990: 88.
57 Wolters, 1975: 9, 12.
58 Niëllo is een versieringstechniek uit de edelsmeedkunst waarbij de diepgrijs tot zwarte, laagsmeltende metaallegering niëllo (legering van
zilver, koper en lood, met toevoeging van zwavel) wordt ingesmolten in gravures of open ruimtes in sieraden of objecten. Na het vlakschuren
ontstaat een zwarte tekening of patroon in het oppervlak. (Untracht, 1985: 382-387)
59 Brepohl, 2001: 319-322.
60 Carroll, 1974: 33.
61 McCreight, 2004: 96.
2. Granulatie/ 2.1 Eigenheid en eigenschappen/
2.1.2 De procestechnische benadering
41
2.1.3 Etymologie en status quaestionis van de literatuur
De etymologische oorsprong van de begrippen ‘granulatie’, ‘granuleren’ en
‘granule’ ligt in het Latijnse granum, wat ‘graankorrel’ betekent.62 De Nederlandse
term ‘granulatie’ is zelf afgeleid van het Franse granulation, een benaming die pas
sedert 1832 in gebruik is. De term ‘granulatie’ of ‘granuleren’ komt in de context
van de edelsmeedkunst, zoals die hier wordt gebruikt, niet voor in de Nederlandse
taal. Van Dale verklaart immers ‘granulatie’ als (1) het granuleren, als (2) korrelige
structuur, korreling, in het bijzonder van levend weefsel. ‘Granuleren’ verklaart van
Dale als (1) korrelen, in een korrelig poeder veranderen, als (2) greineren, als (3)
stoffen zodanig mengen dat men er tabletten mee kan maken en als (4) verkorrelen,
het ontstaan van granulatie op de oppervlakte van een wond.63 Daarnaast wordt
granulatie ook in de sterrenkunde gebruikt, meer bepaald in de studie van het
oppervlak van de zon, waar granulatie het korrelige uitzicht van de fotosfeer
aanduidt. Het gebruik van granulatie in deze verbanden is niet van belang voor dit
onderzoek. Wat ze gemeen hebben is dat het telkens gaat om vele (kleine) delen die
in grotere korrelige structuren of weefsels acteren.
Hoewel de woorden ‘granule’, ‘granuleren’ en ‘granulatie’ dus niet in van Dale
voorkomen in de betekenis hier gebruikt, zullen deze woorden toch zonder
aanhalingstekens en in romein als standaardtaal opgenomen worden in deze tekst.
In dit hoofdstuk werden deze termen immers gedeinieerd zodat duidelijk is in
welke betekenis ze hier gebruikt worden.
De oudste bron die het begrip granalie als korrelig edelmetaal aanduidt, dateert van
de 15de eeuw en een eeuw later wordt in de context van de goudsmeedkunst het
begrip granaglia voor het eerst gebruikt, onder meer door Benvenuto Cellini in zijn
Trattati (1568) wanneer hij de techniek van het maken van bolletjes en het vastkleven
ervan op iligraan beschrijft. In 1771 wordt het begrip ‘granuleren’, in de betekenis
van metaal verkleinen in korrels, in de Encyclopaedia Britannica opgenomen.64
Allicht werd zonder de begrippen ‘granulatie’ of afgeleiden ervan te gebruiken
reeds veel vroeger over het proces van granulatie gesproken. Bronnen die dateren
uit de 6de eeuw v. Chr. spreken reeds over de aanmaak van de chrysocolla (cf.
2.3.1.3) en bronnen uit de 1ste eeuw, waaronder van Plinius, over de vervaardiging
van de granules en over koperverbindingen en het reactiesolderen.65
Het is echter pas vanaf de 19de eeuw dat kunstwetenschappers, archeologen en
goudsmeden bij het inventariseren van de technieken van de goudsmeedkunst
ontdekten dat het gebruik van kleine bolletjes niet enkel een aanvulling van andere
technieken is, van onder andere iligraan, maar dat het versieren van oppervlaktes
met minuscule kleine bolletjes werkelijk als een autonome versieringstechniek kan
gezien worden.
62 Wolters, 1986: 11.
63 den Boon & Geeraerts, 2005: 1240.
64 Wolters, 1986: 11-12.
65 Wolters, 1986: 277.
42
2. Granulatie/ 2.1 Eigenheid en eigenschappen/ 2.1.3 Etymologie
en status quaestionis van de literatuur
In 1834 beschrijft August Bürck als eerste op een samenhangende manier de
granulatietechniek en bijna 30 jaar later rapporteert Allesandro Castellani over
zijn eigen, volledige proces van de granulatietechniek in een lezing in het Londense
Institute of Archaeology en in de Parijse Académie des Sciences (beide in 1861). Vanaf
het begin van de 20ste eeuw volgen beschrijvingen en verslagen van de zoektocht
van de ‘echte’ granulatie (cf. 2.4.4) en studies over granulatie elkaar snel op, onder
andere deze van Joachim Wagner (1910-1913), Marc Rosenberg (1915, 1918),
Johann Michael Wilm (ca. 1920), Elisabeth Treskow (1915-1920), H.A.P. Littledale
(1933-1934) en W.T. Blackband (1934, 1950), om hier enkel de belangrijkste te
noemen. Vanaf die periode verschijnen ook regelmatig artikels in tijdschriften,
onder andere in de Duitse Goldschmiede Zeitung (GZ; bijvoorbeeld artikels van
Elisabeth Treskow, van Werner Plate, beide in 1953, en van Reinhold Bothner, in
1957) en in Uhren und Schmuck (bijvoorbeeld artikel van Karin Voigtländer in 1967).
Vanaf het midden van de jaren 1970 worden ook publicaties uitgegeven van onder
andere Jochem Wolters, en verschijnen kunstenaarsverslagen van onder andere
John-Paul Miller (1981) en Reinhold Bothner (1982).66
De huidige literatuur over granulatie kan in een drietal groepen worden
onderverdeeld. Ten eerste is er de literatuur waarin het onderwerp vanuit een
puur technische invalshoek wordt benaderd. Het gaat dan vooral om onderdelen
in grotere technische handboeken zoals in Jewelry, Concepts and Technology (1982)
van Oppi Untracht of in Erhardt Brepohls Theorie und Praxis des Goldschmieds (1992)
met een eerder didactische ondertoon. Daarnaast zijn er de wetenschappelijke
artikels die ingaan op het technische apsect, van onder andere Diane Lee Carroll, A
classiication for granulation in Ancient Metalwork (1974) of van Parrini, Formigli en Mello
Etruscan Granulation: Analysis of Orientalizing Jewelry from Marsilana d’Albegna (1982).
Zij besteden zeker ook aandacht aan het historische aspect omdat zij een tastbaar
object en voorbeelden nodig hebben om hun inzichten te kunnen onderbouwen.
Ten tweede gaat het om literatuur die zich voornamelijk concentreert op het
historische karakter. Uiteraard, en vergelijkbaar met de technische literatuur die
historische voorbeelden nodig heeft, heeft de geschiedkundige literatuur ook nood
aan een degelijke technische uitleg. Het gaat evenwel om de focus die verschillend
is. Doorgaans wordt bij deze literatuur een bepaalde periode of volk bestudeerd
zoals in Etruskische Granulation (1993) van Nestler & Formigli, Birka V: The Filigree
and Granulation Work of the Viking Period. An analysis of the material from Björkö (1985)
van Wladyslaw Duczko, of Filigran- und Granulationskunst im Wikingischen Norden
(1999) van Heidemarie Eilbracht. Een werk dat beide invalshoeken combineert is
het standaardwerk Die Granulation (1983) van Jochem Wolters, waarin hij op een
zo volledig mogelijke manier het hele technische proces uit de doeken doet en de
volledige geschiedenis van de granulatiekunst bespreekt en die verduidelijkt met
honderden voorbeelden en afbeeldingen. In dit werk is tevens een uitgebreide lijst
van de literatuur over granulatie terug te vinden.67
66 Wolters, 1986: 11-12, 282-288.
67 Wolters, 1986: 277-288, 313-322.
2. Granulatie/ 2.1 Eigenheid en eigenschappen/ 2.1.3 Etymologie
en status quaestionis van de literatuur
43
2.3
2.2
2.4
2.7
2.6
2.5
Afb. 2.2. David Huycke, afgeplatte granule, 2008,
zilver 925/1000, Ø 8,9 mm x 4,6 mm.
Afb. 2.3. David Huycke, Pearl Bowl Flat, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 26 cm x 16 cm.
Afb. 2.4. Etrurië, halsketting (detail), Berlijn,
Antikensammlung, G16.
2.9
Afb. 2.5. David Huycke, Pearlinder #1 bis, 2000,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 12 cm x 18 cm,
Kopenhagen, Kunstindustrimuseet.
Afb. 2.6. David Huycke, Pearlinder #1 bis (detail),
2000, gepatineerd zilver 925/1000, Ø 12 cm x
18 cm, Kopenhagen, Kunstindustrimuseet.
2.8
Afb. 2.7. David Huycke, Pearl Chaos Flat, 2002,
gepatineerd zilver 925/1000,
14 cm x 14 cm x 3 cm.
Afb. 2.8. David Huycke, Pearl Chaos Flat (detail),
2002, gepatineerd zilver 925/1000,
14 cm x 14 cm x 3 cm.
Afb. 2.9. Troje, maanvormig oorsieraad,
2350-2100 v. Chr., goud, Ø 1,67 cm x 0,52 cm,
Moskou, Pushkin State Museum of Fine Arts, inv.
Aap 113, B3 47, Π 89.
44
Een derde type van literatuur gebruikt granulatie eerder als een methode om
andere, bijvoorbeeld sociale, economische of technologische ontwikkelingen te
onderzoeken. Goede voorbeelden hiervan zijn Gold and granulation: Exploring the
Social Implications of a Prestige Technology in the Bronze Age Mediterranean (2000) van
Thea Politis en Granulation and Glass: Chronological and Stylistic Investigations at Selected
Sites (1993) van Christine Lilyquist. Het meest recente werk dat volledig aan de
granulatiekunst gewijd is, is de tentoonstellingscatalogus van Granulation 96.68
2.2 Beeldend vermogen
Deze paragraaf geeft een bondig overzicht van de verschillende beeldende - of
expressieve mogelijkheden die granulatie te bieden heeft. In eerste instantie
worden de verschillende kwaliteiten van de individuele granule behandeld,
waaronder de vorm, hun formaat en het materiaal waaruit ze worden vervaardigd.
Vervolgens worden het groter geheel, de compositie, de patronen en de iguratieve
voorstellingen bekeken die kunnen ontstaan wanneer er meerdere granules zijn.
2.2.1 De individuele granule
2.1
De meest gebruikte granules zijn perfect bolvormig (afb. 2.1). De precieze reden
hiervoor is dat wanneer een klein stukje metaal tot boven zijn smeltpunt wordt
verhit, het automatisch een bolletje vormt (cf. 2.3.1.1)(afb. 2.38 a-e). Hoewel
minder frequent worden granules ook in andere vormen gebruikt. Deze kunnen op
verschillende manieren ontstaan: (1) door een toeval tijdens het maakproces van
de granules als gevolg van een technische fout of onnauwkeurigheid. (1a) Wanneer
bijvoorbeeld de hoeveelheid metaal dat de granule moet vormen te groot is, en
bijgevolg te zwaar, zal deze vloeibare massa ten gevolge van de zwaartekracht door
zijn eigen gewicht inzakken met als gevolg een afgeplatte, doorgezakte granule (afb.
2.2), een fenomeen dat ook doelbewust kan worden toegepast (afb. 2.3). (1b) Indien
de hoeveelheid warmte om de granule te vormen niet volstaat, door een te lage
temperatuur of een te korte verwarmingstijd, kan het zijn dat de stukjes metaal die
de granules moeten vormen, niet smelten en daardoor geen bolletje vormen en dus
enigszins hun oorspronkelijke vorm behouden, zelfs wanneer ze met een sieraad
verbonden worden (afb. 2.4). (2) Perfect ronde granules kunnen ook nadat ze
gegranuleerd zijn, om esthetische of compositorische redenen, vervormd worden:
door te hameren, te vijlen, te schuren (afb. 2.5, 2.6) of te pletten in een plaatwals
(afb. 2.7, 2.8). (3) Granules kunnen ook door slijtage of beschadiging tijdens het
dragen worden vervormd of afgesleten (afb. 2.9). (4) Tenslotte merkt Wolters
ook het gebruik van druppelvormige of ovale granules op, maar dit is eerder
uitzonderlijk.69
68 Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996.
69 Wolters, 1986: 19. Bij alle opgenoemde vormen die van de traditionele bolle vorm afwijken was de bol het uitgangspunt. Andere vormen,
Afb. 2.1. David Huycke, granule, 2008, geoxideerd,
verkoperd zilver 925/1000, Ø 3,2 mm.
2. Granulatie/ 2.2 Beeldend vermogen/ 2.2.1 De individuele
granule
zoals ovale of druppevormige granules, kunnen niet gemaakt worden via het zelfvormingsproces van gesmolten metaal. Hiervoor zijn andere
methodes nodig (cf. 3.3.3).
45
2.10
2.11
2.13
Afb. 2.10. Etrurië (Cettone bij Chiusi), sierschijf,
einde 6de eeuw v. Chr., goud, Ø 4,6 cm, Berlijn,
Antikensammlung, GI 413.
Afb. 2.11. Noorwegen (Hoen Hoard), Viking
schijf, 9de eeuw, goud, Ø 4,13-4,39 cm, Oslo,
Kulturhistorisk Museum, Universitetet i Oslo,
reg. no. C.733.
Afb. 2.12. Italië (vermoedelijk Taranto), Grieks,
oorsieraad (detail), 340-320 v. Chr., goud, 6,5 cm x
2,9 cm, Londen, British Museum, GR 1872.64.516.
Afb. 2.13. Etrurië (Tarquina), armband, 7de eeuw
v. Chr., goud, 16,5 cm x 3,4 cm, Londen, British
Museum, BMCJ 1359.
2.12
46
Granules bestaan in verschillende groottes en de diameters van de gebruikte
granules zijn afhankelijk van het beginmateriaal waaruit zij gevormd werden. Zij
variëren van 0,12 mm wanneer het gaat om individueel geplaatste granules en 0,07
mm diameter bij de stofgranulatie van de Etrusken (afb. 2.10) tot enkele millimeters
bij onder andere de Vikingen (afb. 2.11) en bij de Awaren in de 6de tot de 9de
eeuw.70 Untracht speciiceert niet hoe groot ‘groot’ is, maar stelt wel dat grote
granules, shots genoemd, normaal gezien niet echt bruikbaar zijn voor granulatie.71
Carroll beschouwt bijvoorbeeld de granules die door de Trojaanse goudsmeden
gebruikt werden, met diameters van 1,11 mm, zelfs als groot.72 Grote en kleine
granules kunnen met elkaar worden gecombineerd (afb. 2.12).73
De gouden sieraden van de Etrusken uit de 7de eeuw v. Chr. onderscheiden
zich niet alleen door de kleinste granules in diameter, maar ook door de grootste
in aantal. Sprekende voorbeelden zijn onder andere een gouden armband uit
Tarquina74 (afb. 2.13) die versierd is met ongeveer 20.000 granules met diameters
van 0,16 tot 0,21 mm, en een gouden kom uit Praeneste (650 v. Chr.) waarop
een complex patroon in verschillende soorten van lijngranulatie (cf. infra) is
aangebracht met meer dan 137.000 granules met een diameter van 0,32 mm (afb.
2.14, a-b). Hier gaat het evenwel niet om stofgranulatie, maar om individueel
geplaatste granules.75
Granulatie maakt zelden gebruik van zuivere metalen, meestal gaat het om
legeringen van verschillende metalen, die wel het voorkomen van het zuivere
metaal behouden. Goud(legeringen) zijn het meest gebruikte metaal, maar, hoewel
het eerder uitzonderingen zijn, is het ook mogelijk om in zilver, in platina en
zelfs in koper en in verschillende koperlegeringen te granuleren. De ondergrond
en de granules kunnen uit dezelfde of uit verschillende legeringen bestaan en
verschillende metalen kunnen zelfs met elkaar worden gecombineerd.76
2.14 a-b
70 Nestler & Formigli, 1993: 15; Wolters, 1986: 20; Nestler & Formigli, 1993: 28; Astrup in Fuglesang & Wilson, 2006: 139.
71 Grotere individuele granules worden ook wel ‘shots’ genoemd. (Untracht, 1985: 359)
72 Carroll, 1974: 78.
73 Uit eigen ervaring blijkt dat het verschil in grootte echter beperkt is en dat het problematisch is om granules met een zeer grote diameter (bv.
16 mm) te verbinden met veel kleinere granules (bv. 2,0 mm) (cf. 3.1.1).
74 Wolters, 1986: 81, 126, 127, afb. 128a, 130.
75 Wolters, 1986: 82, 131, afb. 139. Volgens de website van het Londense Victoria & Albert Museum dateert deze schaal van de 5de eeuw v. Chr.,
is de afkomst Etruskisch maar de vindplaats onzeker en werd de versiering pas in de 19de eeuw aangebracht. (Victoria & Albert Museum, s.d.)
Afb. 2.14 a-b. Etrurië, schaal, 5de eeuw v. Chr./
19de eeuw (versiering), goud, Ø 10,9 cm x
7,5 cm, Londen, Victoria & Albert Museum,
241-1894.
2. Granulatie/ 2.2 Beeldend vermogen/ 2.2.1 De individuele
granule
Aangezien het hier geen kunsthistorisch onderzoek betreft is het verschil met de beschrijving van Wolters voor dit onderzoek minder van belang.
Dit voorbeeld toont vooral de enorme hoeveelheden granules die gebruikt kunnen worden, zonder evenwel de kwaliteit van het granulatiewerk
van de Etrusken in vraag te stellen.
76 Wolters, 1986: 12- 13.
47
2.20
Afb. 2.20. Egypte, armband (detail),
Tuthankhamon, 1352 v. Chr., goud, amethist,
carneool, lapis lazuli, jaspis, 18 cm x 3,5 cm
(totale armband).
48
2.2.2 De compositie
De meest gekende en gebruikte toepassingsmethode van granulatie als beeldend
medium is als een graisch of picturaal gegeven, op een twee- of driedimensionaal
vlak. Hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen iguratieve en
abstracte composities die veelvuldig met elkaar worden gecombineerd in
één en hetzelfde sieraad. Wolters geeft een beschrijving van de verschillende
compositiemogelijkheden en ordeningsprincipes van de granules (afb. 2.15-2.19).77
2.15-2.19
De abstracte compositie is over het algemeen geometrisch, niet zelden gedicteerd
door het organiserend vermogen van de granules, dat veelal gebaseerd is op de
driehoek (afb. 2.20).78 Motieven die ontstaan door dit proces van zelfordening
lijken universeel en tijdloos en zijn zodoende minder een gevolg van tijd en ruimte,
waardoor in het vormencanon van alle culturen waar de granulatiekunst bestond
steeds dezelfde motieven terugkeren.79 Binnen deze automatische ordeningsvormen
zijn nog ontzettend veel variaties mogelijk welke in de datering van bepaalde
stukken wel belangrijk blijven.80
77 Wolters, 1986: 13-19, afb. 1-5.
78 Drie bollen met identieke grootte raken elkaar in de vorm van een gelijkzijdige driehoek. Dit is de dichtst mogelijke tweedimensionale
pakking. (Aste & Weaire, 2000: 6)
79 Nestler & Formigli, 1993: 65-67. De Duitse architect en schrijver Gottfried Semper (1803-1879) bestudeerde de oorsprong van het ornament
en gelooft in een technische oorsprong van de artistieke creativiteit, waarbij hij stelde dat patronen het resultaat of gevolg zijn van bepaalde
kwaliteiten en eigenschappen die inherent zijn aan de gebruikte materialen en technieken. Deze overtuiging bevestigt in zekere zin dat de
Afb. 2.15-2.19. Wolters, 1986, verschillende stapel- en
compositiemogelijkheden.
2. Granulatie/ 2.2 Beeldend vermogen/ 2.2.2 De compositie
gegranuleerde patronen zeer vaak gedicteerd worden door het materiaal en de techniek zelf. (Riegl, 2000: 340-355)
80 Wolters, 1986: 14.
49
2.23
2.24
2.25
2.26
2.21
Afb. 2.21. Cornelia Baumann, ring, 1996, zilver,
3,8 cm x 2,7 cm.
Afb. 2.22. Griekenland (Ephesos), broche, 2de helft
7de eeuw v. Chr., goud, 6,0 cm x 4,0 cm, Berlijn,
Antikensammlung, inv. 1963.6.
2.28
Afb. 2.23. Etrurië, broche (detail), 7de eeuw v. Chr.,
goud, totale lengte 10 cm, diagonaal detail 1,8
cm, privaatbezit Zwitserland, een gelijkaardig
exemplaar bevindt zich in Londen, British
Museum, BMCJ 1381.
2.22
Afb. 2.24. Griekenland (Sindos), halssieraad,
510-500 v. Chr., goud, hoogte middelste hanger
3,6 cm, Thessaloniki, Archaeological Museum,
7939-7943.
Afb. 2.25. Giacinto Melillo (Castellani), halssnoer
(detail), 2de helft 19de eeuw, goud, 38,6 cm x 7,5
cm.
Afb. 2.26. Etrurië, halsketting (detail), 6de eeuw v.
Chr., goud, Berlijn, Antikensammlung.
2.29
Afb. 2.27. Byzantium, oorsieraad, 7de eeuw, goud,
breedte 4,2 cm, Londen, British Museum, M&L
1971.8-2.11.
Afb. 2.28. China (Tang-Dynastie), haarspeld
(detail), 6de-8ste eeuw, verguld zilver, 28 cm
x 1,75 cm, Londen, British Museum, BM
1938.0524.252.
Afb. 2.29. Hongarije (Zalavar), oorsieraad, 9de
eeuw, zilver, hoogte 3,5 cm, Budapest, Magyar
Nemzeti Muzeum, inv. 53.18.7.
2.27
50
Binnen deze ordeningsvormen zijn vijf81 verschillende compositieniveaus te
onderscheiden: (1) Bij de puntgranulatie of de enkele granulatie wordt de
individuele granule als een punt gebruikt, de individuele granule is enkel met de
ondergrond en dus niet met andere granules verbonden (afb. 2.21).
(2) Bij een aaneenschakeling van verschillende individuele granules of punten
ontstaat de lijn waardoor sprake is van lijngranulatie (afb. 2.22). Deze lijngranulatie
kan enkel of dubbel, recht of gebogen zijn en de samenstelling van de lijn kan
zowel uit granules van dezelfde als van verschillende grootte bestaan. Vanuit
die lijn kunnen diverse en uiteenlopende patronen ontstaan, zoals zigzaglijnen,
visgraatpatronen, meandervormen, vlechtpatronen, enz. die ook veelvuldig met
elkaar worden gecombineerd (afb. 2.23).
(3) Een veelheid aan individuele granules of gegranuleerde lijnen kunnen ook, al
dan niet afgebakende, ruimtes of vlakken opvullen, waardoor men kan spreken
over vlakgranulatie (afb. 2.24). Naast de zuiver geometrische patronen bestaan er
ook willekeurige, wanordelijke composities of organische groeipatronen. Dat zijn
patronen die een perfecte geometrische ordening zouden vormen op het platte
vlak maar die omdat ze op een ruimtelijk vlak werden geplaatst of die omwille
van bepaalde onregelmatigheden van het oppervlak of van de granules verstoord
geraken en automatisch weer overgaan in een ander, complexer, geometrisch
patroon (afb. 2.25). Granules kunnen ook willekeurig op de ondergrond gestrooid
worden, in dit geval spreekt men van strooigranulatie (afb. 2.26). Wanneer
gegranuleerde vlakken niet of slechts voor een deel worden verbonden met het
sieraad of het object, spreekt Wolters over vrijstaande vlakgranulatie. Bij dit soort
granulatie zijn de meeste granules niet met een ondergrond maar vooral met de
andere granules verbonden, al dan niet ingepast in een frame (afb. 2.27, 2.28).
(4) Granules kunnen ook op elkaar worden gestapeld waardoor clusters of
kleine volumes ontstaan. Deze stapelingen ontstaan meestal vanuit de geometrie
van de granules, namelijk de druiventrosgranulatie, omdat de stapeling van de
verschillende granules veel vormelijke gelijkenissen vertoont met de ordening van
druiven in een tros (afb. 2.29), of de piramidale druiventrosgranulatie wanneer de
buitenvorm van de stapeling de vorm van een piramide heeft (afb. 2.30, 2.31).
Afb. 2.30. Grieks (herkomst onbekend),
spiraalvormig oorsieraad, begin 4de eeuw v. Chr.,
goud, 3,14 cm x 2,14 cm x 1,75 cm, Providence,
Museum of Art, Rhode Island School of Design,
acc. n° 23.360.
Afb. 2.31. Grieks, (herkomst onbekend),
spiraalvormig oorsieraad (detail), begin 4de eeuw v.
Chr., goud, 3,14 cm x 2,14 cm x 1,75 cm, detail
5,5 mm x 8,6 mm, Providence, Museum of Art,
Rhode Island School of Design, acc. n° 23.360.
2. Granulatie/ 2.2 Beeldend vermogen/ 2.2.2 De compositie
2.30
2.31
81 Wolters (1986: 13-19) somt vier verschillende ordeningsniveaus op, ikzelf voegde er een vijfde niveau aan toe, gebaseerd op de resultaten van
het onderzoek.
51
2.32
2.33
2.34
2.35
2.36
Afb. 2.32. Etrurië (Tarquina), armband (detail), 7de
eeuw v. Chr., goud, 16,5 cm x 3,4 cm, Londen,
British Museum, BMCJ 1359.
Afb. 2.33. Etrurië (Vetulonia), Sanguisuga speld
(detail), 7de eeuw v. Chr., goud, lengte 15,5
cm, detail 1,25 cm x 2,95 cm, Firenze, Museo
Archeologico Nazionale, inv. 77261.
Afb. 2.34. Etrurië (Vetulonia), Sanguisuga speld
(detail), 7de eeuw v. Chr., goud, lengte 15,5 cm,
Firenze, Museo Archeologico Nazionale, inv.
77261.
Afb. 2.35. Etrurië (Vignanello), sierknop, ca. 480 v.
Chr., goud, kwarts, 3,5 cm x 3 cm, Rome, Museo
di Villa Giulia, inv. 44009.
Afb. 2.36. Griekenland (Skytische invloed),
standaard van een lacon (detail), ca. 500 v. Chr.,
goud, breedte detail 2 cm, Parijs, Musée du
Louvre, Bj 1877.
52
(5) Deze eerder vernoemde clusters of vrijstaande granulatie hoeven niet
noodzakelijk ter versiering van een object of sieraad te zijn of er zelfs mee
verbonden te zijn; een object of sieraad kan ook uitsluitend bestaan uit granules, die
bijgevolg tegelijkertijd de structuur als de versiering vormen. In dit geval kan men
spreken over autonome of constructieve granulatie, een techniek die uiterst zelden
voorkomt (cf. 1.2.1, bijlage 2a). Wolters neemt deze vorm van granulatie niet in
zijn overzicht op en maakt namelijk geen onderscheid tussen cluster- of vrijstaande
granulatie die als cluster verbonden is met een sieraad of die als cluster het object/
sieraad zelf vormt. Hij gaat er m.i. vanuit dat de gegranuleerde cluster als object of
als sieraad niet bestaat en neemt hiervan geen enkel voorbeeld op in Die Granulation.
Voor autonome of constructieve granulatie heeft hij dus geen begrippenkader
waardoor deze vorm van granulatie, als gevolg van het vernieuwende karakter
van het onderzoek, door mezelf werd toegevoegd. Het ontwikkelen van een eigen
terminologie en begrippenkader was ook noodzakelijk om het eigen, vernieuwende
werk te kunnen beschrijven.82
Granulatie wordt niet alleen gebruikt als een beeldend medium bij abstract
geometrische composities, maar ook bij iguratieve voorstellingen, die ook gebruik
maken van de hierboven beschreven ordeningsprincipes. Er kunnen verschillende
beeldende mogelijkheden onderscheiden worden. (1) De granules vormen zelf het
beeld met lijngranulatie, de vorm wordt dan lineair, graisch voorgesteld, meestal
ter verduidelijking of vervollediging van een ingeciseleerde afbeelding (afb. 2.32).
Een andere mogelijkheid (2) is dat het iguur zelf samengesteld en tegelijkertijd
opgevuld wordt met granules (afb. 2.33, 2.34). (3) Het uitsparen van het positieve
beeld door de achtergrond op te vullen met granules was ook een veelgebruikte
methode (afb. 2.35, 2.36). In veel gevallen worden de granules dan rond het beeld
gestrooid. Deze strooigranulatie was zeer populair bij de Etrusken in de 7de eeuw
v. Chr. en werd vooral toegepast met stofgranulatie.
82 De Spaanse goudsmid en docent aan de Ecsola Massana in Barcelona Carles Codina (° 1961) is de eerste auteur die deze vorm van granulatie
beschrijft. In zijn technisch handboek The Complete Book of Jewelry Making spreekt hij over “Granulation without a base” en gebruikt hij o.a. het object
Pearl Sphere als voorbeeld. (Codina, 2000: 73)
2. Granulatie/ 2.2 Beeldend vermogen/ 2.2.2 De compositie
53
Aangezien de patronen, iguren of thema’s die afgebeeld werden door de
goudsmeden geen deel uitmaken van het onderzoek is het niet relevant om een
iconograische beschrijving of interpretatie ervan op te nemen in deze studie.
Daarom zullen hier enkel de belangrijkste motieven opgesomd worden. De
meest gebruikte abstracte motieven kwamen reeds eerder aan bod. Wat betreft
de iguratieve afbeeldingen kunnen verschillende soorten onderscheiden worden
waaronder voornamelijk afbeeldingen van dieren, mythische wezens, het menselijk
iguur of portretten en van bloem- en plantmotieven of van andere natuurlijke
motieven die zich goed lenen om via granulatie vorm te geven, zoals bijvoorbeeld
druiventrossen of bessen.
Granulatie komt enerzijds voor als zelfstandige versieringstechniek, dat wil zeggen
dat de samenstelling van de patronen of van de iguren enkel uit granules bestaan.
Granulatie wordt daarnaast ook veelvuldig gebruikt ter vollediging van andere
versieringstechnieken, in het bijzonder van iligraan (afb. 2.37). Men kan dus
duidelijk een onderscheid maken tussen granulatie als zelfstandige techniek en
granulatie als ondergeschikte versieringstechniek
.
2.37
Afb. 2.37. Rusland (Kul Oba), Grieks, oorsieraad
(detail), ca. 350 v. Chr., goud, Ø 2,8 cm x 9,0 cm,
Sint-Petersburg, The State Hermitage
Museum KO 7.
54
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
2.3 Techniek
Om het vernieuwende karakter van het technische deel van dit onderzoek
te kunnen aanduiden, wat een belangrijk onderwerp en uitgangspunt vormt
in hoofdstuk 3, zal in dit hoofdstuk het volledige proces van de traditionele
granulatietechniek besproken worden. Dit hoofdstuk betreft geen origineel
onderzoek, maar een vergelijkende literatuurstudie. De techniek die in dit project
en vooral in het derde hoofdstuk werd toegepast gaat uit van de verschillende
traditionele technieken, maar door deze aan te passen aan de ideeën en
de vraagstellingen van dit onderzoek en door verschillende voordelen en
eigenschappen met elkaar te combineren ontstaat een enigszins andere (aangepaste)
techniek met totaal nieuwe toepassingen (cf. hoofdstuk 3).
2.3.1 De traditionele techniek
Carroll onderscheidt drie verschillende soorten van granulatie, namelijk de
‘echte’ granulatie, de proto- en de imitatiegranulatie.83 ‘Echte’ granulatie maakt in
tegenstelling tot proto- en imitatiegranulatie gebruik van warmte om de bolletjes
met de ondergrond te verbinden, waardoor er een metallische verbinding tussen
de twee ontstaat. Thea Politis deelt deze groep nog eens op in drie verschillende
methodes: het reactiesolderen, het solderen met een metaallegering met een lager
smeltpunt en het sinteren.84 Deze drie methodes worden in 2.3.1.3 verduidelijkt.
Het volledige proces van ‘echte’ granulatie bestaat voornamelijk uit drie
opeenvolgende fasen: (1) het vervaardigen van de granules, (2) het aanbrengen van
de granules op een ondergrond en (3) het granuleren zelf, het metallisch verbinden
van de granules met hun ondergrond. Het vervaardigen van de granules - de
eerste stap - is voor de drie methodes (het reactiesolderen, het solderen met een
metaallegering met een lager smeltpunt en het sinteren) identiek, bij de twee andere
fasen, het aanbrengen en het verbinden, zijn duidelijke verschillen op te merken.
83 Carroll, 1974: 38.
84 Politis, 2000: 162-165.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
55
2.38 a-e
2.40
2.39
Afb. 2.38. a-e. David Huycke, 2008, verschillende
stappen in het ontstaansproces van een granule, zilver
925/1000, 3,6 mm x 3,6 mm x 1,2 mm,
Ø 3,3 mm.
Afb. 2.39. David Huycke, 2008, plaatjes worden in
het houtskoolpoeder gelegd, goud, 1,9 mm x
1,9 mm x 0,2 mm (plaatjes).
Afb. 2.40. Dwarsdoorsnede van een met houtskool en
stukjes metaal gevulde kroes.
56
2.3.1.1 Het vervaardigen van de granules
Het vervaardigen van de granules is een natuurlijk proces, een gevolg van een
aantal metallurgische, fysische en thermische principes, die elke goudsmid
ongetwijfeld ontdekt tijdens zijn dagelijkse praktijk. Wanneer gelijk welk klein
stukje metaal verhit wordt tot het smeltpunt, neemt dat stukje vloeibaar metaal
door zijn cohesiekracht en oppervlaktespanning een zo klein mogelijke vorm aan,
namelijk een perfect massieve bol. Wanneer de gesmolten massa afkoelt kan deze
vervolgens stollen in een bolvorm (afb. 2.38, a-e).85 Het bolletje vormt zichzelf dus
spontaan uit gelijk welk stukje metaal dat verhit wordt tot het smeltpunt, waardoor
het bijgevolg ook veel eenvoudiger en sneller is om identieke bolletjes te maken
in vergelijking met identieke eenheden van eender welke andere vorm. De keuze
van het bolletje is daardoor waarschijnlijk niet ontstaan vanuit een beeldende of
artistieke overweging, maar werd grotendeels gedicteerd door ambachtelijke en
metallurgische processen en laat zich daardoor eerder technisch verklaren dan
vanuit een esthetisch of ilosoisch standpunt.
Alhoewel verschillende methodes bestaan voor de vervaardiging van de granules86
bestaat er slechts één om een massa identieke granules te verkrijgen. Hierbij worden
in een vuurvaste kroes, gevuld met houtskoolpoeder, stukjes metaal in plaat- of
draadvorm,87 van hetzelfde volume gestrooid of gelegd zonder dat de verschillende
stukjes elkaar raken (afb. 2.39), in verschillende lagen boven elkaar (afb. 2.40). Voor
stofgranulatie wordt algemeen aangenomen dat men metaalvijlsel gebruikte en
in houtskoolpoeder strooide.88 De gesloten kroes, gevuld met houtskool waarin de
granules liggen, wordt vervolgens in een oven verhit tot een tempratuur van ca.
1100°C.89 De stukjes metaal smelten en nemen, zoals hierboven beschreven, de
vorm aan van een bolletje.
85 Untracht benoemt dit fenomeen als ‘spheroidizing’. (Untracht, 1985: 359) Hoe kleiner het volume, hoe ronder het gevormde bolletje
zal zijn omdat bij grotere hoeveelheden vloeibaar metaal de zwaartekracht een belangrijkere rol gaat spelen en het fenomeen van
de oppervlaktespanning veel minder invloed heeft. Cyril Stanley Smith wijdt op een bijzondere manier uit over het verschijnsel van
oppervlaktespanning en het belang ervan voor de kunstenaar, voor wie het even belangrijk zou kunnen zijn als kleur. (Smith, 1972: 100)
86 Deze methodes worden beschreven in Carroll (1974: 33-34), in Wolters (1986: 45-48) en in De Callataÿ in Hackens & Winkes (1983:
185-186).
87 Deze oorsprong is soms herkenbaar in het object, wanneer de granules niet perfect werden gevormd maar toch werden verbonden met het
sieraad (afb. 2.4).
88 Wolters stelt dat men pas vanaf de 7de eeuw v. Chr. over de juiste gereedschappen beschikte om metaal te vijlen, waardoor deze
productiewijze pas vanaf dan kan ontstaan. Hij merkt bovendien op dat de stofgranulatie rond deze periode een eerste keer voorkwam, nl. bij
de Etrusken. (Wolters, 1986: 46)
89 Nestler & Formigli, 1993: 50.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
57
2.42
2.41
Afb. 2.41. David Huycke, 2008, granules komen uit
de kroes, goud, Ø 1,1 mm.
Afb. 2.42. Etagezeef voor het sorteren van de granules
op grootte.
58
Het smelten van het metaal kan om twee redenen het beste gebeuren in
houtskoolpoeder. Enerzijds laat het houtskoolpoeder de gesmolten stukjes zilver
’zweven’, zodat deze stukjes onderaan geen afgeplat vlak hebben met als resultaat
een perfect bolletje. Binnenin de kroes wordt, door middel van het houtskoolpoeder,
een omgeving gecreëerd waarbij de gewichtsloosheid wordt geïmiteerd waardoor
de gevormde bolletjes perfect rond zijn.90 Wordt de granule te groot en bijgevolg te
zwaar, dan zakt zij door het poeder tot op de bodem van de kroes, met als gevolg
een granule met een plat vlak onderaan (cf. 2.2.1).91 Omdat dit hele proces zich
afspeelt in een gesloten kroes zorgt de brandende houtskool anderzijds ook voor
een reducerende omgeving. Het houtskoolpoeder zal hierdoor slechts ten dele
wegbranden en de vloeibare granules die zich in het poeder bevinden kunnen
hierdoor ook geen zuurstof meer opnemen, wat noodzakelijk is bij het latere
granuleren.92
Nadat de kroes opgewarmd is en minstens een uur93 op de gewenste temperatuur
heeft gestaan wordt deze wanneer hij enigszins is afgekoeld uit de oven gehaald en
wordt de inhoud, het houtskoolpoeder met ertussen de (hopelijk ronde) granules er
uitgegoten (afb. 2.41). Deze fase gaat altijd met de nodige spanning gepaard, omdat
men langs de buitenkant van de kroes geen idee heeft wat er zich binnenin heeft
afgespeeld. Bij zeer kleine granules wordt bij voorkeur het houtskool(stof) in een
ijne zeef gegoten en geleidelijk met water weggewassen. De nodige voorzichtigheid
is noodzakelijk omdat de kleinste granules snel met het houtskoolpoeder zouden
kunnen verdwijnen. Als de granules gescheiden zijn van het houtskool en met water
gewassen zijn, worden ze door warmte gedroogd.
90 In ruimtes of situaties waar de zwaartekracht niet van toepassing is, zweven vloeistoffen of stoffen in vloeibare toestand in de vorm van een
bol. Dit fenomeen vormt ook het onderwerp van het werk Aquarium (1992-2007) van Ann Veronica Janssen (°1956). (Theys, s.d.)
91 Om grotere granules te vervaardigen kan ook gebruik gemaakt worden van een mal. Dit kan een uitholling zijn in een vuurvast materiaal,
zoals een houtskoolblok, waarin dan grotere individuele granules met de vlam kunnen worden gemaakt, het ‘shotting’ genoemd. (Politis, 2000:
169) Doordat de gesmolten massa zich niet op een platte ondergrnd maar in een holte bevindt zal de grotere granule ook geen afgeplatte
onderkant hebben. De Britse specialist in het conserveren van antieke metalen artefacten Andrew Oddy spreekt in zijn essay Jewelry under the
Microscope: A conservators’ Guide to Cataloguing (1996) over een door het Museo del Oro in Bogota gepubliceerde foto van een precolumbiaanse mal
om granules te vervaardigen met een diameter van 1,5 mm tot 3,0 mm. Hij speciieert echter niet of het gaat om een mal zoals hierboven
beschreven of dat het gaat om een mal om metaal in te gieten. (Oddy, 1996: 192) Ik vond verder ook geen bewijs dat duidelijk stelt dat
individuele granules gemaakt werden door ze te gieten in een mal. Niettemin werd in dit project met deze methode geëxperimenteerd en
veelvuldig gebruikt om extreem grote granules te vervaardigen (cf. 3.1.1).
92 Zilver neemt, in tegenstelling tot goud, in gesmolten toestand zuurstof uit de lucht in zich op. Tijdens de afkoeling wordt de opgenomen
zuurstof onder de vorm van het gekende ‘spatten van zilver’ weer afgegeven. (Hammes, 1943: 96) Wanneer de granules in een niet-reducerende
omgeving gemaakt werden spatten zij ook tijdens het granuleren.
93 De warmte heeft tijd nodig om het centrum van de kroes te bereiken. De tijd dat de kroes op temperatuur moet blijven is dus afhankelijk van
de grootte en van de wanddikte van de kroes.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
59
Wanneer de granules gebruikt worden in geometrische patronen is het aangewezen
dat die granules van dezelfde grootte zijn, of toch tenminste per grootte gesorteerd
zijn. Voor ze naar grootte worden gesorteerd, worden eerst ook de slechte, niet
volledig ronde granules, verwijderd. De eenvoudigste manier om dat te doen is
om de granules van een licht hellend vlak te laten rollen. De perfecte granules
rollen automatisch en snel van het vlak, de granules die niet rond zijn rollen
niet of minder. De imperfecte bolletjes worden afzonderlijk gehouden en zullen
een volgende keer weer mee gaan in de kroes. Het sorteren naar grootte kan op
verschillende manieren gebeuren, doch het beste met een etagezeef, een systeem
waarbij verschillende zeven boven elkaar worden gemonteerd (afb. 2.42).94
2.3.1.2 Het aanbrengen van de granules op een ondergrond
Wanneer de granules gewassen en naar grootte gesorteerd zijn, kunnen ze
aangebracht worden op het sieraad, op de ondergrond om in een volgende fase
metallisch te worden verbonden met die ondergrond (afb. 2.43). De Callataÿ
omschrijft dit als een eenvoudige fase binnen het hele proces die nauwelijks
problemen oplevert voor de goudsmid.95 Dit is bediscussieerbaar, want naast
het feit dat dit de meest artistieke en creatieve fase van het hele proces is, is het
aanbrengen van soms duizenden, zeer kleine, ronde bolletjes op een niet altijd
vlakke ondergrond, in de juiste compositie een moeilijke onderneming. Het vergt
geduld, een vaste hand, zeer goede ogen en een enorme concentratie om een grote
hoeveelheid granules op een sieraad aan te brengen. Het nam volgens Nestler en
Formigli soms tot verschillende weken in beslag.96
2.43
Omdat het meestal over duizenden kleine bolletjes gaat, die constant de
neiging hebben om van het sieraad af te rollen worden de granules eerst aan
de ondergrond gelijmd, met een mengsel van water, organische lijm97 en een
koperzout98 in poedervorm. Het is vooral de lijm die in deze eerste fase belangrijk
is omdat die de granules tijdelijk met het sieraad verbindt om de compositie te
kunnen maken alvorens het werkelijke granuleren of reactiesolderen plaatsvindt.
De combinatie van de organische lijm en het koperzout wordt vooral belangrijk
bij de metallische verbinding en wordt behandeld in 2.3.1.3. Doordat de granules
vermengd worden met een vloeibare substantie werd het zelfordeningsprincipe
(cf. 2.2.2) nog versterkt. Door de oppervlaktespanning van de vloeistof hebben
de granules nog meer de neiging om samen te clusteren, waardoor driehoeken,
rozetten of dubbele rijen relatief gemakkelijk te maken zijn, veel gemakkelijker dan
bijvoorbeeld een rechte lijn met een enkele rij granules.99 Wanneer de granules in
de gewenste compositie aangebracht zijn, kan het overtollige mengsel van lijm en
koperzout met een doekje verwijderd worden.
94 De zeef met de grootste gaten bevindt zich bovenaan. Daaronder wordt een tweede zeef geplaatst met iets kleinere openingen, daaronder
een derde zeef met weer kleinere openingen en zo verder tot de laatste zeef met de kleinste openingen, volledig onderaan. Alle granules
worden in de bovenste zeef geplaatst. Deze zeef houdt enkel de grootste bolletjes tegen, de tweede zeef houdt de bolletjes tegen die iets kleiner
zijn en zo verder. (Nestler & Formigli, 1993: 58-59, afb. 45; Untracht, 1985: 360)
95 De Callataÿ in Hackens & Winkes, 1983: 186.
96 Nestler & Formigli, 1993: 67.
97 Lijmen op dierlijke of plantaardige basis, bv. vislijm of Arabische gom. (Untracht, 1985: 351)
98 Bij voorkeur malachiet, een groene halfedelsteen (Cu2(OH)2CO3) op basis van basisch kopercarbonaat. (Schumann, 1988: 176-177)
99 Ogden, 1982: 67. Nestler en Formigli vergelijken dit fenomeen met het samenclusteren van zeepbellen. (1993: 65)
60
Afb. 2.43. Sigurd Persson, aanbrengen van de granules
op een bolvormige hanger.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
Ondanks het feit dat het granuleren van een rechte lijn op een effen vlak omwille
van de rollende eigenschappen van de bolletjes een moeilijke coniguratie is en in
geen geval het resultaat kan zijn van de zelforganiserende eigenschappen van de
granules, werden de iguren volgens Nestler en Formigli slechts zelden op voorhand
in de ondergrond ingekrast. Zij gaan ervan uit dat de Etruskische goudsmeden als
het ware rechtstreeks tekenden en schilderden met het mengsel van water, lijm en
de granules. Het is echter niet uit te sluiten dat ze met de lijm die ze gebruikten
om de granules vast te kleven, het mengsel van organische lijm gekleurd door het
malachietpoeder, hun tekeningen voorschetsten.100
2.3.1.3 Het metallisch verbinden van de granules met de ondergrond
Wanneer de granules vervaardigd zijn en in de gewenste compositie op de
ondergrond zijn aangebracht, is de volgende en laatste stap in het granulatieproces
het werkelijke metallisch verbinden van de granules met elkaar en met een
ondergrond. Carroll en Politis beschrijven drie verschillende methodes om dat te
doen: het reactiesolderen,101 het solderen met een metaallegering met een lager
smeltpunt, het soldeersel, en het sinteren.102
Reactiesolderen
Het sieraad of object met de gelijmde granules wordt in een oven, met een vlam
of met een combinatie van beide, geleidelijk verhit, zodat het hele stuk, zowel
de bolletjes als de basis, zo goed mogelijk op dezelfde temperatuur gebracht
worden.103 Op 100°C converteert het koperzout in koperoxide. De lijm, die in de
eerste plaats de granules op zijn plaats houdt, verkoolt op 600°C en creëert een
reducerende omgeving rond het object, waardoor het koperoxide kan overgaan in
metallisch koper. Aan het oppervlak van de ondergrond en van de granules bevindt
zich nu een zeer dun laagje koper. Bij verdere verwarming ontstaat bij zilver en
sterk zilverhoudende goudlegeringen vanaf 850°C, ten gevolge van diffusie aan
het oppervlak van de granules en de ondergrond, aan het oppervlak een nieuwe
legering met een veel lager smeltpunt dan het smeltpunt van de kern van het metaal
waardoor de verbinding tussen de granules en de ondergrond kan plaatsvinden.104
100 Nestler & Formigli, 1993: 67.
101 Het reactiesolderen wordt in de -vooral historische- literatuur niet zelden als enige echte vorm van granulatie beschouwd. Wanneer echter
het inhoudelijke aspect van de maker van een juweel of object meespeelt kunnen verschillende procedés tot het granuleren worden gerekend.
(Politis, 2000: 162) Om in deze thesis een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende vormen van ‘echte’ granulatie, zal de
term ‘granuleren’ exclusief gebruikt worden om het reactiesolderen aan te duiden. Wanneer gesoldeerd wordt met soldeersel zal dat dus niet als
granuleren worden omschreven.
102 Politis, 2000: 163-167; Carroll, 1974: 35-38.
103 De dikte van de ondergrond en de diameter van de gebruikte granules moeten met elkaar in verhouding staan. Een te dikke ondergrond
maakt het zeer moeilijk tot onmogelijk om er granules mee te verbinden, omdat die te veel en te lang moeten verwarmd worden om de
verbindingstemperatuur te bereiken. Hierdoor ontstaat het gevaar dat tegen die tijd de kleine granules reeds in elkaar weggesmolten zijn
alvorens ze zich konden verbinden met de ondergrond. Een te dunne ondergrond in verhouding met de granules zou dan weer kunnen
wegsmelten alvorens de granules de verbindingstemperatuur bereikt hebben. (Williams & Ogden, 1994: 27)
104 Ondanks het feit dat koper een hoger smeltpunt heeft dan goud en zilver, werkt het smeltpuntverlagend in een legering met deze
edelmetalen. Bv. een legering van 75 % goud en 25 % koper smelt tussen 890 en 895°C terwijl zuiver goud bij 1063°C smelt en zuiver koper bij
1083°C. (Utilisegold, 2010) Een zilverlegering van 92,5 % zilver en 7,5 % koper smelt bij 893°C terwijl zuiver zilver bij 960,5°C smelt.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
61
Bij sterk koperhoudende goudlegeringen is een verdere verwarming tot 889°C
noodzakelijk om dit diffusieproces in gang te steken en de verbinding tot stand te
brengen.105 Enkel het oppervlak van de granules en van het te decoreren oppervlak
smelten waardoor de bolletjes zich in enkele kritische seconden met elkaar en met
de basis verbinden. Een minimale hoeveelheid metaal van de granules en van de
ondergrond vormen de ‘nek’, het verbindingsstuk tussen granule en ondergrond.106
De Finse specialist in goudsmeedtechnieken en auteur van onder meer het
standaardwerk Jewelry: Concepts and Technology uit 1982, Oppi Untracht (1922-2008),
illustreert dit uiterst moeilijke moment met de term “the moment of truth”.107 De
juiste verhouding tussen energie en tijd, tussen de temperatuur en de duur van
het verhitten zijn hier cruciaal: verwarmt men niet genoeg dan zullen de granules
onvoldoende met elkaar en met de ondergrond verbonden zijn, verwarmt men
te lang of met een te hoge temperatuur dan zullen de granules in elkaar en in de
ondergrond wegsmelten.108 Een perfecte coördinatie tussen het oog, de hand en de
vlam zijn hier dus van groot belang.
Het reactiesolderen is omwille van deze moeilijkheid ook de meest besproken en tot
de verbeelding sprekende verbindingsmethode. De verbindingsfase, het werkelijke
granuleren, neemt van het hele proces de minste tijd in beslag, maar is tegelijkertijd
zeker de moeilijkste en kan pas goed uitgevoerd worden wanneer de twee
voorgaande bewerkingen, het maken en het aanbrengen van de granules voldoende
nauwkeurig werden uitgevoerd.
Na het granuleren bestaat het oppervlak van zowel de granules als van het sieraad
waarmee zij zijn verbonden uit een legering met een hoger kopergehalte.109
Wanneer, na extra verhitting in een oxiderende omgeving, het koper aan het
oppervlak van die legering terug omgezet wordt in koperoxide kan dit verwijderd
worden met zwavelzuur.110 Herhalend granuleren111 zorgt ervoor dat er een grotere
diffusie van het koper in het goud plaatsvindt waardoor het zelfs mogelijk is dat er
zich geen koper meer aan het oppervlak van het gegranuleerde metaal bevindt.112
Woolley stelt zelfs dat de Sumerische goudsmeden reeds technieken kenden die in
een goudlegering de minder edele metalen ‘uitzweetten’ om zo een uitzicht van
puur goud te bekomen.113
105 Wolters, 1986: 57. Brepohl stelt dat bij zuiver zilver de diffusie plaats vindt op 779°C en bij zuiver goud op 889°C. (Brepohl, 2001: 320)
Untracht wijst er op dat de keuze van de juiste legeringen uitermate van belang is bij het granuleren. (Untracht, 1985: 356-357)
106 Het stukje tussen de granule en de ondergrond wordt in vaktermen de ‘nek’ genoemd (Carroll, 1974: 35; Baines, 2005: 55, voetnoot 102),
waardoor de granulatietechniek ook antropomorfe eigenschappen krijgt. Aangezien in dit project geen ondergrond aanwezig is wordt ook de
verbinding tussen de granules onderling de ‘nek’ genoemd (afb. 3.71).
107 Untracht, 1985: 362. Gezien de kracht van de uitdrukking ‘the moment of truth’, wordt zij doorheen de thesis onvertaald gebruikt.
108 Brepohl, 2001: 321.
109 Nestler & Formigli, 1993: 36. Bij antieke stukken kan men zelfs nog sporen van dit koper terugvinden. (Politis, 2001: 165)
110 Het overtollige koper kan vandaag verwijderd worden met zuren, die in de antieke tijd nog niet bekend waren. Salpeterzuur wordt pas in
de 10de eeuw beschreven, zwavelzuur in de 13de eeuw en zoutzuur pas in de 16de eeuw. (Wolters, 1986: 61)
111 Een object of sieraad kan in één keer volledig worden gegranuleerd, in een ander geval gebeurt het granuleren in verschillende stappen,
afhankelijk van de voorkeur van de goudsmid en van de constructie of vorm van het object.
112 De Callataÿ in Hackens & Winkes, 1983: 189.
113 Woolley, 1961: 75-76.
62
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
Een vraag die in deze complexe technische context zeker gesteld kan worden is
hoe men in de oudheid ooit op het idee is kunnen komen om deze (eventueel door
toeval ontstane) bolletjes met elkaar en/of met een basis te verbinden, zonder
toevoeging van solduur? Rod Edwards gaat bijvoorbeeld uit van de veronderstelling
dat door verhitting, bijvoorbeeld tijdens het koken, het koper of brons van hun
vaatwerk oxideerde en bijgevolg koperoxide produceerde. Waarschijnlijk maakte
men in dit kookvaatwerk ook wel eens lijm klaar, waardoor er een mogelijkheid kan
bestaan dat zich koperzouten, lijm en ijne deeltjes edelmetaal door puur toeval
tijdens het koken verenigd hebben, en zich onder verhitting met elkaar verbonden
hebben, dus gegranuleerd werden via het procedé van het reactiesolderen.114
Ook Ogden formuleert een hypothese hoe men het proces van granulatie zou
kunnen ontdekt hebben. Er is namelijk bewijs dat in de klassieke oudheid de
goudsmid zijn goud legeerde door het te mengen met gemalen kopererts, zoals
bijvoorbeeld malachiet, en niet door er metallisch koper aan toe te voegen zoals
dat vandaag gebeurt. Dit zou kunnen leiden tot de observatie en kennis dat het
kopererts het goud sneller deed vloeien. Hij vervolgt dat de technologieën van
het goudsmeden reeds goed ontwikkeld waren vanaf 2.000 v. Chr. en dat in de
volgende drie millennia de vooruitgang eerder lag in het perfectioneren en in de
verspreiding en de toepassing van deze technieken dan in de ontwikkeling van
nieuwe technieken.115
Toen in het begin van de 20ste eeuw (1900-1913) de Duitse kunsthistoricus Dr.
Hans Joachim Wagner in het kader van een studie naar de technologieën van de
antieke schilderkunst bij een onderzoek naar de gebruikte pigmenten ontdekte
dat malachiet in het Grieks ook chrysocolla genoemd werd, wat ‘goudlijm’ betekent
(< Griekse chrysos = goud en colla = lijm) veronderstelde Wagner dat dit een
antieke goudsmidtechniek verborg en bij het zien van Etruskische granulatie
legde hij een verband met de goudlijm.116 Deze ‘goudlijm’ lag volgens Nestler en
Formigli zelfs aan de basis van de ontdekking van granulatie. 5.000 Jaar geleden
hadden de Sumeriërs reeds kennis van dit materiaal omwille van zijn kleurende
eigenschappen: als kleurstof en als make-up. Daarnaast werd de chrysocolla ook
als glazuur gebruikt op tegels, die als decoratie werden aangebracht op de muren
en zuilen van hun tempels. Dit hield in dat de tegels werden ingesmeerd met
een mengeling van soda, kwarts en malachietpoeder, om daarna gebakken te
worden, met als resultaat een blauwe tegel, het zogezegde Egyptische blauw. Deze
combinatie van materialen, malachiet en soda, is nu juist wat er nodig is bij het
reactiesolderen, het granuleren.
114 Edwards, 1978: 216.
115 Ogden, 2006: 65.
116 Wolters, 1986: 236, 284-285. Malachiet werd gebruikt als schilderspigment.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
63
64
Het is immers niet ondenkbaar dat een Sumerische goudsmid niet eens zou
proberen om goud blauw te glazuren en vervolgens kleine stukjes goud insmeerde
met deze pasta, op een tegel in de oven legde en tot roodgloeiend liet bakken.
Het mogelijke resultaat was in geen geval blauw goud, maar misschien wel dat
de kleine deeltjes goud via het reactiesolderen met elkaar verbonden waren.117
Bovendien, wanneer er een groot verschil in volume zou zijn tussen de grootste en
de kleinste deeltjes goud, is het niet ondenkbaar dat de kleinste deeltjes zichzelf tot
bolletjes vormden en via het koper, aanwezig in het malachiet in de pasta, werden
verbonden met de grotere delen. In deze laatste, eigen, hypothese komen de twee
benaderingen van granulatie samen, namelijk de artistieke benadering (het gebruik
van het bolletje, cf. 2.1.1) en de procestechnische benadering (het verbinden van
verschillende onderdelen zonder het gebruik van solduur, cf. 2.1.2).
Solderen met soldeersel118
Als alternatief voor het reactiesolderen, kan gesoldeerd worden met toevoeging
van soldeersel, waarbij de verbinding tussen de verschillende delen tot stand komt
door kleine stukjes metaal uit een legering met een lager smeltpunt – het soldeersel
– op de naad tussen de te verbinden delen te leggen. Wanneer alle onderdelen dan
opgewarmd worden tot een temperatuur die het soldeersel doet smelten, worden
de verschillende delen aan elkaar gehecht. Het voordeel van deze techniek is dat
het hele werkstuk niet tot tegen het smeltpunt van de onderdelen moet worden
verwarmd119 en dat het soldeersel zeer eficiënt kan worden geplaatst. Het nadeel
is echter dat het overtollige soldeer soms moeilijk te verwijderen is en dat de kleur
van het soldeer de kleur van de onderdelen die verbonden moeten worden, zo
goed mogelijk moet proberen te benaderen.120 Het eficiënt plaatsen van stukjes
solduur is bij deze granulatiemethode bovendien zeer moeilijk wanneer het om
grote aantallen granules gaat. Hierdoor wordt het soldeersel soms ijn gevijld
en met het vloeimiddel121 vermengd. Deze vorm van granulatie wordt soms ten
onrechte als ‘pseudo-granulatie’ aangeduid, als zijnde minderwaardig ten opzichte
van het reactiesolderen. Wolters gebuikt in deze context de termen ‘granuleren met
soldeersel’ of ‘granuleren zonder soldeersel’ (het reactiesolderen).122
117 Nestler & Formigli, 1993: 29-32.
118 Het solderen met soldeersel wordt beschreven in Untracht, 1985: 388-424.
119 De in België meest gebruikte goudlegering bestaat uit 750/1000 zuiver goud en 250/1000 koper en/of zilver, of het 18-karaats goud
(18/24). De verhouding tussen deze twee ‘bijzetmetalen’ is afhankelijk van de gewenste kleur of hardheid. De smeltzone van deze legering,
afhankelijk van de samenstelling, ligt tussen 880°C en 1038°C. (Brepohl, 2001: 51) Goudsoldeer van 18 karaat vloeit, afhankelijk van zijn
samenstelling, tussen 725°C en 820°C. (Brepohl, 2001: 296). De in België meest gebruikte zilverlegering bestaat uit 925/1000 delen zuiver
zilver en 250/1000 delen koper, ook bekend als het sterlingzilver. De smeltzone van deze legering ligt tussen 800°C en 900°C, (Brepohl, 2001:
31) om precies te zijn op 893°C. (Untracht 1985: 393) Zilversoldeer voor sieraden vloeit tussen 700°C en 740°C. (Brepohl, 2001: 296)
120Aangezien het soldeersel sneller moet smelten dat de onderdelen die moeten gesoldeerd worden, zal het soldeersel een andere samenstelling
hebben dan de te solderen onderdelen. De kleur van het soldeersel is daarom niet altijd hetzelfde als dat van het werkstuk.
121 Bij deze soldeermethode worden de onderdelen en het soldeersel bedekt met een vloeimiddel (bv. borax) om oxidatie tegen te gaan en het
vloeien van het soldeersel mogelijk te maken.
122 Wolters, 1986: 21-22.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
65
2.44
66
Sinteren
Het sinteren tenslotte, ook bekend als ‘zweten’, gebruikt in tegenstelling tot de
twee andere technieken geen agens. Dit verbindingsproces gebruikt het fenomeen
dat metalen niet één, maar twee smeltpunten hebben. Het laagste smeltpunt doet
enkel het oppervlak smelten, terwijl het hoogste smeltpunt de massa doet smelten.
Nadat de granules op de ondergrond zijn geplaatst wordt het hele stuk opgewarmd
tot het laagste smeltpunt bereikt is teneinde het oppervlak van ondergrond en
granules tot het smeltpunt te brengen. Op dat moment start het versmelten van de
actieve atomen uit het oppervlak van de te verbinden onderdelen. Het metaal dat
de verbinding tussen de granules met elkaar en/of met de ondergrond tot stand
brengt wordt van het bolletje en van de ondergrond getrokken (in tegenstelling tot
het solderen) waardoor het bolletje snel zijn rondheid verliest. Bovendien is dit een
extreem moeilijke granuleermethode omdat, in tegenstelling tot het reactiesolderen
en het solderen met soldeersel, het hele stuk tot aan het begin van het smelttraject
moet worden verwarmd.123 Deze methode is bijgevolg ongeschikt voor complexe
stukken en enkel mogelijk bij goudlegeringen met een hoog gehalte.124 Het voordeel
echter is dat er slechts een minimum aan materiaal nodig is (geen solduur, geen
koperoxide). De ringvormige kraal uit de koningsgraven van Ur (cf. 2.4.1), zou
het oudste voorbeeld zijn van (gesinterde) granulatie.125 Tenslotte suggereert
Politis nog dat de verschillende hierboven beschreven granulatietechnieken ook
werden toegepast in één en hetzelfde object. Zelfs een combinatie met koude
verbindingsmethodes, bijvoorbeeld het lijmen, een fase die vooral te maken heeft
met de voorbereidingen van het reactiesolderen, kon net zo goed gebruikt worden
als een deinitieve manier om de granules met een sieraad te verbinden.126 De
verschillende vormen van ‘echte’ granulatie werden niet enkel met elkaar maar ook
met de zogenaamde proto- en/of imitatiegranulatie (cf. 2.3.2) gecombineerd (afb.
2.44).127
Ondanks het feit dat het reactiesolderen met koperzouten de meest geschikte
en in de oudheid de meest gehanteerde methode was om te granuleren en
volgens sommige bronnen zelfs gewoon als algemene verbindingstechniek
gebruikt werd, past men deze methode vandaag nog nauwelijks toe. Het solderen
met soldeersel en het sinteren daarentegen zijn technieken die vandaag wel
nog veel gebruikt worden. Het solderen met soldeersel is de meest gebruikte
verbindingsmethode bij edelsmeden en wordt ook in de industrie gebruikt. Het
sinteren wordt vandaag zo goed als alleen nog in de industrie gebruikt, niet als
verbindings- maar als vormtechniek.128 Als gevolg van onderzoek naar het gebruik
van hoogtechnologische technieken ontstonden de laatste decennia nog andere
methodes om granules met een ondergrond of met elkaar te verbinden. Het
laserlassen is daarvan een voorbeeld.129
123 Politis, 2000: 165.
124 Wolters, 1986: 66.
125 Carroll, 1974: 36.
126 Politis, 2000: 167.
127 Wolters, 1986.
128 Bij het industriële sinteren vertrekt men vanuit poeders of zeer kleine deeltjes van een bepaald materiaal (metaal, kunststof, glas of
Afb. 2.44. Italië (vermoedelijk Taranto), Grieks,
oorsieraad (detail), 340-320 v. Chr., goud, 6,5 cm
x 2,9 cm, Londen, British Museum, GR 1872.64.516.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.1 De traditionele techniek
keramiek) die in een mal worden samengeperst. Na verhitting sinteren de onderdeeltjes samen tot één geheel. (Lefteri, 2007: 150-151)
129 European Commission Research, 2000. Laserlassen is een vorm van lassen, die op zich weinig verschilt van de traditionele methodes,
maar waarbij de warmte die nodig is om een lasverbinding tot stand te brengen, afkomstig is van een laserstraal. Bij dit procedé wordt normaal
gezien geen materiaal toegevoegd. (Todd e.a., 1994: 364-367)
67
2.3.2 Proto- en imitatiegranulatie
Naast de drie verschillende vormen van ‘echte’ granulatie, waarbij hitte
noodzakelijk is om een metallische verbinding tussen basis en granule tot stand
te brengen, onderscheidt Carroll nog twee andere hoofdgroepen van granulatie:
protogranulatie en imitatiegranulatie.130 Het opnemen van deze verschillende
voorlopers en imitatievormen is in dit project belangrijk omdat heel wat
stukken die ontstonden in het kader van dit onderzoek hun oorsprong vinden
in deze aanverwante technieken (cf. 4.2.2). Hoewel het onderscheid tussen
voorlopers en imitaties soms moeilijk te bepalen en soms zelfs misleidend is, is
de onderverdeling en benaming die hieronder gehanteerd wordt gebaseerd op
algemeen geaccepteerde begrippen en afbakeningen in de kunstwetenschappen
en de archeologie. In de hieronder beschreven onderverdeling werd een verijnde
opdeling van Wolters overgenomen.131
2.3.2.1 Protogranulatie
Met protogranulatie worden alle goudsmeedwerken bedoeld waarbij ofwel granules
ofwel bevestigingselementen met een ronde kop verwerkt worden, maar waar de
verbinding met elkaar en/of met een ondergrond niet door middel van hitte of een
metallische verbinding tot stand kwam. Het gaat, zoals de term doet vermoeden
(< Griekse proto = voorafgaand), om technieken die eventueel voorgangers of een
voorstadium zouden kunnen zijn van de werkelijke granulatie. Volgens Wolters is
dit begrip onjuist en gaat het meer om zelfstandige versieringstechnieken die niets
met granulatie te maken hebben. Historisch komen deze vormen van granulatie,
voor zover aangetoond kan worden, in de meeste gevallen gelijktijdig voor met
granulatie, en in enkele gevallen zelfs later.
2.45
Afb. 2.45. Mesopotamië, Koningsgraven
van Ur, kopie van gouden dolk met lapis lazuli heft,
Vroeg-Dynastisch III 2600-2500 v. Chr., goud,
lapis lazuli, Londen, British Museum, origineel
Bagdad, Irak Museum, WA 119296.
2.47
Afb. 2.47. Mesopotamië, Koningsgraven van Ur,
gouden dolk met houten heft, Vroeg-Dynastisch III
2600-2500 v. Chr., goud, hout, lengte
33 cm, Philadelphia, University of Pennsylvania
Museum, 30-12-550.
130 Carroll, 1974: 38.
131 Wolters, 1986: 20-24.
68
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.2 Proto- en imitatiegranulatie
Wolters onderscheidt vijf diverse vormen van protogranulatie. (1) Een eerste vorm
is het samen klinken van verschillende onderdelen met klinknagels of rivetten
met een ronde kop.132 Een klinknagel is een korte draad of staaf in metaal die
de verschillende te verbinden delen samenhoudt door middel van een kop aan
beide kanten van de nagel. De oudste vormen van dit soort versiering vindt men
op objecten die afkomstig zijn uit de koningsgraven van Ur, onder andere om het
gouden lemmet met een heft in lapis lazuli van een dolk met elkaar te kunnen
verbinden (afb. 2.45). Deze verbindingstechniek werd ook gebruikt om op voorhand
complexe gegranuleerde onderdelen tot één geheel samen te stellen.133 Hierbij
dient te worden opgemerkt dat deze techniek zowel constructieve als versierende
eigenschappen heeft en dat men van de nood een deugd maakte door de koppen
van de gebruikte verbindende nagels op een manier af te werken zodat ze ook een
decoratieve functie kregen. Deze versierende constructievorm is ook vandaag nog
een veelgebruikte manier om een degelijke verbinding tot stand te brengen tussen
onderdelen die niet met elkaar kunnen worden gesoldeerd (afb. 2.46).134 (2) Een
tweede vorm van protogranulatie die (enkel vormelijk) dicht aanleunt bij de vorige
is het puur decoratief gebruik van nagels met een ronde kop, die dicht tegen elkaar
in bijvoorbeeld een houten kern worden geklopt. Wanneer de ronde nagelkoppen
dicht genoeg naast elkaar zitten ontstaat een granuleus effect (afb. 2.47). (3) Een
derde soort van protogranulatie is het op een draad rijgen van granules zoals parels
op een draad (afb. 2.48). (4) Tenslotte valt het inbedden van granules in glas (5) of
in email en zelfs het niet door Wolters opgenomen (6) lijmen van de granules onder
protogranulatie.135
2.48
2.46
132 Klinken is een verbindingstechniek die net zoals het vijzen met bout en moer behoort tot de groep van de ‘koude verbindingen’. Deze
Afb. 2.46. Annamaria Zanella, broche, 1992, ijzer,
email, glas, goud, lengte 6 cm.
Afb. 2.48. Troje, kralensnoer, 2350-2100 v. Chr.,
goud, Ø parels 5,6 mm-7,1 mm, Moskou,
Pushkin State Museum of Fine Arts, inv. Aap 116,
B3 81, Π 133.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.2 Proto- en imitatiegranulatie
technieken gebruiken mechanische krachten om verschillende onderdelen met elkaar te verbinden, zonder het gebruik van warmte (zoals bij het
solderen) of chemicaliën (zoals bij het lijmen). (Brepohl, 2001: 322-323) Andere benamingen zijn o.a. riveren, nieten.
133 Astrup in Fuglesang & Wilson, 2006: 139, 241-244, pl. 56D.
134 Het nagelen wordt gebruikt in verbindingen tussen verschillende niet-metalen of tussen metalen en niet-metalen en zelfs tussen metalen die
niet kunnen worden gesoldeerd met soldeersel, zoals bijvoorbeeld titanium of aluminium.
135 “In even more remote times, gold grains may have been mounted in pitch or resin…”. (Carroll, 1974: 38)
69
2.51
2.50
2.52
2.53
2.49
Afb. 2.49. Julie Blyield, broche: Acacia, 2004, zilver,
10,5 cm x 5,5 cm x 1,5 cm.
Afb. 2.50. Bulgarije (Varna), dieriguur, ca.
3200-3000 v. Chr., goud, Varna, The Varna
Archaeological Museum.
2.54
Afb. 2.51. Mesopotamië, Koningsgraven van Ur,
kopie van gouden schede van gouden dolk met lapis lazuli
heft (afb. 2.45), Vroeg-Dynastisch III 2600- 2500
v. Chr., goud, lengte 18,7 cm, Londen, British
Museum, origineel in Bagdad, Irak Museum, WA
119296.
Afb. 2.52. Zweden (Birka), schijfvormige hanger, 800975, zilver, 3,3 cm x 2,9 cm, Stockholm, Statens
Historiska Museum, 5208: 15.
Afb. 2.53. Zweden (Birka), schijfvormige hanger
(detail), 800-975, zilver, 3,3 cm x 2,9 cm,
Stockholm, Statens Historiska Museum, 5208: 15.
Afb. 2.54. Christoph Zellweger, ring, 1999,
roestvrij staal.
70
2.3.2.2 Imitatiegranulatie
Ook de term ‘imitatiegranulatie’ vindt Wolters ongelukkig gekozen, omdat het
naar een bewuste of zelfs een bedrieglijke nabootsing verwijst. Het zou in deze
betekenis dus gaan om imitaties uit technische (traditionele manier te moeilijk)
of economische overwegingen. Deze stelling is enkel geloofwaardig als men
de geïmiteerde stukken kan aanwijzen, in alle andere gevallen handelt het, in
tegenstelling tot wat het woord ‘imitatie’ doet vermoeden, vergelijkbaar met
protogranulatie, om voorbeelden van zelfstandige versieringstechnieken, waarbij
de overeenkomsten met granulatie enkel vormelijk en niet technisch zijn.136 Bij
imitatiegranulatie gaat het over goudsmidwerken die zonder het gebruik van
granules in het oppervlak toch de indruk van granulatie geven en dus ook hetzelfde
visuele effect, een maximale lichtrelectie, als doel hebben, maar die technisch
eenvoudiger te realiseren zijn.137 Men kan negen verschillende vormen van deze
(imitatie)granulatie onderscheiden.138
(1) Het drijven van halfronde bolletjes in een oppervlak: in lijnvorm of als
vlakvulling (afb. 2.49, 2.50). Deze puntjespatronen versieren het oppervlak en geven
tegelijkertijd het dunne metaal ook een bepaalde vormvastheid, waardoor decoratie
en structuur hier samenvallen.139
(2) Een imitatievorm die hier dicht bij aanleunt, maar volgens Wolters slechts werd
gebruikt in een dolkschede uit Ur, is het verbinden van een ondergrond met op
voorhand gedreven halfronde bolletjes via een metallische verbinding (afb. 2.51).
(3) Een derde voorbeeld is de pareldraad. Het handelt hier om een metalen draad
die op gelijke afstanden is ingekerfd of ingeplet en waardoor het lijkt alsof er een
aantal granules naast elkaar geplaatst werden. Deze vorm van ‘imitatie’ gelijkt sterk
op lijngranulatie (afb. 2.52, 2.53).
(4) Gietimitaties bereiken de grootste overeenkomst met de ‘echte’ granulatie en
zijn er soms moeilijk van te onderscheiden. De modellen worden meestal eerst in
was uitgevoerd en dan via de ‘verloren-was-techniek’ gereproduceerd in metaal.140
De verbinding tussen de wassen kogeltjes en de wassen ondergrond moet uiteraard
groot genoeg zijn zodat het metaal alle openingen in de mal kan vullen. Een
hedendaags gegoten voorbeeld waarbij de granules de structuur bouwen is een
roestvrij stalen ring van de Zwitserse juweelkunstenaar Christoph Zellweger (°1962)
(afb. 2.54).141
136 Thea Politis spreekt zelfs over ‘pseudo-granulatie’. (Politis, 2000: 163)
137 Politis, 2000: 163.
138 Wolters (1986: 22-24) bespreekt acht vormen van imitaties, de negende werd toegevoegd door Politis (2000: 163).
139 Deze versieringstechniek heeft volgens Wolters (1986: 22) altijd al bestaan sinds het begin van de goudsmeedkunst. Hierdoor kan het ook
niet gezien worden als een imitatie maar eerder als een aanverwante techniek. Het oudste, door mezelf gevonden, voorbeeld van dit soort van
versiering is op stukken uit de tot nu toe oudst gedateerde goudschat, namelijk die van Varna, Bulgarije (3.200-3.000 v. Chr.). (Ogden, 2006: 56,
ig. 84)
140 De ‘verloren-was-techniek’ is een reproductietechniek waarbij eerst een identiek model gemaakt wordt in was. Dit model wordt overgoten
door vuurvaste gips. Wanneer de gips is uitgehard wordt het geheel in een oven opgewarmd waardoor de was langs een kanaal dat het
wassen model met de buitenkant van de gips verbindt weg kan lopen, dus verloren is. In de open ruimte in de gips kan nu het metaal worden
gegoten. Het resultaat is een exacte metalen kopie van het wassen origineel. Deze techniek wordt veel gebruikt is de beeldhouwkunst en in de
juwelenindustrie en is ook gekend onder de benaming cire perdue.
141 Gaspar, 2007.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.2 Proto- en imitatiegranulatie
71
2.55
2.56
2.57
Afb. 2.55. Zweden (Birka), broche, 800-975, zilver,
Ø 2,9 cm x 0,8 cm.
Afb. 2.56. Zweden (Birka), broche (detail), 800-975,
zilver, Ø 2,9 cm x 0,8 cm.
Afb. 2.57. David Huycke, Kissing Spheres #6
(detail), 2010, koper.
Afb. 2.58. Stefanie Condes, hanger: Spiral
Granulation, 2008, alumide (nylon met aluminium),
Ø 7 cm.
2.58
72
(5) Het persen van dunne metaalplaat tussen twee vormen of matrijzen is een
techniek die reeds vanaf de oudheid veelvuldig gebruikt werd, zoals bijvoorbeeld
in Mykene. Als granulatie-imitatie ziet men deze techniek eerder zelden bij
stukken van voor de 19de eeuw. Deze techniek toont veel overeenkomsten met
het ciseleren142 van halve bolletjes in een plaat, het verschil zit hem vooral in het
feit dat bij het ciseleren de puntjes handmatig aangebracht worden door middel
van ponsen en/of hamers en dat bij het persen deze puntjes voor een groot deel
automatisch aangebracht worden.
(6) Wanneer verschillende gestructureerde (parel)draden dicht naast of deels op
elkaar liggen ontstaat een effect dat visueel sterk aanleunt bij lijngranulatie (afb.
2.55, 2.56).
(7) Een imitatiemethode die vooral in juwelen wordt toegepast is het gebruik
van een zetting rond een edelsteen waarbij de griffen die de steen vatten aan de
bovenkant als een bolletje worden afgewerkt en bijgevolg een granuleus uitzicht
hebben.
(8) Een meer recente imitatiemethode is electroforming.143 Bij een perfecte dosering
van de hoeveelheid stroom in combinatie met een goed samengesteld bad, de juiste
temperatuur en de juiste tijd ontstaat bij dit proces een perfect gladde neerslag
zoals bij het vergulden of verzilveren van metalen voorwerpen. Bij een onjuiste
dosering van de stroomsterkte, een vervuild bad, een foute temperatuur of tijd
van onderdompeling kan deze neerslag zeer grof en korrelig zijn, waardoor een
oppervlak ontstaat dat visueel vergelijkbaar is met granulatie (afb. 2.57).
(9) Andere imitaties worden bereikt door in een massief stuk metaal materiaal weg
te vijlen of weg te krassen om op deze manier een patroon over te houden dat
gelijkenissen vertoont met een gegranuleerd oppervlak.144
Sinds de publicatie van Die Granulation in 1986 werden reeds tal van nieuwe
technieken ontwikkeld die gebruikt zouden kunnen worden om granulatie te
imiteren, waaronder bijvoorbeeld het rapid prototyping.145 Omdat ik geen voorbeelden
kan aanduiden waarbij deze techniek werd gebruikt om metalen granulatie
werkelijk te imiteren werd de stelling van ‘meest recente’ overgenomen. Het rapid
prototyping werd door de Antwerpse goudsmid Stefanie Condes (°1986) gebruikt om
‘gegranuleerde’ sieraden te maken in kunststof, waardoor het hier niet over imitatie
gaat, maar over een autonome techniek met enorme vormelijke mogelijkheden (afb.
2.58).146
142 Ciseleren is een techniek waarbij met behulp van ponsen en een hamer een reliëf wordt aangebracht in een plaat. Deze methode, waarbij
er geen materiaalverlies is en geen materiaal wordt toegevoegd, maakt optimaal gebruik van de plastische kwaliteiten van metaal. (Untracht,
1985: 118- 132)
143 Electroforming is ‘dichte familie’ van het vergulden of verzilveren. Bij deze laatste procedés wordt op een (elektrisch geleidend) voorwerp
via electrolyse een dunne metalen laag aangebracht. Bij electroforming is de gevormde laag veel dikker waardoor er een nieuwe huid rond het
voorwerp ontstaat, een huid die op zichzelf kan bestaan wanneer het voorwerp waarop het metaal werd neergeslagen verwijderd wordt.
(Untracht, 1985: 691-707; Lefteri, 2007: 146-147)
144 Politis, 2000: 163.
145 Rapid prototyping is een algemene benaming voor het omzetten van een driedimensionaal virtueel ontwerp (CAD) naar een tastbaar product.
(Materialise, 2009)
146 Stefanie Condes werkt met het SLS (Selective Laser Sintering) procedé in Alumide (nylon met aluminium). Condes, s.d.
2. Granulatie/ 2.3 Techniek/ 2.3.2 Proto- en imitatiegranulatie
73
74
2.4 Historische situering
De beknopte studie van de meer dan 4.000 jaar lange evolutie die de
granulatiekunst heeft doorgemaakt is in dit onderzoek in de eerste plaats
documentair en ondersteunend. Het zal in grote lijnen een historisch verloop
trachten te schetsen vanaf het ontstaan van de granulatiekunst in het derde
millennium v. Chr. tot op heden. Naar analogie met het eerste en technische deel
van de vraagstelling van dit onderzoek (cf. 1.2.1), zal deze historiek vooral aandacht
besteden aan vrijstaande granulatie en clustergranulatie. Vervolgens wordt gekeken
waar bepaalde principes, eigen aan granulatie of granulatie zelf, als inspiratiebron
gebruikt werden. Granulatie op zilverwerk vormt het andere aandachtspunt.
Minder aandacht wordt besteed aan de historische stijlkenmerken, de iconograie
en de vindplaatsen, zoals dat bijvoorbeeld bij Die Granulation van Wolters (1986)
het geval is. De gebruikte voorbeelden in deze historische situering zijn enerzijds
van die aard dat ze een duidelijke referentie vormen voor een bepaalde periode of
cultuur, anderzijds wanneer een rechtstreeks verband bestaat met dit onderzoek.
2.4.1 De oudheid: ontstaan en hoogtepunt van granulatie
Mesopotamië
Toen de Britse archeoloog Sir Leonard Woolley (1880-1960) tijdens vroege
opgravingen tussen 1926 en 1931 de koningsgraven van Ur (2560-2400 v. Chr.),
meer bepaald het graf van de koningin Pu’Abi, ontdekte en blootlegde, trof hij
naast talloze kunstvoorwerpen, wapens, ceremoniële en functionele objecten ook
een unieke verzameling, voornamelijk gouden, sieraden aan. Deze uitzonderlijke
vondst was, zowel wat hoeveelheid als kwaliteit betrof, een fantastische getuige
van het hoogtepunt uit de beginfase van de goudsmeedkunst.147 Woolley situeerde
de koningsgraven tijdens de Vroeg-Dynastische periode III van de Sumerische
cultuur (2550-2400 v. Chr.). Ur was destijds één van de belangrijkste stadstaten van
Zuid-Mesopotamië, het huidige Irak, wat beschouwd wordt als één van de eerste
grote samenlevingen en de bakermat van onze Westerse beschaving. Naast hun
intellectuele kwaliteiten waren de Sumeriërs ook bekwame landbouwers, handelaars
en ambachtslui met een uitgebreide metallurgische kennis.148 De technieken van
de Sumerische goudsmeden waren reeds volledig ontwikkeld: naast het gieten en
hameren of drijven maakten zij ook reeds gebruik van veel complexere technieken
zoals cloisonné, iligraan, granulatie, ciseleren, solderen en zelfs het samenstellen
van metaallegeringen.149
147 Woolley, 1934; Zettler & Horne, 1998: 9-38. Ogden (1992: 41) situeert het ontstaan van de technologie van het goudsmeden rond het
begin van het derde millennium v. Chr. in West-Azië en Egypte. Een meer recente bron dateert daarentegen de tot op heden oudst gekende
goudschat, namelijk die van Varna, Bulgarije, tussen 3.000 en 3.200 v. Chr. (Ogden, 2006: 52-56)
148 De Sumeriërs ontwikkelden onder meer het spijkerschrift en hadden ten gevolge van een complexe en snel evoluerende politieke situatie
een ingewikkeld administratief systeem uitgewerkt. (Gubel & Overlaet, 2007: 37)
149 Plenderleith, 1934: 284-298; Woolley, 1961: 74-76.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.1 De oudheid:
ontstaan en hoogtepunt van granulatie
75
2.59
2.60
Afb. 2.59. Mesopotamië, Koningsgraven van Ur,
cirkelvormige kraal, Vroeg-Dynastisch III 2550-2400
v. Chr., goud, Ø 2,0 mm.
Afb. 2.60. Mesopotamië, Koningsgraven van Ur,
hondencollier, Vroeg-Dynastisch III 2550-2400 v.
Chr., goud, lapis lazuli, karneool, Lengte 21 cm,
Bagdad, Irak Museum, IM 3933.
Afb. 2.61. Mesopotamië (Dilbat), halssieraad
(detail), 1700-1600 v. Chr., goud, Ø 2,35 cm,
New York, Metropolitan Museum of Art,
Fletcher Fund, inv. 47.1.
2.61
76
Algemeen wordt aangenomen dat in het graf van Pu’Abi zich ook de oudst
dateerbare voorbeelden van de granulatietechniek bevonden.150 Door hun
onzekere en ruwe uitvoering lijkt het erop dat de Sumeriërs met de introductie
ervan experimenteerden en dat de techniek zich in een primitief stadium van zijn
ontwikkeling bevond.151 Deze stukken waren een uit zes granules opgebouwde
ringvormige goudkraal met een diameter van 2,0 mm (afb. 2.59)152 en een gouden
strip, versierd met gouden bolletjes. Het derde en laatste gegranuleerde stuk was
een grover bewerkt hondencollier (afb. 2.60) bestaande uit carneool en lapis lazuli
kralen, die op zes koorden werden geregen en die op regelmatige afstand vervangen
werden door gelijkzijdige driehoekjes van eenentwintig, met aan elke zijde zes, met
elkaar verbonden gouden granules, die op zich ook doorboord zijn, en aan dezelfde
koorden geregen werden.153
Er van uitgaande dat de driehoekige kralen die gebruikt werden in het collier
en de ringvormige kraal werkelijk de eerste gegranuleerde voorwerpen zouden
zijn, is de mogelijkheid niet onbestaand dat het gebruik van gouden bolletjes
ontstond wanneer men halfedelstenen bolvormige kralen probeerde te imiteren.
De vervaardiging van gouden bolletjes is namelijk eenvoudiger en sneller dan van
ronde kralen in halfedelsteen. Wanneer men vervolgens van die bolletjes een groter
geheel trachtte te maken, een uit verschillende individuele kralen samengestelde
kraal, bleek dit ook eenvoudiger te zijn in goud dan in steen. Deze ringvormige
en driehoekige kralen waren enkel uit granules samengesteld en niet verbonden
met een ondergrond, wat de mogelijkheid vergroot dat het waarschijnlijk gaat
om imitatie van kralen en niet om versiering van een oppervlak.154 Na deze
eerste enkele stukken of fragmenten van stukken waarbij de granules met elkaar
verbonden worden om een groter geheel, vooral kralen, te maken, zonder
ondergrond, wordt vanaf dan granulatie bijna uitsluitend nog toegepast als
decoratie van een oppervlak, zowel in iguratieve als in ornamentele composities.
Het hoogtepunt van de Mesopotamische granulatiekunst wordt bereikt in het begin
van de Kassitische tijd (1595-1160 v. Chr.).155 Een bewijs van de hoge kwaliteit is
een gouden halssnoer uit Dilbat (afb. 2.61).
In tegenstelling tot de Schotse chemicus en archeoloog Harold J. Plenderleith (18981997) opperde de Amerikaanse archeoloog George F. Bass (°1932) een andere
mogelijkheid omtrent het ontstaan van de granulatietechniek, ervan uitgaande dat
de bewijzen uit Mesopotamië uit het derde millennium v. Chr. zeer schaars zijn.
Het ging slechts over enkele gouden fragmenten uit de Koningsgraven van Ur
en een zilveren kraal uit Tell Brak uit de Akkadische periode (2350-2154 v. Chr.),
terwijl in Troje en Poliochni veel meer en fantasierijkere gegranuleerde stukken
gevonden werden, die slechts een eeuw later kunnen gedateerd worden. Bass
suggereert daarom dat de oorsprong van de granulatietechniek wel eens in Troje of
ergens tussen Troje en Ur zou kunnen liggen.156
150 Plenderleith, 1934: 297; Maxwell-Hyslop, 1971: 36; Wolters, 1986: 68-69.
151 Tait, 2006: 12- 13.
152 Plenderleith, 1934: 297; Ogden, 1982: 62, afb. 4.55; Ogden, 1992: 51.
153 Woolley, 1934: plate 133, U. 8527; Maxwell-Hyslop, 1971: 6-7, ig. 5; Wolters, 1986: 69, afb. 17.
154 Eigen interpretatie.
155 Wolters, 1986: 69.
156 Bass, 1966.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.1 De oudheid:
ontstaan en hoogtepunt van granulatie
77
2.64
2.63
2.62
Afb. 2.62. Troje, maanvormig oorsieraad,
2350-2100 v. Chr., goud, Ø 1,99 cm x 1,04 cm,
Moskou, Pushkin State Museum of Fine Arts,
inv. Aap 65, B3 399, Π540.
Afb. 2.63. Egypte (Dachour), hangers, prinses
Chemenet, 1910 v. Chr., goud, Ø 2,5 cm,
Caïro, Egyptisch Museum, CG 52.978.
Afb. 2.64. Egypte, heft van een dolk, Tuthankhamon,
1352 v. Chr., goud, edelstenen,
glas, lengte heft 11,7 cm,
Caïro, Egyptisch Museum, CK II-16.131.
Afb. 2.65. Egypte, armbanden, Ramses II, 12901223 v. Chr., goud, lapis lazuli, Ø 6,6 cm x
6,3 cm, Caïro, Egyptisch Museum, CG 52.575-6.
2.65
78
Troje
De Trojaanse granulatiekunst toont zich het beste in de gouden oorsieraden,
waar voornamelijk twee types te onderscheiden zijn, namelijk de maanvormige
en de mandvormige oorsieraden. In deze laatste heeft granulatie uitsluitend een
versierende functie terwijl in de maanvormige granulatie ook een constructieve
functie heeft. Het maanvormig lichaam is opgebouwd uit drie of vijf lobben
die samen gesoldeerd werden. Volgens Vladimir Tolstikov en Mikhail Treister,
beide verbonden aan het Department of Art and Archaeology of the Ancient World at the
Pushkin State Museum of Fine Arts, werden de randen van de lobben eerst versierd
met granulatie alvorens ze samen werden gesoldeerd.157 Vanuit technisch oogpunt
zou men kunnen aannemen dat de granules op de lobben werden aangebracht
om zo het op zijn plaats houden van de verschillende lobben tijdens het solderen
te vereenvoudigen, waardoor de granulatie niet enkel versierend is maar ook een
constructieve functie krijgt (afb. 2.62).
Egypte
De Duitse Egyptoloog Hans Wolfgang Müller suggereert dat via Byblos de
granulatietechniek Egypte bereikte, waardoor de oudste Egyptische gegranuleerde
stukken stilistisch onder invloed staan van Mesopotamië.158 Deze stukken dateren
uit het Middenrijk, een periode waarin de goudsmeedkunst in Egypte een hoge
kwaliteit bereikte. Opmerkelijk zijn twee gouden hangers van prinses Chemenet
(1910 v. Chr.) waarbij een stervormig frame wordt opgevuld met vrijstaande
granulatie (afb. 2.63). Een grote verspreiding van de granulatietechniek komt er pas
echt in het begin van het Nieuwe Rijk, waarvan de omvangrijkste en kwalitatief
beste groep gegranuleerde stukken werd gevonden in het graf van Tuthankhamon
(1352 v. Chr.). Een getuige van de kwaliteit van de Egyptische granulatiekunst is
onder meer het heft van een gouden dolk uit het graf van Tuthankhamon (afb.
2.64) en een paar gouden armbanden uit het graf van Ramses II (1290-1223 v.
Chr.) (afb. 2.65).159 In tegenstelling tot de bijzondere stukken uit deze graven uit het
Nieuwe Rijk is granulatie nooit echt populair geweest in Egypte en werd meestal
aanzien als een buitenlandse, geïmporteerde techniek.160 De Egyptenaren verkozen
eerder gladde, gepolijste en onversierde oppervlaktes met zuivere lijnen. Lilyquist
veronderstelt dat zij misschien wel genoeg goud hadden,161 zodat zij geen speciale
effecten hoefden te creëren.162
157 Tolstikov & Treister, 1996: 71-73, afb. 66.
158 Müller in Müller & Thiem, 1999: 98.
159 Wolters, 1986: 71, 96, afb. 32, 33; 102, afb. 56.
160 Andrews, 1990: 88; Trokay, 1968.
161 Egypte had in tegenstelling tot Mesopotamië wel zijn eigen goudbronnen, in de Oostelijke woestijn en in Nubië. (Ogden, 1992: 28)
162 Lilyquist, 1993: 36.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.1 De oudheid:
ontstaan en hoogtepunt van granulatie
79
2.66
2.68
2.67
2.71
2.70
2.69
2.72
2.73
Afb. 2.66. Kreta (Mallia/Chrysolakkos), hanger,
17de eeuw v. Chr., goud, 5,0 cm x 4,6 cm,
Heraklion, Heraklion Museum.
Afb. 2.67. Kreta (Mavro Spelio/Knossos),
oorsieraad, 1550-1200 v. Chr., 3,5 cm x 1,0 cm,
Heraklion, Heraklion Museum, XP 534.
Afb. 2.68. Cyprus (Maroni) oorsieraad, ca. 1550
v. Chr., goud, hoogte 2,8 cm, Londen, British
Museum, BM WA 538.
Afb. 2.69. Cyprus (Enkomi), hanger, 14de eeuw
v. Chr., goud, hoogte 3,6 cm, Londen, British
Museum, G&R 97.4-1.356/ BMCJ 623.
Afb. 2.70. Grieks (herkomst onbekend), oorsieraad,
laatste kwart 4de eeuw v. Chr., goud, hoogte 5,1
cm, Athene, Benaki Museum, 2101.
Afb. 2.71. Griekenland (Pantikapaion), oorsieraden,
ca. 400 v. Chr., goud met koperen kern, 3,2 cm
x 3,1 cm, Sint-Petersburg, The State Hermitage
Museum, P. 1854.24.
Afb. 2.72. Grieks (herkomst onbekend), oorsieraad,
goud, hoogte 2,0 cm, laat 5de eeuw v. Chr.,
Athene, National Archaeological Museum,
∑π294, H. Stathatos Collection.
Afb. 2.73. Griekenland (vermoedelijk), oorsieraden,
400-350 v. Chr., goud, hoogte 3,7 cm, Londen,
British Museum, GR 1920.12-21.5-6.
80
Kreta en Cyprus
Vanuit Mesopotamië, via het Oostelijke Middellandse Zeegebied bereikte de
granulatietechniek ook Kreta. Het oudste gekende granulatiewerk uit Kreta dateert
uit de Midden-Minoïsche tijd (2000-1700 v. Chr.), waardoor zij als de eerste
Europese granuleerde stukken kunnen beschouwd worden.163 Een hanger uit Mallia
uit de 17de eeuw v. Chr. toont de uitzonderlijke kwaliteit (afb. 2.66).164 Opmerkelijk
is een oorring uit Knossos (1550-1200 v. Chr.), waarbij een afzonderlijk conisch
gegranuleerd element aan een ring gesoldeerd is (afb. 2.67).165 Een vergelijkbaar
stuk is een oorsieraad uit Cyprus van rond 1550 v. Chr. waarbij de granules
van het conische deel overgaan naar de ring zelf, en zo een visuele of zelfs een
verstevigende (eigen interpretatie) brug tussen het onderste en het bovenste element
van het object vormen (afb. 2.68).166 Een bewijs van de vergevorderde kennis van
de granulatietechniek in Cyprus is een bolvormige hanger uit de 14de eeuw die een
granaatappel voorstelt en versierd is met ca. 4.200 granules (afb. 2.69).167
Griekenland
Nadat de granulatietechniek tijdens de Mykeense Periode (1600-1100 v. Chr.)
voor een tijd in Griekenland had bestaan, verschijnt onder invloed van de
Feniciërs168 rond 800 v. Chr., na een onderbreking van ongeveer 250 jaar, de
granulatietechniek weer in Griekenland. Zij bereikt in de loop van de 7de eeuw v.
Chr. haar hoogtepuntpunt, met granulediameters van 0,25 mm, wat voorheen 0,8
tot 0,4 mm was.169 De toepassing van de granulatietechniek in de Griekse sieraden
is hoofdzakelijk traditioneel, als ornamentele versiering van een oppervlak, veelal
in combinatie met verschillende soorten iligraan (afb. 2.70). Een uitzondering
hierop zijn de driehoekige piramides als eindstukken op spiraalvormige oorhangers,
die enkel samengesteld werden uit granules en waarbij het volume geplaatst
werd op een driehoekige ondergrond in plaat (afb. 2.71).170 Een bijzonder
sieraad is een spiraalvormige oorring waarbij het eindstuk bestaat uit een cluster
van (vermoedelijk) vijf grotere granules, met op de bovenste grote granule een
verkleinde vormelijke herhaling van die cluster. Tussen de grotere granules werden
nog kleinere granules aangebracht (afb. 2.72). Naast het bouwen van volumes
werden vrijstaande, of dubbele granules ook gebruikt om vormen visueel te
beëindigen (afb. 2.73).
163 Wolters, 1986: 71.
164 Wolters, 1986: 71, 72, 100, afb. 48.
165 Wolters, 1986: 72, 100, afb. 51.
166 Wolters, 1986: 72, 104, afb. 62.
167 Wolters, 1986: 72-73, 104, afb. 61.
168 Nadat de Feniciërs in het begin van de 7de eeuw v. Chr. grotendeels uit hun land, de kusten van Syrië en Palestina, verdreven werden,
verspreidden ze zich en koloniseerden zij het Westelijk deel van het Middellandse Zeegebied. Fenicische goudsmeden waren meesters in de
techniek van granulatie en werkten van de 8ste tot de 6de eeuw v. Chr. in goudsmidateliers in Kreta en Griekenland, waardoor ze deze laatste
ook beïnvloedden en zo bijdroegen tot de verspreiding van de granulatietechniek. (Wolters, 1986: 83)
169 Wolters, 1986: 76.
170 Williams & Ogden, 1994: 95, 152, resp. afb. 47, 93; Hackens, 1976: 58-59, afb. 18 a, b, e.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.1 De oudheid:
ontstaan en hoogtepunt van granulatie
81
2.74
2.75
Afb. 2.74. Etrurië (Praeneste/ Palestrina),
schouderbroche (detail), 640-620 v. Chr., goud op
bronzen onderstel, lengte 17,3 cm x 10,3 cm,
Rome, Museo Nazionale Etrusco di Villa Giulia,
inv. 61545.
Afb. 2.75 Etrurië (Vetulonia), Sanguisugabroche, ca.
630 v. Chr., goud, lengte 15,6 cm, Firenze, Museo
Archeologico, inv. 77261.
82
Etrurië
Dankzij de Feniciërs bereikte de granulatietechniek ook de Etrusken die haar
tot een niet meer geëvenaard technisch en artistiek hoogtepunt brachten.171 De
granulatiekunst bereikte dus vanuit het Midden-Oosten Etrurië, waardoor het
ook niet vreemd is dat in de aanvangsfase (ook de oriëntaliserende fase genoemd)
die zich situeert in de 7de eeuw v. Chr., de Etruskische granulatiekunst een sterke
Oosterse invloed vertoont.172 Volgens stijlkenmerken laten zich in deze eerste fase
twee verschillende scholen onderscheiden: de Zuidelijke school met als centrum
Praeneste, waar veel gebruik gemaakt werd van de zuiverste lijngranulatie (afb.
2.74) en een Noordelijke school met als centrum Vetulonia, waar men vooral
voorkeur had voor overdadige versieringen in iguratieve vlakgranulatie (afb.
2.75).173
Wanneer de Grieken hun eerste Westerse kolonies in Zuid-Italië, het antieke
Magna Grecia bereikten, beïnvloedden ook zij de Etruskische edelsmeedkunst.174
Deze invloeden worden vanaf 650 v. Chr. duidelijk herkenbaar en overheersend
vanaf de 5de eeuw v. Chr., zonder echter de Etruskische stijl te laten verdwijnen.
Deze Griekse invloed is waarschijnlijk toe te schrijven aan de samenwerking tussen
Etruskische en Griekse goudsmeden in bepaalde Etruskische ateliers. Kenmerkend
bij deze sterke Griekse invloed is de opkomst van iligraan.175
Vanaf de 5de eeuw v. Chr. wordt de Griekse invloed op de Etruskische
edelsmeedkunst zo sterk dat er nauwelijks nog een onderscheid is waar te nemen
tussen de Etruskische en de Griekse voorbeelden. In deze Klassieke Periode
wordt granulatie niet enkel meer als opulente sier gebruikt, maar doet het ook
dienst als hulpmiddel voor de overbrugging van open soldeernaden en andere
gaten.176 Tijdens de laatste fase van de Etruskische granulatiekunst die zich
situeert tussen 400 en 250 v. Chr. is er in Noord-Italië een nog niet te verklaren
heropleving waar te nemen van een volledig eigen Etruskische sieradenstijl, waarbij
de granulatietechniek zelf, naast granulatie-imitaties en iligraan slechts een
ondergeschikte rol meer speelt.
171 Nestler & Formigli, 1993: 14; Een andere optie is dat wanneer de Etrusken migreerden vanuit Klein-Azië naar Italië vanaf de 8ste
eeuw v. Chr. de kennis van de granulatiekunst meebrachten. (Harrel-Courtes, 1964); Het belang van de Fenicische invloed op de Etruskische
granulatiekunst is volgens Wolters moeilijk in te schatten en laat zich volgens Wolters voor de periode van 700-650 v. Chr. uitsluiten. (Wolters,
1986: 83) De Etruskische gegranuleerde sieraden werden in deze aanvangsfase vooral beïnvloed door voorbeelden uit de Indo-Germaanse
Villanova Cultuur die oorspronkelijk Noord-Italië bevolkte tussen 1000 en 500 v. Chr. (Wolters, 1986: 79-80)
172 Nestler & Formigli, 1993: 14.
173 Wolters, 1986: 79.
174 Guzzo in Cianferoni, 1996: 159.
175 Wolters, 1986: 82.
176 Nestler & Formigli, 1993: 17.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.1 De oudheid:
ontstaan en hoogtepunt van granulatie
83
2.76
2.77
Afb. 2.76. Etrurië, (Cerveteri/ Caere), speld,
goud, ca. 650 v. Chr., 31,5 cm x 24,0 cm, Rome,
Vaticaan, Museo Etrusco Gregoriano, inv. 669.
Afb. 2.77. Etrurië (Vulci), oorsieraad, ca. 350 v.
Chr., goud, hoogte 7,6 cm, Rome, Vaticaan,
Museo Etrusco Gregoriano, inv. 13503.
84
Hoe geniaal de Etrusken ook met granulatie omgingen in hun versieringen
en voorstellingen (afb. 2.76), nergens is een voorbeeld terug te vinden waar de
granules ook in de structuur van het sieraad van enig belang waren, waardoor
constructie en versiering van elkaar gescheiden blijven. De Etrusken gebruikten
doorgaans ook zeer kleine granules, wat hen dus ook moeilijk toeliet om daarmee
op zichzelf staande sieraden of andere objecten te bouwen. In een zeldzaam
geval en op een bijzonder bescheiden manier gebruikten de Etrusken vrijstaande
granulatie, bijvoorbeeld in druivenoorhangers waar een trosvormige compositie
van gedreven halve bollen in verschillende groottes, vervolledigd werd door clusters
van granulatie. De granules hebben hier niet enkel een versierende functie, de
compositie van de gedreven bollen lijkt zelfs gebaseerd te zijn op het organiserend
vermogen van de granules waardoor granulatie als onderwerp van de compositie
kan gezien worden (afb. 2.77).
Na het verdwijnen van de Etruskische granulatiekunst177 zijn er geen culturen meer
geweest die bijzonder vernieuwend of op een geniale manier en op grote schaal
met de granulatiekunst als zelfstandige techniek hebben gewerkt, noch op technisch,
noch op artistiek vlak. De granulatiekunst verspreid zich wel verder in Europa
en over de rest van de wereld. Omdat het voor dit onderzoek weinig relevant is
om deze brede verspreiding en evolutie van de granulatiekunst te beschrijven
wordt slechts één uitzonderlijk voorbeeld naar voor geschoven waar een aantal
verschillende toepassingen van granulatie in gecombineerd worden.
2.78
Afb. 2.78. China (Tang-Dynastie), haarspeld
(detail), 6de-8ste eeuw, verguld zilver, 28 cm x
1,75 cm, detail 5,5 cm x 1,75 cm, Londen,
British Museum, OA 1938.5-24.252.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.1 De oudheid:
ontstaan en hoogtepunt van granulatie
China
Tijdens de Tang Dynastie (618-906), de Chinese ‘gouden eeuw’, ontstaat in China
uitermate boeiend en kwalitatief hoogstaand granulatiewerk. Een voorbeeld dat
deze kwaliteit illustreert is een ijn uitgevoerde U-vormige speld (afb. 2.78). De
basisconstructie van deze haarspeld is een omgekeerde U-vormige draad in verguld
zilver, die tevens dienst doet als speld. De ruimte binnenin het bovenste deel van
de omgekeerde U-vorm is rijkelijk versierd met een combinatie van iligraan en
granulatie. Naast een versierende hebben de granules ook nog een constructieve
functie omdat ze soldeernaden verstevigen en ruimtes opvullen waar het draadwerk
niet raakt aan het buitenframe, waardoor de granules een dragende functie krijgen.
Daarnaast zijn een aantal delen in het open lorale deel volledig opgevuld met
vrijstaande granulatie. Het onderste deel van de speld bestaat uit een gouden plaat,
die zowel aan de voor- als aan de achterzijde versierd is met granulatie. In hetzelfde
stuk zijn er dus vier verschillende toepassingen van de granulatietechniek terug
te vinden: (1) in combinatie met iligraan, (2) structureel door het verstevigen van
soldeernaden en het verbinden van een opengewerkt loraal draadmotief met het
U-vormig frame, (3) vrijstaand in een frame en (4) als versiering op een ondergrond.
Untracht spreekt over een “truly extraordinary achievement”.178
177 Vanaf het midden van de 3de eeuw v. Chr. worden de Etruskische steden opgenomen door de groeiende macht van Rome. Samen met de
ondergang van de Etruskische beschaving, ten gevolge van politieke en economische problemen, verdwijnt ook de Etruskische granulatiekunst.
(Tait, 2006: 61-65)
178 Untracht, 1985: 352.
85
2.79
2.80
2.81
Afb. 2.79. Zweden (Gotland), schijfvormige hanger,
11de-12de eeuw, goud, Ø 7,3 cm, Stockholm,
Statens Historiska Museum, SHM 399.
Afb. 2.80. Zuid-Rusland, schrijn, begin 12de
eeuw, zilver, hoogte 23,0 cm x 29,7 cm, Trier,
Domschat.
Afb. 2.81. Zuid-Rusland, schrijn (detail), begin
12de eeuw, zilver, hoogte 23,0 cm x 29,7 cm ,
detail ca. 8 cm x 7 cm, Trier, Domschat.
86
2.4.2 De middeleeuwen: het verval van granulatie als een
zelfstandige techniek
In de middeleeuwen en zeker bij de Vikingen verliest de granulatiekunst grotendeels
aan belang als zelfstandige versieringstechniek en zal vanaf nu voornamelijk
ter vollediging van iligraanmotieven voorkomen.179 Een typisch kenmerk van
de granulatiekunst van de Vikingen is omwille van de schaarsheid van goud
het gebruik van grotere zilveren granules, met signiicante kwaliteitsverschillen
tussen de verschillende gevonden stukken.180 Vanaf de 11de eeuw ontstaat meer
goudgranulatie en terwijl het artistiek niveau afneemt met een verdere verwijdering
van het typische gebruik van de Vikingornamentiek is er anderzijds een nog niet te
verklaren technische verbetering vast te stellen en bereikt het granulatiewerk van de
Vikingen voor Noord-Europa een niet eerder geziene kwaliteit (afb. 2.79).181
Tijdens de late middeleeuwen wint de religieuze edelsmeedkunst aan betekenis,
waardoor granulatie, vooral in combinatie met iligraan, rijkelijk zal toegepast
worden in religieus vaatwerk, zowel in zilver als in goud. Een technisch hoogtepunt
uit de late middeleeuwen is het onder Byzantijnse invloed Russische granulatiewerk
uit de 12de tot het begin van de 14de eeuw. Uit de 12de eeuw komt een zilveren
schrijn uit de schat van de Kathedraal van Trier waarvan de zijden volledig
opengewerkt zijn met iligraan en bedekt met granulatie (afb. 2.80, 2.81).182
Zonder verdere vernieuwing leeft de granulatietechniek tijdens de nieuwe tijd
ononderbroken voort, zowel als zelfstandige techniek als ter vollediging van
iligraan zowat overal in Europa alsook in de volkskunst van beschavingen verspreid
over de hele wereld zoals bijvoorbeeld India, Iran en Afrika.183
179 Eilbracht, 1999: 39.
180 Tait, 2006: 16; Rosenberg, 1918: 109.
181 Wolters, 1986: 166.
182 Wolters, 1986: 174, 218, afb. 286, 287.
183 Wolters, 1986: 225.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.2 De middeleeuwen:
het verval van granulatie als een zelfstandige techniek
87
2.82
2.83
Afb. 2.82. Ernesto Pierret, Rome, broche,
ca. 1884, goud, breedte 6,1 cm, Pforzheim,
Schmuckmuseum Pforzheim, inv. Nr. KV 80.
Afb. 2.83. Castellani, ibula, ca. 1862, goud,
Rome, Museo Nazionale Etrusco di Villa Giulia,
85002.
88
2.4.3 De nieuwste tijd: de herontdekking van de antieke
granulatie
In het Victoriaans Europa ontstond vernieuwde (publieke) interesse voor granulatie,
onder meer door de rijk gegranuleerde Etruskische sieraden die tijdens de
opgravingen in het begin van de 19de eeuw gevonden werden, met als gevolg een
ware archeologische revivalmode.184 Hierdoor ontstond een grote vraag naar dit
soort van sieraden maar aangezien de echte opgegraven sieraden snel uitgeput
waren en bovendien enkel voor de allerrijksten bestemd waren, ontwikkelde zich
een nieuwe stijl, geïnspireerd door de antieke stukken (afb. 2.82).185
Maar het bleef niet bij inspireren alleen, antieke stukken werden ook geïmiteerd
en vervalst. Deze imitaties beperkten zich niet enkel tot het vormelijke aspect
maar teneinde betere imitaties te bekomen werden ook de gebruikte technieken
nauwgezet bestudeerd en geïmiteerd. Het bleek echter dat zij de extreem ijne en
zuivere kwaliteit van het oude klassieke Griekse en Etruskische granulatiewerk
(cf. 2.4.1) niet konden bereiken. Het verbinden van duizenden perfecte bolletjes
met elkaar en aan een ondergrond, zonder dat de tussenruimtes werden opgevuld
met solduur leek niet mogelijk. Door de verwondering van de ongeziene
technische kwaliteit ontstond de discussie over het geheim van granulatie, over
hoe de Grieken en de Etrusken zulke perfecte kwaliteit konden bereiken. De
familie Castellani speelde hierin een belangrijke rol, hoewel ook zij na diepgaand
onderzoek geen oplossing vonden voor het mysterie van de antieke granulatie.
Hun op antieke voorbeelden geïnspireerde granulatiewerk was wel van een
danig hoge kwaliteit dat het werd aangekocht door musea en verzamelaars (afb.
2.83).186 Ondanks de gedrevenheid die de Castellani’s hadden konden zij het
geheim van de granulatietechniek niet ontsluieren. Nochtans was hun eindeloos
experimenteren geen verloren moeite aangezien hun passie de aanleiding was
voor een grotere en meer algemene zoektocht. Meer dan een eeuw lang zochten
verschillende generaties van vooral goudsmeden, zonder iets van elkaar af te weten
en op verschillende plaatsen, met eindeloze technische experimenten, naar een
oplossing.187
184 Bv. de opgravingen van Etruskische sieraden in het Regolini-Galassi-Graf in Cerveteri, het oude Caere, in 1836. (Richard & Sadow in
Hackens & Winkes, 1983: 106-107) Volgens Shirley Bury beïnvloedden de opgravingen van Pompeï en Herculaneum, die reeds begonnen in
de 18de eeuw, nauwelijks de 19de eeuwse ontwikkelingen op het vlak van sieraden tot wanneer een Napolitaanse juwelier, Sarno, sieraden ging
maken die geïnspireerd waren op historische modellen, en daar het nodige succes mee had. Het waren zijn arbeiders die, nadat Sarno zijn zaak
had stopgezet, antieke stukken gingen restaureren, imiteren en vervalsen. (Bury, 1975: 664-665)
185 Richard & Sadow in Hackens & Winkes, 1983: 106-107.
186 Volgens Wolters wordt de waarde van het onderzoekswerk van de familie Castellani overschat en moet het vooral in het licht gezien worden
van hun praktijk als handelaars in antiek en kunst. Magagnini daarentegen plaatst, na recenter onderzoek, de familie in een andere rol, zijnde
het slachtoffer van enkele verkochte vervalsingen. (Wolters, 1986: 232-235; Magagnini, 2004: 293-294)
187 Wolters, 1986: 232-235.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.3 De nieuwste tijd: de
herontdekking van de antieke granulatie
89
2.85
2.86
Afb. 2.85. Elisabeth Treskow, broche, ca. 1941,
goud, diamant, parel, hoogte 6,4 cm, Pforzheim,
Schmuckmuseum Pforzheim, inv. Nr. 1976/ 20.
Afb. 2.86. John Paul Miller, halssieraad: Armoured
Polyp, 1969, goud, textiel, hoogte 7,5 cm, New
York, Museum of Arts & Design.
90
2.84
In het begin van de 20ste eeuw ontwikkelden verschillende goudsmeden, zowel
in Duitsland als in Engeland, procedés om een metallieke verbinding tot stand
te brengen, zonder toevoeging van solduur, waaronder het reactiesolderen, de
granulatiemethode die door de antieke goudsmeden werd gebruikt. De grote en
beslissende doorbraak kwam er echter in 1933 toen een Londense goudsmid HAP
Littledale een patent nam op “Improvements in Hard Soldering Mixtures and Hard Soldering
Processes” (Brits Patent n° 415181). Algemeen wordt aangenomen dat hij de eerste
was die de antieke granulatie zonder toevoeging van solduur herontdekte, maar de
Duitse goudsmeden Elisabeth Treskow (1898-1992) en Johann Michael Wilm senior
(1885-1963) en de Duitse kunsthistoricus Dr. Hans Joachim Wagner (1871-?) waren
respectievelijk 5, 13 en zelfs meer dan 20 jaar vroeger dan Littledale. De grote
verdienste van Littledale was in de eerste plaats dat hij de verbindingsmethode van
het reactiesolderen op een wetenschappelijke en begrijpelijke manier uitschreef en
er ook een patent op nam. Bovendien is het ook vermeldenswaard dat de kwaliteit
waarmee hij historische stukken heeft gekopieerd buitengewoon hoog was (afb.
2.84, 2.69).188 Tenslotte wordt het bewijs dat het reactiesolderen ook werkelijk
gebruikt werd bij de antieke granulatie pas in 1982 geleverd door Parrini, Formigli
en Mello.189
2.69
Rond 1950 zou men deze heropleving, gekenmerkt door vele technische
experimenten, met als doel de geheimen van de ‘verloren’ techniek van de
antieke granulatie te ontdekken en tevens de oude antieke stukken te kopiëren,
kunnen afsluiten. Na deze ‘vrijmaking’ van antieke voorbeelden gebruiken
juweelkunstenaars uit vooral Europa en de Verenigde Staten granulatie als een
creatief medium, maar hoofdzakelijk in klassieke vorm en met traditionele
methodes. Voorbeelden zijn vooral Elisabeth Treskow in Duitsland en John
Paul Miller (°1918) in de Verenigde Staten. Beide goudsmeden pasten de
granulatietechniek vooral op een traditionele, versierende manier toe. Bij
Treskow staat het gebruik van granulatie grotendeels onder invloed van de
antieke granulatiekunst. Parallel met de vormen van haar sieraden beperkten de
aangebrachte decoraties zich tot eenvoudige abstracte motieven en iguratieve
voorstellingen (afb. 2.85).190 Daarnaast herstelde en vervolledigde zij ook veel
antieke stukken.191 Miller, die naast goudsmid ook schilder was, liet een veel grotere
vormenrijkdom zien, niet alleen in de gegranuleerde patronen, maar ook in de
totaalvormen van zijn sieraden. De inspiratie voor zijn werk vond hij voornamelijk
in de natuur en in het bijzonder in wat er onder de zeespiegel leefde. Als gevolg
hiervan vertonen zijn sieraden een zeer organische vormgeving, uitgevoerd in een
uitzonderlijke technische kwaliteit, zowel in het algemene goudsmeedwerk als in de
aangebrachte granulatie (afb. 2.86).192
Afb. 2.84. H. A. P. Littledale, exacte kopie van de
Cypro-Mykeense granaatappelvormige hanger uit de
14de eeuw v. Chr. (afb. 2.69), 1933-1936,
goud, hoogte 3,6 cm.
Afb. 2.69. Cyprus (Enkomi), hanger, 14de eeuw
v. Chr., goud, hoogte 3,6 cm, Londen, British
Museum, G&R 97.4-1.356/BMCJ 623.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.3 De nieuwste tijd: de
herontdekking van de antieke granulatie
188 Wolters, 1986: 236-237, 268-269 (afb. 376, 378).
189 Parrini, Formigli & Mello, 1982; Nestler & Formigli, 1993: 25; Wolters, 1986: 9.
190 Witthaus & Treskow, 1942.
191 Chadour & Joppien, 1985.
192 Taft, 2006; Wolters, 1986: 237- 238.
91
2.87
2.88
92
2.4.4 Granulatie vandaag
Granulatie is een techniek die vandaag, net zoals vroeger, deel uitmaakt van de
collectie technieken en beeldende mogelijkheden van de edelsmid. Sommige
kunstenaars gebruiken de granulatietechniek sporadisch wanneer het noodzakelijk
is binnen de context van hun werk om een bepaald idee vorm te geven, terwijl
andere de granulatietechniek eerder als uitgangspunt beschouwen. In de inleiding
werd aan de hand van de tentoostelling Granulation 96 reeds een beeld geschetst van
het hedendaagse gebruik van granulatie. Voor de meeste deelnemende kunstenaars
was het werken met de granulatietechniek eerder uitzonderlijk. Van diegene
die haar reeds langer gebruikten en zich binnen de scène van de hedendaagse
sieraadkunst bewegen, zijn vooral Giovanna Corvaja en de Australische kunstenaar
Robert Baines ook na Granulation 96 de granulatietechniek als beeldend element op
een kritische manier blijven aanwenden.
Robert Baines
In het werk van de Australische kunstenaar Robert Baines (°1949) maakt granulatie
overwegend deel uit van iligraanstructuren. Enerzijds verbindt hij op verrassende
manier een antiek geïnspireerde vormgeving met hedendaagse voorwerpen en
materialen. Anderzijds combineert hij technieken zoals het traditioneel gebruik
van iligraan en granulatie met hedendaagse technieken zoals poedercoaten.193
Baines verricht wetenschappelijk onderzoek naar de technologieën van de antieke
goudsmid en de stilistische consequenties ervan. Om een beter inzicht te krijgen
in die technieken, kopieert hij zelf originele, antieke stukken, volgens “goldsmithing
skills based on typical technology of the same era”.194 Tijdens dit onderzoekswerk
bestudeert hij de methodes die de antieke goudsmeden gebruikten en ontdekt hij
ook gemakkelijker wanneer het om vervalsingen of latere kopieën gaat van antieke
stukken. Deze stukken herinterpreteert hij op soms ludieke manier en integreert
deze ‘nieuwe’ kennis, zijn wetenschappelijk onderzoeksobject in zijn eigen artistieke
werk. De toepassing van de granulatietechniek op zich is daarom niet noodzakelijk
vernieuwend, bij Baines overheerst het verhalende aspect en schuilt de originaliteit
in de onverwachte combinaties die hij maakt tussen het antieke en het hedendaagse.
Een goed voorbeeld van deze historische ictie is de armband Java-la-Grande (afb.
2.87, 2.88), een fantastische, uit traditioneel goudiligraan geconstrueerde armband,
waar hij hedendaagse elementen (objecten, materialen, kleuren) en ideeën aan
toevoegt. In zijn lezingen en in de begeleidende catalogus waarin deze armband
centraal staat speelt hij het spel verder en contextualiseert de armband op een
perfect technisch en historisch plausibele manier als ware het een echt antiek stuk.
Deze vermenging van oud en nieuw en het fenomeen van historische correctheid
zijn centrale thema’s binnen het werk van deze Australische kunstenaar.195
Afb. 2.87 Robert Baines, armband: Java-la-Grande,
2005, verguld zilver, ijzer, kunststof, hout,
9,9 cm x 8,9 cm x 7,4 cm.
Afb. 2.88 Robert Baines, armband: Java-la-Grande
(detail), 2005, verguld zilver, ijzer, kunststof, hout,
9,9 cm x 8,9 cm x 7,4 cm.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.4 Granulatie vandaag
193 Poedercoaten is een droge afwerkingtechniek uit de industrie waarbij op metalen voorwerpen een poeder elektrostatisch wordt aangebracht.
Vervolgens wordt het werkstuk in een oven behandeld waardoor de poeder een glanzende en beschermende laag vormt. (Thompson, 2007:
356- 359)
194 Baines, 2005: 12.
195 Baines, 2005; Baines, 2006.
93
2.89
2.90
Afb. 2.89. Giovanni Corvaja, broche, 1997, goud,
niëllo, Ø 6,3 cm, Edinburgh, National
Museum of Scotland.
Afb. 2.90. Giovanni Corvaja, oorsieraad (detail),
1996, goud, niëllo, 3,1 cm x 3,1 cm.
Afb. 2.91. Giovanni Corvaja, broche, 1999, goud,
niëllo, 6,0 cm x 6,0 cm x 1,5 cm.
2.91
94
Giovanni Corvaja
Ook de Italiaanse goudsmid Giovanni Corvaja (°1971) (afb. 2.89, 2.90, 2.91)
gebruikt granulatie vooral in combinatie met draad.196 Zijn sieraden stralen een
spanning uit tussen een stabiele, geometrische contour en de fragiele, chaotische
opvulling van deze buitenvorm met schijnbaar oneindige hoeveelheid stukjes dunne
draad, waarvan granulatie een vormelijke en versierende aanvulling is. In sommige
sieraden lijkt het er zelfs op alsof er een zwevend en opengewerkt gegranuleerd
vlak ontstaat door op het uiteinde van elk draadje een granule een plaatsen. Hier
gebruikt hij het principe van het zelfvormend vermogen van gesmolten metaal,
zoals bij de vervaardiging van de granules (cf. 2.3.1.1). Wanneer namelijk het
uiteinde van een draad verhit wordt, vindt er hetzelfde principe plaats als wanneer
een vrijstaand stukje metaal verwarmd wordt: het vormt zich in een bolletje. Het
grote verschil is dat hier het bolletje nu vast hangt aan het uiteinde van de draad.
Hoewel het werk van de twee hierboven beschreven kunstenaars zeer uiteenlopend
is, gebruiken zij beiden granulatie op een versierende en aanvullende manier;
de techniek krijgt op geen enkel moment een constructieve functie. Beiden
refereren ook aan het hoogtepunt van de granulatietechniek: Baines op een visueel
rechtstreekse manier door de techniek op een zeer traditionele manier toe passen,
Corvaja probeert de technische genialiteit waarmee de antieke goudsmeden met
iligraan en granulatie omgingen te evenaren en zelfs te overtreffen.
196 Joppien & Nickl, 1999.
2. Granulatie/ 2.4 Historische situering/ 2.4.4 Granulatie vandaag
95
96
3. GROEP 1: GRANULATIE ALS
BOUWSTEEN VAN HET OBJECT
Om een duidelijk beeld te kunnen schetsen van het technisch vernieuwende
karakter van dit project zal vanuit een technisch standpunt beschreven worden
op welke manier de traditionele technieken en processen van granulatie, zoals
die in het vorig hoofdstuk uiteengezet werden, tijdens dit onderzoek werden
aangepast en in dit project hun toepassing vonden (cf. 3.1). De structuur van deze
inleiding loopt enigszins parallel met de indeling in het vorige hoofdstuk waar de
traditionele technieken van granulatie werden besproken, omdat op deze manier de
gelijkenissen, maar vooral de verschillen met de traditionele technieken duidelijker
worden. Aansluitend op deze inleiding wordt het onderzoek, waarbij granulatie als
bouwsteen van het object gebruikt wordt, behandeld (cf. 3.2, 3.3).
3.1 Adaptatie van de traditionele techniek
De adaptatie van de traditionele techniek en de toepassing ervan in het eigen werk
geldt uitsluitend voor de objecten uit groep één, zij die werkelijk opgebouwd zijn
met granules, omdat het precies die objecten zijn die zich voornamelijk vanuit een
technische probleemstelling ontwikkelen (cf. 1.2.1). De tweede groep objecten (cf.
hoofdstuk 4) komen in deze context niet aan bod omdat de techniciteit van deze
objecten niet het onderwerp van het onderzoek uitmaakt.
In dit deel worden vooral de technieken en methodes die toegepast worden ter
vervaardiging van de individuele granules en bij het toevoegen van het koper
behandeld. De plaatsing van de granules, het verbindingsproces en de speciieke
manieren waarmee de individuele objecten uiteindelijk tot stand kwamen worden,
net als de inhoudelijke en relectieve aspecten, bij de bespreking van de objecten
zelf behandeld.
Bij het plaatsen van de granules en bij het granuleren zelf onderscheiden zich twee
mogelijkheden: (1) de objecten die in een mal werden opgebouwd en waarvan de
vorm bijgevolg op voorhand vastligt (cf. 3.2) en (2) de objecten die niet in een mal
werden opgebouwd en waarbij de vorm niet op voorhand bepaald werd (cf. 3.3).
Deze twee mogelijkheden zorgen voor een indeling in twee groepen van objecten.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek
97
98
3.1.1 De vervaardiging van de granules
In dit project worden een aantal verschillende, ten opzichte van de traditionele
granulatie, afwijkende soorten van granules gebruikt, elk met een speciieke
vervaardigingswijze.
Standaardgranules
De meest gebruikte granules in dit project zijn ronde, zilveren (925/1000) granules
met een diameter van ca. 3,2 mm (afb. 2.1).197 Vanuit traditioneel standpunt zijn
dit grote granules (cf. 2.2.1), maar voor de objecten van groep één waarbij de
granules tegelijkertijd het object moeten bouwen en het gewicht ervan moeten
kunnen dragen is dit volume noodzakelijk. Het vervaardigen van deze relatief grote
granules zorgt onmiddellijk voor een probleem, namelijk dat zij slechts met veel
moeite op de traditionele manier –liggend in houtskoolpoeder– kunnen worden
gemaakt. Wanneer namelijk grotere stukjes metaal in het houtskoolpoeder gelegd
worden, valt het op dat deze massa te groot is om zichzelf in één keer vanuit een
plaatje of een stukje draad in een bolletje te kunnen vormen. Daardoor moeten
de plaatjes of de reeds half gevormde granules verschillende keren opnieuw in
het houtskoolpoeder worden gelegd teneinde bruikbare granules te verkrijgen.
Het gevolg is dat deze methode enorm arbeidsintensief198 is en bovendien zonder
zekerheid op een perfect resultaat. Een bijkomend probleem is dat deze grote en
bijgevolg ook zware granules soms door het poeder heen tot op de bodem zakken,
met als gevolg een afgeplatte granule (cf. 2.2.1).
Bij de vervaardiging van grotere granules spreken bepaalde bronnen over het
maken van een holte in een houtskoolblok, waarin dan een stukje metaal geplaatst
wordt en vervolgens met een vlam wordt verhit tot het smeltpunt. Hierdoor vormt
het metaal, volgens hetzelfde fenomeen als eerder beschreven, een bolletje, een
principe dat ook wel shotting genoemd wordt (cf. voetnoot 91). Omdat het metaal
niet op een plat vlak maar in een klein kommetje wordt gesmolten is het ook niet
afgeplat onderaan en ontstaat er, onder de juiste omstandigheden,199 een (perfect)
bolletje. Dit principe functioneert goed, maar aangezien het zilver tijdens zijn
gesmolten fase zich niet in een reducerende omgeving bevindt en het vloeibare
metaal dus zuurstof kan opnemen is het voor zilver en dus voor dit project een
ongeschikte werkwijze. De eerder opgenomen zuurstof ontsnapt namelijk terug
aan het zilver tijdens het granuleren onder de vorm van ‘spatten’ wanneer het
oppervlak van het zilver terug in een vloeibare staat wordt gebracht (cf. voetnoot
92). Vermits elke granule individueel opgewarmd dient te worden is dit ook een
uitermate tijdrovende activiteit is.
197 De bepaling van dit formaat gebeurde eerder toevallig. Aanvakelijk werd gekozen voor een granulemaat ergens tussen 3,0 en 3,5 mm. Via
een vergelijkende berekening werd beslist om plaatjes te vervaardigen van 3,7 mm x 3,7 mm x 1,25 mm (volume = 17,11 mm3) wat nagenoeg
overeenkomt met een bol van Ø 3,2 mm (volume = 17,148 mm3). De plaatjes zelf mogen niet te groot zijn omdat ze dan niet in één keer tot
een bolletje kunnen worden gevormd. Wanneer echter de plaatjes te dik worden is het problematisch om ze nauwkeurig te kunnen knippen. 3,7
mm x 3,7 mm x 1,25 mm bleek een goed compromis te zijn. Aangezien de schaar die de plaatjes knipt een ambachtelijk gereedschap is, moet
steeds rekening gehouden worden met een zekere afwijking.
198 Voor sommige objecten, bv. voor Fractal Piece waren tienduizenden granules nodig.
199 De juiste omstandigheden zijn wanneer de diameter, de vorm en de diepte van het kommetje afgestemd zijn op het volume van het
gesmolten metaal.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.1 De vervaardiging
van de granules
99
3.2
3.3
3.4
3.5
Afb. 3.2. David Huycke, vuurvaste tegel waarin de
granules worden gevormd (detail), 2009, aardewerk,
9 cm x 9 cm x 1 cm.
Afb. 3.3. David Huycke, vuurvaste tegel waarin de
granules worden gevormd (detail), 2009, aardewerk,
9 cm x 9 cm x 1 cm.
Afb. 3.4. David Huycke, geknipte strips, 2009, zilver
925/1000, 114 mm x 3,7 mm x 1,25 mm.
Afb. 3.5. David Huycke, 2009, knippen van de
vooraf gesneden strips in kleine vierkante plaatjes, zilver
925/1000, 114 mm x 93 mm x 1,25 mm.
100
3.1
Omdat het principe van de holte behoorlijk functioneert, maar niet bruikbaar
is wanneer het vloeibare zilver aan de lucht is blootgesteld, leek een combinatie
hiervan met het principe van het houtskoolpoeder een goede oplossing.
Hiervoor werd een eigen systeem uitgewerkt waarbij de granules in een
reducerende atmosfeer in vooraf gemaakte holtes gevormd kunnen worden. Het
uitgangsmateriaal zijn tegels in klei waar in het bovenoppervlak met behulp van
een bolle pons manueel holtes worden gedrukt (afb. 3.1). De diameter van de
uiteindelijk gewenste granule bepaalt de diameter van de holte en van de pons,
rekening houdend met de krimp van de natte klei en de krimp van het bakken van
de tegel (afb. 3.2).200 De diepte van de ingedrukte holte is van minder belang maar
moet minstens de helft van haar diameter bedragen zodat de grootste diameter
van de granule, de ‘evenaar’ onder de rand van de holte blijft. De bovenrand van
de ingedrukte holte wordt nog afgeschuind zodat wanneer het stukje metaal er op
ligt, het automatisch naar beneden schuift wanneer het vormingsproces van de
granule start. Nadat de tegels gebakken zijn kunnen in alle holtes stukjes zilver met
eenzelfde volume gelegd worden (afb. 3.3).
De eenvoudigste en snelste manier om deze identieke hoeveelheden metaal te
bekomen is door vierkante plaatjes te knippen. Het beginmateriaal is een zilveren
plaat waarvan met een guillotineschaar strips van eenzelfde breedte geknipt worden
(afb. 3.4). Deze strips worden vervolgens naast elkaar gelegd en met plakband
aan elkaar geplakt waardoor er opnieuw een plaatvorm ontstaat. Van deze ‘plaat’
worden, met de richting van de strips haaks op de messen van de schaar die nog
steeds op dezelfde opening is ingesteld, perfecte vierkante stukjes afgeknipt die
precies hetzelfde volume hebben als de gewenste granules (afb. 3.5, 3.6).
Afb. 3.1. David Huycke, vuurvaste tegel waarin de
granules worden gevormd, 2009, aardewerk,
9 cm x 9 cm x 1 cm.
Afb. 3.6. David Huycke, vierkante plaatjes waaruit
de granules zullen worden gevormd, 2009, zilver
925/1000, 3,7 mm x 3,7 mm x 1,25 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.1 De vervaardiging
van de granules
3.6
200 De tegels werden gemaakt in Raku Modelling klei van het merk Potterycrafts Clays, Stoke-on-Trent, Ref: P1361, gebakken op 1260°C. Door
ze telkens in een reducerende omgeving te bakken (in houtskoolpoeder, tijdens het vervaardigen van de granules) worden de tegels zwart.
101
3.8
Afb. 3.7. David Huycke, vuurvaste tegels waarin de
granules worden gevormd, 2009, aardewerk, 9 cm
x 9 cm x 1 cm.
Afb. 3.8. David Huycke, de tegel met de zilveren
plaatjes wordt in de kroes gelegd, 2009, vuurvaste
steen, houtskool, zilveren plaatjes, 12 cm x 12 cm
x 4 cm.
Afb. 3.9. David Huycke, op de met zilveren plaatjes
gevulde tegel wordt een stukje papier gelegd waardoor het
houtskoolpoeder niet tussen de plaatjes en de holtes in de
tegel kan geraken, 2009, 12 cm x 12 cm x 4 cm.
Afb. 3.10. David Huycke, de rest van de kroes wordt
opgevuld met houtskoolpoeder, 2009, 12 cm x 12 cm
x 4 cm.
102
3.9
3.10
Wanneer de holtes in de aardewerken tegels allemaal gevuld zijn met zilveren
plaatjes (afb. 3.7) worden de gevulde tegels vervolgens op de bodem van een platte
vuurvaste kroes geplaatst (afb. 3.8). Alvorens zij de oven in kunnen worden de
tegels met de plaatjes afgedekt met een stuk papier (afb. 3.9) om te vermijden dat
het houtskoolpoeder, waar de kroes vervolgens mee wordt gevuld (afb. 3.10), tussen
de zilveren plaatjes en de holtes in de tegel terecht komt wat onvermijdelijk fouten
geeft in de granule. De kroes wordt tenslotte afgedekt met een stenen deksel zodat
tijdens het opstookproces in de kroes een reducerende atmosfeer ontstaat waardoor
het houtskoolpoeder en het papier slechts ten dele kunnen verbranden. De gevulde
kroezen gaan vervolgens de oven in die opgestookt wordt tot ongeveer 100°C
boven de smelttemperatuur van het zilver waarna de plaatjes zich omvormen in
bolletjes (afb. 3.11). Omdat de massa die in de oven gaat zo groot is201 neemt het
opstoken maar vooral het afkoelen veel tijd in beslag waardoor de kristalstructuur
van de granules zeer grof en duidelijk zichtbaar is met het blote oog.202 De granules
worden om die reden nadat ze uit de tegels en uit de kroezen worden gehaald nog
verschillende uren gepolijst in een polijsttrommel met als resultaat perfect ronde,
gladde en blinkende zilveren granules (afb. 3.12).
Om perfect ronde granules te bekomen is het van cruciaal belang dat de holtes in
de tegels de juiste afmetingen hebben. Zijn de holtes te klein voor het volume zilver
dat er in moet worden gevormd, dan zal het metaal buiten de rand van de holte
komen, met als gevolg een paddenstoelachtige granule. Is daarentegen het volume
metaal te klein voor de holte dan zal de bolstraal van de granule aan de onderzijde
platter zijn dan aan de bovenkant waardoor hetzelfde fenomeen als bij de afplatting
optreedt. Tenslotte is het noodzakelijk om te stellen dat de maximale grootte van de
granules die via deze methode tot stand komen ook beperkt is.203
3.11
3.12
Afb. 3.11. David Huycke, granules met een
grof kristallijne structuur als gevolg van het trage
afkoelingsproces, 2009, zilver 925/1000, Ø 3,2 cm.
201 Kroezen, aardewerken plaatjes, deksels en in mindere mate het zilver.
Afb. 3.12. David Huycke, gepolijste granules, 2009,
zilver 925/1000, Ø 3,2 cm.
deze granules is reeds een duidelijke afwijking en een zekere vorm van ‘afplatting’ waarneembaar: de kleinste diameter van de granule bedraagt
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.1 De vervaardiging
van de granules
202 Hoe sneller vloeibaar metaal stolt, hoe ijner de kristalstructuur van het gestolde metaal is. (Brepohl, 2001: 131)
203 Voor de objecten Dissimilar Pearl Sphere en Landscape werden via deze methode granules vervaardigd met een diameter van ca. 4,6 mm. Bij
4,4 mm, de grootste diameter 4,8 mm.
103
3.13
Afb. 3.13. David Huycke, voorgevormde afgeplatte
granules, 2006, zilver 925/1000,
Ø 9,5 mm x 4,5 mm.
Afb. 3.14. David Huycke, gepolijste afgeplatte
granules, 2006, zilver 925/1000,
Ø 9 mm x 4,6 mm.
104
3.14
Afgeplatte granules
Uit het bovenstaande kan dus worden afgeleid dat hoe groter de granule moet zijn,
hoe moeilijker het wordt om deze via de traditionele methodes te vervaardigen.
De zwaartekracht wint het duidelijk van de oppervlaktespanning wanneer de
massa metaal toeneemt. Eerder werd reeds beschreven dat granules omwille van
hun gewicht soms door het houtskoolpoeder zakken met als gevolg een afgeplat
bolletje, een granule die in de klassieke granulatie nagenoeg onbruikbaar zou zijn.
Deze ‘fout’ wordt binnen dit project in een opportuniteit omgebogen door de
afgeplatte granules effectief te gaan gebruiken. Om het vervaardigingsproces van
deze afgeplatte granules niet via puur toeval maar gecontroleerd te laten verlopen
worden vierkante plaatjes zilver geknipt van 10,5 mm x 10,5 mm x 1,2 mm. Deze
plaatjes worden één voor één op een vlakke houtskoolblok met een vlam verhit en
gesmolten tot een ruwe, afgeplatte vorm. Vervolgens worden deze ‘halve’ granules
(afb. 3.13) op de bodem van een platte kroes gelegd waarvan de rest verder wordt
opgevuld met houtskoolpoeder. De voortgang van het proces, namelijk het plaatsen
in de oven, de gebruikte temperatuur, de duur van het opstoken, is identiek zoals
eerder bij de standaardgranules reeds werd uiteengezet. Door de ruwe afgeplatte
granules in het houtskool nog eens op te warmen worden zij enerzijds van de
zuurstof gezuiverd die opgenomen werd tijdens het voorvormingsproces, wat het
mogelijk maakt om hen zonder problemen later te kunnen granuleren, anderzijds
worden ze vormelijk geoptimaliseerd (afb. 3.14).204
In tegenstelling tot de hierboven beschreven werkwijze waar de granules afgeplat
vervaardigd worden alvorens ze samen te stellen tot een object, worden reeds
volledig gegranuleerde objecten of delen ervan ook afgeplat door het oppervlak
op verschillende manieren te bewerken. Deze manieren horen in dit deel over de
adaptatie van de traditionele techniek minder thuis omdat het om mechanische
handelingen gaat die met het proces van granuleren op zich en met de aanpassing
van de techniek nauwelijks iets te maken hebben. Deze speciieke na- of
tussenbewerkingen met afgeplatte granules en afgeplat oppervlak als resultaat
worden wel behandeld bij de bespreking van de objecten zelf (cf. 3.2.7).
204 In dit formaat is het niet mogelijk om in houtskoolpoeder in de oven in één keer over te gaan van een vierkant plaatje tot een mooie
afgeplatte en doorgezakte granule.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.1 De vervaardiging
van de granules
105
3.15
3.16
Afb. 3.15. David Huycke, wassen model ter
vervaardiging van grote granules, 2006, spuitwas,
Ø wassen bollen 14,2 mm.
Afb. 3.16. David Huycke, zilveren afgietsel van het
wassen model (afb. 3.15), 2006, zilver 925/1000,
Ø zilveren bollen 14,2 mm.
106
Extreem grote granules
Omdat dit project de grenzen van bepaalde technische mogelijkheden van
granulatie tracht af te tasten werd gezocht naar mogelijkheden om nog grotere
granules te vervaardigen. Terwijl dit eerder (cf. 2.2.1) al tot technische problemen
leidde maar dan als een voordeel werd aangewend, wordt hier naar een totaal
andere oplossing gezocht zonder het fenomeen van de oppervlaktespanning en het
zelfvormend vermogen van een kleine hoeveelheid gesmolten metaal te gebruiken.
Een vaak toegepaste methode in de edelsmeedkunst en de beeldhouwkunst om
ruimtelijke vormen te maken is het gieten via het verloren wasprocedé. Bij deze
techniek wordt het volledige sieraad, beeld, object of delen ervan, in dit geval de
individuele bollen met de grootte van minstens een knikker, eerst in was vervaardigd
met behulp van vooraf gemaakte mallen. Deze grote wassen granules worden
vervolgens via een dun kanaal met een centrale wassen staaf verbonden, zodat één
groot geheel ontstaat (afb. 3.15). Dit wassen geheel wordt dan in een stalen mantel,
de cuvette, geplaatst en overgoten met vuurvaste gips205 tot de hele cuvette gevuld is.
Na het uitharden van de gips wordt de hele massa in een oven geplaatst. Door de
hitte van de oven hardt het gips volledig uit en smelt de was die vervolgens naar
buiten wegloopt langs de opening van de centrale staaf die in verbinding staat met
de buitenkant van de cuvette.206 De was is bijgevolg ‘verloren’ waardoor in de gips
een lege ruimte ontstaat. Langs het centrale kanaal wordt het gesmolten metaal in
de lege ruimte gegoten. Wanneer het metaal gestold en de gips verwijderd is, komt
een perfecte metalen kopie van het wassen origineel tevoorschijn (afb. 3.16). Nadat
de grote zilveren bollen van de centrale staaf afgezaagd zijn, worden zij verder
afgewerkt en precies zoals de andere granules in een polijsttrommel hoogglanzend
gepolijst. De overweging om deze granules te gieten is omdat ze te groot en te
zwaar waren om volgens de traditionele methodes te vervaardigen. Vreemd genoeg
was het geen probleem om de gegoten granules via het reactiesolderen met elkaar
te verbinden, een moeilijkheid die gezien het feit dat ze niet in houtskoolpoeder
vervaardigd werden toch nog voor problemen had kunnen zorgen. Een verklaring
ligt hoogstwaarschijnlijk in het feit dat het smelten van het zilver in een reducerende
graieten kroes gebeurt, in een elektrische oven of in een gasoven, en met als
voordeel dat tijdens de opwarming (in beide gevallen) geen of slechts een beperkte
rechtstreekse blootstelling van het gesmolten metaal aan de atmosfeer plaatsvindt.
Pas wanneer het zilver uit de oven wordt genomen om het in de open ruimte in
het gips te gieten wordt het enkele ogenblikken aan de lucht blootgesteld, maar
blijkbaar niet lang genoeg om veel zuurstof op te nemen. De hoeveelheid gesmolten
zilver dat aan de lucht wordt blootgesteld, het oppervlak van de gesmolten massa, is
in verhouding ook zeer klein ten opzichte van het volume van de smelt.
205 Het gebruikte materiaal is Satin Cast Original van het merk KerrLab.
206 Het totale uitstookproces duurde ca. 14 uur (inclusief 2 uur afkoelen), met een maximale temperatuur van 680°C. De granules werden
gegoten wanneer de cuvette op ca. 350°C was.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.1 De vervaardiging
van de granules
107
3.18
3.17
Afb. 3. 17. David Huycke, handvat van Ongetiteld,
2006, gepatineerd zilver 925/1000, Ø 4,5 cm,
Nijmegen, The Marzee Collection.
Afb. 3. 18. David Huycke, Ongetiteld, 2006, deels
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 9,5 cm x 14 cm x
7,5 cm, Nijmegen, The Marzee Collection.
108
Naast het voordeel om niet meer gebonden te zijn aan het zelfvormingsproces van
het vloeibare metaal om granules te vervaardigen en daardoor niet meer afhankelijk
te zijn van een maximale grootte, biedt het gieten van granules ook nog andere
voordelen, namelijk de vormelijke vrijheid die ontstaat doordat de bolvorm geen
noodzakelijkheid meer is. Vanuit deze vrijheid ontstond een nieuwe vorm, de ovale
granule (cf 3.3.3).
Combinaties van granules met verschillende groottes
Ondanks het gebruik van diverse, sterk verschillende formaten van granules
ontstonden in dit project ook enkele objecten die samengesteld werden met
granules van verschillende groottes (cf. 3.2.3, 3.2.5). De oorspronkelijke keuze
om in één object slechts met één formaat van granules te werken heeft vooral een
technische oorsprong, omdat het veel moeilijker is om granules van verschillende
grootte met elkaar te verbinden dan granules met dezelfde grootte. De verklaring
hiervoor is vergelijkbaar met de noodzaak om bij traditionele granulatie de dikte
van de ondergrond en de diameter van de gebruikt granules op elkaar af te
stemmen (cf. voetnoot 103). Grote en zware granules vragen in verhouding met
de kleinere granules een langere verwarmingstijd om de verbindingstemperatuur
te bereiken waardoor het gevaar bestaat dat tegen de tijd dat de grote granules
heet genoeg zijn voor granulatie, de kleine granules reeds in elkaar weggesmolten
zijn alvorens ze zich konden verbinden met die zware granules. Deze moeilijkheid
is vooral van toepassing bij opengewerkte objecten en veel minder bij compacte,
gesloten stukken omdat de verdeling van de warmte hier veel beter controleerbaar
is. Dit blijkt uit een bol handvat voor een beker (afb. 3.17) waarbij één grote
gegoten granule (∅ 14,2 mm) tussen een massa kleinere granules (∅ 3,2 mm) werd
gegranuleerd (afb. 3.18).207 De grote granule in dit handvat werd gebruikt om het
noodzakelijke gat in te boren dat nodig was om een verbinding te kunnen maken
met de kom van de beker waarop een pin gesoldeerd was. Granules die slechts een
beperkt verschil in diameter vertonen leveren minder problemen op om met elkaar
te verbonden te worden, ook in opengewerkte structuren (afb. 3.40, 3.63).
De onderstaande tabel (afb. 3.19) geeft een overzicht van de in dit project
gebruikte individuele zilveren granules, telkens met de afmetingen en het soort van
startmateriaal, de techniek waarmee ze gemaakt werden en hun vorm, afmetingen
en gewicht. De vier soorten van ronde granules werden gesorteerd naar grootte,
onafhankelijk van hun vervaardigingswijze. De kleinste granules (1) werden enkel in
het object Kissing Spheres #4 gebruikt. De meest gebruikte granules (2) vonden hun
toepassing in de objecten Pearl Sphere #1, Pearl Sphere #2, Pearlinder 1, Pearlinder 1 bis,
Pearlinder 2, Pearl Globe, Pearl Chaos Flat, Pearl Square, Pearl Chaos, Lace Sphere, Edge of
Chaos, Fractal Piece, Kissing Spheres #2, Kissing Spheres 3bis, Kissing Spheres #5, Condition
for Chaos, Illusion of Kissing Spheres, Dissimilar Pearl Sphere en Landscape. De grotere
granules die in de tegels vervaardigd werden (3) vormden in combinatie met de
meeste gebruikte granules de bouwstenen voor Dissimilar Pearl Sphere en Landscape.
De gegoten granules (4) werden gebruikt in het object Marble Bowl en in de Trofeeën
voor de Provinciale Prijzen van Oost-Vlaanderen van 2007-2008. De afgeplatte granules (5)
bouwden enkel Pearl Sphere Flat en de gegoten ovalen granules (6) werden gebruikt in
Oval Chaos.
207 Dit object behoort tot de reeks van drinkbekers die werden ingezonden voor de tentoonstelling “The Beaker”, georganiseerd door Galerie
Marzee, Nijmegen, in 2007. Dit voorbeeld wordt hier gebruikt om aan te tonen dat de combinatie tussen grote en kleine granules minder voor
problemen zorgt bij compacte, gesloten structuren.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.1 De vervaardiging
van de granules
109
Afmetingen startmateriaal (mm)
Techniek
Vorm
Diameter (mm)
Hoogte (mm)
Gewicht (gr)
1.
2,0 x 2,0 x 1,2
in houtskoolpoeder
rond
1,9-2,0
-
0,049
2.
3.
4.
5.
6.
3,7 x 3,7 x 1,25/1,3
6,6 x 6,6 x 1,2
10,5 x 10,5 x 2,0
-
vuurvaste tegels
vuurvaste tegels
gegoten
bodem kroes
gegoten
rond
rond
rond
afgeplat
ovaal
3,2-3,3
4,4-4,7
14,1-14,2
8,9-9,15
16
4,4-4,8
24,5
0,182
0,54
15,2
2,28
33
3.19
Objecten werden niet alleen met enkelvoudige, maar ook met samengestelde
granules opgebouwd (dubbele of drievoudige granules, of ringvormen opgebouwd
uit acht granules) om zo bepaalde constructies of bepaalde patronen te kunnen
vormen die buiten de stapel- en constructiemogelijkheden van de individuele
granules lagen. De reden waarom en de manier waarop deze modules tot stand
kwamen worden om dezelfde reden als bij de verschillende soorten van afgeplatte
granules niet in deze paragraaf maar bij de betrokken objecten behandeld.
3.1.2 Het toevoegen van het koper voor het reactiesolderen
Om via het reactiesolderen, het klassieke granulatieproces, een metallische
verbinding tussen verschillende onderdelen tot stand te kunnen brengen is
het noodzakelijk dat er een bepaalde hoeveelheid koper aanwezig is in de
verbindingszone en dat de verbinding plaatsvindt in een reducerende omgeving
(cf. 2.3.1.3). Het werken met een mengsel van organische lijmen en koperzouten,
zoals bij de klassieke granulatie, is een procedé dat bij gouden sieraden met
doorgaans kleine granules goed functioneert. Het mengsel dient niet enkel om de
reducerende atmosfeer te creëren en de verbinding tot stand te brengen, maar ook
om de granules tijdelijk op hun juiste plaats op de ondergrond vast te lijmen. In
de objecten die binnen dit onderzoek tot stand kwamen zijn noch de ondergrond,
noch de kleine granules aanwezig. Bovendien waren initiële experimenten om zilver
te granuleren met het gebruik van organische lijmen en koperzouten niet succesvol.
Om deze twee redenen drong een andere manier om het koper op de granules aan
te brengen zich op.
Afb. 3.19. David Huycke, 2009, tabel met overzicht
van de gebruikte individuele zilveren granules.
110
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.2 Het toevoegen van
het koper voor het reactiesolderen
Oppi Untracht bespreekt in zijn standaardwerk Jewelry: Concepts and Technology
(1985) verschillende manieren om het koper aan te brengen waaronder een
methode waarbij de granules op voorhand en rechtstreeks verkoperd worden. Deze
techniek bestaat er in de granules in een salpeter- of zwavelzuurbad waarin koper
is opgelost, te leggen.208 Wanneer een zuuroplossing zich in een ijzeren recipiënt
bevindt of in het zuurbad ligt een stuk ijzer, ontstaat in de vloeistof een elektrische
stroom die het aanwezige koper in een zeer dunne laag op de edelmetalen granules
neerslaat. Deze methode zorgt er dus voor dat het koper, in tegenstelling tot de
traditionele methode, direct aanwezig is op het te granuleren materiaal en niet
meer moet worden toegevoegd in de vorm van koperoxide om dan via reductie
over te gaan in metallisch koper. Het nadeel van deze methode is dat de dikte van
de koperlaag niet regelbaar is omdat die zich niet opbouwt naarmate de granules
langer in het bad liggen, maar ophoudt met ‘groeien’ wanneer de granules volledig
bedekt zijn met koper. Verkoperen op deze manier is dus vooral bruikbaar wanneer
slechts een kleine hoeveelheid koper vereist is, bijvoorbeeld bij kleine granules. Voor
de granules in dit project volstond die dunne laag niet.
Een oplossing voor dit probleem bestond erin om het koper rechtstreeks via het
elektrolytisch of galvanisch verkoperen op de granules aan te brengen.209 Bij deze
methode is geen omzetting van koperoxide naar metallisch koper meer nodig,
daarenboven kan de hoeveelheid neergeslagen koper, de dikte van de laag, precies
worden geregeld, afhankelijk van de grootte van de granules en van de gewenste
verbinding. Dit galvanisch proces werkt met een bad dat bestaat uit een oplossing
van kopersulfaat in water aangelengd met een hoeveelheid zwavelzuur om het
geleidingsvermogen van het bad nog te verbeteren. In het zuurbad bevinden
zich de te verkoperen onderdelen, de granules, en een koperen plaat. Deze
plaat is de anode en is met een geleidende draad verbonden met de positieve
pool van een externe gelijkstroomschakelaar. De objecten die moeten verkoperd
worden, de granules, vormen de kathode en worden met de negatieve pool van de
stroombron verbonden. Wanneer via de anode en de kathode door de geleidende
vloeistof een elektrische stroom wordt gestuurd, zullen koperionen van de anode
via de geleidende vloeistof neerslaan op de kathode. De hoeveelheid van het
neergeslagen koper is afhankelijk van een combinatie van de stroomsterkte (ampère)
en de tijdsduur van de verkopering.210 Een probleem dat hier ontstaat is dat in
tegenstelling tot bij de vorig beschreven methode waar de granules verkoperd
werden door het koper en de stroom die beide aanwezig waren in de vloeistof, de
granules nu moeten verbonden worden met de kathode, de negatieve pool van de
stroombron.
208 Untracht, 1985: 358. Ook Wolters beschrijft andere methodes om granules op voorhand te verkoperen: de Tauschverkupferung, het galvanische
Verkupfern en de Reduktionsverkupferung. (Wolters, 1986: 61)
209 Deze manier om granules te verkoperen werd de eerste keer beschreven in 1980 door David Thomas. (Wolters, 1986: 61)
210 Jelinek, 1997. Vijf Ampère per vierkante decimeter (= oppervlakte kathodebakje, cf. infra), met een spanning (volt) die afhankelijk is van
de weerstand van het bad (wordt bepaald door de temperatuur en de concentratie van het kopersulfaat en het zwavelzuur). De spanning wordt
aangepast tot de stroomsterkte vijf ampère bedraagt. De duur van het verkoperen varieert van tweeënhalve tot vijf minuten en hangt af van het
soort granule dat verkoperd wordt; De hier geformuleerde beschrijving van het galvanisch proces is een vereenvoudigde beschrijving maar toont
op een duidelijke manier op welke wijze het in dit project toegepast werd.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.2 Het toevoegen van
het koper voor het reactiesolderen
111
3.21
3.20
3.22
Afb. 3.20. David Huycke, kathodebakje met nog niet
verkoperde granules, 2006, koper, zilver,
10 cm x 10 cm x 1,5 cm.
Afb. 3.21. David Huycke, kathodebakje met verkoperde
granules, 2006, koper, verkoperd zilver 925/1000,
10 cm x 10 cm x 1,5 cm.
Afb. 3.22. David Huycke, verkoperde granules, 2006,
verkoperd zilver 925/1000, granules Ø 3,2 mm.
112
Omdat duizenden granules één voor één verbinden met de stroombron om dan
individueel te verkoperen een zo goed als onmogelijke opdracht is werd een nieuw
gereedschap ontwikkeld. Een plat vierkant koperen bakje, een kathodebakje,211 van
10 bij 10 cm (= 1 dm2) werd gemaakt en met de stroombron verbonden. In het
kathodebakje werden een aantal212 granules gelegd waardoor alle te verkoperen
granules verbonden zijn met de kathode (afb. 3.20). Wanneer het bakje samen met
de granules in het bad wordt gehangen en de elektrolyse wordt gestart, slaat het
koper neer op het bakje en op de granules. Het is noodzakelijk om de granules,
dus ook het bakje, in beweging te houden aangezien het voor het uiteindelijke
granuleren belangrijk is dat de granules egaal en uniform verkoperd zijn (afb. 3.21,
3.22). Het volledig en op voorhand verkoperen van de granules heeft ook nadelen
ten opzichte van de klassieke methode omdat hier het overtollige koper dat zich
niet in de verbindingszone bevindt, niet kan worden verwijderd (cf. 2.3.1.2). Het
oppervlak zal dus niet enkel aan de raak- en verbindingspunten, maar helemaal
smelten waardoor een zeer kleine verandering in de legering aan het oppervlak
ontstaat met als gevolg een (te verwaarlozen) verlaging in zilvergehalte. Voor het
verbinden op zich vormt dit verder geen probleem.213
3.1.3 De plaatsing van de granules
In tegenstelling tot de vorige stadia waarin de granules vervaardigd en verkoperd
worden, staat deze fase van het granulatieproces, het plaatsen van de granules,
niet op zichzelf. Omdat het hier gaat om ruimtelijke objecten waarvan de granules
de bouwstenen zijn, is het, los van het gebruik van een mal, onmogelijk om alle
granules in één keer te plaatsen en om ze vervolgens in één keer met elkaar te
verbinden, zoals het soms de gewoonte is bij traditionele granulatie. Het plaatsen
van de granules wordt daardoor constant afgewisseld met het granuleren zelf.
Telkens zal slechts met een beperkt aantal granules (of clusters van granules)
gewerkt worden, gaande van één tot een twintigtal en afhankelijk van het type
object, van de granules zelf en van de bouwfase waarin het object zich bevindt. Het
granuleren zonder ondergrond is bovendien behoorlijk problematisch. Bolletjes of
granules kunnen namelijk, zonder extra steun, slechts in enkele formaties gestapeld
worden, omdat ze, omwille van hun vorm, constant de neiging hebben om weg
te rollen. Daarboven komt nog dat een reeds gegranuleerde structuur zonder
ondersteuning de neiging heeft om tijdens het granuleren in te zakken onder haar
eigen gewicht (cf. 3.3.1).
211 De term ‘kathodebakje’ werd door de mezelf gegeven. Als gevolg van het vernieuwende karakter van dit project werden nieuwe
gereedschappen ontworpen en een aangepaste terminologie ontwikkeld.
212 75 gram granules (ca. 412 stuks) van 3,2 mm, of 16 gegoten granules van 14,2 mm. Het aantal werd willekeurig bepaald, rekening
houdend met het feit dat de granules in het bakje vrij moeten kunnen rollen zodat zij aan alle kanten kunnen verkoperd worden.
213 Het bolle, gespannen oppervlak veranderde nauwelijks tijdens het granuleren. Experimenten toonden aan dat dit wel voor problemen
zorgde bij vierkante ‘granules’ of bij granules die hoeken hebben. In deze gevallen zullen tijdens het reactiesolderen de hoeken sneller
opwarmen waardoor het oppervlak daar sneller zal smelten en bijgevolg de neiging hebben om de hoeken af te ronden. Hier wordt de evidentie
van het gebruik van het bolletje bij granulatie duidelijk. Wanneer met de traditionele methode gewerkt wordt (aanbrengen van het koper onder
de vorm van koperoxide, vermengd met lijm) is het eenvoudiger om het reactiesolderen plaatselijk, dus enkel op de plaatsen die moet gesoldeerd
worden, te laten gebeuren, omdat het koper zeer plaatselijk kan worden toegevoegd. Deze methode werd reeds sinds de oudheid gebruikt als
gewone soldeermethode en niet exclusief bij het granuleren (cf. 2.1.2).
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.3 De plaatsing van
de granules
113
Bij de opbouw van gegranuleerde objecten zonder ondergrond kunnen twee
verschillende constructiemogelijkheden worden voorgesteld. Enerzijds bestaat de
mogelijkheid om het object te bouwen met behulp van een ondersteunende en
vormbepalende mal. Anderzijds kan de uitdaging aangegaan worden om vanuit het
stapelen van de granules zelf een object op te bouwen. De uiterlijke vorm is dan
het resultaat van het ‘groeien’ van de granules zelf, gedicteerd door de inherente
eigenschappen van het gebruikte materiaal: de granules. Aangezien de voortgang
van het plaatsen en het metallisch verbinden van de granules totaal verschillend is
bij beide methodes, worden deze objecten afhankelijk van hun constructiemethode
- of ze al dan niet in een in een mal worden opgebouwd - in twee groepen
ingedeeld: de objecten waarvan de vorm op voorhand is bepaald (uitgewerkt onder
3.2) en de objecten waarvan de vorm niet op voorhand is bepaald (uitgewerkt onder
3.3).
3.23
Afb. 3.23. David Huycke, 2006, het gegranuleerde
object wordt tijdens het granuleren met klemmen tegen de
rand van de mal gedrukt, zodat de granules niet tussen het
onafgewerkte stuk en de mal kunnen komen te liggen.
114
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.1
Adaptatie van de traditionele techniek/ 3.1.3 De plaatsing van
de granules
3.2 Objecten gevormd door een mal
3.2.1 De mal en het verbindingsproces
Om een object in een vooraf ontworpen vorm en grootte op te bouwen uit
duizenden kleine onderdelen lijkt het noodzakelijk om op voorhand een pasvorm of
mal te maken om die onderdelen, in dit geval de granules, in of op te leggen. Deze
mal kan negatief of positief of een combinatie van de twee zijn. Een voordeel van
de negatieve mal is dat wanneer de granules er worden ingelegd ze automatisch
naar het diepste punt rollen. De rollende eigenschap verandert in een nadeel bij de
positieve mal waar zij snel de neiging hebben om er weer af te rollen.
Wanneer een metalen voorwerp, ongeacht grootte of vorm, verhit wordt, dan zet
het door de warmte uit om na afkoeling weer tot zijn oorspronkelijke afmetingen
te krimpen. Een zilveren gegranuleerd object is met andere woorden voor de
opwarming en na afkoeling kleiner dan tijdens het moment dat de werkelijke
granulatieverbinding plaatsvindt. Het werken met een positieve mal, waarrond
het object zou worden samengesteld, wordt om die reden technisch zo goed als
onmogelijk.214 Het object zou zich tijdens het verwarmen en het granuleren perfect
aanpassen aan de vorm van de mal, maar tijdens het afkoelen krimpen en scheuren
op de mal omdat het materiaal waarin de mal vervaardigd is doorgaans veel minder
beweegt bij opwarming en afkoeling dan de reeds gegranuleerde structuur. Dit
probleem is ook de directe reden waarom bij voorkeur in een negatieve mal wordt
gewerkt, die in feite de ondersteunende functie van de ondergrond bij traditionele
granulatie tijdelijk overneemt. Deze drager, de oorspronkelijke ondergrond, is
met andere woorden enkel nog aanwezig tijdens het proces maar niet meer in het
afgewerkte product.
Het gegranuleerde object kan tijdens zijn opbouw in de negatieve mal vrij
krimpen en uitzetten. De moeilijkheid die hiermee gepaard gaat is het omgekeerde
fenomeen van het vastzitten op de positieve mal, namelijk dat het gegranuleerde
stuk kleiner is dan de negatieve mal en het dus niet overal aan de wand raakt.
Doordat het object nu los zit in de mal moet gezorgd worden dat wanneer nieuwe
granules worden toegevoegd, het reeds gegranuleerde deel op die plaats tegen
de mal wordt gedrukt om te voorkomen dat de granules tussen de mal en het
onafgewerkte stuk zouden terecht komen. Dit gebeurt bij voorkeur met twee stalen
klemmen die speciaal voor dit doel ontwikkeld zijn (afb. 3.23). Het verschijnsel
van krimpen en uitzetten als gevolg van opwarmen en afkoelen is ook de reden
waarom er in de negatieve mal geen elementen naar binnen gericht mogen zijn.
Een nadeel van de mal is de beperking van de vormelijke en daardoor ook artistieke
vrijheid. De Deense keramiste Stine Jespersen (°1976) noemt de mal heel gepast een
“controller”.215
214 Dit leek vooral onmogelijk in de eerste fase van dit onderzoek. In een later stadium was het voor het realiseren van de objecten Kissing
Spheres #5, Condition for Chaos en Landscape noodzakelijk om op een positieve mal, dus van buiten uit, te granuleren. De hiervoor ontwikkelde
methode, de hulpmiddelen en de objecten worden verder behandeld bij de bespreking van de objecten zelf.
215 Hanaor, 2007: 44.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.1 De mal en het verbindingsproces
115
3.24
3.26
3.25
Afb. 3.24. David Huycke, Pearl Sphere #1, 1996,
zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 7 cm, Pearl Sphere
#1, 1996, gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16,5
cm x 7 cm, Göteborg, Röhsska Museum.
Afb. 3.25. David Huycke, Pearl Sphere #1 (detail),
1996, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 7 cm.
Afb. 3.26. David Huycke, mal voor Pearl Sphere,
1996, vuurvaste mortel, Ø 23,5 cm x 11 cm,
binnenafmetingen Ø16,5 cm x 8 cm.
Afb. 3.27. David Huycke, beginfase van de opbouw
van Pearl Sphere #1, 2006, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000 en verkoperd zilver 925/1000,
2,5 cm x 1,2 cm x 0,4 cm.
Afb. 3.28. David Huycke, verder stadium van de
opbouw van Pearl Sphere #1, 2006, geoxideerd
verkoperd zilver 925/1000 en verkoperd zilver
925/1000, 4,1 cm x 3,9 cm x 0,5 cm.
Afb. 3.29. David Huycke, verder stadium van de
opbouw van Pearl Sphere #1, 2006, geoxideerd
verkoperd zilver 925/1000 en verkoperd zilver
925/1000, 4,1 cm x 3,9 cm x 0,5 cm.
3.27
116
3.28
3.29
Vanaf het moment dat de buitenvorm van een te granuleren object bepaald is,
staat ook de vorm of de curve van de concave mal vast. Gezien de vormelijke
beperkingen dat dit type mal om technische redenen met zich meebrengt en ten
gevolge van de moeilijkheid van het granulatieproces op zich, werd gekozen om de
uiterlijke vorm van het eerste object dat in 1996 binnen dit kader ontstond, Pearl
Sphere #1 (afb. 3.24, 3.25), zo eenvoudig mogelijk te houden. Aanvankelijk werd
met een halfronde mal (afb. 3.26) van start gegaan waardoor een aantal technische
moeilijkheden vermeden werden, problemen die ongetwijfeld zouden ontstaan bij
het streven naar ingewikkelde vormconstructies. Een andere verklaring voor deze
sobere vormkeuze ligt in het feit dat de eerste gegranuleerde objecten ontstonden
binnen de toenmalige vormentaal van het eigen werk dat zich destijds voornamelijk
concentreerde op eenvoudige halfbolle komvormen (cf. 1.1). De halve bolvorm had
in deze werken als het ware de functie van het canvas voor de schilder.216
Om de mal te vervaardigen werd eerst een wassen model van de vorm van het
object gemaakt waarrond vuurvaste mortel217 in een dikke laag werd aangebracht.
Na het uitharden van de mortel en het uitsmelten van de was blijft een perfecte
negatieve kopie van de buitenvorm van het object over. Het granuleren, het
opbouwen van het object kan nu van start gaan.
Wanneer de eerste kleine verkoperde granules in de grote mal gelegd worden
gedragen ze zich alsof ze in het platte vlak liggen waardoor ze soms de neiging
hebben om van elkaar weg te rollen door bijvoorbeeld een onregelmatigheid in de
mal of door de kracht van de vlam tijdens het granuleren. Omdat de granules op
deze manier niet tegen elkaar worden gedrukt (wat noodzakelijk is om ze te kunnen
verbinden via het reactiesolderen), ontstaat de noodzaak om een hulpstuk te maken.
Dit beginstuk bestaat uit een op voorhand gegranuleerde vorm van een tiental
granules, bijvoorbeeld in de vorm van een driehoek, een vorm die niet zou opvallen
in de structuur van het geheel omdat het uiteindelijk ook in het deinitieve object
wordt opgenomen. Dit hulpstuk wordt in het begin niet op de bodem maar op de
schuine kant van de mal geplaatst zodat de volgende granules onder hun eigen
gewicht tegen deze steun rollen, waartegen verder gegranuleerd kan worden (afb.
3.27).
Tijdens het opbouwen van het object was het noodzakelijk om, telkens wanneer er
nieuwe granules werden toegevoegd, het reeds gegranuleerde deel op te warmen
om te vermijden dat de nieuwe granules volledig zouden smelten alvorens ze
konden worden verbonden met het reeds gegranuleerde deel (afb. 3.28, 3.29).
Tijdens deze fase is het daarnaast ook belangrijk om te voorkomen dat het
koper, dat zich aan het oppervlak van de granules bevindt, oxideert, door met
een zo reducerend mogelijke vlam te werken.218 Bij een oxiderende vlam zal het
koper namelijk veranderen in koperoxide met als gevolg dat het proces van het
reactiesolderen niet zal plaatsvinden waardoor het bolletje volledig en niet alleen
aan het oppervlak zal smelten.
216 Deze vergelijking is gebaseerd op een citaat van Rob Barnard over Rose Slivka, uitgever van het Amerikaanse tijdschrift Craft Horizon.
(Barnard in Hanaor, 2007: 18)
217 Alle vuurvaste mallen in dit project zijn vervaardigd uit vuurvaste mortel van het merk Knauf.
218 De reducerende vlam die werd gebruikt bestaat uit een mengsel van propaan en zuurstof.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.1 De mal en het verbindingsproces
117
3.30
Afb. 3.30. David Huycke, verbindingsfase tussen twee
granules,’ the moment of truth’, 2007, verkoperd zilver
925/1000, Ø 14,2 cm x 28, 4 cm.
118
Hier ontstaat dus een constant zoeken naar de juiste vlam, naar de juiste
verhouding in de mengeling tussen gas en zuurstof en naar een vlam die
toch warm genoeg, maar ook nog voldoende reducerend is. Verder is het ook
noodzakelijk om de vlam constant zacht heen en weer over de granules te laten
glijden omdat de temperatuur beter waar te nemen is op de plaats waar de vlam
niet is.219 Tegelijkertijd ontstaat hierdoor een geleidelijke opwarming van het reeds
gegranuleerde deel en van de nieuwe granules. Bij een juist gedoseerde vlam zal
na voldoende verhitting eerst het oppervlak van de granules beginnen ‘zweten’
waardoor er een zachte glans op de granules ontstaat, vervolgens zal het oppervlak
van de granules volledig smelten. Dit is het moment waarop aan de buitenkant
van het bolletje tussen het koper en het zilver een nieuwe legering ontstaat met
een lager smeltpunt dan dat van de kern van het bolletje (cf. 2.3.1.3). Doordat het
oppervlak, dus ook het raakpunt tussen de bolletjes, nu gesmolten is, terwijl hun
kern vast blijft, kunnen de granules aan elkaar vast smelten.
Net zoals bij de klassieke granulatie is een combinatie tussen de juiste temperatuur,
de juiste vlam en de juiste duur om een optimale verbinding220 tot stand te brengen
cruciaal. Het verbinden van de granules met elkaar gebeurt, net zoals bij het
klassieke reactiesolderen, in een kritisch ogenblik, ‘the moment of truth’ (afb. 3.30)
(cf. 2.3.1.3).221 Het spreekt voor zich dat in deze fase naast de nodige ervaring en
“alles opslorpende concentratie”222 een zeer goede controle en coördinatie tussen de
hersenen, het oog, de hand en de vlam vereist is.223 Het zou een bijzonder moeilijke
en misschien wel onmogelijke opdracht zijn om een exacte en volledige beschrijving
van het totale granulatieproces te geven, omdat een groot deel van deze kennis
een onbewuste kennis is,224 één die moeilijk om te zetten is in woorden en vooral
via demonstratie kan worden aangeleerd en gecommuniceerd.225 Richard Sennet
verwoordt het als volgt in zijn boek The Craftsman als volgt: “vakwerk staat voor een
domein van vaardigheid en kennis dat het verbale verklaringsvermogen van de mens misschien wel te
boven gaat”.226
219 Een belangrijk voordeel van de granules rechtstreeks te verkoperen is de zuiverheid en de duidelijkheid in de waarneming tijdens het
granulatieproces.
220 De kwaliteit van de verbinding is bij deze objecten nog belangrijker dan bij de klassieke granulatie omdat de verbinding deel uitmaakt van
de structuur en bijgevolg de stevigheid van het object afhankelijk is van de stevigheid van de verbindingen.
221 Bij grotere massa’s, zoals bij de gegoten granules van 14,2 mm, gaat het versmelten niet over een moment, maar duurt het langer.
222 Sennet, 2008: 198.
223 Howard Risatti beschouwd in deze context de hand niet als louter makend, maar ook als denkend, metend en twijfelend (Risatti, 2007: XV,
109) en de Franse denker Henri Focillon (1881-1943) ziet in zijn essay Eloge de la main uit 1934 de hand zelfs eerder als een orgaan van kennis
dan één om te creëren. (Focillion, 2007: 30)
224 “Op de hogere niveaus van vaardigheid vindt een continue wisselwerking plaats tussen onbewuste kennis en van zichzelf bewust bewustzijn; de onbewuste kennis
fungeert als anker, het expliciete bewustzijn fungeert als kritiek en correctief. Vakmanschap vloeit uit dit hogere niveau voort, in beoordelingen op basis van impliciete
gewoonten en veronderstellingen.” (Sennet, 2008: 61)
225 Zie ook de beschrijving met betrekking tot tacit knowledge (cf. 1.3).
226 Sennet, 2008: 112.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.1 De mal en het verbindingsproces
119
3.31
Afb. 3.31. David Huycke, verder stadium in de opbouw
van Pearl Sphere #1, 1996, verkoperd geoxideerd
zilver 925/1000, 10,4 cm x 7,8 cm x 2,8 cm.
Afb. 3.32. David Huycke, verder stadium in de opbouw
van Pearl Sphere #1, 1996, verkoperd geoxideerd
zilver 925/1000, Ø 15 cm x 4,1 cm.
120
3.32
Omdat de objecten bijna granule per granule worden samengesteld zonder
tussenhandelingen, zoals bijvoorbeeld het zuiver maken in zwavelzuur, opnieuw
verkoperen of afschuren, is de koperlaag die zich nog steeds op de granules
bevindt, donker geoxideerd. Deze oxidelaag werd in sommige afgewerkte objecten
behouden en zelfs nog versterkt met chemische patina, anderzijds kan deze
geoxideerde laag ook volledig weggenomen worden door middel van verdund
zwavelzuur met een wit en zilverkleurig object als resultaat. Beide mogelijkheden
met de twee uiterste kleuren van zilver, wit en zwart, werden in dit project gebruikt.
Het witte zilver zou kunnen gezien worden als een metafoor voor het begin, voor
schoonheid en voor de pure en fundamentele staat van het materiaal. Het zwarte
zilver daarentegen zou kunnen refereren naar het einde, naar verval of naar vuil
zilver dat niet gebruikt wordt, wat op zijn beurt het sculpturale karakter van deze
objecten nog versterkt. Het mysterieuze ambachtelijke proces wordt ook beter
waarneembaar in het zwarte zilver.
Bij traditionele granulatie speelt het gewicht van de granules nauwelijks een rol
omdat het doorgaans om zeer kleine en lichte granules gaat. Bij deze structurele
granulatie is het gewicht wel van belang omdat het hier om grotere individuele
granules gaat, en om zwaardere objecten die moeten gedragen worden door de
granules en hun onderlinge verbindingen. Stel dat het mogelijk zou zijn om eerst
het volledige object op te bouwen door de granules allemaal te stapelen, al dan niet
in een mal, om pas dan met elkaar te worden gegranuleerd. In dat geval zouden
bij een goed verdeelde temperatuur vooral de onderste granules die het meeste
gewicht te dragen hebben veel meer met elkaar versmelten of in het slechtste geval
zelfs in elkaar wegsmelten omdat druk het granulatieproces versnelt. Aanvankelijk
werd met dit principe, met een oven als warmtebron, veel geëxperimenteerd, maar
omwille van de bovenstaande problemen die constant opdoken veranderde de
werkwijze naar het geleidelijk opbouwen door middel van afwisselend stapelen en
granuleren met een vlam.
3.2.2 De eigen wil van de granules
Het oorspronkelijke driehoekige beginstuk ‘groeit’ langzaam verder door er steeds
nieuwe granules aan toe te voegen. Gestuurd door de reeds aanwezige drie- en
zeshoeken ontstaat bijna automatisch een voor de hand liggend, regelmatig tri- en
hexagonaal patroon en lijkt het er aanvankelijk op dat de bolletjes zich gedragen
en ordenen zoals in een plat vlak.227 Naargelang het object vergroot wordt echter
snel duidelijk dat dit lineaire patroon, met identieke granules, enkel mogelijk is in
het platte vlak. Naarmate het strakke geometrische patroon verder groeit en uit het
platte vlak komt verandert deze van vorm en wordt de oorspronkelijke regelmatige
orde verstoord (afb. 3.31, 3.32).
227 Hoe kleiner de diameter van de granules ten opzichte van de bolstraal van de binnenkant van de mal, des te langer zij zich zullen gedragen
alsof ze in het platte vlak liggen.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.2 De eigen wil van de granules
121
3.33
Afb. 3.33. David Huycke, Pearl Sphere #1 (detail),
1996, geoxideerd verkoperd zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 7 cm.
Afb. 3.34. Ordening van de pitten in het hart van een
zonnebloem.
3.34
122
Een aantal factoren, ten gevolge van het niet altijd perfecte ambachtelijk proces,
versnellen deze verstoring. (1) De binnenkant van de mal is niet altijd perfect, noch
de vorm noch het oppervlak, (2) de granules zijn nooit allemaal perfect rond en
(3) ze hebben nooit allemaal exact dezelfde grootte. (4) Omdat de granules die
moeten worden bijgevoegd los in de vorm liggen gebeurt het ook niet zelden dat
zij tijdens de granulatiefase, juist wanneer ze zich verbinden, enigszins verspringen
door de dynamiek die ontstaat in het smeltend oppervlak en door de kracht van
de vlam. (5) Omdat altijd slechts een paar granules per keer kunnen worden
toegevoegd, kan het ‘verspringen’ veel vaker plaatsvinden dan wanneer alles
tegelijk zou worden gelegd en gegranuleerd. (6) Tenslotte is er nog het verschijnsel
van uitzetten en krimpen. Op de plaats waar de granules worden bijgevoegd en
waar dus gegranuleerd wordt, is het altijd warmer dan de rest van het object, met
als gevolg dat het op die plaats meer zal uitzetten en krimpen dan de rest van het
gegranuleerde stuk, waardoor kleine verschuivingen kunnen optreden.
Ten gevolge van de overgang van het ‘platte’ naar het ruimtelijke vlak en door de
onregelmatigheden die ontstonden als gevolg van de hierboven beschreven ‘fouten’
geraakt de granulatiestructuur traag maar zeker uit evenwicht228 en zonder een op
voorhand bepaald intelligent ontwerp te gebruiken, gaan de granules automatisch
over naar een nieuwe, meer complexe ordening (afb. 3.33). De Amerikaanse
theoretisch-bioloog en onderzoeker naar complexe systemen Stuart Kauffman
(°1939) spreekt in dit verband over ‘order for free’.229 Dit fenomeen is een vorm van
zelforganisatie, vergelijkbaar met de door de Belgische theoretisch-natuurkundige
Ilya Prigogine (1917-2003)230 beschreven mogelijkheid die sommige systemen
en organismen in zich hebben om spontaan over te gaan van chaos en wanorde
naar orde en organisatie.231 Goede voorbeelden zijn onder andere het ontstaan
van een geordende convectiestroom vanuit een chaos van miljoenen (vloeibare of
gasvormige) molecules bij thermische convectie.232 Een voorbeeld uit de biologie is
het fenomeen hoe een volledig organisme zich kan ontwikkelen vanuit één cel.233
Deze tendens is duidelijk ook inherent aan granulatie, waardoor, uit eigen ervaring
blijkt, het zelfs moeilijker is om een zekere vorm van chaos te veroorzaken dan om
orde te creëren. Anders dan bijvoorbeeld een hoop bakstenen, passen de granules,
die omwille van hun vorm en identieke grootte bij het rollen zelf geen voorkeur
hebben, zich automatisch en gewillig in het systeem in om een zo consistent
mogelijk geheel te vormen. De ingewikkelde patronen die zonder voorafgaande
berekeningen, als door een onzichtbare hand, automatisch ontstaan door de eigen
kwaliteiten van het materiaal vertonen een vergelijkbare spiraalvormige opbouw
als sommige planten, zoals bijvoorbeeld de ordening van de pitten in de kern van
een zonnebloem (afb. 3.34), of de plaatsing van de stekels op cactussen, ananassen,
enzovoort.
228 Hoe kleiner de mal is ten opzichte van de granules, des te sneller zal de regelmatige structuur uit evenwicht geraken.
229 Kauffman, 1995: 71-92.
230 Ilya Prigogine, geboren in Moskou, kreeg in 1977 de Nobelprijs voor scheikunde voor zijn bijdrage tot de niet-lineaire thermodynamica, in
het bijzonder voor de theorie van de dissipatieve structuren (Nicolis & Prigogine, 1989).
231 Prigogine & Stengers, 1987: 13.
232 Prigogine & Stengers 1987: 157-158.
233 Nicolis & Prigogine, 1989: 32.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.2 De eigen wil van de granules
123
De wetenschap die deze in de natuur voorkomende geometrische en
numerieke wetmatigheden bestudeert, toont onder meer aan dat dergelijke
patronen opgebouwd zijn volgens wat men naderhand de Gulden Snede en de
Fibonaccireeks is gaan noemen. Dit verschijnsel is geen genetisch toeval omdat
deze wiskundige patronen in de natuur vooral afkomstig zijn van universele fysische
wetten, zoals de wet van de dichtst mogelijke pakking, een ordeningssysteem
waarvoor het minste energie nodig is, en niet louter door genetische evolutie tot
stand zijn gekomen.234 Soortgelijke patronen van natuurlijke groei ontstonden,
voor alle duidelijkheid, bij de zelfgemaakte objecten automatisch, en zijn er dus
geen zelfgerealiseerde afbeeldingen van. Het spontaan ontstane systeem zorgt
er overigens voor dat niet alleen de fouten in de structuur, door de overgang van
twee- naar driedimensionaal, maar ook de onregelmatigheden in de mal en in de
granules zelf, zoals afwijkende vormen of afwijkende groottes, worden opgevangen.
Het zelfcorrigerend systeem past zich constant aan en camouleert of ‘vergeeft’
als het ware individuele fouten waardoor het geheel dat ontstaat duidelijk meer
is dan de som van de aanwezige onderdelen. Het is met enkele granules ook niet
mogelijk om zulke complexe structuren te maken. Ook opvallend is het feit dat
wanneer er meer bolletjes worden toegevoegd, de aard of het uitzicht van het
systeem niet fundamenteel verandert of nog complexer wordt. Het wordt alleen
maar groter. Een vormelijke vergelijking van de granulatiestructuur met een school
vissen of een zwerm van vogels is hierdoor niet irrelevant, omdat ook daarbij de
patronen en bewegingen niet worden gedirigeerd door een leider, maar als het
ware georchestreerd worden door de individuele vissen of vogels zonder zelf op de
hoogte te zijn van de totaalstructuur.235
Het zelforganiserend vermogen is in dit project kortom op twee niveaus aanwezig.
Ten eerste is het aanwezig in de materie van het kleinste onderdeel van het
object zelf; het feit dat een vloeibare materie, het gesmolten metaal, zichzelf
in een bol vormt is een vorm van zelforganisatie (cf. 2.3.1.1). Ten tweede is het
zelforganiserend vermogen aanwezig in het onderlinge gedrag van de onderdelen,
de granules, die uiteindelijk het object opbouwen.
234 Stewart, 1998: 121-136.
235 Resnick, 1994: 3; Flake, 1998: 270-275.
124
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.2 De eigen wil van de granules
Aangezien zowel de vervaardiging van de granules en van de mal als het opbouwen
van het object op een ambachtelijke manier gebeurt, zijn de omstandigheden
waarin gewerkt wordt nooit identiek. Doordat kleine afwijkingen in het
beginmateriaal grote verschillen in het uiteindelijke resultaat kunnen veroorzaken236
zullen de verschillende objecten die in dezelfde mal gemaakt worden, met dezelfde
granules toch telkens verschillend zijn. Dit zorgt er voor dat elk object - ondanks het
feit dat regelmatig in dezelfde mal wordt gewerkt - een uniek en authentiek patroon
heeft dat simpelweg, zonder dat het van buitenaf gestuurd wordt, ontstaat tijdens
de opbouw van een object. De decoratie van deze objecten valt dus samen met hun
textuur en structuur en is dus eigen aan het materiaal en de werkwijze, enigszins
vergelijkbaar met bijvoorbeeld het aanwezige vlammenpatroon in sommige houtof steensoorten. Deze positie ten opzichte van het ornament werd verdedigd door
de Oostenrijkse architect en schrijver Adolf Loos (1870-1933) in zijn essay Ornament
& Crime uit 1908. Hierin verafschuwt hij, vanuit een modernistische achtergrond,
het toegevoegde ornament en vergelijkt het zelfs met een misdaad omdat het
enerzijds economisch geen zin had om het natuurlijke ornament te gaan vervangen
door een goedkope nabootsing. Bovendien zou het versierde object ook veel sneller
‘verouderen’ en uit de mode geraken. Anderzijds meet Loos de graad van een
beschaving af aan de mate waarin versieringen gebruik worden. Hij gaat er van uit
dat primitieve volkeren zich uitbundig tatoeëren en overmatig gebruik maken van
ornamentiek en dat ze naarmate ze beschaafder worden, minder versiering gaan
gebruiken.237 In dit project wordt niet gestreefd naar het verwerpen of overboord
gooien van het toegevoegde ornament. Het ornament is - vooral in de objecten van
de eerste groep - automatisch aanwezig doordat de granules naast een versierend,
vooral ook een constructief statuut hebben.
De vuurvaste mallen werden telkens tot aan de rand met granules gevuld met als
resultaat een reeks van half sferische komvormen met een natuurlijke gesloten
granulatiestructuur die in verschillende diameters uitgevoerd werden, namelijk
in 13 cm, 16,5 cm, 21 cm en 26 cm.238 Door niet in te grijpen in de structuur die
automatisch ontstond, bepaalde het zelfordenend gedrag van de granules voor
een groot deel het uitzicht en de patronen van het oppervlak van de objecten.239
Doordat de granules uit zichzelf naar de dichtst mogelijke opvulling zochten
ontstonden automatisch compact gevulde structuren waar moeilijk doorheen te
kijken was. De mal werd bij deze reeks van objecten slechts gevuld met één laag
granules die een ‘tweede huid’ vormden op de binnenkant van de mal, waardoor de
dikte van de kom gelijk is aan de diameter van de granules en de structuur aan de
binnen- en de buitenkant nagenoeg identiek is.
236 Holland, 1998: 141-142; Dit is enigszins vergelijkbaar met het fenomeen dat een minieme afwijking in de voorspelling van het weer
zeer afwijkende resultaten kan opleveren. De Amerikaanse wiskundige en meteoroloog Edward Lorenz (1917-2008) omschreef deze
onvoorspelbaarheid op een poëtische manier met het butterly effect, alsof de vleugelslag van een vlinder op een andere plaats een storm zou
kunnen veroorzaken. (Peak & Frame, 146-147)
237 Loos, 1998: 167-176.
238 Deze objecten dragen allemaal de titel ‘Pearl Sphere #1’ en bestaan zowel in een witte als in een zwarte versie. Voor elk formaat werd een
vuurvaste mal gemaakt.
239 Gezien de aard en beperkte duur van dit onderzoek werden de ontstane patronen als dusdanig niet bestudeerd.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.2 De eigen wil van de granules
125
3.36
Afb. 3.36. David Huycke, Pearl Sphere #2 (detail),
1998, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 26 cm x 12 cm.
3.37
Afb. 3.37. C60 buckyball.
Afb. 3.38. Richard Buckminster Fuller,
Biosphère, 1967, Montreal.
126
3.38
3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van de granules
3.35
Om de dichte wanden van Pearl Sphere #1 transparanter te maken om zo een lichter
effect te creëren werd gestreefd naar een minder dichte opvulling. Juist omwille van
het zelforganiserend karakter van de granules was het nodig om in dit zelfstandig
aangroeiend en zichzelf corrigerend systeem in te grijpen door af te stappen van
het individuele bolletje. Daarom werden modules van telkens twee granules (afb.
3.35) vervaardigd wat het voordeel had dat een ‘brug’ kon worden gemaakt over
een curve van vier granules waar normaal gezien één granule perfect zou inpassen.
Deze aanpassing aan de zelfordening was de eerste ingreep in het natuurlijke
ordeningssysteem van de granules. Door dezelfde handeling met het ‘bruggetje
‘steeds opnieuw te maken, ontstond werderom een systeem met een geordend,
maar opener en lichter uitzicht (afb. 3.36). Het resultaat is dat waar normaal gezien
een ‘bloemetje’ van zes granules met een zevende in het midden gevormd wordt, nu
de centrale granule afwezig is en slechts een open zeshoek overblijft bestaande uit
zes granules. Elke granule in de structuur dient tegelijkertijd ook als een onderdeel
van de zeshoek die ernaast komt. Omdat een systeem dat enkel is opgebouwd uit
zeshoeken alleen mogelijk is in een plat vlak en het hier een ruimtelijke vorm betreft
worden de zeshoeken af en toe afgewisseld met vijfhoeken.240
De ontstane compositie vertoont duidelijk vormelijke gelijkenissen met de structuur
van de koolstofmolecule Fullerene, meer speciiek de Buckyballs (afb. 3.37). Deze C60
molecule werd pas in 1985 ontdekt door de Amerikaanse wetenschappers Robert
Curl (°1933) en Richard Smalley (1943-2005) en de Engelse wetenschapper Harold
Kroto (°1939) waarvoor ze in 1996 de Nobelprijs voor Scheikunde kregen. Om het
ruimtelijk model van de molecule te bouwen inspireerden ze zich op de bijzondere
structuur van de geodetische constructies (afb. 3.38) van de Amerikaanse architect
Richard Buckminster Fuller (1895-1983). Als eerbetoon aan hun inspirator gaven
ze zijn naam aan de molecule.241
De eerste werken die in deze transparantere structuur ontstonden zijn verschillende
Pearl Sphere #2-objecten (afb. 3.39), die net zoals de objecten uit de eerste reeks
(Pearl Sphere #1) in verschillende uitvoeringen werden uitgewerkt.
Afb. 3.35. David Huycke, module van twee granules
om een open granulatiestructuur te bekomen, 1998,
geoxideerd, verkoperd zilver 925/1000,
Ø 3,2 mm x 6,4 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van
de granules
240 Dit is in een ideale situatie. Als gevolg van de onnauwkeurigheden van het materiaal en van het ambachtelijke proces zijn er in deze werken
zeer veel afwijkingen op de ideale situatie.
241 Aldersey-Williams, 1995.
127
3.39
Afb. 3.39. David Huycke, Pearl Sphere #2, 1998,
zilver 925/1000, Ø 26 cm x 12 cm, Pearl Sphere
#2, 1998, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 26 cm x 12 cm.
Afb. 3.40. David Huycke, Dissimilar Pearl Sphere,
2009, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 26 cm x 13 cm.
128
3.40
129
3.42
3.43
Afb. 3.42. David Huycke, Bolinder 2, 2000,
koper, Ø 12 cm x 16 cm.
Afb. 3.43. David Huycke, Bolinder #3, 2000, deels
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 10 cm x 16 cm,
Bolinder #3, 2000, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 10 cm x 16 cm.
Afb. 3.44. David Huycke, Pearlinder #1, 2000,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 12 cm x 18 cm,
Pearlinder #2, 2000, zilver 925/1000,
Ø 12 cm x 18 cm, Gent, Designmuseum Gent.
3.44
130
3.41
Een object dat in dezelfde mal gemaakt wordt en bijgevolg grote vormelijke
gelijkenissen vertoont met Pearl Sphere #2 is Dissimilar Pearl Sphere uit 2009
(afb. 3.40). Het object heeft dezelfde afmetingen, een identieke buitenvorm en
zocht ook naar een zo open mogelijke structuur, waardoor het ook noodzakelijk
was om op voorhand modules van verschillende granules te vervaardigen (afb.
3.41). Het grootste verschil tussen Pearl Sphere #2 en Dissimilar Pearl Sphere is dat het
laatste object bestaat uit granules van twee formaten, met diameters van 4,6 mm
en van 3,2 mm. Het gebruik van verschillende formaten van granules was tevens
ook de technische uitdaging en het uitgangspunt van dit object. Doordat de beide
formaten van granules tegen de binnenkant van de mal geplaatst werden om ze te
kunnen granuleren, heeft de buitenkant van het object een andere textuur dan de
binnenkant. Van de buitenkant gezien liggen de granules allemaal in hetzelfde vlak
en lijken de granules zelfs dezelfde grootte te hebben, terwijl aan de binnenkant
het verschil in hoogte en dus in diameter duidelijk te zien is en een ruwere en
ongelijkmatigere structuur ontstaat.
Praktisch gezien levert het granuleren van granules met een klein verschil in
diameter geen bijzondere probemen op, er is enkel nog meer voorzichtigheid en
geduld nodig bij het opwarmen van de granules omdat de afstand van de granules
tot de vlam niet gelijk is. De grotere granules warmen ondanks hun grotere volume
toch sneller op omdat ze zich dichter bij de vlam bevinden en omdat ze ten dele de
kleine granules wegsteken.
Het telkens teruggrijpen naar dezelfde mal, met elke keer dezelfde vorm van object
als resultaat, ontstond vanuit de idee dat gekende en vertrouwde vormen min of
meer ‘onzichtbaar’ zijn en dat de concentratie bij het onderzoek naar datgene wat
in dit object belangrijk is, de verschillende grootte van de granules, in dit eerste
object niet afgeleid wordt door vormelijke vragen of problemen.
Vanuit de objecten Pearl Sphere #1 en Pearl Sphere #2 ontwikkelde zich, door de
bovenste rand van de halve bol cilindrisch door te trekken, de Pearlinder-reeks, een
groep objecten die vormelijk sterke gelijkenissen vertoont met de objecten van
de Bolinder serie, een reeks van cilindervormige objecten met bolle bodem die in
dezelfde periode (2000) ontstond (afb. 3.42, 3.43).242 Aangezien de gegranuleerde
variant opgebouwd werd uit granules en omdat de onderkant of bodem van die
objecten niet noodzakelijk bol was, werd de titel aangepast in Pearlinder. Deze reeks
bestaat uit twee types: één met een halfbolle bodem, Pearlinder #1, en één met
een vlakke bodem, Pearlinder #2 (afb. 3.44).
Afb. 3.41. David Huycke, module van twee granules
om een open structuur te kunnen bereiken bij Dissimilar
Pearl Sphere, 2009, geoxideerd, verkoperd zilver
925/1000, Ø 4,4 mm x 7,1 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van
de granules
242 De titel van deze reeks objecten verwijst naar het samenvoegen van bol (onderkant van het object) en cilinder (bovenste deel) tot één woord.
131
3.45
3.46
Afb. 3.45. David Huycke, de rand van de bodem van
Pearlinder #2 komt los van de binnenrand van de mal,
2000, vuurvaste mortel, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000, binnendiameter mal 12,2 cm.
Afb. 3.46. David Huycke, open cilindrische mal voor de
Pearlinder serie, 2000, vuurvaste mortel, 29,5 cm
x 19 cm x 12 cm.
132
Voor Pearlinder #1 waren geen nieuwe technische problemen te noteren, omdat
dit object eenvoudig verderbouwt op de halve bol van Pearl Sphere. Het opbouwen
van Pearlinder #2 daarentegen, het object met de platte bodem, was ten gevolge
van het uitzetten bij opwarming en het opnieuw krimpen tot zijn oorspronkelijke
grootte bij afkoeling, heel wat ingewikkelder. Deze twee speciieke eigenschappen
van het metaal vormden bij de vorige objecten, de Pearl Spheres, en bij Pearlinder #1,
weinig problemen omdat daar grotendeels gewerkt werd in een halve bolvormige
negatieve mal. Hierdoor kon het object vrijer in de mal bewegen, waardoor het
nooit beperkt werd door of vast kwam te zitten in die mal. In Pearlinder #2 is het
vooral de hoek tussen het bodemvlak en het verticale gedeelte van de zijwand die
voor moeilijkheden zorgde.
Wanneer het platte cirkelvormige bodemvlak van Pearlinder #2 vanuit het centrum
naar buiten of vanuit de rand naar binnen wordt opgebouwd, dan zal op het
moment van verhitting de gegranuleerde bodem de buitenrand nagenoeg perfect
kunnen raken en het platte vlak van de mal volledig opvullen tot aan de rand. Na
afkoeling krimpt de bodem weer en komt hij los van de rand van de mal (afb. 3.45).
Dit is problematisch omdat het vanuit een te kleine bodem, die de rand van de mal
niet raakt, nooit lukt om een rechte cilinder op te bouwen in een rechte cilindrische
mal. Het meest voor de hand liggend antwoord op dit probleem leek erin te bestaan
om een andere, kleinere mal te gebruiken voor het opbouwen van de cilindrische
wand dan die voor het maken van de bodem. Echter, wanneer de bodem dan
precies in de nieuwe mal zou passen zou deze bij verhitting ongetwijfeld proberen
uitzetten, en omdat de wand van de mal dit verhindert zou de vlakke gegranuleerde
bodem geen plaats krijgen om uit te zetten en beginnen te ‘leven’ en bol of hol
komen te staan.
Een oplossing voor dit technische probleem blijkt te liggen in het gebruik van
een in tweeën doorgezaagde cilindrische mal (afb. 3.46) waarin het uitzetten en
krimpen van het object, maar vooral van de bodem, van minder belang zijn. De
bodem van het object, die op voorhand in een andere mal werd gegranuleerd, rust
op de volledig ronde bodem van de halve mal. Met zijn rand raakt hij, doordat de
gehele mal tijdens het granuleren schuin geplaatst wordt, altijd aan de cilindrische
binnenkant van de mal. Daar waar de bodem de wand raakt is ook de plaats waar
de granules worden toegevoegd, zij rollen automatisch naar beneden tot aan de
bodem of tot aan het reeds gegranuleerde deel.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van
de granules
133
3.47
Afb. 3.47. David Huycke, Pearl Globe, 2003,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x
16 cm, Pearl Globe, 2003, zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 16 cm.
Afb. 3.48. David Huycke, Pearl Globe, 2003, het
onafgewerkte object kan in de vorm gedraaid worden,
geoxideerd verkoperd zilver 925/1000, Ø 16,5
cm.
Afb. 3.49. David Huycke, Pearl Globe, 2003, de
opening van het object wordt zo veel mogelijk gesloten,
geoxideerd verkoperd zilver 925/1000, Ø 16,5
cm.
3.48
134
3.49
De bodem, en later het object in opbouw, zullen nu constant gedraaid moeten
worden om telkens een andere plaats van het onafgewerkte object te kunnen laten
raken aan de mal waar dan steeds de nieuwe granules geplaatst worden om zo
geleidelijk de cilinder te kunnen opbouwen. De bodem en de cilinder kunnen nu
uitzetten en krimpen, maar toch altijd aan de onderkant in contact zijn met de
mal.243 De moeilijkheden werden ook verminderd door het oorspronkelijk platte
vlak van de bodem van het object te vervangen door een zeer licht gebold vlak. Een
bol of een hol vlak ‘leeft’ bij het opwarmen of afkoelen minder dan een volledig
plat vlak en zal bij het uitzetten en het krimpen hoogstens meer bol of meer hol
komen te staan zonder opmerkelijk van diameter te veranderen. Het enige verschil
dat deze licht gebolde bodem met zich meebrengt is dat de onderste rand van het
object, wanneer het staat, lichtjes lijkt te ‘zweven’, waardoor het object zelfs een
beetje lichter lijkt en zeker niet in het nadeel van de vorm of van de verhoudingen
is. Beide Pearlinders werden zowel in een open als in een gesloten structuur
uitgevoerd.244
Naast Pearlinder #1 bracht het verder bouwen op Pearl Sphere nog een ander object
voort, namelijk Pearl Globe (2003) (afb. 3.47). In tegenstelling tot Pearlinder #1
wordt de kromming van de oorspronkelijk halve bol van Pearl Sphere bij Pearl Globe
wel aangehouden, waardoor de komvorm op bijna natuurlijke wijze bolvormig
voort ‘groeit’. Aangezien de voor Pearl Sphere ontwikkelde halfbolle mal in dezelfde
bolstraal niet hoger dan halfbol kan zijn (de opening van de mal zou dan immers
kleiner zijn dan de grootste diameter van het gemaakte object zelf, waardoor
het er in vast zou komen te zitten) moet het object volledig in die halfbolle mal
worden gemaakt.245 Omdat de vorm van de mal op alle plaatsen identiek is
(wat bijvoorbeeld met een ovalen mal niet het geval zou zijn) kan het voorlopig
halfbolle object als een kogelgewricht in de halfbolle mal draaien. Hierdoor kan de
bovenrand van de kom terug in de mal komen te liggen zodat opnieuw een basis
ontstaat om granules op te leggen en waardoor weer gewoon verder kan worden
gegranuleerd (afb. 3.48).246
Dankzij deze mogelijkheid kan de halve bol nu hoger opgebouwd worden en
bij Pearl Globe werd ernaar gestreefd om een zo gesloten mogelijke bol, dus met
een zo klein mogelijke opening te maken. De moeilijkheid is dat het granuleren
doorgaans vanuit de binnenkant van het object gebeurt, waarbij de vlam en dus
ook de brander steeds een fysieke plaats innemen in het object, met als gevolg dat
de opening snel te klein zal zijn om verder te kunnen werken, waardoor het object
niet volledig gesloten kan worden. Wanneer de brander en de vlam niet meer in het
object kunnen om langs de binnenkant te kunnen granuleren, wordt een bol plaatje
uit roestvrij staal, met bolstraal, identiek aan de binnenkant van het object, aan die
binnenkant geklemd waarop dan verder, langs de buitenkant, kan worden verder
gewerkt (afb. 3.49).
243 Waneer de bodem niet raakt aan de binnenkant van de mal zal de gewenste rechte cilinder vervormen.
244 In tegenstelling tot bij de Pearl Spheres slaat bij de Pearlinders de nummering #1 en #2 niet op de open of gesloten structuur maar op de
uiterlijke vorm van het object.
245 Pearl Globe wordt in de mal van Pearl Sphere #1 met diameter van 16,5 cm gemaakt.
246 Omwille van dezelfde reden dat in het begin van het granulatieproces een hulpstukje gemaakt werd waar de granules onder hun eigen
gewicht konden tegen rollen (afb. 3.27) wordt de onafgewerkte komvorm in de mal gedraaid en verschoven zodat de granules tegelijkertijd tegen
de schuine wand en op het reeds gegranuleerde stuk liggen zonder er terug af te rollen.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van
de granules
135
3.50
136
De diameter van de minimale opening van de bol is dus afhankelijk van de grootte
van het plaatje dat, wanneer de rand is afgewerkt, nog uit het object moet gehaald
kunnen worden. Uit beide gevallen blijkt dat de opening in deze objecten vooral
een technische noodzakelijkheid is en geen, zoals op het eerste zicht misschien lijkt,
functionele oorsprong of bedoeling heeft. De wand, die bij Pearlinder #1 theoretisch
gezien oneindig kan doorlopen, kan hier omwille van de vorm theoretisch gezien
slechts doorlopen tot de bol zich volledig sluit, maar omwille van de technische
weerstand was dit zelfs niet mogelijk. In een latere fase van dit project werd evenwel
een oplossing hiervoor gevonden waardoor de bolvorm nagenoeg volledig kon
worden gesloten. Dit principe werd gebruikt in de objecten Kissing Spheres #5 (afb.
4.23) (cf. 4.1.1.4) en Condition for Chaos (afb. 4.55) (cf. 4.1.2.3).
3.51
Het voordeel van het principe van het kogelgewricht werd ook gebruikt bij
het object Lace Sphere uit 2006 (afb. 3.50). Dit is een groot bolvormig object
vervaardigd uit gegranuleerde zilveren ringetjes die elk eerst individueel werden
samengesteld uit acht granules (afb. 3.51). Deze ringvormige kralen tonen
vormelijke overeenkomsten met het oudste dateerbaar bewijs van granulatie, een
uit zes granules opgebouwde ringvormige goudkraal met een diameter van 2,0
mm die gevonden werd in de Koningsgraven van Ur, en dateert uit omstreeks
2500 v. Chr. (cf. 2.4.1).247 Om het object te bouwen werden de ringetjes in een
halfbolle mal aan elkaar gegranuleerd tot een zo volledig mogelijke bol, volgens de
hierboven beschreven manier, met dezelfde technische beperking dat geen volledige
bol kon worden gecreëerd. Het belangrijkste verschil met de stukken die werden
opgebouwd met de dubbele granules is dat bij Lace Sphere de openheid niet ontstond
tijdens het samenstellen van de structuur, maar door de openingen in de ringetjes
waardoor een totaal andere benadering ontstaat ten opzichte van het ornament.
Terwijl de versierende patronen die bij de vorige werken grotendeels het resultaat
waren van de eigen wil van het stapelen en rollen van de (dubbele) bolletjes is
het gegranuleerde ornament in dit object prominenter aanwezig en grotendeels
vooraf bepaald. Doordat het verschil tussen het formaat van het totale object
(∅ 26 cm) met de individuele granules (∅ 3,2 mm) groter was dan bij Pearl Sphere
#2, bij de opengewerkte Pearlinders of bij Pearl Globe, kreeg dit object een lichter
uitzicht en een zo open en transparant mogelijke, structuur, zodat een fascinerende
schaduwwerking kan ontstaan. Amanda Game, voormalig directeur van The Scottish
Gallery in Edinburgh, spreekt in de catalogus die verscheen naar aanleiding van de
tentoonstelling Waas Zilver in 2007, waar dit object te zien was, over “almost weightless
ilters for light and shadow”.248
Afb. 3.50. David Huycke, Lace Sphere, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 26 cm x 25 cm,
Edinburgh, National Museum of Scotland.
Afb. 3.51. David Huycke, ringetje opgebouwd uit acht
granules als onderdeel van Lace Sphere (afb. 3.50), 2006,
geoxideerd verkoperd zilver 925/1000, Ø 11,6
mm x 3,2 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.3 Manipulatie van de eigen wil van
de granules
247 Deze overeenkomst is louter toevallig, maar aangezien deze ring ontstond in een zoektocht naar de mogelijkheden van deze techniek, zowel
bij de Sumerische goudsmeden als in het eigen werk, toont ze wel aan dat het samenstellen van deze vorm in zekere mate voor de hand liggend
is.
248 Van De Vyver & Game, 2007: 8.
137
3.52
3.53
Afb. 3.52. David Huycke, Pearl Chaos, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 16 cm.
Afb. 3.53. David Huycke, Pearl Chaos (detail),
2006, geoxideerd verkoperd zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 16 cm.
138
3.2.4 De zoektocht naar chaos
Het uitdagen van de ordeningsdrang van de granules, als gevolg van het fenomeen
van de zelfordening en vooral aanwezig in de objecten uit de reeks Pearl Sphere #1,
krijgt vorm in het object Pearl Chaos uit 2006 (afb. 3.52, 3.53). Wanneer men in
een granulatiestructuur een staat van wanorde wil bekomen, dan moet er zo blijkt
energie – in de vorm van een bepaalde beredeneerde stapelmethode – worden
toegevoegd. Het lijkt paradoxaal dat deze energie ook geordend moet worden
toegepast, volgens een doelbewust systeem, en bovendien groter moet zijn dan de
natuurlijke drang naar zelfordening van de granules. Dit is ook de onderliggende
reden waarom het veel moeilijker is om een bepaald niveau van (wanordelijke)
complexiteit te bereiken dan om orde te creëren. Het is dan ook misschien
niet vreemd dat de architect en architectuurtheoreticus Charles Jencks (°1939)
complexiteit gebruikt als een maatstaf voor kwaliteit die kan worden toegepast op
zowel levende organismen (een denkende mens is een complexer wezen dan een
eencellige) als op kunstwerken, waar complexiteit afhankelijk is van de hoeveelheid
en diversiteit aan interpretatiemogelijkheden.249
3.54
Het bij Pearl Chaos gebruikte systeem om de door zelforganisatie ontstane orde
te ‘bekampen’ bestaat uit het stapelen van modules van telkens drie met elkaar
verbonden granules (afb. 5.54). Drie is immers het minimum aantal om een nietsymmetrische vorm te bekomen, zodat de granules bij het plaatsen niet wegrollen.
Hierdoor wordt het mogelijk om de granules willekeurig te plaatsen, los van de
reeds gegranuleerde structuur. In Pearl Chaos wordt bij de plaatsing van de granules,
zo goed als niets aan het toeval overgelaten en kan elke module nauwgezet geplaatst
worden, met een zo ongeordend mogelijk uitzicht als streefdoel.
Dit object ontstond initieel uit een streven naar chaos in de gegranuleerde structuur.
Achteraf beschouwd kan men bij dit object evenwel niet spreken van een werkelijke
chaos, gezien zijn bolvorm en gezien het feit dat heel wat vormelijke gelijkenissen
met een wespennest te herkennen zijn, wat voor onze ogen misschien een chaotisch
kluwen lijkt, maar in feite een ongeloolijk complex geordend systeem is. Het is
verder ook noodzakelijk om te stellen dat het hier enkel om een (op het eerste zicht)
visuele chaos gaat en in geen geval om chaos zoals in de exacte wetenschappen
wordt bedoeld.
Doordat Pearl Chaos uit meerdere lagen granules is opgebouwd bedraagt de dikte
van het object meer dan vijftien millimeter, waardoor de wand eerder een volume
wordt en niet langer een ‘huid’ is, zoals bij de eerder besproken objecten.
Afb. 3.54. David Huycke, module van drie granules,
2006, geoxideerd verkoperd zilver 925/1000, 8,6
mm x 5,0 mm x 3,2 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.4 De zoektocht naar chaos
249 Jencks, 2007: 150-159.
139
Afb. 3.55. David Huycke, Edge of Chaos, 2007,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 12 cm.
3.55
140
Aanvankelijk ontstond een object dat juist in de mal paste en waarop aan de
binnenkant met de modules van drie granules een zo chaotisch mogelijke laag werd
aangebracht. Nadat het hele object zo werd samengesteld werd buiten de mal aan
de buitenkant een identieke ‘chaotische’ laag gegranuleerd, waardoor het object
zowel aan het binnen- als aan het buitenoppervlak een onregelmatig structuur
heeft. De mal werd daardoor enkel in het begin van het maakproces van het object
gebruikt en was niet meer nodig bij de opbouw aan de buitenkant. Doordat het om
een groot volume en gewicht aan zilver ging250 was het opbouwen van het object
ook moeilijker dan bij de eerder gemaakte objecten. Ten eerste vraagt het veel
meer tijd om het object warm genoeg te krijgen om te kunnen granuleren, wat het
risico op samensmelten van de granules vergroot. Ten tweede maakt de gloeiende
metalen massa van het onafgewerkte object het uitermate lastige om telkens
opnieuw de nieuwe granules te kunnen plaatsen om verder te kunnen bouwen.
Tenslotte zorgt de vlam in combinatie met de hitte die het object uitstraalt dat het
moeilijk is om duidelijk het samensmeltingsmoment, the moment of truth, te kunnen
evalueren.
Het gelijkvormige object Edge of Chaos uit 2007 (afb. 3.55) werd op enigszins
identieke wijze opgebouwd, maar zonder achteraf de ‘chaotische laag’ aan de
buitenkant toe te voegen, waardoor de structuur van de binnenkant van het object
verschilt met die van de buitenkant. De nadruk ligt bij Edge of Chaos niet zozeer op
een streven naar een chaotisch systeem, maar eerder op de transitie tussen chaos en
orde, op het contrast tussen een glad en onglad oppervlak en op het samenbrengen
van deze twee schijnbare uitersten in één object. Deze overgang manifesteert
zich vooral in de bovenrand van het object waar de chaotische binnen- en de
geordende buitenkant in elkaar overgaan. De titel ‘Edge of Chaos’ is een term die in
de chaoswetenschap de overgang tussen complete chaos en stabiliteit aanduidt, een
fase of een zone met een bijzonder interessante complexiteit omdat het de grens
tussen het gecontroleerde en het ongecontroleerde bepaalt, tussen de ‘saaiheid’ van
de complete orde en de onoverzichtelijkheid van totale chaos.251
Deze laatste twee objecten vertrekken beide vanuit een in de mal gegranuleerde
komvorm. Bij Pearl Chaos worden vervolgens aan zowel de binnen- als aan de
buitenkant een dikke chaotische laag granules aangebracht, bij Edge of Chaos wordt
die laag enkel aan de binnenzijde aangebracht. Omdat deze chaotische structuren
niet tot stand kwamen in de mal, maar eerder ‘groeiden’ vanuit de modules van
drie granules, wordt - in strikte zin - de uiterlijke vorm van vooral Pearl Chaos en van
Edge of Chaos in mindere mate, niet volledig op voorhand bepaald. Een bijkomend
fenomeen is dat de mal of het object zelf ook niet ‘beslist’ wanneer het object af is,
zoals dat bij de meeste objecten uit deze groep wel het geval is. De beslissing om het
object ‘af ’ te verklaren ligt met andere woorden volledig bij de maker ervan.
250 Het object weegt 4.075 gr.
251 Jencks, 1995: 85-90; Kauffman, 1995: 26-29.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.4 De zoektocht naar chaos
141
3.56
142
3.2.5 Het fractale denken
Het complexe samenspel tussen het geheel, de delen en de onderdelen wordt
nog versterkt bij Fractal Piece uit 2007 (afb. 3.56), een bolvormig object met
een diameter van 16,5 cm, dat samengesteld is uit bollen met een diameter van
4,0 cm die op hun beurt zijn opgebouwd uit kleinere bolletjes, granules met een
diameter van 3,2 mm. De verbinding tussen de kleinste delen, de granules, kwam
tot stand via het reactiesolderen, in een kleine mal, waar gestreefd werd om een zo
compact mogelijke bol samen te stellen (afb. 3.57). De plaatsing van de granules
in de kleine halfronde mal gebeurt op een gelijkaardige, zelforganiserende manier
dan de granules in de grote mal bij Pearl Sphere, met dat verschil dat het hier om een
gevuld, massief volume gaat. Het voordeel dat de bol kan gedraaid worden als een
kogelgewricht in de halve mal wordt hier opnieuw gebruikt om de volledige bol
te kunnen realiseren. Het opwarmen van een compacte massa metaal zoals deze
‘massieve’ bol vraagt zeer veel hitte, waardoor deze bol ook geleidelijk moet worden
opgebouwd. Deze grotere bollen werden vervolgens ook in een negatieve mal252
onderling aan elkaar gesoldeerd met zilversoldeer. Bij de constructie werd getracht
om een zo open mogelijke structuur te bekomen, waardoor de buitenkant van het
object bij elke bol opnieuw overgaat in de binnenkant en vice versa.253
3.57
Afb. 3.56. David Huycke, Fractal Piece, 2007,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16 cm x 15 cm.
Afb. 3.57. David Huycke, granuleren van een bol voor
Fractal Piece, 2007, verkoperd zilver 925/1000, Ø
4 cm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.5 Het fractale denken
252 Fractal Piece wordt in de mal van Pearl Sphere #1 met diameter van 16,5 cm gemaakt.
253 Een mooi voorbeeld van de onduidelijk tussen binnen- en buitenkant is de moebiusring.
143
Afb. 3.59. David Huycke, varen, 2010.
3.59
144
De totaalvorm van dit object is dus gelijkvormig met zijn onderdelen die op
zich weer gelijkvormig zijn met de onderdelen waaruit zij zijn opgebouwd. Het
object is met andere woorden samengesteld uit ‘copies’ van zichzelf waardoor
het kleinste deel herkenbaar wordt in het grootste.254 Op deze manier ontstaat
een geometrisch iguur met een ingewikkelde structuur op elke schaal. Meer nog,
bij het enorm uitvergroten van een individuele granule wordt ook zichtbaar dat
ook die is opgebouwd uit kleinere delen, de kristallen, die op hun beurt uit nog
kleinere delen, de moleculen, bestaan. Zo kan worden doorgegaan tot de kleinste
delen van de materie, de atomen, bereikt zijn. Anderzijds kan het volledige object
Fractal Piece in theorie zelf beschouwd worden als een onderdeel waarmee weer een
groter gelijkvormig geheel kan worden opgebouwd, een geheel dat op zijn beurt
ook weer een deel van een geheel kan zijn en zo verder. Op deze manier zou men,
in theorie, oneindig kunnen doorgaan en misschien zelfs een methode ontwikkelen
om in de materie te kijken. De voorstelling van dit theoretisch idee werd digitaal
aanschouwelijk gemaakt in Digital Fractal Piece (2009) (afb. 3.58), een digitale
ilm die ontstond in samenwerking met de Belgische beeldend kunstenaar Ken De
Keyser (°1980) (afb. 3.58).
3.58
In de natuur zijn talloze voorbeelden te vinden waarbij het geheel gelijkvormig
is aan zijn delen, zoals bijvoorbeeld het vertakkingsysteem van varens, waar het
kleinste blaadje herkenbaar is in het samengestelde blad (afb. 3.59). Dit fenomeen
wordt fractals genoemd. Het was de Pools-Franse wiskundige Benoit Mandelbrot
(°1924) die in 1977 de ‘fractale theorie’ ontwikkelde en neerschreef in The Fractal
Geometry of Nature255 een nieuwe vorm van geometrie die in tegenstelling tot de
Euclidische geometrie toeliet om orde te zien daar waar vroeger enkel chaos werd
waargenomen.256 Mandelbrot beschrijft in de inleiding de onmogelijkheid om met
onze traditionele geometrie, de zogenaamde Euclidische of Platonische geometrie,
complexe natuurlijke vormen, zoals wolken, bergen of kustlijnen voor te kunnen
stellen. “Clouds are not spheres, mountains are not cones, coastlines are not circles, and bark
is not smooth, nor does lightning travel in a straight line”.257 Op enkele uitzonderingen
na, zoals bijvoorbeeld sneeuwvlokken of planeten, zijn de meeste vormen in de
natuur onregelmatig gefragmenteerd of gebroken.258 In het woord ‘gebroken’
ligt trouwens ook de oorsprong van de naamgeving van de fractale theorie (fractal
< Latijnse Fractus = gebroken), een theorie die betere methodes biedt om deze
onregelmatige natuurlijke vormen te beschrijven dan onze traditionele geometrie.
De fractale geometrie behoort, onder andere samen met de theorie van de
zelforganisatie tot het domein van de chaostheorie, de populaire benaming voor het
wetenschapsgebied dat het gedrag van dynamische systemen onderzoekt.
254 Dit gelijkvormigheidsprincipe werd de eerste keer gebruikt in Pearl Globe.
255 Mandelbrot, 2006.
256 Shearer, 1996: 65.
Afb. 3.58. David Huycke/ Ken De Keyser, Digital
Fractal Piece, 2009.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.5 Het fractale denken
257 Mandelbrot, 2006: 1.
258 Jencks, 2002: 241.
145
3.60
3.61
3.62
Afb. 3.60. Benoît Mandelbrot, Mandelbrot Set,
1980.
Afb. 3.61. Benoît Mandelbrot, Mandelbrot Set
(detail), 1980.
Afb. 3.62. Helge Von Koch, Triadic Koch Island of
Snowlake, 1904.
146
De eerder vernoemde gelijkenissen tussen deel en geheel zijn bij Fractal Piece niet
vormelijk perfect, daarom noemt Stewart ze statistically self-similar. Soms laat die
zelfgelijkheid zich moeilijker ontdekken, zoals bij wolken of bergen. In dit geval
gaat het over een willekeurige zelfgelijkheid of random self-similarity. Natuurlijke
fractals hebben ook geen complexe structuur op elke schaal van vergroting of
verkleining, en de gelijkheid tussen het deel en het geheel is ook niet perfect
waardoor het deel meer kan gezien worden als een herinnering aan het geheel dan
dat het een perfecte kopie is.259 Deze perfectie en de mogelijkheid om oneindig
door te gaan is daarentegen wel terug te vinden bij wiskundige fractals, fractals die
alleen kunnen ontstaan op de computer.260 Een goed voorbeeld van een wiskundige
fractal is de Mandelbrot Set uit 1980 (afb. 3.60, 3.61).261 Het is een compositie van een
herhaling van fractal-vormen en bewerkingen die ontstond door een eenvoudige
wiskundige berekening tot in het oneindig te herhalen (algoritme).
Naast herhaling is zelfgelijkheid op elke schaal (van deel en onderdeel) een andere
belangrijke eigenschap van fractals die in belangrijke mate bijdraagt tot hun
complexiteit. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn onder andere de Mandelbrot Set of
het Triadic Koch Island of Snowlake (afb. 3.62) ontwikkeld in 1904 door de Zweedse
wiskundige Helge von Koch (1870-1924). Ook bij Fractal Piece is - weliswaar in
beperkte mate - herhaling een belangrijk vormelijk principe. Eerder in dit hoofdstuk
werd reeds beschreven dat deze herhaling in Fractal Piece in theorie ook oneindig
zou kunnen doorgaan.
Mandelbrot tracht de complexiteit die fractale objecten op elke schaal vertonen
aanschouwelijk voor te stellen aan de hand van de kustlijn van Engeland en stelt
dat die oneindig, dus onmeetbaar is. Hij gaat ervan uit dat de lengte van een
kustlijn afhangt van de nauwkeurigheid van het gebruikte meetinstrument. Vanuit
de lucht of op een kaart lijkt de kust een min of meer zuivere lijn te zijn waarvan
de lengte eenvoudig kan worden gemeten. Wanneer echter van dichterbij en meer
gedetailleerd gekeken wordt blijken er ook inhammen en landtongen te bestaan die
de kustlijn een beetje verlengen. Aan de kust liggen ook rotsen, met ertussen nog
kleinere rotsen en tussen de rotsen stenen en kiezels en zandkorrels, enzovoorts. Dus
elke keer als de lijn vandichterbij bekeken wordt, valt op dat deze lijn grilliger en
dus ook langer wordt.262
Deze denkoefening kan ook worden toegepast op Fractal Piece. Wanneer dit
object van op een grotere afstand bekeken wordt is er slechts een bol te zien met
een bepaalde omtrek. Van dichterbij worden de bollen waarmee het geheel is
opgebouwd duidelijk, waardoor niet alleen de omtrek maar ook de oppervlakte van
het object vergroot. Van nog dichterbij worden ook de onderdelen van die bollen,
de granules, zichtbaar, waardoor omtrek en oppervlak opnieuw vergroten en zo
zou nog veel verder kunnen doorgegaan worden, tot moet gekeken worden naar de
dingen die met het blote oog onzichtbaar zijn.
259 Peak & Frame, 1994: 29.
260 Stewart, 1998: 131.
261 Mandelbrot, 2006.
262 Mandelbrot, 2006: 25-33; Van Calmthout, 1998/2009.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.5 Het fractale denken
147
3.63
Afb. 3.63. David Huycke, Landscape, 2009,
gepatineerd zilver 925/1000,
27,5 cm x 24,5 cm x 4 cm.
Afb. 3.64. David Huycke, Landscape (detail, object
in uitvoering), 2009, geoxideerd verkoperd zilver
925/1000, 27,5 cm x 24,5 cm x 4 cm.
Afb. 3.65. David Huycke, Landscape (detail, object
in uitvoering), 2009, geoxideerd verkoperd zilver
925/1000, 27,5 cm x 24,5 cm x 4 cm.
3.64
148
3.65
De volledige studie van fractals, zoals bijvoorbeeld het berekenen van de fractale
dimensie263 is bijzonder complex en heeft weinig relevantie in het kader van
dit onderzoek. Het zou te ver leiden om daarop dieper in te gaan, zodat deze
uiteenzetting zich beperkt tot de fractale eigenschappen die gebruikt werden in dit
project. Het verband met fractals kan in dit project ook niet beschouwd worden als
een methode, het is veeleer een (toevallig) vormelijk resultaat, en in geen geval gaat
het over pogingen om fractale objecten te bouwen of een representatie van de natuur
na te streven. De objecten manifesteren zich eerder zoals de natuur doordat hun
dynamische systemen en groeiwijzen veel vormelijke overeenkomsten vertonen.264
Een ander object dat fractale eigenschappen bezit en dat tegelijkertijd de beperking
van de negatieve mal aan de kaak stelt is Landscape uit 2009 (afb. 3.63). Het
oorspronkelijke uitgangspunt van dit object is de problematiek van de positieve
mal en meer bijzonder de overgang tussen de holle en de bolle vormen (afb. 3.64,
3.65). Door de deels positieve en deels negatieve mal in dunne ijzerplaat uit te
voeren kan het probleem van krimpen en uitzetten, wat oorspronkelijk aan de basis
lag om enkel in de negatieve mal te werken (cf. 3.2.1) worden uitgeschakeld, juist
omdat de metalen ondergond en het object in uitvoering tijdens opwarmen en
afkoelen samen krimpen en uitzetten. De ijzeren mal wordt op voorhand uit een
plaat gesmeed en bestaat uit vier komvormen van dezelfde grootte waarvan drie
naar de ene kant en één naar de andere kant is geplaatst. Het voordeel van deze
symmetrische vorm is dat hij op verschillende plaatsen in het object kan worden
gebruikt. De methode die naar aanleiding van deze problematiek is ontwikkeld
opent opnieuw een groot aantal vormelijke mogelijkheden, waardoor heel wat
beperkingen die eigen waren aan het gebruik van de negatieve mal, verdwijnen.
De fractale kenmerken van Landscape zitten vooral in de herhaling van de
zelforganiserende patronen tussen de granules die herkenbaar zijn in de totale
vorm van het object. Bij de constructie van het object werd bovendien gebruik
gemaakt van verschillende formaten van granules. Doordat de glooiingen van het
object ofwel in, ofwel op de glooiingen van de mal werden gemaakt, is het verschil
in grootte ook enigszins terug te vinden in het totale object en niet enkel in het
detail.265
263 Een andere karakteristieke eigenschap van fractals is dat zij, zoals wetenschappers het noemen, een ‘gebroken dimensie’ hebben.
Traditionele wiskundige objecten zoals een punt, een lijn, een vlak of een volume hebben gehele dimensies, respectievelijk nul, één, twee en
drie. In tegenstelling daarmee kunnen fractals breder of langer zijn dan een enkele meetbare lijn en meer naar een vlak neigen zonder werkelijk
één te zijn, waardoor hun dimensie ergens tussen één en twee ligt en dus met andere woorden ‘gebroken’ is. Is een vlak dikker, maar vult het
niet echt de ruimte, dan heeft het een dimensie tussen twee en drie.
264 In de inleiding van Briggs’ boek Fractals: The Patterns of Chaos stelt de Israëlische kunstenaar Nachume Miller (1949-1998) over zijn eigen
werk dat “the artist isn’t trying to “represent” nature. “Instead of illustrating nature the pictures want to work like nature.” They should be “like” life-forms, in other
words –and an essential feature of life-forms is that each in its own fractal way relects the dynamical system of nature as a whole.” (Briggs, 1992: 30)
265 De glooiingen van de mal zijn allemaal identiek van grootte. De glooiingen in het object zijn kleiner dan die van de mal wanneer ze in de
mal gemaakt worden. De glooiingen in het object zijn groter dan die van de mal wanneer ze op de mal gemaakt worden.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.5 Het fractale denken
149
3.66
150
3.2.6 MASSA en massa
Gegranuleerde sieraden en objecten zijn doorgaans klein en licht van gewicht. Hun
‘massa’ in de betekenis van gewicht is dan ook beperkt en men is dus niet direct
geneigd om in termen van massa te spreken wanneer het gaat om granulatie. De
term ‘massa’ als een grote hoeveelheid daarentegen, zoals wordt gebruikt in een
‘massa’ mensen, kan wel in verband gebracht worden met granulatie, omdat er
doorgaans een massa bolletjes aanwezig zijn (cf. 2.2.1).
Deze antithese werd toegepast in Marble Bowl (2006) (afb. 3.66, 3.67), een object
dat ontstond als gevolg van een onderzoek naar het gebruik van ongewoon grote
granules. Bollen met de grootte van een knikker (∅ 14,2 mm) werden in zilver
gegoten via de techniek van de verloren was (cf. 3.1.1) en afgewerkt, gepolijst en
verkoperd zoals de eerder gebruikte granules. Vervolgens werd het object met
een diameter van 16,5 cm opgebouwd via het reactiesolderen, met als resultaat
een gegranuleerd object met een gewicht van meer dan vier kilogram, waardoor
‘massa’ wel een relevant begrip wordt om het object te duiden, zeker wanneer het
om een object van deze schaal gaat. De afmeting en het gewicht van Marble Bowl
zijn vrijwel identiek aan die van Pearl Chaos, ook al is het object slechts met een
honderdste van het aantal granules opgebouwd266 waardoor deze twee objecten een
totaal verschillende verhouding hebben tegenover de onderdelen waaruit ze zijn
samengesteld.
3.67
Afb. 3.66. David Huycke, Marble Bowl, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 16 cm,
Nijmegen, The Marzee Collection.
Afb. 3.67. David Huycke, Marble Bowl (detail),
2006, gepatineerd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x
16 cm, Nijmegen, The Marzee Collection.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.6 MASSA en massa
266 Pearl Chaos weegt 4.075 gram en bestaat uit 22.638 granules. Marble Bowl weegt 4.353 gram en werd opgebouwd uit 286 granules.
151
3.68
152
3.2.7 De bolvorm van de granule in vraag gesteld
In een initiële zoektocht naar de mogelijkheden om grotere granules te
vervaardigen via het traditionele systeem ontstonden al snel een aantal
beperkingen. Zoals reeds eerder werd uiteengezet, neemt de hoeveelheid metaal
die bij het vervaardigen van de granules gesmolten wordt door zijn cohesiekracht
in vloeibare toestand een zo klein mogelijke vorm aan, namelijk een bol. Deze
vloeibare massa zal vervolgens ook in deze vorm afkoelen en stollen (cf. 2.3.1.1).
Wanneer de hoeveelheid en dus ook het gewicht te groot is, zal het metaal door het
houtskoolpoeder tot op de bodem van de kroes zakken met een afgeplatte granule
als gevolg (afb. 2.2).
In het object Pearl Bowl Flat uit 2006 (afb. 2.3, 3.68) wordt het idee van de
afplatte granules, die door het houtskoolpoeder gezakt zijn (cf. 3.1.1), op een
controleerbare manier gebruikt om het object te bouwen en wordt de eerder
besproken beperking omgevormd tot een nieuwe expressieve mogelijkheid. Hieruit
blijkt eens te meer dat de uiteindelijke objecten niet zelden het resultaat zijn van
een ‘onderhandelingsproces’ tussen de artistieke intenties van de kunstenaar en de
beperkingen en mogelijkheden die gedicteerd worden vanuit een combinatie van
materiaal en techniek en door de natuurwetten, meer speciiek een combinatie van
zwaartekracht en oppervlaktespanning.267 Deze afgeplatte granules bezitten nu
een onder- en een bovenkant, wat niet het geval is bij een perfecte bol, en worden
met hun platte (onder)zijde tegen de binnenwand van de mal gelegd en met elkaar
verbonden, waardoor de platte (onder)kant de buitenkant van het object wordt. De
bolle (boven)zijde van de granule bevindt zich nu aan de binnenkant van het object
waardoor de binnen- en buitenkant een andere uitstraling krijgen. Doordat de
buitenkant van het object nog platter en ijner wordt afgeslepen wordt de boeiende
visuele en tactiele spanning tussen de gladde buitenkant en de bolle getextureerde
binnenkant nog versterkt. Aanraking is echter niet nodig om deze sensatie te
ervaren, de Chinese ilosoof Yi-Fu Tuan (°1930) stelt namelijk in zijn essay Pleasures
of Touch, dat dit contrast bijna ‘gevoeld’ kan worden met de ogen.268
Afb. 3.68. David Huycke, Pearl Bowl Flat, 2006,
zilver 925/1000, Ø 26 cm x 16 cm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.7 De bolvorm van de granule in vraag
gesteld
267 “…formed by a balance between the spheroidizing force of surface tension and the lattening force of gravity…” (Stanley Smith, 1981: 142)
268 Tuan, 2005: 76-78.
153
3.70
3.71
3.69
Afb. 3.69. David Huycke, Pearlinder #1 bis, 2000,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 12 cm x 18 cm,
Kopenhagen, Kunstindustrimuseet.
Afb. 3.70. David Huycke, Pearlinder #1 bis (detail),
2000, gepatineerd zilver 925/1000, Ø 12 cm
x 18 cm, Kopenhagen, Kunstindustrimuseet.
Afb. 3.71. Het verbindingsdeel tussen de granules, de nek,
2006, geoxideerd verkoperd zilver 925/1000.
154
Bij nader onderzoek van de Trojaanse gegranuleerde sieraden (afb. 2.9) (cf. 2.4.1)
vallen de afgeplatte granules op.269 Hierbij ontstond de afgeplatte vorm evenwel
post factum. De oorspronkelijk ronde granules zijn door intensief gebruik en
slijtage afgeplat, waardoor het bolletje een afgeplatte bol of schijf werd. Dit concept
van slijtage vormt deels de inspiratiebron voor Pearlinder #1 bis (2000) (afb.
3.69, 3.70). Dit object vertrekt vanuit Pearlinder #1, waarvan de buitenkant vlak
afgeslepen en geschuurd wordt tot op het moment dat de afgeslepen granules
cirkelvormige vlakken vormden en net niet in aansluitende cirkels overgingen
met de aanpalende granules. In de ‘nek’ (cf. 2.3.1.3) tussen de granules werd met
andere woorden niet geslepen (afb. 3.71). Bij dit object is er dus een theoretisch
verband met het fenomeen van slijtage waardoor er een verwijzing ontstaat naar
een eventueel intensief gebruik. De kleur van het object, de nog zwart geoxideerde
en door patina versterkte binnenkant en het zwart gepatineerde buitenoppervlak,
tonen daarentegen dat er geen verband (meer) is met het gebruik waardoor kleur en
oppervlak dus duidelijk met elkaar in contrast staan.
269 Tolstikov & Treister, 1996: 71-73, 104-105.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.7 De bolvorm van de granule in vraag
gesteld
155
3.73
3.72
3.74
3.75
3.76
3.77
156
Terwijl bij Pearlinder #1 bis de manipulatie van het oppervlak plaatsvond nadat het
volledige object reeds gegranuleerd was, worden de granules bij Pearl Bowl Flat
gemanipuleerd alvorens het object wordt gebouwd. In het geval van de objecten
Pearl Chaos Flat uit 2002 (afb. 3.72, 3.73) en Pearl Square uit 2003 (afb.
3.74, 3.75) vind de vervorming van de granules plaats in het midden van het
productieproces van de objecten. De eerste fase van de opbouw van deze objecten
bestaat uit het maken van platen, die opgebouwd zijn uit granules. Bij Pearl Chaos
Flat is de gegranuleerde structuur binnen een rechthoekig frame onwillekeurig
opgebouwd, terwijl bij de objecten Pearl Square naar een regelmatig en lineair
patroon in een vierkante coniguratie wordt gezocht (afb. 3.76). Vervolgens worden
deze gegranuleerde platen geplet in de plaatwals tot er nieuwe platen ontstaan
met een dikte van ca. 1,0 mm (afb. 3.77). Door de perfect ronde bolletjes telkens in
dezelfde richting te pletten,270 veranderden zij in platte ovalen, in dezelfde richting
waarin de plaat in de plaatwals werd gestoken. Het resultaat is een dynamische
vierkante plaat met een bepaalde richting. Deze richting wordt in de objecten uit
de reeks Pearl Square de ene keer in de horizontale en de andere keer in de verticale
richting gebruikt. In de drie hierboven besproken objecten die gebruik maken van
platte granules en waar werkelijk een gevoel van ‘platheid’ wordt gecreëerd zijn
geplette granules gevat in een vooraf gemaakt en vormbepalend frame en lijken de
granules als het ware pixels te zijn die een beeld opvullen en vorm geven.
Afb. 3.72. David Huycke, Pearl Chaos Flat, 2002,
gepatineerd zilver 925/1000,
14 cm x 14 cm x 3 cm.
Afb. 3.73. David Huycke, Pearl Chaos Flat (detail),
2002, gepatineerd zilver 925/1000,
14 cm x 14 cm x 3 cm.
Afb. 3.74. David Huycke, Pearl Square, 2003, zilver
925/1000 en gepatineerd zilver 925/1000,
14 cm x 14 cm x 3,5 cm.
Afb. 3.75. David Huycke, Pearl Square (detail),
2003, zilver 925/1000, 14 cm x 14 cm x 3,5 cm.
Afb. 3.76. David Huycke, gegranuleerde plaat om
nadien te pletten, als onderdeel van Pearl Square (detail),
2003, geoxideerd verkoperd zilver 925/1000,
granules Ø 3,2 mm.
Afb. 3.77. David Huycke, gegranuleerde en geplette
plaat, als onderdeel van Pearl Square, 2003, geoxideerd
verkoperd zilver 925/1000, 72 mm x 28 mm
x 3,2 mm en 126 mm x 28 mm x 1,1 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.2 Objecten
gevormd door een mal/ 3.2.7 De bolvorm van de granule in vraag
gesteld
270 De gegranuleerde platen moeten altijd in dezelfde richting in de plaatwals worden geplet om het scheuren van de naden tussen de granules
te vermijden.
157
3.3 Objecten gevormd zonder mal
3.3.1 Het ontbreken van de mal
In tegenstelling tot de reeks objecten waarvan de vorm reeds op voorhand is
bepaald en waarbij de gebruikte mal een technisch en vormelijk deterministisch
element is, maken de objecten in deze subgroep geen gebruik van een sturende mal.
Het voordeel dat de bolletjes automatisch naar het diepste punt van de (negatieve)
mal rollen om daar dan spontaan een coherente structuur te vormen, verdwijnt
hier. De granules moeten dus op elkaar gestapeld worden om een ruimtelijke
structuur te bouwen en aangezien een bol omwille van zijn vorm constant de
neiging heeft om weg te rollen kan hij enkel blijven liggen wanneer hij in perfect
evenwicht is, wat meestal neerkomt op een ondersteuning door drie punten.
Het is bij deze objecten daardoor zelfs meer dan bij de objecten uit de vorige
groep aangewezen dat de granules slechts per één of per - reeds op voorhand
gegranuleerde - cluster toegevoegd en direct gegranuleerd of verbonden worden.
Aangezien het niet mogelijk is om individuele granules met tangen aan het reeds
bestaande stuk vast te klemmen zijn de plaatsen waar de nieuwe granules kunnen
worden toegevoegd beperkt omdat niet elke plaats (ondersteuning door minstens
drie punten) de juiste stabiliteit en evenwicht kan bieden. De reeds bestaande
vorm zal bijgevolg constant gedraaid en verplaatst moeten worden om het juiste
evenwicht te vinden. Onmiddellijk ontstaat hier een zeer moeilijk technisch
probleem. Telkens wanneer nieuwe granules aan de reeds gebouwde structuur
moeten toegevoegd worden is het noodzakelijk om een groot deel van het totale
object (opnieuw) op te warmen omwille van de geleiding van het zilver.271 Als
het object klein is en slechts samengesteld uit een beperkt aantal granules vormt
dit geen probleem. Het is pas wanneer het object groter en zwaarder wordt dat
het nagenoeg onvermijdelijk is dat het object tijdens de opwarming onder zijn
eigen gewicht zal inzakken omdat de reeds gegranuleerde naden zeer kwetsbaar
zijn wanneer ze opnieuw worden opgewarmd tot granulatietemperatuur. Een
ondersteuning voor de structuur zoals met vuurvaste blokjes en andere hulpstukken
helpt aanvankelijk goed, hoewel slechts tot op een bepaalde grootte. Het granuleren
van een grote open ruimtelijke structuur met een beperkte ondersteuning lijkt
hierdoor bijzonder moeilijk.272
Als gevolg van de hierboven beschreven technische moeilijkheden in combinatie
met de vrijheid die ontstaat door de afwezigheid van de mal, ontstaat automatisch
een ander type object met een andere vormentaal. Deze moeilijkheden lagen aan
de basis om andere methodes en materialen te zoeken om werkelijk gebruik te
kunnen maken van de nieuwe vormelijke vrijheid, waardoor een creatieve dialoog
ontstaat tussen de nieuwe vormelijke mogelijkheden en de moeilijkheid van de
beperking.
271 Twee onderdelen kunnen maar met elkaar verbonden worden via het reactiesolderen wanneer zij beide ongeveer dezelfde temperatuur
hebben. Is dit niet het geval dan zal het minst verwarmde deel niet beginnen zweten en onveranderd blijven en zal het oppervlak van het
warmste onderdeel blijven zweten en vervolgens beginnen smelten zonder vast te granuleren aan het onvoldoende verwarmde deel.
272 Los van het feit of al dan niet met een mal gewerkt wordt is er uiteindelijk geen verschil in de manier waarop gegranuleerd wordt, waarop
de metallische verbinding tot stand komt, het gaat hier enkel om praktische problemen zoals het wegrollen van de individuele granules of het
inzakken van de totale structuur.
158
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.1 Het ontbreken van de mal
3.3.2 De ordening van de granules
De typische eigenschappen van bollen verschillen niet wanneer met of zonder
een mal gewerkt wordt. Zonder enige manipulatie rollen de bollen, vergelijkbaar
met wat in de mal gebeurt (cf. 3.2.1), automatisch naar het diepste punt van
bijvoorbeeld de doos waar ze in liggen of zakken ze zo diep mogelijk in de zak
waar ze in gegooid worden.273 In beide gevallen zoeken zij ook daar naar de dichtst
mogelijke opvulling, de bollen komen in principe dus altijd bij elkaar waar zij zich
dan organiseren. In een doos of op een ander plat vlak ontstaat een voorspelbare
lineaire ordening. In een zak zullen de bollen ook naar een regelmatige ordening
zoeken maar die zal omwille van de vormelijk sturende eigenschappen van de zak
verstoord worden, waardoor er andere, meer ingewikkelde, ordeningen zullen
ontstaan. Deze situaties en systemen zijn dus enigszins te vergelijken met datgene
wat in de mal plaatsvond. Het voornaamste verschil zit hem in het feit dat de
vorm niet op voorhand ontworpen is waardoor zowel de vorm als de grootte van
de objecten die vanuit deze principes kunnen ontstaan, vrij en onbeperkt zijn. Als
gevolg hiervan kwamen een aantal vormelijk uiteenlopende modellen en objecten
in verschillende materialen tot stand.
273 De aangehaalde voorbeelden van de doos of de zak dienen enkel om te tonen dat de bollen moeten samengehouden worden om een object
te kunnen bouwen, dat er een afgebakende ruimte moet zijn, anders rollen de bollen weg.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.2 De ordening van de granules
159
3.80
3.81
3.79
3.82
Afb. 3.79. David Huycke, model van kubische en
hexagonale dichtste pakking, 2006, gepatineerd zilver
925/1000, 4 cm x 4 cm x 4 cm (beide modellen).
Afb. 3.80. David Huycke, ongetiteld (detail), model
van close packing als handvat van een drinkbeker, 2006,
deels gepatineerd zilver 925/1000, 13,5 cm x 9,5
cm x 7,5 cm, Nijmegen, The Marzee Collection.
Afb. 3.81. David Huycke, ongetiteld, drinkbeker,
2006, deels gepatineerd zilver 925/1000, 13,5
cm x 9,5 cm x 7,5 cm, Nijmegen, The Marzee
Collection.
Afb. 3.82. David Huycke, Trofeeën voor de Provinciale
Prijzen van Oost-Vlaanderen, 2007-2008, 2006-2007,
gepatineerd zilver 925/1000, hout, witte verf,
11,5 cm x 10 cm x 7 cm.
160
3.78
Een eerste experiment ontstond door een beperkt aantal grote gegoten granules in
de ruimte te ordenen startend vanuit het vlak en vanuit de ordening die de bollen
zelf ‘voorstelden’. Deze proef resulteerde niet in een afgewerkt object, maar bleef
beperkt tot enkele experimenten (afb. 3.78, 3.79) waarbij gezocht werd naar de
dichtste ruimtelijke bolstapelingen.274 Eén van deze stapelingen werd gebruikt als
handvat in een reeks van drinkbekers die ontwikkeld werden voor de tentoonstelling
“The Beaker” (cf. voetnoot 207) (afb. 3.80, 3.81). In een volgend experiment
ontwikkelde zich, vanuit dezelfde grote granules, een complexere en minder goed
deinieerbare vorm. Deze ontstond door een onwillekeurige structuur te bouwen
met op voorhand vervaardigde ruimtelijke modules van vier zilveren granules. Dit
stapelprincipe resulteerde in een aantal kleine structuren die in de periode van 2007
tot 2008 gebruikt werden als basis voor de trofeeën voor de Provinciale Prijzen van OostVlaanderen (afb. 3.82). Ondanks het feit dat deze structuren uit slechts een twintigtal
granules bestonden waren zij reeds met de nodige moeite te realiseren en staken
de eerder besproken problemen van inzakken (cf. 3.3.1) tijdens het granuleren de
kop op. Het onderste deel van de trofeeën bestaat uit een gepatineerde zilveren
gegranuleerde structuur en ondersteunt een witte houten balk waarop een plaatje
is bevestigd met de nodige informatie van de prijs. De dragende functie van de
traditionele sokkel (de balkvorm) wordt hier omgekeerd met het beeld, dat in dit
object de drager van de sokkel wordt. Alvorens de trofeeën allemaal af te werken,
werden de gegranuleerde delen los op elkaar gelegd om een grote gegranuleerde
structuur te vormen en gefotografeerd als ware het één stuk (afb. 3.83) omdat
een complexe open structuur zoals deze opbouwen via het reactiesolderen niet
mogelijk leek. Een identieke structuur als dit ‘geposeerd’ object werd samengesteld
met stalen bollen die verlijmd werden,275 waardoor het onoverkomelijke probleem
pragmatisch werd ‘opgelost’.
3.83
Deze kleine objecten en experimenten worden telkens samengesteld met
zilveren granules met diameter van 14,2 mm die gegoten werden via het systeem
van de verloren was en met elkaar verbonden worden via het proces van het
reactiesolderen. De keuze voor de grote granule ontstond doordat experimenten om
vrijstaande structuren met kleine granules (∅ 3,2 mm) te bouwen geen bruikbare
resultaten opleverden. Vanaf het moment dat de structuren groter werden dan
enkele centimeters zakten zij, telkens wanneer nieuwe granules aan de reeds
gegranuleerde structuur werden toegevoegd, onherroepelijk in elkaar. Hetzelfde
probleem ontstaat wanneer de structuren met de grote granules te groot en dus te
zwaar worden.
Afb. 3.78. David Huycke, model van hexagonale
dichtste pakking, 2007, roestvrij staal,
6 cm x 6 cm x 5,5 cm.
Afb. 3.83. David Huycke, op elkaar gestapelde
gegranuleerde onderdelen van de Trofeeën voor de
Provinciale Prijzen van Oost-Vlaanderen, 2007-2008,
2006, gepatineerd zilver 925/1000, Ø ca. 20 cm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.2 De ordening van de granules
274 Cubic en hexagonal close packing. (Weisstein, 1999/ 2009 a, b)
275 Het lijmen werd eerder reeds gebruikt om o.a. maquette van de Trofeeën voor de Provinciale Prijzen van Oost-Vlaanderen te maken (afb. 4.70). `
Het object, White Chaos (afb. 4.71), wordt verder behandeld in 4.2.1.2.
161
Afb. 3.84. David Huycke, Fractal Chaos, 2007,
roestvrij staal, lakverf, 18 cm x 18 cm x 18 cm.
3.84
162
Vanuit de wetenschap dat een bol drie punten nodig heeft om te kunnen blijven
liggen werd gezocht naar een andere vorm van ruimtelijk stapelen, een nieuwe
stapelmethode die ten eerste niet gestuurd wordt door een externe vorm276 en ten
tweede opgebouwd wordt vanuit de enkelvoudige, individuele granules met hun
speciieke ordeningskwaliteiten.277 Zonder rekening te houden met de technische
moeilijkheden die ongetwijfeld zouden ontstaan wanneer bovenstaand idee zou
worden gerealiseerd in zilver via het reactiesolderen, werden de eerste modellen
met dit stapelsysteem gemaakt van roestvrij stalen kogels die aan elkaar werden
gelast.278 Uit dit experiment ontstond Fractal Chaos (afb. 3.84, 3.85).279
3.85
276 Hiermee wordt het stapelen vanuit een mal of het platte vlak bedoeld, waarbij laag per laag wordt opgebouwd en waardoor bijgevolg
voornamelijk in één richting (omhoog) wordt gestapeld.
277 Niet vanuit clusters zoals noodzakelijk was om de trofeeën samen te stellen.
278 Het samen lassen van stalen bollen of andere kleine onderdelen, van dezelfde of verschillende grootte, tot een groter geheel werd op
sculpturale schaal reeds onderzocht door de Britse beeldhouwer Anthony Gormley (°1950). De opbouw en de vorm van zijn sculpturen wordt
echter niet gestuurd vanuit de drang naar zelfordening van de bollen maar vanuit de vooropgestelde vorm. (Gormley, s.d.)
Afb. 3.85. David Huycke, Fractal Chaos (detail,
object in uitvoering), 2007, roestvrij staal, bollen
Ø 15 mm.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.2 De ordening van de granules
279 Het technische deel van dit object en zijn statuut van maquette wordt verder behandeld in het deel van de maquette in hoofdstuk 4 (cf.
4.2.1.2). Het vormelijke en inhoudelijke deel met betrekking tot de vorm en het stapelen zonder het gebruik van een sturende mal wordt in dit
hoofdstuk behandeld.
163
3.86
3.87
Afb. 3.86. David Huycke, coniguratie van vier bollen
die een onderliggende structuur hebben van een tetraëder,
2008, tafeltennisballetjes, kunststof, 8,0 cm
x 7,3 cm x 7,3 cm.
Afb. 3.87. David Huycke, coniguratie van vier witte
bollen die een onderliggende structuur hebben van een
tetraëder (zie afb. 3.86). Een vijfde, zwarte bol wordt aan
de coniguratie toegevoegd, 2008, tafeltennisballetjes,
kunststof, zwarte verf, 10,4 cm x 8,0 cm x 7,3 cm.
164
De stapelmethode die vanuit deze twee voorwaarden (niet gestuurd door
een externe vorm en met individuele granules) ontstond zocht naar de meest
eenvoudige manier van ruimtelijk stapelen waarbij, volgens een bijzonder logische
manier, bol per bol aan toegevoegd werd. Het vertrekpunt was één bol waar
onmiddellijk een tweede aan werd verbonden. Een derde bol werd, rakend aan de
twee andere, tussen de twee andere in geplaatst. In het centrum van deze cluster,
dus rustend op de drie andere, werd de vierde bol geplaatst. Hier ontstaat een
ruimtelijk iguur, een cluster van vier bollen, die de onderliggende geometrische
structuur van een regelmatige tetraëder280 bezit en die de geometrische basis vormt
van dit object (afb. 3.86). Deze coniguratie heeft dus vier denkbeeldige vlakken
die elk gevormd worden door drie bollen. Op elk ‘vlak’ kan in het centrum van de
driehoek opnieuw een nieuwe bol geplaatst worden waardoor elke nieuwe bol altijd
drie andere bollen raakt. Op het moment dat de vijfde bol wordt toegevoegd in één
van die vier centra, ontstaat het verschil met de dichtste ruimtelijke bolstapeling
(afb. 3.87).281
Deze manier van stapelen kan enkel ontstaan wanneer de nieuw toegevoegde
granule of bol telkens wordt vastgemaakt aan de reeds bestaande structuur,
omdat hij er anders af zou rollen als een volgende wordt toegevoegd of als het
object verplaatst of gedraaid wordt. Deze eenvoudige stapelingshandeling werd
vervolgens keer op keer herhaald. De plaatsing van elke nieuwe granule in het
systeem gebeurde steeds volgens dezelfde eenvoudige methode, telkens in het
midden van drie andere reeds verbonden bollen. De keuze waar elke nieuwe bol
geplaatst werd was afhankelijk van technische – of er bijvoorbeeld ruimte was
om te kunnen lassen – en esthetische factoren. Deze handeling werd, los van een
zekere onder of bovenkant, een 450-tal keer herhaald. Vreemd is dat deze zeer
regelmatige en schijnbaar logische stapelmethode op basis van de tetraëder niet
leidt tot een duidelijk geometrisch of overzichtelijk geheel maar tot een (blijkbaar)
complexe en moeilijk deinieerbare vorm. Er ontstaat als het ware een dualiteit
tussen het eenvoudige, het minimalisme van de opbouw en het maximalisme van
het totale object waaruit blijkt dat een herhaling van bepaalde absurd eenvoudige
handelingen verassend complexe en coherente dynamische fenomenen kunnen
veroorzaken die als geheel meer zijn dan de som van zijn delen of afzonderlijke
handelingen.282 In tegenstelling tot het logisch geometrisch geconstrueerde detail
is de totale vorm van dit object ook moeilijk te beschrijven met onze traditionele
Euclidische geometrie. Het gevolg is een interessant contrast tussen het moeilijke en
complexe silhouet met de eenvoudige geometrische opbouw, waarvan niks terug te
vinden is in die verschijningsvorm.
280 Een tetraëder is één van de vijf regelmatige veelvlakken en bestaat uit vier gelijkzijdige driehoeken. Vier bollen in een tetraëdrale
coniguratie is het grootste aantal bollen dat tegelijkertijd met elkaar in contact kan zijn (Critchlow, 1969: 8) en daardoor een bijzonder stevige
en voor dit project bruikbare verbinding oplevert.
281 Deze laatst toegevoegde bol bevindt zich volgens deze dichtste stapeling tussen twee lagen van bollen, een plaats waar in dit op hoeken
van 60°, 90° en 120° gebaseerde geometrisch systeem, geen bol zou mogen komen omdat er geen plaats voor is. De vijfde bol verstoort het
regelmatige systeem omdat de plaatsing afhangt van de geometrie van de tetraëder, waar de vlakken in hoeken van 70,53° ten opzichte van
elkaar staan. (Jackson & Weisstein, 1999/ 2009)
282 Holland, 1998: 141-142.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.2 De ordening van de granules
165
166
Daarnaast heeft het bouwsysteem van dit object de mogelijkheid om naar gelijk
welke richting te groeien, waardoor het ook geen duidelijk centraal punt, kern,
begin of eindpunt heeft noch een richting of binnen- of buitenkant. Het heeft
bijgevolg geen hiërarchische opbouw. De vorm wordt als het ware bepaald door de
groeiwijze, die inherent is aan de eenvoudige stapelwijze van de bollen, door het
‘DNA’van de granules en van de tetraëder.283 Het idee van DNA wordt nog versterkt
omdat het object steeds de neiging heeft om tijdens de opbouw te gaan torsen.
De uiterlijke vorm van Fractal Chaos was met andere woorden op voorhand
onmogelijk bedenkbaar, wat tot een (schijnbaar) onvoorspelbaar en toevallig geheel
leidt. Het is een object dat het potentieel heeft om oneindig en in alle richtingen
tegelijk te groeien. Bovendien is de beslissing om het object als ‘af ’ te verklaren
helemaal afhankelijk van de kunstenaar en niet van technische of andere externe
factoren, wat een artistieke vrijheid maar tegelijkertijd ook moeilijkheid met zich
meebrengt: er kan namelijk altijd nog een bol bij. Het object heeft een vorm die
niet op voorhand ontworpen of beredeneerd is, maar enkel kon ontstaan door
het te maken, het ontstond ‘gewoon’ door de herhaling van een heel eenvoudige
handeling volgens een vooraf bepaald stapelprincipe, gedicteerd door de kwaliteiten
van het materiaal waarmee werd gewerkt. Om te toetsen of het werkelijk om een
soort van ‘voorgeprogrammeerde’ groeiwijze zou gaan werd het object een tweede
keer uitgevoerd. Opmerkelijk is dat het tweede object een nagenoeg identieke
uiterlijke vorm van de eerste uitvoering vertoonde, waardoor het zeker relevant is
om over ‘DNA’ te spreken. Door het eenvoudige stapelsysteem keer op keer toe te
passen ontstaan steeds opnieuw dezelfde structuren, een fenomeen dat aan de basis
ligt van de fractale kwaliteiten die dit object heeft. Ondanks de keuze van de titel,
Fractal Chaos, en het schakelsysteem dat keer op keer herhaald wordt, een fenomeen
dat veel terugkomt in fractals, kan men hier niet spreken van een zuivere fractal
omdat er geen vormelijke zelfgelijkheid is tussen het geheel en de delen.
Fractal Chaos is een object dat aanspreekt op twee verschillende niveaus. Enerzijds
op het niveau van het verstand, omwille van het onvoorspelbare en moeilijk te
deiniëren resultaat als gevolg van een logische opbouw. Anderzijds spreekt dit
object tot het gevoel omdat de manier van opbouw ergens fundamenteel is en
verwijst naar het leven, naar materie of naar wetenschappelijke modellen van
atomen, cellen, of moleculen. Het object zweeft, als gevolg van deze dualiteit tussen
het abstracte en het iguratieve.
283 “In the case of biological systems, the programs for all cell growth are found in DNA, which contains instructions that are as digital as those found in computers.”
(Flake, 1998: 78)
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.2 De ordening van de granules
167
Afb. 3.88. David Huycke, Oval Chaos, 2009,
gepatineerd zilver 925/1000, 16 cm x 16 cm x
16 cm.
3.88
168
3.3.3 De bolvorm van de granule in vraag gesteld
Het inzakkingsgevaar was de belangrijkste reden waarom het vrije ruimtelijke
object Fractal Chaos niet werd gegranuleerd met zilveren bollen zoals bijvoorbeeld
Marble Bowl, waardoor naar andere materialen zoals roestvrij staal en naar andere
technieken zoals het lassen werd gezocht. Aangezien de metallische verbinding
bij granulatie niet enkel tot stand hoeft te komen via het unieke proces van het
reactiesolderen (cf. 2.3.1.3), werd een gelijksoortig object opgebouwd in zilver
waarbij de verbinding gemaakt werd met de lastechniek.284 Dit object maakt
gebruik van de eerder in de tekst besproken vormelijke vrijheid (cf. 3.1.1) die
ontstaat wanneer granules niet via hun zelfvormend systeen maar via de verloren
wastechniek tot stand komen.285 In de plaats van ronde stalen kogels zijn de
bouwstenen in Oval Chaos (2009) (afb. 3.88) in zilver en ovaal van vorm.
Aangezien een ovaal in tegenstellling tot een bol wel over een duidelijke richting
beschikt, die bepaald wordt door de lengte en de breedte, moeten er tijdens de
plaatsing van de granules andere keuzes gemaakt worden dan in het geval van
ronde granules. Terwijl bij de plaatsing van de bol enkel de plaats van de granule
moet gekozen worden, moet in dit geval ook de manier en de richting waarop
de granule geplaatst wordt bepaald worden. De keuze is grotendeels afhankelijk
van zijn eigen ovale vorm, van de stabiliteit en van de coniguratie van de drie
steunpunten waar het in moet geplaatst worden. Het gevolg is daardoor tweeledig.
Enerzijds buigt de oorspronkelijk beschreven vormelijke vrijheid van de ovale
granule om in een technische beperking, anderzijds ontstaat de mogelijkheid om de
groei van het object op een bijkomende manier te beïnvloeden, wat dan weer een
artistiek voordeel is.
284 Ondanks het feit dat het TIG-lassen een techniek is die goed functioneert om zilver te lassen, wordt hij weinig gebruikt in de
edelsmeedkunst en omdat het autogeen lassen een proces is dat pas vanaf de 19de eeuw werd toegepast (Forbes, 1971: 142) wordt het in de
context van de edelsmeedkunst ook niet direct in verband gebracht met granulatie. Toch is de kloof tussen bv. het sinteren (cf. 2.3.1.3) en het
lassen zeer klein, omdat bij beide technieken de onderdelen tot het smeltpunt gebracht worden om zo, eventueel zonder agens, een verbinding
tussen de delen tot stand te brengen. Om deze redenen kan dit object worden ondergebracht in de groep objecten die opgebouwd worden via
granulatie (i.p.v. bij de aanverwante technieken, cf. 4.2), omdat de gelijkenissen tussen het lassen en het verbindingsproces van granulatie groter
zijn dan de verschillen.
285 Een probleem dat bij de vervaardiging van deze ovale granules duidelijk werd is dat het gieten van massieve voorwerpen niet onbeperkt
in grootte is. Waar bij de granules die gebruikt werden bij Marble Bowl nog geen problemen waren, ontstonden die wel bij deze grotere ovalen
granules, namelijk in de vorm van krimpen van het metaal tijdens het stollen. Wanneer bij het gieten het volume van een massief object te
groot of de wand van een hol object te dik is, dan is de mogelijkheid reëel dat in het gestolde metaal krimpgaten zullen voorkomen. Hoe groter
het volume of hoe dikker de wand, hoe groter de kans op krimpgaten zal zijn. Aangezien dit een complex technisch fenomeen is en niet direct
aansluit bij de problematiek van dit project, wordt er hier niet verder op ingegaan. Een duidelijke uiteenzetting hierover is te vinden in de Haas
& Zweekhorst (1965: 31-35).
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.3 Objecten
gevormd zonder mal/ 3.3.3 De bolvorm van de granule in vraag
gesteld
169
170
3.4 Vergelijkende relecties: met mal versus zonder
mal
Ongeacht hun gedeelde onderzoeksobject, namelijk de sculpturale intentie en een
niet functionele bestemming, leidden de twee verschillende hierboven beschreven
constructiemanieren, die toegepast werden in de opbouw van de objecten, niet
enkel tot visueel uiteenlopende resultaten maar vooral tot een totaal verschillend
type van object. Bij de objecten van de eerste reeks werd de uiterlijke vorm van
het object op voorhand bepaald, waardoor (het grootste deel van) het redeneren
ook voor de werkelijke uitvoering kwam; de vorm van de mal moet tenslotte op
voorhand worden vastgelegd. In tegenstelling hiermee komt de uiterlijke vorm van
de objecten in de tweede reeks vooral tot stand via een simultane combinatie van
het denken en het doen. Het maken kan in deze context niet enkel gezien worden
als een manier om een op voorhand bepaald idee te realiseren of te concretiseren,
het is vooral een methode die aanwakkert en inspireert en een enorme bron is
voor nieuwe ideeën.286 Deze dualiteit levert totaal verschillende resultaten op,
niettegenstaande er met dezelfde bouwstenen en technieken wordt gewerkt.
Bovendien is bij het in detail bekijken van beide objecten een opmerkelijk contrast
met de uiterlijke vorm waar te nemen, namelijk dat de eerder ‘beredeneerde’
objecten uit de eerste reeks vooral een grotere spontaniteit vertonen in het detail
en dat de eerder ‘vrije’ of zelfs vormelijk onzekere objecten uit de tweede reeks een
hoge vorm van beredeneerdheid vertonen in het detail, in de stapelmethode.
Tijdens het maakproces van de objecten Pearl Chaos en Edge of Chaos (cf. 3.2.4) (afb.
3.52, 3.55) werd duidelijk dat het ook mogelijk is om het gebruik van de mal en
het werken zonder mal met elkaar te combineren. Bij beide objecten werd eerst in
de mal een komvorm gemaakt die vervolgens bij Pearl Chaos aan zowel de binnenals aan de buitenkant verder ‘groeide’ met modules van drie granules om een
chaotische structuur te verkrijgen. Bij Edge of Chaos werd die chaotische laag enkel
aan de binnenzijde aangebracht.
Dit principe, waarbij de focus van de twee subgroepen (vorm op voorhand bepaald
door het gebruik van de mal en vorm niet op voorhand bepaald omdat er geen mal
gebruikt wordt (cf. 3.2, 3.3)) met elkaar wordt gecombineerd, kan nog doorgedreven
worden. Terwijl bij Pearl Chaos en Edge of Chaos de combinatie nog binnen één vorm
plaatsvind zouden de twee bouw- en ontwerpmethodes als twee vormen in één
object kunnen gebruikt worden.287
286 Sheil, 2005: 7, 12; Wuytens & Willems, 2009.
287 Het oorspronkelijk idee om de combinatie van de twee bouwprincipes als twee vormen in één object te integreren werd niet uitgevoerd in
een object omdat er niet direct een technische uitdaging aan verbonden was en omdat het uitvoeren vooral een illustratie van de mogelijkheid
zou zijn.
3. Groep 1: Granulatie als bouwsteen van het object/ 3.4
Vergelijkende relecties: met mal versus zonder mal
171
172
4. GROEP 2: GRANULATIE ALS
ONDERWERP VAN HET OBJECT
In hoofdstuk 2 werd de granulatietechniek ontrafeld aan de hand van technische,
historische, materiaalspeciieke en vormelijke eigenschappen. Uit de kennis
en inzichten die deze vergelijkende literatuurstudie opleverde, ontstond - in
wisselwerking met het artistieke en praktische onderzoek - een eerste reeks
objecten die een aantal typische en (vooral) traditionele eigenschappen van
granulatie in vraag stellen (uitgewerkt onder hoofdstuk 3: Granulatie als bouwsteen
van het object). Deze objecten kunnen gezien worden als getuigen van het feit
dat een grondige kennis en toepassing van het traditionele en ambachtelijke
proces van granulatie en de kennis van de daaraan gekoppelde technische en
materiaalspeciieke en zelfs historische achtergrond nagenoeg noodzakelijke
ingrediënten zijn om op een kritische en onderzoekende wijze met granulatie om te
gaan. In deze eerste groep objecten waren de gebruikte technieken en materialen
ook sturende elementen voor de ontstane vormen, die als het ware bijna ‘spontaan’
tot stand kwamen, als een logisch gevolg van de mogelijkheden en weerstand die de
gebruikte materialen, granulatietechnieken en constructiemethodes boden.
De tweede groep objecten, die in dit hoofdstuk behandeld wordt, onderzoekt of en
in hoeverre die theoretische en praktische kennis en vaardigheden van granulatie
naast hun bruikbare belang en de daaraan gekoppelde vormelijke resultaten die ze
voortbrengen ook nog over een ander, beeldend potentieel beschikken. Hiermee
wordt een expressief vermogen bedoeld dat het puur technische overstijgt,
waardoor de karakteristieken en kwaliteiten van granulatie op verschillende
manieren een aanleiding voor sculpturaal zilverwerk zouden kunnen zijn. Er
wordt met andere woorden gekeken op welke manier de verschillende facetten
die granulatie ‘een gezicht geven’ inspirerend kunnen zijn of als metafoor kunnen
dienen bij het maken van niet (noodzakelijk) gegranuleerd werk. De essentiële
kenmerken van granulatie, zoals de technische inesses en moeilijkheden die
aanwezig zijn bij de vervaardiging van de gegranuleerde stukken, de speciieke
vormelijke resultaten die eigen zijn aan granulatie of de historische bijzonderheden,
waaronder de imitaties of vervalsingen, worden (soms letterlijk) onder de loep
genomen, opnieuw in vraag gesteld en onderzocht op hun artistieke mogelijkheden.
Dit gebeurt niet vanuit een technisch denken, zoals in het vorige hoofdstuk, maar
veeleer vanuit een beeldende, artistieke context. Aangezien deze objecten pas na
een grondige analyse van die essentiële kenmerken van granulatie konden ontstaan,
vertellen zij veel over het wezenlijke ervan. De nieuwe verbanden, inzichten en
resultaten die de combinatie van het eerste, theoretische luik (hoofdstuk 2) en
de eerste groep objecten van dit onderzoek (hoofdstuk 3) genereerden, worden
opnieuw uitgangspunt en inspiratiebron van de objecten van deze ‘tweede’ groep.
Deze objecten zijn (meestal) niet door granulatie opgebouwd, maar gaan wel over
granulatie. Granulatie wordt nu dus het onderwerp, in plaats van de noodzakelijke
bouwsteen die ze vormde in de eerste groep.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object
173
De objecten die binnen het hierboven beschreven kader ontstaan, ‘schrijven’ als
het ware een metaverhaal over granulatie: ze gaan over granulatie, ‘kijken’ ernaar
en fungeren zelf als inspiratiebron, waardoor de studie en de kennis van granulatie
niet alleen een directe maar ook een poëtische en artistieke reden krijgt. Deze
zelfreferentiële objecten zullen immers proberen om het wonderbaarlijke, het
fascinerende en het mysterieuze van granulatie te tonen en op deze manier trachten
bloot te leggen waarin granulatie zich onderscheidt van andere technieken. De
manier waarop de onderwerpen weergegeven worden, zal daarom ook niet zuiver
registrerend of objectief zijn. Deze objecten trachten niet direct iets perfect na te
bootsen, maar zoeken naar de ongrijpbaarheid en proberen weer te geven wat niet
direct zichtbaar is: de ‘geest’ en het mysterie van de dingen.
Wanneer granulatie het onderwerp wordt van beeldend werk, zal het op de één of
andere manier ook moeten weergegeven worden. In tegenstelling tot de objecten
uit de eerste groep die overwegend abstract waren,288 zal hier een zekere vorm
van iguratie ontstaan. Deze iguratie is grotendeels afhankelijk van welk (deel)
aspect van granulatie, zoals bijvoorbeeld techniek of vorm, wordt behandeld.
Naargelang het gekozen onderwerp worden vervolgens de beeldende methodes
bepaald, waaronder het uitvergroten, afbeelden, isoleren, inkaderen, bevriezen van
bewegingen, imiteren, abstraheren,…
Ten gevolge van de transformatie van de minuscule schaal van granulatie naar
groter sculpturaal zilverwerk wordt de verhouding van het formaat van de
onderdelen tegenover het totale object gewijzigd. Het bolletje, de oorspronkelijke
granule of het ‘onderdeel’, wordt ‘geheel’ en zelf object of minstens een
substantieel onderdeel ervan.
Tenslotte is het bij de bepaling van de onderwerpen in geen geval de bedoeling
om systematisch elke stap van het technische proces, elke vormelijke of
materiaalspeciieke eigenschap of elke aanverwante techniek als inspiratiebron
te gaan gebruiken. Het gevaar dat dit zou leiden tot een overmatig en zinloos
illustreren van een theoretisch model, dat daardoor te sturend zou worden en
waardoor die bepaalde objecten hun artistieke autonomie zouden verliezen,
was m.i. te groot. Omdat elk aspect misschien wel het potentieel heeft om als
uitgangspunt te dienen en omdat het doel van dit project ook ligt in het ontwikkelen
van een ontwerpstrategie, zullen enkele facetten die uiteindelijk niet werden
getransformeerd in een autonoom object evenwel toch omschreven of getoond
worden via een maquette of ruimtelijke schets.
288 Ondanks het feit dat de werken uit groep één (cf. 3.2, 3.3) soms veel vormelijke gelijkenissen vertonen met de natuurlijke wereld, ontstonden
die objecten niet als representatie van de natuur.
174
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object
Aangezien de materiaal- en techniekkeuze bij het maken van deze objecten
ondergeschikt zijn in het kader van de vraagstelling, zijn zij bijgevolg ook minder
sturend dan bij de vorige groep het geval was, wat een nieuwe vrijheid met zich
meebrengt. Gezien de bijzondere interesse voor technische processen en kwaliteiten
van materialen binnen dit project zal ook in dit hoofdstuk ingegaan worden op de
manier waarop de objecten tot stand kwamen, zelfs wanneer deze problematiek
zich niet rechtstreeks binnen de onderzoeksproblematiek bevindt.
Sommige objecten die in deze groep thuishoren zijn soms ook (ten dele) opgebouwd
met granules. Deze objecten behoren in principe zowel tot groep één als tot
groep twee, maar worden bij voorkeur in deze tweede groep behandeld. De
granulatietechniek wordt dan naast onderwerp ook één van de vele technieken
binnen de edelsmeedkunst die gebruikt wordt om een relectief en zelfreferentieel
object te realiseren waarvan granulatie het beeldend thema vormt.
Bij een onderverdeling volgens onderwerp valt het meteen op dat niet alle objecten
duidelijk kunnen worden onderverdeeld in een speciieke subgroep binnen deze
grotere groep, juist omdat bijvoorbeeld het technische proces onlosmakelijk
verbonden is met het gebruikte materiaal en dat het vormelijke niet zelden een
logisch gevolg is van een combinatie van die twee (cf. 2.1). Bij de classiicatie van de
objecten zal het initiële uitgangspunt primeren en bepalend zijn voor de subgroep
waarin het desbetreffende object zal ingeschreven worden.
De ‘grote’ groep objecten die granulatie als onderwerp nemen, worden tenslotte
in twee subgroepen ingedeeld. In de eerste bepalen de speciieke kenmerken,
zoals die aanwezig zijn in elk gegranuleerd stuk, het onderwerp (uitgewerkt onder
4.1).289 Achtereenvolgens worden zo techniek, vorm en materiaal van de granulatie
als onderwerp behandeld. In de tweede subgroep wordt het fenomeen van het
model of de maquette en de aanverwante technieken van granulatie, namelijk
de voorlopers en de imitaties van granulatie, onderzocht op hun beeldende
mogelijkheden (uitgewerkt onder 4.2).
289 Aan de hand van techniek, materiaal en vorm kan de identiteit van granulatie bepaald worden (cf. 2.1).
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object
175
4.1
4.2
4.3
176
4.1 Speciieke kenmerken van granulatie als
onderwerp
4.1.1 Techniek
De ordening van de verschillende onderwerpen over techniek binnen dit onderdeel
verloopt parallel met de gangbare werkwijze van het granuleren. Respectievelijk
worden de twee belangrijkste fasen van het granuleren (binnen dit project), namelijk
het vervaardigen van de granules (cf. 4.1.1.1 - 4.1.1.3) en het verbinden van de
granules (4.1.1.4, 4.1.1.5), als onderwerp genomen.290
4.1.1.1 De voorbereiding van het granulatieproces
Uit de beschrijving van zowel de traditionele als de aangepaste techniek blijkt
telkens dat om een groot aantal identieke granules te verkrijgen op voorhand
stukjes metaal met een identiek volume nodig zijn om deze vervolgens in bolletjes
te kunnen vervormen (cf. 2.3.1.1, 3.1.1). Het beginmateriaal dat bij de meeste
objecten in groep één van dit project gebruikt wordt, zijn zilveren platen die
verknipt worden tot kleine vierkante stukjes van 3,7 mm x 3,7 mm x 1,25 mm. (afb.
4.1).
Wanneer de plaatjes na het knippen uit de guillotineschaar vallen, vormen zij een
dynamisch en chaotisch beeld dat enkel is opgebouwd uit zilveren vierkantjes,
enigszins vergelijkbaar met de spontane gegranuleerde structuren die onder
andere terug te vinden zijn bij Pearl Spheres #1. Deze, door zelforganisatie ontstane,
compositie vormt het uitgangspunt voor het object Before Granulation291 uit
2010 (afb. 4.2).292 Het beeld dat dit object oproept is een momentopname van het
begin van het productieproces van granulatie. Het ixeert letterlijk een tussenfase
waar over het algemeen weinig of geen aandacht aan wordt geschonken, omdat
het op zich weinig met het echte proces van granulatie, het mysterieuze proces van
metallisch verbinden, te maken heeft, en omdat er geen speciieke moeilijkheden
of andere bijzonderheden aan verbonden zijn. In het object wordt het beeld
van de gevallen vierkantjes werkelijk vastgelegd door zwarte polyester over de
plaatjesstructuur te gieten zodat de vele kleine onderdelen gevat worden in één
groter geheel. Dit uitgegoten vlak wordt vervolgens omgedraaid en afgeschuurd
en doordat de plaatjes op de bodem lagen komen zij nu aan het bovenoppervlak
van het object te liggen. Tenslotte wordt het oppervlak nog gepolijst waardoor een
optisch boeiend verschil in glans ontstaat tussen het metaal en de kunststof, tussen
het zilver en de polyester (afb. 4.3). Het ontstane beeld herinnert daarnaast ook aan
uitvergrote pixels die in een vreemde ordening geplaatst zijn.
Afb. 4.1. David Huycke, vierkante plaatjes waaruit
de granules zullen worden gevormd, 2009, zilver
925/1000, 3,7 mm x 3,7 mm x 1,25 mm.
Afb. 4.2. David Huycke, model van Before
Granulation, 2010, aluminium, 30 cm x 30 cm
x 1 mm (deinitief object: 2010, aluminium,
polyester, 30 cm x 30 cm x 1 cm).
290 De voortgang van de traditionele granulatietechniek wordt opgedeeld in drie belangrijke fasen: het vervaardigen van de granules, de
Afb. 4.3. David Huycke, model van Before Granulation
(detail), 2010, zilver, polyester, 10 cm x 10 cm
x 0,5 cm (deinitief object: 2010, aluminium,
polyester, 30 cm x 30 cm x 1 cm).
hand van een model. De opgegeven afmetingen zijn bij benadering.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
granules aanbrengen op de ondergrond en tenslotte de metallische verbinding van de granules met de ondergrond (cf. 2.3.1). In dit project
worden het aanbrengen van de granules en de verbinding van de granules met elkaar opgenomen in één fase (cf. 3.1.3, 3.2.1).
291 Before Granulation was op het moment dat het proefschrift werd ingediend nog niet afgewerkt. Het object wordt daardoor voorgesteld aan de
292 Om economischer te kunnen werken werd in dit object het zilver vervangen door aluminium. Aangezien de speciieke technische
kwaliteiten van het zilver hier van geen belang zijn en het visueel verschil eerder klein is, doet het gebruik van aluminium in plaats van zilver
geen afbreuk aan de inhoudelijke kwaliteiten van dit object.
177
Afb. 4.5. David Huycke, Silver Concrete, 2010,
aluminium, polyester, 20 cm x 10 cm x 5 cm.
4.5
178
4.4
Nadat een grote hoeveelheid vierkante plaatjes geknipt zijn komen ze meestal in
een pot terecht. In tegenstelling tot ronde granules kunnen de vierkante stukjes
in de pot zich nauwelijks ten opzichte van elkaar bewegen en vormen zij een veel
minder georganiseerd geheel met een rommelig uitzicht als resultaat (afb. 4.4). In
een massa van identieke ronde granules is het ook mogelijk om met de vinger of
de hand door te gaan omdat de granules gewillig en vrij ten opzichte van elkaar
bewegen. Deze ‘bewegingsvrijheid’ valt bij de bijzonder sterke en stugge structuur
bij de vierkantjes volledig weg. Het bevroren beeld van deze statische en vanuit
ambachtelijk standpunt minder interessante tussenfase vormde de rechtstreekse
aanleiding voor Silver Concrete (2010) (afb. 4.5),293 een object dat gezien kan
worden als een driedimensionale versie van het vorige object Before Granulation.
Over de massa plaatjes werd glasheldere polyester gegoten en vervolgens werd
het geheel in de vorm van een balk gezaagd, zonder echt rekening te houden met
de positie van de stukjes metaal. Als gevolg hiervan raken vele stukjes metaal ook
aan de buitenkant van de balk waardoor een gelijkaardige nuance in glans tussen
het metaal en de kunststof, zoals in het vorige object, ook hier op te merken is.
De titel Silver Concrete beklemtoont nog het sterke karakter van de structuur door
het rechtstreekse woordelijke verband dat het heeft met beton, waarbij stenen en
stukken betonijzer ter versteviging in de vloeibare massa worden ingegoten. Vanuit
een ander standpunt lijkt dit object op een opnieuw
samenstellen van materiaal zoals gebruikt wordt in zeer speciieke lijmsoorten
voor metaal of zoals in gereconstitueerde stenen.294 Vanuit een puur visueel standpunt
doen de plaatjes zelfs denken aan de zichtbare kristalstructuur die metalen kunnen
vertonen na het stollen (afb. 4.6).295
4.6
293 Om economischer te kunnen werken werd in dit object het zilver vervangen door aluminium. Aangezien de speciieke technische
kwaliteiten van het zilver hier van geen belang zijn en het visueel verschil eerder klein is, doet het gebruik van aluminium in plaats van zilver
geen afbreuk aan de inhoudelijke kwaliteiten van dit object.
294 Gereconsitueerde steen is opnieuw samengestelde steen. Dit procedé wordt onder meer gebruikt door kleine stukken natuursteen in te
Afb. 4.4. David Huycke, vierkante plaatjes waaruit
de granules zullen worden gevormd, 2009, zilver
925/1000, 3,7 mm x 3,7 mm x 1,25 mm.
gieten in beton teneinde een imitatie van de echte natuursteen te bekomen. Deze techniek wordt ook bij edelstenen toegepast door kleine
Afb. 4.6. Oppervlak van een antimoon geut met duidelijk
de interfererende dendritische kristallen, Londen, Science
Museum, Crown copyright.
problematisch was om vierkante zilveren plaatjes via het reactiesolderen met elkaar te verbinden. Wanneer het zilver verkoperd werd via
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
splinters edelsteen opnieuw tot een groter geheel samen te sinteren. (Schumann, 1988: 66)
295 Vierkante ‘granules’ werden in dit project enkel op de hierboven beschreven manieren gebruikt. Experimenten toonden aan dat het
electrolyse smolt telkens het volledige oppervlak, waardoor de hoeken van de vierkantjes zeer snel afrondden (cf. voetnoot 213). Het koper
plaatselijk aanbrengen d.m.v. een mengsel van organische lijm en koperoxide werkt niet goed voor zilver (cf. 3.1.2).
179
4.7
4.9 a-f
Afb. 4.7. Christianne Förster, Hanger, 1997, zilver,
glas, kunststof, staal, 6,5 cm x 11,5 cm.
Afb. 4.8. Christianne Förster, Hanger (detail), 1997,
zilver, glas, kunststof, staal, 6,5 cm x 11,5 cm.
Afb. 4.9 a-f. David Huycke, verschillende fasen van de
overgang van twee naar één granule, 2007, verkoperd
zilver 925/1000, Ø 3,2 mm, Ø 3,6 mm.
180
4.8
Gezien het gegeven dat vanuit een massa identieke zilveren onderdelen een
groter geheel wordt gebouwd, doen de twee hierboven besproken objecten direct
denken aan granulatie, terwijl het er vanuit technisch of vormelijk standpunt
slechts weinig of niets mee te maken heeft. Nochtans gebruikte Christiane Förster
in de sieraden die ze instuurde voor Granulation 96 (afb. 1.4) en in later werk een
soortgelijke verbinding en/of versteviging tussen de gouden granules (afb. 4.7,
4.8).296 Bovendien wordt het ingieten van granules in glas of in email, wat duidelijk
overeenkomsten vertoont met het ingieten in kunststof, reeds gebruikt sinds de
tweede helft van de 15de eeuw (cf. 2.3.2.1).
4.1.1.2 De zelforganisatie van de materie
Terwijl de vorige twee objecten een statisch beeld van een speciiek moment tijdens
de productiefase van de granules ‘inkaderen’ en verwijzen naar het beginmateriaal
van granulatie is de overgang van dit beginmateriaal naar een bolletje een
dynamisch en beweeglijk gebeuren, dat bovendien een zekere tijd in beslag neemt
(afb. 2.38 a-e). Deze ‘magische’ fase is voor de granulatietechniek essentieel omdat
zonder het bolletje het niet over granulatie zou gaan. De overgang van een plaatje
in een bolletje is in de werkelijke voortgang van de productie niet zichtbaar omdat
ze in de oven in een gesloten kroes en bedekt onder een dikke laag houtskoolpoeder
plaatsvindt (cf. 2.3.1.1). Afgeleid hiervan en meer met betrekking tot de moeilijkheid
van het verbindingsproces is het feit dat granules wanneer ze samen te veel en te
lang verhit worden, samensmelten en zelfs door elkaar opgenomen worden om
opnieuw één bolletje te vormen (afb. 4.9 a-f).
296 Eigen interpretatie.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
181
4.10
Afb. 4.10. David Huycke, Order & Chaos #1,
2008, gepatineerd zilver 925/1000, polyurethaan,
roestvrij staal, 17,5 cm x 17,5 cm x 32,5 cm,
bol Ø 16,5 cm.
Afb. 4.13. David Huycke, geërodeerd granulatie-effect
op roestvrij stalen bollen bij Order & Chaos #1, 2008,
gepatineerd zilver, polyurethaan, roestvrij staal,
17,5 cm x 17,5 cm x 32,5 cm
4.13
182
Het fenomeen van samensmelten en in elkaar overgaan vormde de aanleiding voor
twee objecten: Order & Chaos #1 uit 2008 en Order & Chaos #2 uit 2009 (afb.
4.10, 4.11). Beide objecten bestaan uit twee visueel contrasterende delen: enerzijds
uit een chaotische structuur die opgebouwd is uit aan elkaar gelaste roestvrijstalen
bollen met een diameter van 15 mm en anderzijds uit een veel grotere, uit
zilverplaat gesmede bol.
In vergelijking met Pearl Chaos (afb. 3.52), waar op voorhand modules van drie
granules (afb. 3.54) werden vervaardigd (cf. 3.2.4), worden ook bij de gelaste
structuur bij deze objecten eerst modules van enkele bollen gemaakt om het gericht
chaotisch stapelen mogelijk te maken. Omdat hier het doel een zo transparant en
ruimtelijk mogelijke structuur was, waren de gelaste modules ook reeds ruimtelijke
structuren (afb. 4.12).297 De perfect blinkende bollen verliezen door de hitte, die
tijdens het lassen geproduceerd wordt, hun egale witgrijze kleur en er ontstaat het
typische palet van aanloopkleuren dat ontstaat wanneer ‘bloot’ metaal wordt verhit.
4.12
In deze fase waar de totale structuur gelast wordt, blijft de oorspronkelijke glans
maar deze verdwijnt uiteindelijk ook wanneer de volledige structuur nog in de oven
verhit wordt tot ca. 1.000 °C. Het gepolijste oppervlak verliest hierdoor zijn zuiver
en nieuw voorkomen: het ziet er nu oud, donker en geërodeerd uit, waardoor het
chaotische karakter, dat tot nu toe enkel in de vorm van de wanordelijke stapeling
aanwezig was, nu ook duidelijk herkenbaar is in het materiaal.298 Het oppervlak
lijkt nu zelfs tot in de massa aangetast doordat er kleine blaasjes op verschijnen
waardoor het object zelfs een schijnbaar gegranuleerde structuur krijgt (afb. 4.13).
Contrasterend in vorm en materiaal aan deze ruwe structuur is het andere, zachtere
en schijnbaar meer beredeneerde deel van het object. De grootte van deze bol en
bijgevolg de verhouding ervan ten opzichte van de gelaste structuur, bepaalt ook het
onderscheid tussen Order & Chaos #1 en Order & Chaos #2 (afb. 4.10, 4.11).
Bij Order & Chaos #1 is dit een zilveren gehamerde bol met een diameter van 16,5
cm. Op het eerste zicht lijkt de grootte en het volume van beide delen enigszins
gelijk maar na enkele berekeningen blijkt snel dat het volume van de gesmede
bol 2.350,88 cm3 is en het volume van alle 543 roestvrijstalen bollen samen (543 x
1,76625 cm3) slechts 959 cm3. Een zeer groot verschil dus. Het idee dat wanneer
deze chaotische massa zou worden verhit tot het smeltpunt een nieuwe bol zou
ontstaan in het formaat van de gesmede bol, klopt niet; het totale volume van 959
cm3 zou slechts een bol met een diameter van 12,24 cm opleveren.
Afb. 4.12. David Huycke, module van vier bollen die
gebruikt werd bij de opbouw van Chaos & Order #1,
2008 en Chaos & Order #2, 2009, roestvrij staal,
41 mm x 38 mm x 23 mm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
297 Vergelijkbare (zilveren) modules werden reeds gebruikt bij de realisatie van de Trofeeën voor de Provinciale Prijzen van Oost-Vlaanderen (cf. 3.3.2).
298 Rudolf Arnheim wijst er op dat het eroderen van materialen leidt tot een bepaalde staat van wanorde en uiteindelijk zelfs tot het
verdwijnen van het materiaal. Ondanks het feit dat het eigen werk en Arnheims Entropy and Art: An Essay on disorder and order zich in een andere
context afspelen was het boek doorheen het hele onderzoek, maar in het bijzonder in de aanvangsfase, inspirerend. (Arnheim, 1971: 48)
183
Afb. 4.11. David Huycke, Order & Chaos #2, 2009,
zilver 925/1000, roestvrij staal, lakverf,
28 cm x 20 cm x 19 cm, bol Ø 11 cm.
4.11
184
Het object Order & Chaos #2 vertrekt van een gelijkaardige problematiek en wordt
net zoals zijn naamgenoot Order & Chaos #1 opgebouwd uit twee delen: een gelaste
structuur van roestvrij stalen bollen en een zilveren gesmede bol. Het verschil
tussen de twee objecten is dat bij Order & Chaos #2 het werkelijk meetbare volume
van beide onderdelen identiek is, namelijk 696,55 cm3.299 De relatie met granulatie
in het algemeen en met het proces van het vervaardigen van de granules in het
bijzonder is hier juister. Wordt de chaotische structuur namelijk opgewarmd tot
het smeltpunt, dan gaat – theoretisch gezien, zonder rekening te houden met de
zwaartekracht - de verzameling van bollen over in één enkele bol met een grootte
en volume die identiek zijn aan die van de zilveren bol. Het visuele contrast tussen
de twee onderdelen wordt nog versterkt doordat bij het lassen naar een zo open
mogelijke, chaotische structuur gezocht werd, terwijl de bol een zuiver voorbeeld
is van compactheid. De bol heeft namelijk van alle bestaande vormen het kleinste
oppervlak in verhouding tot zijn volume, of anders gezegd het grootste volume in
verhouding tot zijn oppervlakte.
Tegelijkertijd staat dit object ook symbool voor de extreme moeilijkheid van het
granulatieproces. Wanneer een open structuur van granules te veel verwarmd zou
worden, bestaat het reële gevaar dat alles in elkaar (weg)smelt en dat alle bolletjes
samen, volgens het principe van het ontstaan van de granule, weer opnieuw één
bol vormen. De verhouding tussen de twee onderdelen bij het object Order & Chaos
#2 werd dus niet bepaald door esthetische of artistieke, maar volgens meetkundige
factoren. Door het totale object tenslotte volledig egaal wit te schilderen wordt het
vloeibare (en dus gesmolten) karakter van het materiaal nog versterkt.
Naast de tegenstelling in materiaal en vorm die aanwezig is tussen de twee
onderdelen van beide objecten is er ook een conceptuele antithese met een
ambachtelijke oorsprong waar te nemen. De twee bewerkingen die nodig
waren om de objecten effectief te bouwen (het samen lassen van de chaotische
structuur en het uit plaat smeden van de grote zilveren bol) zijn beide moeilijke
en tijdrovende bezigheden die in fel contrast staan met het snelle en gemakkelijke
zelfvormingsproces van de bol, het fysische proces dat het onderwerp van het object
vormt.
Om de twee onderdelen tenslotte met elkaar te kunnen verbinden om zo tot één
object te komen, wordt aan de chaotische structuur eenvorm gelast die in de
opening van de gesmede bol wordt geplaatst. De bol wordt vervolgens vol gegoten
met polyurethaan, die de feitelijke verbinding tussen de twee onderdelen tot stand
brengt. De kunststof zorgt er tegelijkertijd ook voor dat de zilveren bol, een hol
lichaam met een wanddikte van slechts 1 mm, sterker wordt.300
299 De diameter van de zilveren bol is 11,0 cm.
300 Het opvullen van holle volumes om deze te verstevigen is een methode die reeds eeuwenlang wordt gebruikt. Sumerische ambachtslui
vulden reeds dunne gehamerde stukken op met een kern van bijvoorbeeld pek of asfalt. (Woolley, 1961: 80)
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
185
4.14
4.15
Afb. 4.14. David Huycke, model van Full Vessel,
2010, staal, papier, Ø 20 cm x 10 cm, kogels Ø
5,0 mm (deinitief object: 2010, zilver 925/1000,
staal, Ø 40 cm x 20 cm).
Afb. 4.15. David Huycke, model van Full Vessel
(detail), 2010, staal, papier, Ø 20 cm x 10
cm, kogels Ø 5,0 mm (deinitief object: zilver
925/1000, staal, Ø 40 cm x 20 cm).
186
4.1.1.3 De granules
Wanneer de granules gevormd en gezeefd zijn van tussen het houtskool volgen
nog een aantal bewerkingen alvorens aan de bouw van een nieuw gegranuleerd
object kan worden begonnen. Eerst worden de granules gecontroleerd op vorm en
grootte en worden de slechte er tussenuit gesorteerd. Vervolgens gaan de bruikbare
granules in de trommelpolijstmachine en tenslotte worden alle granules nog
verkoperd (cf. 3.1.2). De grote massa’s losse granules worden dus nog verschillende
keren samengebracht. De zelforganisatie is op deze momenten niet alleen zichtbaar
maar ook telkens fysiek voelbaar wanneer de hand over of tussen de granules glijdt.
Het object Full Vessel301 uit 2010 (afb. 4.14, 4.15) vertrekt vanuit deze fysieke
ervaring en, zoals de titel reeds laat vermoeden, gaat het om een recipiënt dat
volledig gevuld is. Het beeld dat gecreëerd wordt is een metalen cilinder die tot
aan de rand gevuld is met granules. Bij nadere inspectie wordt snel duidelijk dat
de bodem van de cilinder zich slechts enkele millimeters onder de bovenrand van
het object bevindt zodat er slechts één laag granules nodig is om de cilinder te
vullen. Doordat het bovenoppervlak niet volledig gevuld is met granules voelt de
toeschouwer bij het aanraken de beweeglijkheid van de bolletjes zoals tijdens de
voorbereidingen van het hele proces, waardoor de toeschouwer zelf het fenomeen
van de zelforganisatie, zowel visueel als tactiel, kan ervaren.
4.1.1.4 The moment of truth
Het moment waar het bij granulatie (reactiesolderen) werkelijk om gaat en
waar granulatie zich onderscheidt van elke andere techniek is de fase waarbij
de buitenkant van de granules, door de verbinding die dankzij de nodige hitte
ontstaat tussen het zilver en het toegevoegde koper aan het oppervlak, in een
gesmolten staat terecht komt en zich metallisch kan verbinden met een eventuele
ondergrond en/of met de andere granules. Dit is een cruciaal en uiterst moeilijk
moment, want elke denkbare fout in het proces of verkeerde inschatting qua tijd of
temperatuur, wordt afgestraft door een fout in het afgewerkte stuk. Het is daarom
niet verwonderlijk dat Oppi Untracht dit moment het ‘moment of truth’ noemt (cf.
2.3.1.3). Het minimale beeld om dit beslissende moment en tegelijkertijd ook het
wezen van de structurele granulatie aanschouwelijk te kunnen maken, is de dubbele
granule (afb. 3.30, 3.35). Deze dubbelvorm werd in de vorige groep objecten reeds
gebruikt om de zelfordenende structuur te kunnen aanpassen in een transparantere
structuur (cf. 3.2.3).
301 Full Vessel was op het moment dat het proefschrift werd ingediend nog niet afgewerkt. Het object wordt daardoor voorgesteld aan de hand
van een foto van een proefopstelling.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
187
4.17
4.16
Afb. 4.16. Myra Mimlitsch-Gray, Planished
Rectangular Tray, 2002, koper,
81,2 cm x 58,4 cm x 7,6 cm.
Afb. 4.17. Gerhard Richter, Grönland, 16
kleurenfoto’s, 1972, 51,7 cm x 73,5 cm.
188
In deze meer inhoudelijke context vormt het beeld van de dubbele granule de
directe aanleiding van een serie van werken: de Kissing Spheres.302 In deze reeks
van verschillende objecten verschuift de functie van de dubbele granules van
structuurbepalend onderdeel van het object naar vormbepalend onderwerp. Door
het enorm uitvergroten en tegelijkertijd isoleren van technische kenmerken, zoals
het minuscule van granulatie of de essentie van het verbindingsproces, wordt het
werk uit zijn directe, technische context gehaald en gaat de aandacht in de eerste
plaats naar het visuele. Deze methode werd reeds veelvuldig toegepast door de
Amerikaanse edelsmid Myra Mimlitsch-Gray (°1962) in haar Hammermark series
waarin ze de hamersporen die onmiskenbaar eigen zijn aan het ambacht van het
zilversmeden benadrukte door ze enorm uit te vergroten (afb. 4.16). Zij omschreef
dit als “a magniication technique, based on romantic propaganda that exposes the laws of
handwork as a mark of its handcrafted signiicance”.303 De fascinatie voor de hamerslag
en de connotaties met de Arts and Crafts Movement die het onmiskenbaar met zich
meebrengt, verschuift hier van onvermijdelijk maakspoor naar intellectueel
uitgangspunt.
Het sterke beeld van de kissing spheres duikt meermaals op in dit onderzoeksproject,
zij het telkens in een verschillende uitvoering of in een andere context. Door steeds
opnieuw dezelfde vormen te herhalen, er kleine veranderingen (in vorm, materiaal,
techniek of grootte) in aan te brengen of verschillende combinaties te maken
zonder telkens naar een andere vorm of een andere vormentaal te grijpen, wordt
het duidelijker waar de essentie van het onderzoek ligt. Daardoor kunnen ideeën
scherper en vragen juister worden geformuleerd. Deze ontwerpstrategie, waarin
steeds voor een groot deel uitgegaan wordt van het eigen werk, waardoor het werk
niet enkel werk is maar tegelijk opnieuw ‘voedsel’ levert voor nieuwe ideeën, is reeds
sinds het begin van de jaren 1990 aanwezig in het eigen werk.304
Als gevolg van deze ontwerpmethodiek draagt elk object zo een deel van een
vorig of een volgend object in zich waardoor het werken met afgelijnde projecten
en thema’s niet altijd evident is. Deze aanpak is ergens vergelijkbaar met het
onderzoekswerk van wetenschappers die telkens slechts één parameter wijzigen
om op deze manier duidelijker de verandering in hun onderzoeksobject te kunnen
opmerken.305
302 De titels Kissing Spheres en Kissing Bowls (cf. infra) zijn afgeleid van het wiskundige begrip ‘kissing number’ of ‘Newton number’. Dit getal duidt
het maximum aantal bollen van identieke grootte aan die, in een bepaalde dimensie, tegelijkertijd kunnen raken aan één centrale bol. In
één dimensie kunnen er twee raken aan één bol, in twee dimensies zes en in drie dimensies kunnen twaalf bollen tegelijkertijd raken aan die
centrale bol. Deze rakende bollen zijn de ‘kissing spheres’. (Aste & Weaire, 2000: 116-117)
303 Mc Fadden, 2005: 36.
304 Nanfeldt, 2003.
305 De Duitse kunstenaar Gerhard Richter (°1932) registreerde in zijn Atlas series, die hij startte in 1962, zo het bronnenmateriaal voor zijn hele
oeuvre. Door thema’s, afdrukken van foto’s, vormen en kleurstudies samen te brengen, te herhalen en te vergelijken ontstaat de mogelijkheid
om een artistiek onderzoek op een boeiende manier te visualiseren en zonder woorden te communiceren (afb. 4.17). (Richter & Friedel, 2006;
Richter, 2009)
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
189
4.18
4.21
4.19
190
Een eerste werk dat binnen dit denken over de essentie van het verbindingsproces
ontstond is Kissing Spheres #1 (2007) (afb. 4.18). Het object is opgebouwd
uit twee zilveren, gesmede bollen van identieke grootte die met hun openingen
naar elkaar toe zijn verbonden. Zij lijken in elkaar over te gaan en door elkaar
te schuiven als een vendiagram om zo een eenheid te vormen. Deze sensuele
beweging wordt nog versterkt in de titel. Als dit beeld een statische momentopname
is van een bewegende actie zou in theorie de omgekeerde richting ook mogelijk
kunnen zijn, namelijk dat de twee bollen uit elkaar zouden schuiven zoals bij een
celdeling. Aangezien het binnen de context van granulatie gebruikt wordt, kan
enkel de in elkaar schuivende actie mogelijk zijn, het constante streven naar één
bol. Het oppervlak van het object is zwart gepatineerd, hetgeen doet vermoeden
dat, omwille van de verwijzing naar de oxidatie van het koper,306 het ‘moment of truth’
reeds voorbij is. De twee helften samen ‘portretteren’ het cruciale moment van
het proces, het samensmeltingmoment van de granules, hetgeen de conceptuele
en vormelijke structuur van het object schept. Doordat de twee helften gesmeed
werden uit plaat en daarna met de openingen tegen elkaar werden bevestigd
kan men, wiskundig gezien, niet echt over kissing spheres spreken, want die raken,
ongeacht de grootte van de bol, slechts in één enkel punt.
Veel dichter bij het beeld van de ‘kissing spheres’ komt het object Kissing bowls
#1 (2006) (afb. 4.19) omdat het raakpunt dat de twee bollen met elkaar verbindt
veel kleiner is. Kissing bowls is een object dat samengesteld is uit ongeveer dezelfde
onderdelen en met nagenoeg dezelfde afmetingen als Kissing Spheres #1. In
tegenstelling tot bij Kissing Spheres #1 werden bij dit object de openingen van de
gesmede bollen niet tegen elkaar gesoldeerd maar werd in het vlak van beide bollen
een opening gemaakt waar de twee met elkaar verbonden werden (afb. 4.20).
De plaatsing ervan werd zo bepaald dat de openingen van de twee bollen onder
een hoek van 90° ten opzichte van elkaar kwamen te staan. Anders dan bij echte
granulatie en dan bij het vorige en andere objecten die hetzelfde uitgangspunt
hebben, bestaat de mogelijkheid om in dit object te kijken.
4.20
Een andere mogelijkheid die de rechte hoek tussen de twee openingen biedt is om
het object ook op de buitenkant van een rechte hoek in een ruimte te presenteren
waardoor het niet alleen als autonoom object kan fungeren, maar daarnaast ook
een rechtstreekse dialoog aangaat met de ruimte waarin het zich bevindt. De
dubbele opening van het object wordt hierdoor ook aan het zicht onttrokken met
als gevolg dat elke functionele connotatie verdwijnt. Dit werd onderzocht in het
object Kissing Bowls #2 uit 2009 (afb. 4.21).
Afb. 4.18. David Huycke, Kissing Spheres #1, 2007,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 11 cm x 21 cm.
Afb. 4.19. David Huycke, Kissing Bowls #1, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 10,5 cm x 21 cm.
Afb. 4.20. David Huycke, twee onderdelen van Kissing
Bowls #1 alvorens ze met elkaar verbonden werden,
2006, zilver 925/1000, Ø 10,5 cm.
Afb. 4.21. David Huycke, Kissing Bowls #2, 2009,
gepatineerd zilver, 925/1000, Ø 14 cm x 27,8 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
306 Het koper dat zich aan de oppervlakte van de zilveren granule bevindt en via elektrolyse aangebracht werd voor het granuleren startte,
dient om het reactiesolderen (het proces van granuleren zonder toevoeging van soldeersel) mogelijk te maken (cf. 2.3.1.3).
191
4.22
Afb. 4.22. David Huycke, Kissing Spheres #2, 2007,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 17 cm x 32 cm.
192
Kissing Spheres #2 uit 2007 (afb. 4.22) is een aangepaste en grotere versie
dan Kissing Spheres #1. Het voornaamste verschil tussen beide objecten is dat bij
Kissing Spheres #2 de ene bol zelf een object is dat in de vorige groep ontstond en
opgebouwd is via granulatie, namelijk Pearl Globe (afb. 3.47) (cf. 3.2.3). De andere
helft werd gesmeed uit plaat in dezelfde diameter. Bij beide bollen werd gestreefd
om een zo klein mogelijke opening over te houden om zo het beeld van de in één
punt rakende bollen zo dicht mogelijk te kunnen benaderen. Kissing Spheres #2 is
aldus een naar zichzelf verwijzend object, waarvan het technisch proces zowel
terug te vinden is in het object als in het subject: een object dat deels in granulatie
is uitgevoerd en waarvan het totale beeld naar het belangrijkste moment van
granulatie refereert: the moment of truth.
Omdat een metallische verbinding tussen de twee bollen niet mogelijk leek omwille
van het eerder beschreven inzakkinggevaar,307 werden de gegranuleerde en de
gesmede bol, met hun openingen naar elkaar toe, verbonden met epoxylijm.
Omdat de opening van de gesmede bol iets groter is dan die van de gegranuleerde
bol en dus net over die kleinere opening valt, kan de rand van de gesmede bol
perfect aan de grillige vorm van het granuleus oppervlak aangepast worden.
Hierdoor ontstaat een veel groter raakvlak met als gevolg een zuiverdere en
stevigere verlijming van de twee onderdelen.
307 In 3.3.1 werd de extreme moeilijkheid of onmogelijkheid omschreven om grote ruimtelijke vlakken zonder ondergrond te vervaardigen via
het granulatieproces. Dezelfde probelemen bestaan bij het solderen met soldeersel.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
193
4.23
Afb. 4.23. David Huycke, Kissing Spheres #5, 2009,
deels gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 31,4 cm.
194
De mogelijkheid om de rand van de ene bol aan te passen aan het onregelmatige
oppervlak van de andere bol verdwijnt bij Kissing Spheres #5 (2009) (afb. 4.23).
Dit object is wat vorm en afmetingen betreft identiek aan Kissing Spheres #2, maar
is samengesteld uit een witte en een zwart gepatineerde gegranuleerde bol.308
De presentatie van de twee Pearl Globes en de foto ervan (afb. 3.47), vormden de
aanleiding van Kissing Spheres #5, die het statische beeld van de foto vastlegt in
een nieuw object. Het verschil met de foto is dat de twee individuele objecten
met de opening naar elkaar toe geplaatst worden om zo één object te vormen,
een object dat voor de ene helft uit wit en de andere helft uit zwart zilver bestaat.
Door beide uiterste kleuren van zilver in één object te verwerken worden zowel het
schone als het lelijke, het begin als het einde van zilver voor het eerst in één object
gecombineerd (cf. 3.2.1).
Eerder werd reeds duidelijk dat het niet mogelijk is om de twee gegranuleerde
bollen metallisch met elkaar te verbinden omwille van het inzakkinggevaar
(cf. 3.3.1). Omdat het twee gegranuleerde objecten betreft is daarenboven het
aanpassen van de rand door te vijlen zoals dat in Kissing Spheres #2 gebeurde om
nadien te verlijmen problematisch.309 Ten gevolge van bovenstaand probleem
werd een schroefsysteem ontwikkeld dat in de openingen van beide objecten
werd bevestigd. Vergelijkbaar met de andere Kissing Spheres verschuift de functie
van de opening van (mogelijk) praktisch naar constructief. In dit object is deze
verschuiving zelfs letterlijk waar te nemen want in beide openingen wordt
een speciiek geconstrueerd systeem ingepast om de twee bollen met elkaar te
kunnen verbinden. Omdat het niet mogelijk was om dat systeem op het einde,
wanneer de gegranuleerde bol klaar is, in de opening in te passen omwille van de
onregelmatigheid van de bovenrand en omwille van het inzakkinggevaar, wordt het
schroefsysteem het vertrekpunt waaruit de volledige bol zich verder vormt.
308 Het is bij dit object niet meer mogelijk om te spreken over twee Pearl Globes, omdat de rand van de opening van beide bollen volledig moest
worden aangepast om ze met elkaar te kunnen verbinden. Visueel is er slechts een klein verschil.
309 Twee gegranuleerde randen kunnen omwille van hun onregelmatigheid moeilijk door te vijlen aan elkaar aangepast worden. Bepaalde
granules zullen volledig en andere granules zullen zo goed als niet weggevijld worden. De verlijming tussen de twee bollen zou niet nauwkeurig
kunnen gebeuren waardoor de onregelmatigheden te veel de aandacht zouden opeisen. Qua stevigheid zou dit m.i. geen probleem vormen.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
195
4.24
4.28
4.25
4.27
4.29
4.30
4.31
196
4.26
Afb. 4.24. David Huycke, ring waaruit elke bol van
Kissing Spheres #5 opgebouwd wordt en waarin nadien het
schroefmechanisme wordt gemonteerd (afb. 4.29, 4.30),
2009, geoxideerd verkoperd zilver 925/1000,
Ø 50 mm x 5 mm.
Afb. 4.25. David Huycke, Kissing Spheres #5 (detail,
object in uitvoering), 2009, verkoperd
zilver 925/1000.
Afb. 4.26. David Huycke, Kissing Spheres #5 (object
in uitvoering), 2009, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000.
Afb. 4.27. David Huycke, Kissing Spheres #5 (object
in uitvoering), 2009, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000.
Afb. 4.28. David Huycke, Kissing Spheres #5 (detail,
object in uitvoering), 2009, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000.
Afb. 4.29. David Huycke, schroefmechanisme waarmee
de twee bollen van Kissing Spheres #5 aan elkaar kunnen
worden gemonteerd, 2009, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000, ijzer, staal, ring Ø 50 mm x
5 mm, vijs Ø 8,0 mm.
Afb. 4.30. David Huycke, schroefmechanisme waarmee
de twee bollen van Kising Spheres #5 aan elkaar kunnen
worden gemonteerd, 2009, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000, ijzer, staal, ring Ø 50 mm x
5 mm, vijs Ø 8,0 mm.
Afb. 4.31. David Huycke, Kissing Spheres #5
(detail), 2009, geoxideerd verkoperd zilver
925/1000, Ø 16,5 cm x 32 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
In een eerste fase wordt een op de draaibank een zilveren ring vervaardigd
waarmee de granules verbonden worden (afb. 4.24). Aanvankelijk is dit slechts een
enkele rand granules die naarmate er granules bij komen (afb. 4.25) geleidelijk
uitgroeit tot een bol met aan de ene zijde een opening waarin later een deel van
het schroefsysteem bevestigd wordt die de verbinding moet vormen met de andere
bol. Aan de andere kant bevindt zich de opening met gegranuleerde rand van
waaruit de bol moet worden gesloten (afb. 4.26). Doordat het niet mogelijk is om
in een concave mal310 een volledige bol te sluiten werd ook voor dit probleem
een oplossing ontworpen en werd voor de eerste keer echt met een positieve
mal gewerkt.311 Wanneer de twee gegranuleerde stukken tot ongeveer de helft
opgetrokken waren in de negatieve mal werd in het onafgewerkte object, volgens de
curve van de binnenkant van het reeds gemaakte deel, een positieve mal gemaakt
in vermiculiet.312 Het zachte en vuurvaste vermiculiet kan perfect aan de korrelige
binnenkant van de halve bollen worden aangepast door het erin te schuren (afb.
4.27), met als resultaat een compacte vorm met exact dezelfde bolstraal als de
binnenkant van het reeds gegranuleerde deel. Deze afgeschuurde vorm, die
gestuurd werd via een lange staaf door de ring (afb. 4.26), kreeg de functie van
positieve mal en de onafgewerkte bol werd vervolgens verder op deze mal afgewerkt
(afb. 4.28) tot een volledig gesloten geheel. Het stuk vermiculiet, dat na het sluiten
nog ingesloten was in de bol, werd met een tang met lange, dunne bekken langs de
kleine opening van de ring in stukken geknipt waardoor het eruit verwijderd kon
worden.
Aan beide ringen wordt nu een stalen plaat geschroefd waarin het schroefsysteem
is geïntegreerd (afb. 4.29, 4.30) en waarmee de twee bollen op nagenoeg
onzichtbare manier met elkaar kunnen verbonden worden (afb. 4.31). Het
samenstellen van verschillende componenten door deze samen op een centrale
as te vijzen, is een systeem dat bestaat in de edelsmeedkunst, namelijk bij de
bevestiging van verschillende, op voorhand gemaakte onderdelen, bijvoorbeeld
bij grotere kelken en sporttrofeeën. Een gelijkaardig systeem is ook binnen de
traditionele granulatiekunst terug te vinden. Robert Baines veronderstelt namelijk
dat complexe gegranuleerde sieraden soms zijn vervaardigd door op voorhand
verschillende afgewerkte gegranuleerde onderdelen op het einde samen te
stellen tot één geheel.313 Het object Kissing Spheres #5 is opgebouwd in een open
granulatiestructuur en is dus samengesteld met dubbele granules waardoor de
totale vorm van dit object gelijkvormig is met zijn bouwend onderdeel, de dubbele
granule.314
310 De gebruikte mal is dezelfde dan die van Pearl Globe, halfbol, met een binnendiameter van 16,5 cm.
311 In 3.2.1 werd het probleem van de positieve mal uiteengezet.
312 Vermiculiet wordt gebruikt omwille van zijn vuurvaste en isolerende eigenschappen. Het is een zacht materiaal dat door schuren kan worden
gevormd. (Vermiculite, s.d.)
313 Baines in Williams, 1998: 122-126.
314 Het gebruik van de dubbele bol heeft naast zijn geschiktheid als minimale voorstelling van het technische proces van structurele granulatie
ook metafysische en ilosoische kenmerken. De Duitse ilosoof Peter Sloterdijk (°1947) behandelt in zijn werk Sferen: I Bellen: microsferologie,
II Globes: macrosferologie (2005-2007) het ‘bollenpaar’ als voorstelling van de aard- en de hemelglobes en als symbool voor het universum van
de kennis en de kennis van het universum. (Sloterdijk, 2005-2007) Verder gebruikt Sloterdijk inspirerende termen zoals ‘boltweelingen’ en
‘onafscheidelijke dubbelsferen’. Bovendien ziet hij in de afbeelding van twee bollen ook twee gezichten, een dubbelportret, waardoor de titel
‘Kissing Spheres’ naast zijn wiskundige en poëtische plots nog een andere, meer antropomorfe invulling krijgt. (Sloterdijk, 2005-2007: 107-158)
De inhoudelijke essentie van deze ilosoische werken heeft op zich weinig of niets te maken met dit project, maar toch zijn er duidelijk
overeenkomsten op te merken tussen de beschouwingen die hij voor de bol in de ruime zin formuleerde en het vormelijke resultaat van dit
onderzoek. In sommige gevallen zouden de objecten zelfs kunnen dienen als een illustratie van zijn denken.
197
4.32
Afb. 4.32. David Huycke, Kissing Spheres #3, 2007,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 26 cm x 35,5 cm.
198
Wanneer de diameter van de granule en de dikte van de ondergrond te veel van
elkaar verschillen is de kans groot dat de verhitting van de verschillende onderdelen
ongelijkmatig zou verlopen, met de nodige technische moeilijkheden tot gevolg
(cf. voetnoot 103). Dit probleem stelt zich ook wanneer granules met een groot
volumeverschil met elkaar moeten worden verbonden. Het kleinste volume wordt
dan automatisch te snel verwarmd en smelt, terwijl het grootste onvoldoende
warm wordt, zodat er geen of slechts moeilijk een verbinding tussen de twee kan
ontstaan. Deze technische uitdaging vormde de aanleiding voor het object Kissing
Spheres #3 (2007) (afb. 4.32), een object dat, net zoals Kissing Spheres #1, uit twee
gesmede bollen bestaat die met hun openingen naar elkaar toe verbonden zijn en
in elkaar over lijken te gaan. Het verschil is dat bij dit object de bollen niet identiek
van grootte zijn, maar dat de diameter van de kleinste precies de helft is van de
diameter van de de grootste, wat zorgt voor een groot verschil in volume.315 Het
verbinden van granules met dergelijk verschil in volume is niet evident maar door
deze moeilijkheid als conceptueel kader te gebruiken wordt het ‘probleem’ plots
bijzonder eenvoudig. Dit object is een uitvergrote, vormelijke interpretatie van dit
‘probleem’. Tegelijkertijd is dit object ook een echte uitvergroting van de dubbele
granule (afb. 3.41) die gebruikt werd in het object Dissimilar Pearl Sphere (afb. 3.40) en
in Landscape (afb. 3.63).316
Daarnaast ontstond nog een aangepaste versie van dit object, waarbij de kleinste
gesmede bol werd vervangen door een gegranuleerde bol, Kissing Spheres #3
bis (2009) (afb. 4.33). Hierdoor ontstond in feite een combinatie tussen de objecten
Kissing Spheres #2 en Kissing Spheres #3. De twee onderdelen werden met elkaar
verlijmd op precies dezelfde manier als bij Kissing Spheres #2.
4.33
315 Wanneer de diameter van de ene bol de helft is van de diameter van de andere bol dan is het volume precies acht keer kleiner, wat
Afb. 4.33. David Huycke, Kissing Spheres #3 bis,
2009, gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 26 cm x 35 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.1
Techniek
neerkomt op een enorm verschil (omtrek cirkel = 2r π, volume bol = (4/3) π x r3).
316 Dissimilar Pearl Sphere en Landscape werden pas later in dit project vervaardigd. Dankzij de ervaring die opgedaan werd tijdens het maken van
de objecten, ontstond uiteindelijk toch de mogelijkheid om – althans in beperkte mate – grote en kleine granules te combineren.
199
4.34
4.36
4.35
Afb. 4.34. David Huycke, Ornament #2, 2007,
deels gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 16,5 cm x 33 cm.
Afb. 4.35. David Huycke, Kissing Spheres #5
(detail), 2009, deels geoxideerd verkoperd zilver
925/1000, granule Ø 3,2 mm.
Afb. 4.36. David Huycke, Ornament #1, 2007,
zilver 925/1000, Ø 26 cm x 26 cm.
200
4.1.1.5 Granule aan ondergrond, traditionele granulatie
Waar bij de objecten uit de reeks van de Kissing Spheres enkel met bollen gewerkt
werd en dus vooral het technisch proces van de eigen structurele manier van
granulatie als uitgangspunt diende, verwijst het object Ornament #2 uit
2007 (afb. 4.34) veel meer naar de traditionele manier van granulatie, waar de
granules niet alleen met elkaar, maar vooral met een drager of een ondergrond
verbonden zijn. Een sprekende afbeelding die dit type van verbinding illustreert
is een uitvergroting van de eerste granules die in het object Pearl Sphere #5 op de
ring werden gegranuleerd (afb. 4.35). Ornament #2 is opgebouwd uit een zilveren
gesmede bol met een diameter van 16,5 cm die verbonden is met een cilinder van
dezelfde diameter en dezelfde hoogte. Het totale object heeft daardoor zo goed
als dezelfde dimensies als Kissing Spheres #2 en Kissing Spheres #5. Het beeld dat
Ornament #2 oproept is dat van een ondergrond (de cilinder) waarmee een granule
zich aan het verbinden is of waar de verbinding reeds tot stand kwam. Doordat de
denkbeeldige ondergrond cilindervormig ‘uit de ondergrond gezaagd’ lijkt te zijn in
de vorm en de grootte van de granule die er op staat, lijkt het object als het ware op
een didactisch model om de ideale verhouding tussen de diameter van de granule
en de dikte van de ondergrond waarop de granule is verbonden aanschouwelijk te
maken (cf. voetnoot 103). De buitenkant van de cilinder wordt ook niet gepatineerd,
waardoor zelfs de ‘binnenkant’ van het metaal, de blote, zuivere massa, ‘zichtbaar’
wordt.
4.1.2 Vorm
De speciieke vormelijke eigenschappen van granulatie, namelijk de individuele
granule en het bolletje als onderdeel van een grote hoeveelheid zijn uitermate
bepalend voor het uitzicht van de meeste gegranuleerde werken. De vormelijke
mogelijkheden en coniguraties werden reeds beschreven eerder in deze thesis
(cf. 2.2). In dit onderdeel wordt onderzocht op welke manieren deze vormelijke
bijzonderheden inspirerend of aanleiding kunnen zijn voor sculpturaal zilverwerk.
4.1.2.1 Het ornament als object of de minimumvereiste van granulatie
De minimumvoorwaarde, zowel vanuit vormelijk als technisch oogpunt, om
over granulatie te kunnen spreken is dat er enerzijds een bolletje, een granule,
aanwezig is en anderzijds een andere granule of een ander voorwerp waar die
granule mee kan worden verbonden. De minimum voorwaarde in het geval van
de structurele granulatie, de dubbele granule, vormde reeds het uitgangspunt voor
verschillende objecten. In tegenstelling tot die objecten is bij Ornament #1 (2007)
(afb. 4.36) en Ornament #2 de ‘ondergrond’ wel duidelijk aanwezig, waardoor de
granulatietechniek op een meer traditionele manier wordt geïnterpreteerd. De
bol verwijst in beide gevallen naar de individuele granule, de plaat en de cilinder
herinneren aan ‘het andere voorwerp’ of de ondergrond. Beide zijn een uitvergroot
beeld van het elementaire van granulatie als ornamentele techniek. Het raakpunt
tussen de ondergrond en de granules wordt in beide objecten een opening,
waardoor het mogelijk wordt om ‘in’ de materie te kijken en net als bij Kissing Bowls
#1 (afb. 4.19) het granulatieproces van binnenuit te kunnen ‘aanschouwen’.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
201
4.39
4.37
Afb. 4.37. David Huycke, Full Moon, 2005, zilver
925/1000, Ø 16,5 cm X 16,5 cm, Stockholm,
Ädellab, Konstfack University College of Arts,
Crafts and Design.
Afb. 4.38. David Huycke, Full Moon, 2005,
zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 16,5 cm.
Afb. 4.39. David Huycke, Full Moon (detail), 2005,
zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 16,5 cm.
4.38
202
Een nog verder doorgedreven methode om het ornament te objectiiceren317 bestaat
erin om enkel het oorspronkelijke ornament, de granule, uit zijn context te halen en
het de status van object toe te schrijven, zoals in Full Moon (2005) (afb. 4.37, 4.38).
Dit object heeft twee ronde openingen: enerzijds die van het smeden en anderzijds
een even grote opening die nadien werd aangebracht. De twee openingen bevinden
zich onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar waardoor de mogelijkheid
ontstaat om het object in de binnenkant van een rechte hoek, bijvoorbeeld waar
twee muren samenkomen, te plaatsen. Op deze manier wordt een vergelijkende,
evenwel tegengestelde presentatiecontext gecreëerd als in het object Kissing Bowls
#2 (afb. 4.21), dat aan de buitenkant van een hoek wordt opgehangen (cf. 4.1.1.4).
Deze ongewone plaatsing in de ruimte is ook bij dit object van cruciaal belang
en beklemtoont het sculpturale karakter omdat de openingen van het object niet
dienen om de holle bol te vullen, maar om deze te kunnen ophangen.
De oppervlaktestructuur van Full Moon ontstaat door met een puntige hamer het
oppervlak volledig en diep in te hameren (afb. 4.39). Daardoor ontstaat ook een
duidelijk verband met een imitatievorm van granulatie, namelijk het met een
puntige pons ciseleren van een puntjespatroon (cf. 2.3.2.2). Aangezien het patroon
langs de buitenkant van het object aangebracht wordt gaat het evenwel om een
omgekeerd verwantschap: de imitatiebolletjes bevinden zich aan de binnenzijde
terwijl aan de buitenkant van het object een negatief effect van granulatie ontstaat.
Full Moon is aanvankelijk een zilverwit object. Wanneer, na verloop van tijd, de
witte bol overgaat naar bruin tot donkerbruin om uiteindelijk te veranderen in een
zwarte bol krijgt de associatie met de maan een vreemd karakter. Het verkleuren
van het zuivere witte zilver naar zwart, wat doorgaans als een nadeel wordt ervaren,
wordt hier gebruikt als positief beeldend element.318
317 De uitdrukking “zo objectiiceer ik de ornamentatie” van de Nederlandse sieradenontwerpster Carla Nuis (°1970) werd door de Nederlandse
kunstcritica Liesbeth den Besten gebruik in Innovative jewellery and design. Beyond material.(Den Besten, 2006: 32-33)
318 De hoge plaatsing van het object in de ruimte, de vorm van het object, de kraterachtige textuur van het oppervlak en het gebruikte
materiaal, zilver, wat in de alchemie vaak geassocieerd wordt met de maan, waren verschillende redenen om het object de titel Full Moon te
geven.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
203
4.40
204
Het verkleuren van het zilver na verloop van tijd is een karakteristieke eigenschap
van het materiaal319 dat ook duidelijk benut wordt in Black Moon uit 2005
(afb. 4.40).320 Black Moon heeft net als Full Moon, twee openingen, evenwel met
verschillende diameters die niet loodrecht ten opzichte van mekaar staan, maar
zo dicht mogelijk bij elkaar. Door de plaatsing van de openingen kan het object
bijgevolg niet opgehangen worden zoals Full Moon, maar moet het op een
‘traditionelere’ manier worden gepresenteerd. De grootste opening is diegene die
overbleef na het smeden van de bol, de andere heeft een diameter die de helft is
van de grootste en werd er achteraf in gemaakt. Het wezenlijke deel in het object
is het zilveren randje dat de twee openingen van elkaar scheidt. Het grote formaat
en de zwarte kleur geven de bol een sterke en krachtige uitstraling die de ijnheid en
fragiliteit van dat zilveren ‘draadje’ nog versterken.
Een ander opmerkelijke dualiteit is die van de dunne wand tegenover het grote
volume dat de dunne wand omsluit. Naast deze verhouding tussen volume en
wanddikte bepaalt vooral de grootte, of beter gezegd de beperkte omvang van de
opening die overblijft na het smeden van een bolvorm, de moeilijkheid. Hoe groter
het volume, hoe dunner de wand en des te kleiner de opening is waarnaar gestreefd
wordt, des te moeilijker zal het zijn om de bol te smeden vanuit een platte plaat.321
Om na het drijven en planeren een bol perfect strak te krijgen wordt deze soms
gevuld met pek, die als een perfecte steun dient om het oppervlak nog strakker te
planeren. Deze ciseleerpek diende bij Full Moon en bij dit object ook als een soort
van ondergrond of contravorm om met een puntige hamer er een grove textuur
in te hameren. Eenmaal het object is afgewerkt, wordt de pek terug uit de vorm
gesmolten.
Een vraag die hier gesteld kan worden, is of men bij één bol nog wel over
granulatie kan spreken? Waarschijnlijk is het antwoord negatief, omdat de betekenis
van granulatie allicht in de combinatie tussen het bolletje en het verbindingsproces
ligt (cf. 2.1). In die zin verkennen de laatste twee objecten de grenzen van de
granulatie. Wanneer het object echter puur vormelijk wordt bekeken, dan heeft
Black Moon quasi dezelfde vorm als één helft van Kissing Bowls (afb. 4.20), voor
het werd vervolledigd. Indien Kissing Bowls een relevante verwijzing is naar het
belangrijkste moment van de granulatietechniek, the moment of truth, dan kan ook
één bol, zoals Black Moon en Full Moon, verwijzen naar één enkele granule.
319 Na verloop van tijd verkleurt het witte zilver ten gevolge van een chemische reactie met bepaalde stoffen die aanwezig zijn in de atmosfeer.
(Brepohl, 1994: 31) Dit verkleuren is bij traditioneel zilverwerk doorgaans een bron van ergernis en kan vermeden worden door het zilver
regelmatig te gebruiken en/of te poetsen. Het aanlopen kan ook als iets positiefs gezien worden en kan zelfs versterkt en versneld worden door
het metaal chemisch te kleuren. (Hughes & Rowe 1993)
320 Door de natuurlijke verkleuring van Full Moon ontstond het idee om de zwart geworden ‘zilveren maan’ als een autonoom object te maken.
Black Moon is een term die in de astrologie gebruikt wordt en heeft verschillende, doch niet altijd even duidelijke betekenissen. De maan die
Afb. 4.40. David Huycke, Black Moon, 2005,
gepatineerd zilver 925/1000, Ø 28,5 cm x 28,5
cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
tijdens een zonsverduistering voor de zon schuift wordt ook een zwarte maan genoemd.
321 Bij het smeden van een bol is het noodzakelijk dat in de bol een aambeeld geplaatst wordt waarrond of waartegen het metaal kan gevormd
worden. Hoe kleiner de opening hoe kleiner het aambeeld zal moeten zijn wat het smeden en het afwerken alleen maar moeilijker maakt.
205
4.43
4.42
4.44
4.45
Afb. 4.42. David Huycke, Cubic Spheroïd, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000,
16 cm x 16 cm x 16 cm.
Afb. 4.43. David Huycke, Cubic Spheroïd, 2006,
gepatineerd zilver 925/1000,
16 cm x 16 cm x 16 cm.
Afb. 4.44. David Huycke, Square Flower, 2003,
deels gepatineerd zilver 925/1000,
Ø 26 cm x 22 cm.
Afb. 4.45. David Huycke, Square Flower bis, 2004,
zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 15 cm.
206
4.1.2.2 Het materiaal uitvergroot
Bij de objecten uit de eerste groep (cf. hoofdstuk 3) waarbij de granules de
bouwstenen vormen van de objecten, is het duidelijk dat de vormelijke kwaliteiten
van de granules voor een belangrijk deel aan de basis liggen van het uitzicht van
die objecten, zowel wat betreft de structuur en de textuur van het oppervlak als de
structuur van de totale opbouw van het object.
4.41
De werken in dit ‘vormelijke’ deel van de tweede groep objecten worden niet
opgebouwd uit granules maar vinden hun inspiratie in de geometrische patronen
en verhoudingen die tussen de granules onderling ontstaan wanneer veel granules
bijeengebracht worden. Het gaat over de manier waarop de granules zich ten
opzichte van elkaar gedragen, hoe ze zich organiseren in het platte of ruimtelijke
vlak of op welke manier ruimtelijke stapelingen en schakelingen kunnen
gemaakt worden. De vormelijke details van de objecten van groep één worden
hierdoor zelfs uitvergroot en worden het nieuwe onderzoeksobject. Een ander
opmerkelijk feit is dat de gegranuleerde objecten uit groep één zelfs de moleculaire
structuur van het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn enigszins weergeven. De
objecten die deze fenomenen als uitgangspunt gebuiken zijn daardoor niet enkel
vormelijk zelfreferentieel, maar verwijzen ook naar het materiaal waaruit ze zijn
vervaardigd.322 Hierdoor gebruiken zij zowel de zichtbare als de onzichtbare
organisatorische fenomenen van het materiaal als uitgangspunt en als studieobject.
Cyril Stanley Smith schuift in zijn werk A Search for Structure (1982) een gegranuleerd
werk naar voor van Iranese herkomt uit de 6de eeuw v. Chr. Het gaat om een
oorhanger die enkel is opgebouwd uit granules en een constructie vertoont van
twee op elkaar staande tetraëders. De goudsmeden illustreerden met dit stuk op een
perfecte (maar onbewuste) manier het concept van een kristalrooster waardoor zij
als het ware het onzichtbare verbeeldden (afb. 4.41).323
Het gevoerde vormonderzoek levert ook inzichten op die betrekking hebben op de
geometrie van de bol en zijn verhoudingen met andere ruimtelijke geometrische
iguren zoals de kubus of de kuboctaëder.324 Deze inzichten, die werden opgedaan
door in te zoomen op de door zelforganisatie ontstane granulatiestructuren
waaronder de ruimtelijke stapelmogelijkheden van bollen, de packings325 (afb. 3.79),
vormden ook de rechtstreekse aanleiding en vormelijke inspiratiebron voor Cubic
Spheroïd (2006) (afb. 4.42). Dit object is geen directe uitvergroting van een
granulatiestructuur maar werd opgebouwd uit zes zilveren, gesmede halve bollen
met een diameter van 10 cm die op de zes denkbeeldige vlakken van een kubus
worden geplaatst en aan de randen met elkaar worden verbonden (afb. 4.43). Een
vergelijkbare geometrie was reeds vroeger in het eigen werk aanwezig, bijvoorbeeld
in de objecten Square Flower (2003) en Square Flower bis (2004) (afb. 4.44, 4.45).
322 Met ‘het materiaal’ worden zowel de granules (zichtbare) als de opbouw, de fysische samenstelling van kristallen, moleculen en atomen (het
onzichtbare) van het materiaal zilver bedoeld.
323 Stanley Smith, 1981: 230, ig. 8.31; Wolters (1986: 72) bespreekt dit sieraad slechts terloops en gebruikt er geen afbeelding van. Omdat het
hier gaat om een oorsieraad dat opgebouwd is uit meer dan 60 granules (aantal granules bij benadering, het is een onduidelijk beeld) die een
constructieve functie hebben is dit object interessant voor dit onderzoek.
324 De kuboctaërder is een ruimtelijke geometrische iguur bestaande uit veertien vlakken, waarvan zes vierkanten en acht driehoeken (Ghyka
Afb. 4.41. Iran, Marlik, oorhanger, ca. 700 v. Chr.,
goud.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
1977: 53-55, 81; Critchlow, 1969: 9) en kan als een overgangsiguur gezien worden tussen de kubus en de octaëder.
325 Critchlow, 1969: 9; Aste & Weaire, 2000: 20-34.
207
4.48
4.47
4.46
Afb. 4.46. David Huycke, model met tetraëders, 2010,
kunststof, 23 cm x 23 cm x 23 cm.
Afb. 4.47. David Huycke, tekening van Linear Fractal
Chaos, 2010, potlood op papier, 40,5 cm x 29,5 cm
(deinitief object: 2010, roestvrij staal,
ca. 30 cm x 30 cm x 30 cm).
Afb. 4.48. Sol LeWitt, Arcs & Lines (1 van 3), 1975,
60,5 cm x 60,5 cm.
208
Het uittekenen van een onderliggende structuur geeft niet alleen inzicht in de
geometrische opbouw van een object, het is ook artistiek relevant. Geïnspireerd
door de lineaire voorstelling van de tetraëder in het object Fractal Chaos (afb. 3.84)
die duidelijk gelijkenissen, in uitzicht en in bedoeling, vertoonde met de manier
waarop in de scheikunde de plaatsing van de atomen in een moleculaire structuur
aangeduid worden, ontstonden twee, bijna wetenschappelijk modellen van Fractal
Chaos. Het uitgangspunt was ook in dit geval de gelijkzijdige tetraëder die nu niet
gesuggereerd werd door de opbouw van bollen, maar werkelijk werd voorgesteld
door een tetraëder. In het ene object of denkmodel wordt het volume van de
tetraëder gebruikt als onderdeel (afb. 4.46), terwijl het andere object, Linear
Fractal Chaos326 uit 2010 (afb. 4.47), de lineaire voorstelling van de tetraëder
werkelijk gebruikt en omzet in staaldraad waardoor dit object de onzichtbare
geometrische structuur van een ander object blootlegt.
Het vormelijk experimenteren in reeksen met kleine variaties is een methode die
onder meer gekend is vanuit de minimal art. Interessante voorbeelden zijn onder
andere het werk van de Amerikaanse kunstenaar Sol LeWitt (1928-2007) (afb.
4.48) en het werk van de Zwitserse kunstenaar Max Bill (1908-1994), één van de
grondleggers van de mathematische kunst. Uitermate interessant in deze context is
de reeks werken getiteld Quinze variations sur un même thème uit 1935-1938, waar Bill
in een zuiver lineaire tekening een driehoek systematisch laat evolueren naar een
achthoek (afb. 4.49). Dit beeld interpreteert hij op vijftien verschillende manieren
door bijvoorbeeld vlakken in te kleuren, diagonalen te benadrukken of hoeken te
vervangen door punten (afb. 4.50 a-o).327
Afb. 4.49. Max Bill, Quinze variations sur un même
thème, 1935-1938, lithograie, 30 cm x 32 cm,
Zurich, Sammlung Haus Konstruktiv.
(volgende pagina)
Afb. 4.50 a-o. Max Bill, Quinze variations sur un
même thème, 1935-1938, lithograie, 30 cm x 32 cm,
Zurich, Sammlung Haus Konstruktiv.
(volgende pagina)
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
326 Het object Linear Fractal Chaos was op het moment dat het proefschrift werd ingediend nog niet afgewerkt. Het object wordt daardoor
voorgesteld aan de hand van een tekening.
327 Drechsler, 2008: 99, 102-105.
209
4.49
4.50 a
4.50 b
4.50 c
4.50 d
4.50 e
4.50 f
4.50 g
210
4.50 h
4.50 i
4.50 j
4.50 k
4.50 l
4.50 m
4.50 n
4.50 o
211
Afb. 4.52. David Huycke, Meter #1, 2007, roestvrij
staal, polyurethaan, Ø 1,6 cm x 100 cm.
4.52
212
In elke studie over granulatie, zowel technisch als historisch, bestaat er een
bijzondere interesse voor de afmetingen en de hoeveelheid van de gebruikte
granules. De reden hiervoor is dat de technische kwaliteit van het gegranuleerde
artefact in belangrijke mate afhankelijk is van het aantal en van het formaat van de
gebruikte granules: hoe groter het aantal en hoe kleiner de granules, hoe hoger de
technische kwaliteit.328 Soms wordt het letterlijke meten van de granules zelfs visueel
voorgesteld (afb. 4.51) of spreekt men van het aantal granules per centimeter om
het idee van kleinheid en hoeveelheid aanschouwelijker te maken.329 Deze fascinatie
voor het meten en het tellen van granules vormt het conceptueel kader voor Meter
#1 uit 2007 (afb. 4.52), een object dat werd samengesteld uit 67 roestvrij stalen
bollen van 15 mm diameter die aan elkaar gelast werden zodat ze een perfect
rechte lijn vormen van één meter lang. Het object vertoont daarom duidelijk
overeenkomsten met eenvoudige lijngranulatie of met de ‘Sausage Packing’.330 Meter
#1 wordt in de ruimte, op enkele centimeters van een muur opgehangen. Het
is een onbeweeglijke, stijve sculptuur, maar doordat ze hangt blijft enigszins de
mogelijkheid bestaan dat het over een beweeglijk object zou kunnen gaan, zoals bij
een parelcollier waarbij bollen op een draad werden geregen. Hierdoor verwijst dit
object naar de oorsprong van granulatie, namelijk de wereld van de sieraden.
4.51
328 Wolters, 1986: 19-20, 79; Carroll 1974: 34; Andrews, 1990: 88.
329 “Die Granalien Etrusker Granulationsarbeiten haben ein durchschnittlichen Durchmesser von 0,25 mm und liegen bei der Staubgranulation mit 0,14 mm (71
Afb. 4.51. Voorstelling van verschillende groottes van
granules.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
Granalien je cm) unterhalb der Sehgrenze”. (Wolters, 1986: 79); “ …having no less than eight granules to each half centimetre of decoration”. (Andrews, 1990: 88)
330 Aste & Weaire, 2000: 120.
213
Afb. 4.53. David Huycke, tekening van Meter #2, 2010,
potlood en gouache op papier, 29,5 cm x 21 cm
(deinitief object: 2010, kunststof, lakverf,
Ø 3 cm x 5 m).
4.53
214
Het woord ‘meter’ staat daarenboven niet alleen voor een lengtemaat, het verwijst
ook naar ‘de meter’, als gereedschap of meetinstrument waardoor Meter #1 in
deze betekenis zelfs zou kunnen dienen om dingen op te meten. Binnen deze
gedachtegang ontstond Meter #2 (2010) (afb. 4.53). Dit object is veel langer
dan Meter #1 en verbindt het plafond van de tentoonstellingsruimte met de vloer
waardoor het de afstand ertussen visualiseert. De lengte van Meter #2 wordt met
andere woorden bepaald door de ruimte waarin het wordt gepresenteerd en is aldus
site-speciic. Het object bestaat uit een lange draad waarop over de volledige lengte
pingpongballetjes geregen worden. Door de effectieve lichtheid ervan beweegt deze
‘lijn’ telkens wanneer er een luchtverplaatsing plaatsvindt, bijvoorbeeld wanneer
iemand voorbij wandelt. De toeschouwer krijgt op deze manier ook een fysieke rol
in de uitzicht van dit werk. Daarnaast tast hij, zoals bij een werkelijk gegranuleerd
stuk, de hoeveelheid aan granules en de grootte of kleinheid ervan af met zijn ogen,
waardoor hij, zoals bij een telraam, de hoogte van de ruimte meet.
Nog een andere associatie met beweging dan de ‘mogelijke’ van het hangende
‘kralensnoer’ in Meter #1 en de ‘werkelijke’ in Meter #2 is dat de reeks bollen in
beide objecten op een graische voorstelling van een vallende beweging van één
bol lijkt. Een perfecte bol is een vorm die enkel wanneer hij in perfect evenwicht is
zal blijven liggen. Wordt dat evenwicht verstoord of wordt er een bepaalde vorm
van energie op de bol uitgeoefend dan zal die in beweging komen en wegrollen.
Dit vormt ook een probleem bij granulatie wanneer duizenden granules in een
bepaalde compositie op een sieraad gelegd worden om er later metallisch mee te
worden verbonden.
Deze gevoeligheid voor beweging van de bol en het ixeren van die energie is een
aspect dat interessante artistieke mogelijkheden biedt en dat reeds onderzocht werd
door de Franse kunstenaar Jean-Michel Othoniel (°1964). Het sterke en dynamische
idee van de op- en wegkaatsende bol gebuikt hij als vormelijk kader voor de
sculptuur Ricochet Rouge (2008) (afb. 4.54). Door de sculptuur in glas uit te voeren
wordt het contrast tussen het kaatsende idee en de fragiliteit van het gebruikte
materiaal nog uitvergroot.331 De imperfecties, die als rechtstreeks gevolg van het
blazen van de bellen ontstaan, de transparantie van het materiaal en het rijke
kleurenpalet zorgen ervoor dat het organische, bijna levende en bewegende aspect
in zijn bollenreeksen nog geaccentueerd wordt.
4.54
Afb. 4.53. David Huycke, digitale voorstelling van
Meter #2, 2010, (deinitief object: 2010, kunststof,
lakverf, Ø 3 cm x 5 m).
Afb. 4.54. Jean-Michel Othoniel, Ricochet Rouge,
2008, spiegelglas, aluminium,
110 cm x 110 cm x 110 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
331 Doove, 2001; Pil, 2009: 41-42.
215
4.55
216
4.1.2.3 Het doorbreken van de automatische orde
Bij de beschrijving van Pearl Chaos (afb. 3.52) in de eerste groep objecten werd de
module van drie granules (afb. 3.54) voorgesteld als het minimum aantal granules
om een asymmetrische vorm te maken en die, wanneer ze zijn samengesmolten
tot één geheel, niet meer de neiging heeft om weg te rollen, zoals de enkele en de
dubbele granules dat wel doen (cf. 3.2.4). Deze cluster, die in Pearl Chaos niet meer
als zodanig te onderscheiden is in de chaotische structuur, wordt uitvergroot en
vormt het conceptueel kader en de vormelijke inspiratiebron voor Condition
for Chaos (2009) (afb. 4.55). Dit object werd samengesteld uit drie volledig
gegranuleerde bollen, die onderling met een schroefsysteem verbonden zijn,
vergelijkbaar met het verbindingssysteem van Kissing Spheres #5 (afb. 4.23). Een
bijkomende moeilijkheid om de drie bollen met elkaar te verbinden was het feit dat
de bol in het midden met twee andere bollen moet verbonden worden en bijgevolg
niet één, maar twee verbindingspunten nodig had (afb. 4.56, 4.57).
4.56
Afb. 4.55. David Huycke, Condition for Chaos
(object in uitvoering), 2009, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 45,3 cm.
Afb. 4.56. David Huycke, middelste bol van Condition
for Chaos (object in uitvoering), 2009, geoxideerd
verkoperd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 10,5 cm.
Afb. 4.57. David Huycke, middelste bol van Condition
for Chaos (object in uitvoering), 2009, geoxideerd
verkoperd zilver 925/1000, Ø 16,5 cm x 16,5 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.2 Vorm
217
4.57
Afb. 4.58. David Huycke, Liquid, 2007,
aluminium, Ø 12 cm x 15 cm.
4.58
218
4.1.3 Materiaal
Na de technische (cf. 4.1.1) en de vormelijke (cf. 4.1.2) eigenschappen als
inspiratiebron te hebben onderzocht, wordt tenslotte het gebruikte materiaal
behandeld. Het volledige granulatieproces, zowel het vormen van de granules als de
actie van het verbinden, wordt pas mogelijk als het in een metaal wordt uitgevoerd.
Het materiaal kan dus niet los van de rest gezien worden en vormt als het ware een
brug tussen de techniek en de vorm.
4.1.3.1 Het samenkomen van techniek en vorm in het materiaal
Zowel tijdens de vervaardiging van de granules als op het moment dat de
verschillende granules met elkaar en eventueel met een ondergrond een verbinding
vormen, bevindt (een deel van) het metaal zich in een vloeibare staat (cf. 2.3.1.1,
2.3.1.3). Deze bijzondere toestand van het materiaal en wezenlijke eigenschap van
granulatie vormt de aanleiding voor Liquid uit 2007 (afb. 4.58).
Liquid is een druppelvormig object dat aan het plafond hangt, schijnbaar klaar om
ervan af te druipen. Het object is vervaardigd in massief, hoogglanzend gepolijst
aluminium, waardoor de illusie van vloeibaar metaal ontstaat. Het object werd
nagenoeg volledig op een metaaldraaibank gerealiseerd om de vormelijke perfectie
van de natuurlijke spanning die vloeistoffen bezitten, zo goed mogelijk te kunnen
weergeven. De glans die het object kreeg door het naderhand langdurig te schuren
en te polijsten benadrukt de vormelijke spanning van de druppel en is bovendien
eigen aan vloeibare materie.
Het glanzende aluminium oppervlak, vaak geassocieerd met hightech en futuristische
toepassingen, versterkt nog de illusie van de vallende beweging op twee manieren:
ten eerste omwille van de herinnering aan een lichtlits of aan aerodynamische
voorwerpen, zoals een blinkende sportwagen. Ten tweede omdat in het oppervlak
de beweging van de kijkende en voorbijgaande toeschouwer die in het oppervlak
gerelecteerd worden is waar te nemen, waardoor de context en de toeschouwer ook
deel van het werk gaan uitmaken.332 Het beeld dat Liquid schept is bovendien slechts
een momentopname, een bevroren beeld van een vallende of misschien zelfs een
opwaartse beweging. Daardoor is aan het object niet duidelijk af te lezen of deze
bol nu loskomt en valt of misschien zelfs opgezogen wordt door het plafond om er
in te verdwijnen. Deze tweede gedachte sluit goed aan bij de vele moeilijkheden die
bij granulatie kunnen ontstaan, zoals bijvoorbeeld wanneer tijdens het granuleren,
op the moment of truth te lang verwarmd wordt of de vlam te heet is. In zulke situatie
kan de granule opgenomen worden door zijn ondergrond of door andere granules.
332 Wood & Curtis, 2002: 2-3.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.3
Materiaal
219
Afb. 4.59. David Huycke, Illusion of Kissing Spheres,
2009, gepatineerd zilver 925/1000, spiegelglas,
hout, 55 cm x 55 cm x 17 cm, bol Ø 16,5 cm.
4.59
220
4.1.3.2 Spiegelende eigenschappen
Naast de connotaties die een spiegelend oppervlak, via het idee van het gesmolten
metaal, hebben met het technische proces van granulatie, is het spiegelend
vermogen zelfs een belangrijk effect dat volgens sommige auteurs traditionele
granulatie nastreeft.333 Deze eigenschap is zeer sterk verbonden met de kwaliteiten
van het materiaal, namelijk met de mogelijkheid om metaal hoogglanzend te
polijsten. Dit gegeven is in dit onderzoek uitermate interessant omdat gepolijst
zilver over het hoogste relectievermogen van alle metalen beschikt en het licht
zo goed als volledig terugkaatst.334 Daarenboven is het hoogglanzend gepolijste
oppervlak ook eigen aan de discipline van het zilversmeden.335 Het spiegelend effect
kan in het geval van granulatie op twee verschillende manieren geïnterpreteerd
worden.
Bij de eerste interpretatiemogelijkheid is het noodzakelijk dat de ondergrond,
waarop de granules bevestigd zijn, weerspiegelend, dus hoogglanzend gepolijst
is. Elke individuele granule die zich op die ondergrond bevindt, en niet volledig
omringd is door andere granules of door andere versieringen en dus vrijstaand
is, wordt hierdoor weerspiegeld in de ondergrond waardoor het lijkt of er dubbel
zoveel granules aanwezig zijn dan dat er in werkelijkheid zijn. Deze interpretatie
is vooral toepasbaar op traditionele granulatie waar werkelijk een ondergrond
aanwezig is. Dit concept, in combinatie met het gepolijste uitzicht van zilverwerk
was de rechtstreekse inspiratiebron om via een hoogglanzend spiegelend vlak
en een enkele granule die het vlak raakt een illusie van een dubbele granule, de
minimale voorwaarde om over structurele granulatie te kunnen spreken, te creëren.
Het object dat naar aanleiding daarvan ontstond is Illusion of Kissing Spheres
(2009) (afb. 4.59) en bestaat uit een spiegel waarop een Pearl Globe is geplaatst met
de opening van het object op de spiegel. De gegranuleerde bol wordt weerkaatst in
de spiegel en er verschijnt een perfecte afbeelding of imitatie van de ene Pearl Globe
waardoor het illusionaire beeld van de Kissing Spheres ontstaat.
Het werk werd ontwikkeld naar aanleiding van de tentoonstelling Still Life die
plaatsvond in de galerie voor hedendaagse sieraden en objecten Soie Lachaert
Galerie. Het centrale thema van de tentoonstelling was het ‘stilleven’-genre uit de
schilderkunst. Om het verband tussen de ingezonden objecten met het schilderij
te versterken dienden de ingezonden werken allemaal ‘ingekaderd’ te worden. Het
idee van het stilleven is ook uitermate interessant omdat binnen dit genre doorgaans
gewone objecten worden afgebeeld, waardoor de vrije beeldende (het schilderij) en
de toegepaste (het afgebeelde) kunsten in één werk samenkomen. In het Still Life
project vindt echter een omgekeerde beweging plaats, namelijk dat het afgebeelde
uit de schilderkunst (de objecten) terug de waarneembare werkelijkheid worden.
In Illusion of Kissing Spheres bevindt zich namelijk zowel het object als de afbeelding
ervan. De som van de twee, het nieuw gecreëerde beeld, is opnieuw de afbeelding
van een ander object: Kissing Spheres.
333 Diane Lee Carroll en Thea Politis (cf. 2.1.1).
334 Brepohl, 2001: 31.
335 In de traditionele edelsmeedkunst wordt doorgaans alles gepolijst, vooral uit praktische overwegingen omdat het materiaal dan minder snel
oxideert, maar zeker ook vanuit een algemene wens dat het zilverwerk en de juwelen moeten blinken om op die manier zuiverheid, schoonheid
en rijkdom uit te stralen.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.3
Materiaal
221
Afb. 4.60. David Huycke, Kissing Spheres #4, 2009,
polyurethaan, zilver 925/1000,
Ø 11,1 cm x 22 cm.
4.60
222
Een tweede manier om het relecterend doel van granulatie te begrijpen ontstaat
wanneer de granules hoogglanzend gepolijst worden. De granules bezitten door
hun vorm de eigenschap dat ze als een bolle spiegel werken waardoor ze de
volledige ruimte waarin ze zich bevinden in zich opnemen en weerspiegelen. Een
uit blinkende granules opgebouwd vlak weerspiegelt bijgevolg langs alle kanten
en niet vanuit één gezichtspunt zoals dat met een vlakke spiegel het geval is.
Wanneer dus duizenden kleine bolle spiegeltjes naast elkaar worden geplaatst, zoals
bijvoorbeeld bij vlakgranulatie, ontstaat een enorm relectievermogen (afb. 4.15).
Deze eigenschap werd gebruikt in Kissing Spheres #4 uit 2009 (afb. 4.60),
een object met nagenoeg dezelfde afmetingen en vorm als Kissing Spheres #1 (afb.
4.18) (cf. 4.1.1.4). Het belangrijkste verschil zit in het gebruikte materiaal waaruit
het object is opgebouwd, met als gevolg een totaal verschillende uitstraling en
tactiliteit. Kissing Spheres #1 is samengesteld uit twee uit zilverplaat gesmede bollen
die vervolgens worden samengesoldeerd tot één object dat tenslotte volledig zwart
wordt gepatineerd. Kissing Spheres #4 daarentegen is opgebouwd vanuit een kern van
polyurethaan waarop een nieuwe huid in granules wordt aangebracht (afb. 4.61).
In plaats van één groot hoogglanzend gepolijst vlak is het oppervlak opgebouwd
uit duizenden hoogglanzende bolletjes. De omgeving of context wordt dus niet één
keer weerspiegeld maar evenzoveel keer als er bolletjes zijn. De bolletjes die zich
in het oppervlak organisch ordenen lijken zelfs bijna vloeistofmolecules waardoor
de ‘beweeglijkheid’ van gesmolten materiaal en van ‘the moment of truth’ nog wordt
versterkt. Verder verwijst het lijmen van granules op een ondergrond naar een
fase van het granulatieproces (cf. 2.3.1.2) en is het bovendien ook een vorm van
protogranulatie, waardoor dit object ook nog binnen die context zal besproken
worden (cf. 4.2.2.1).
4.61
Afb. 4.61. David Huycke, Kissing Spheres #4 (detail,
object in uitvoering), 2009, polyurethaan,
zilver 925/1000, Ø 11,1 cm x 22 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.3
Materiaal
223
4.62
Afb. 4.62. Pol Bury, Fontaines, 1985,
roestvrij staal, 130 cm x 170 cm,
Parijs, Cour d’Orléans, Palais Royal.
Afb. 4.63. Pol Bury, Sphère se relétant dans cinq
plans, 1967, koper, 107 cm X 39,7 cm X 43,8 cm,
Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten
van België, inv. n°. 191.
4.63
224
Het fenomeen van de spiegeling van de bol werd in sculpturale dimensies reeds
onderzocht door de Belgische kunstenaar Pol Bury (1922-2005).336 In de twee
fonteinen die hij ontwikkelde voor de Cour d’Orléans in het Palais Royal in Parijs
(1985) (afb. 4.62) speelt de bol, die dankzij zijn vorm en afwerking de totale
omgeving in zich opneemt en weerspiegelt, een prominente rol. In de sculptuur
Sphère se relétant dans cinq plans (1967) (afb. 4.63) is de bol niet enkel de relector
van de omgeving maar zelf ook gerelecteerd object. Bury speelt hier met de
weerspiegeling van zowel het platte als het bolle vlak waardoor hij beide soorten
van relectie in één werk combineert. Dit doet hij ook in de gouden sieraden, waar
hij (misschien onwetend) zelfs ‘knipoogt’ naar het streefdoel van granulatiewerk.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de armbanden uit het begin van de jaren 1970
waarbij bovenop een brede armband een platte vierkante, gepolijste plaat wordt
gemonteerd. Door aan beide kanten van deze spiegelende plaat, recht tegenover
elkaar, kleine bollen te plaatsen ontstaat zowel het werkelijke (weliswaar gescheiden
door de plaat) als het virtuele beeld van kissing spheres (afb. 4.64).
4.64
Afb. 4.64. Pol Bury, armband: Boules des deux côtés
d’un carré, 1972, goud, Ø 7,5 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.1 De
speciieke kenmerken van granulatie als onderwerp/ 4.1.3
Materiaal
336 Pahlke, 1994.
225
226
4.2 De maquette en aanverwante technieken van
granulatie als onderwerp
4.2.1 De maquette
4.2.1.1 Het verband tussen de maquette en de imitatie
Granulatie kent een traag, zeer tijdrovend en door zijn haast oneindige herhaling
ook een eentonig en intens fysisch arbeidsproces (cf. 2.3, 3.1). Het bedenken van
nieuwe objecten gaat daardoor veel sneller dan de materialisatie ervan waardoor de
hand het hoofd meestal niet kan volgen. Dit probleem kan opgelost worden door te
werken met modellen en maquettes in beter bewerkbare en goedkopere materialen
en met minder complexe en snellere technieken. Eenvoudigere methodes zijn ook
minder belemmerend in het visualiseren van een idee met als gevolg dat er veel
sneller een dialoog kan ontstaan tussen de verbeelding in het hoofd en het zicht- en
tastbare beeld dat in de maquette tot stand komt.337 Bovendien omzeilt de maquette
de beperking van de tweedimensionale tekening en wordt het artistieke denken
veel minder begrensd door praktische factoren. Het model ontstaat binnen deze
gedachtegang niet volgens een lineair, vooropgezet plan, maar is het resultaat van
een wisselwerking tussen het abstracte, het ontwerp in het brein van de kunstenaar
en het concrete model.
Deze interactie zet telkens opnieuw de fantasie en de creativiteit aan het werk
waardoor het oorspronkelijke idee tijdens elke fase van het artistieke wordingsproces
geëvalueerd en eventueel aangepast kan worden. Het is bijgevolg niet mogelijk
om precies op voorhand te weten hoe het uiteindelijke eindresultaat er zal uitzien
waardoor er steeds een bepaalde onzekerheid blijft bestaan, een openheid die
het artistieke proces zeker ten goede komt. De maquette wordt hierdoor een
fundamenteel onderdeel van het creatieve proces en zet zelfs het denken in gang.
Ze zal tevens technische en vormelijke fouten blootleggen die enkel in gedachten
niet aan de oppervlakte zouden komen, en tegelijk zal ze ook andere oplossingen
of nieuwe denkpistes suggereren. Het maken van de maquette lijkt op deze manier
meer op een complex onderhandelingsproces, enerzijds tussen het initiële ontwerp
en het uiteindelijk resultaat en anderzijds tussen de kunstenaar en zijn materialen,
tussen technieken en ideeën, dan op een rechtlijnig proces dat gaat van probleem
naar oplossing. Het werken met tekeningen of snelle maquettes is daarom een
relectief proces dat ook nieuwe ideeën genereert, waardoor de maquette een
kritisch object wordt en zelfs een artistieke waarde krijgt.338
337 De Amerikaanse ontwerptheoreticus Donald Schön (1930-1997) behandelt in zijn standaardwerk The Relective Practitioner effectief de
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
conversatie met de tekening (1991: 76-105).
338 Lawson, 2005: 265-286. Claude Lévi-Strauss gaat zelfs nog een stap verder en beschouwt elk met de hand gemaakt model zelfs als een
vorm van kunst. (Lévi-Strauss, 2009: 40-42) De Duits-Amerikaanse psycholoog en kunsttheoreticus Rudolf Arnheim (1904-2007) spreekt in zijn
essay Drawings in Design over de voordelen van de schets. (Arnheim,1996: 52-56) De beschouwing van de maquette is hiervan afgeleid.
227
Naast het feit dat een maquette een imitatie is van een idee uit het hoofd van
zijn maker, heeft de maquette nog een andere relatie met imitatie, namelijk in de
betekenis van namaak van bestaande objecten. Ervan uitgaande dat de maquette
(als imitatie van een idee) gemaakt wordt alvorens het origineel ontstaat en zich dus
aan de ene kant van het origineel bevindt, dan bevindt de imitatie in de betekenis
van namaak (als imitatie van een concreet object), zich aan de andere kant van het
origineel, het ontstaat met andere woorden nadien. Ongeacht het feit dat het doel,
de bron339 en de intenties van maquette en imitatie van een concreet object totaal
verschillend zijn van elkaar, kan het visuele of technische onderscheid tussen beide
klein tot zelfs onbestaande zijn aangezien zowel maquette als imitatie, vanuit een
soortgelijk technisch streven ontstaan. Beide zijn doorgaans ook minder moeilijk te
maken dan het origineel of worden uitgevoerd in minder deinitieve materialen.
Carroll, en verder uitgewerkt door Wolters, maakt een onderscheid tussen de
‘echte’ granulatie, de imitaties ervan en de protogranulatie, de technieken die
aan de ‘echte’ granulatietechniek vooraf zouden zijn gegaan (cf. 2.3). Naast een
chronologisch onderscheid kan men tussen de drie soorten ook een technisch
onderscheid maken op basis van de manier hoe het gegranuleerde effect bereikt
wordt: bij de ‘echte’ granulatie worden de granules metallisch verbonden met
elkaar en/of met een ondergrond, bij protogranulatie worden ook metalen granules
gebruikt maar deze worden op een andere, niet-metallische, manier verbonden
met elkaar en/of met een ondergrond, imitatiegranulatie maakt geen gebruik van
granules maar creëert een granuleus effect op andere manieren.340
Deze opdeling krijgt, weliswaar in een aangepaste vorm, een zekere afspiegeling
binnen dit project. De objecten die dankzij de moeilijkheid en vanuit een zekere
‘onwetendheid’ over de ‘echte’ granulatie ontstonden en die geen imitatie van
een bepaald object waren en dus eerder overeenkomsten vertonen met de
protogranulatie, zullen onder het deel van de maquette behandeld worden (cf.
4.2.1). Anderzijds zullen de werken die hun inspiratie vonden in protogranulatie
en imitatiegranulatie, en die aanverwante technieken als onderwerp gebruiken,
behandeld worden onder het deel van de ‘aanverwante technieken’ (cf. 4.2.2). Op
deze manier komen zij enigszins op hetzelfde niveau te staan als de drie facetten die
de ‘identiteit’ van granulatie vorm geven, namelijk techniek, vorm en materiaal en
in 4.1 als onderwerp gebruikt werden.
4.65
339 De bron van de maquette is het abstracte beeld dat de maker in zijn hoofd heeft. De bron van de imitatie is een reeds bestaand kunstwerk
en niet de waarneembare werkelijkheid of het concept dat zich in het hoofd van de kunstenaar bevindt, zoals bij originele kunstwerken.
340 Wolters (1986: 20-24) formuleerde dat deze onderverdeling moeilijk zwart-wit kan gesteld worden en met enige nuance moet bekeken
worden. Hij hield het in beide gevallen op ‘aanverwante technieken’ want om sommige stukken voorlopers en andere imitaties te kunnen
noemen is het noodzakelijk om over meer vergelijkend bewijsmateriaal te beschikken (cf. 2.3.2). Imitatie heeft bovendien een pejoratieve
bijklank en verwijst onmiddellijk naar minder goede intenties zoals de vervalsing.
228
Afb. 4.65. Andy Warhol, Brillo-Box, 1964,
zeefdruk op hout, 44 cm x 43 cm x 35,5 cm.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
Imitatie in de kunst
Het begrip ‘imitatie’ kan binnen de kunst op heel wat verschillende manieren
geïnterpreteerd worden. In de kunstilosoie vallen de verschillende visies over
imitatie doorgaans onder de nabootsings- of imitatietheorie. Sinds Plato en
Aristoteles gebruikt men het concept ‘mimesis’ voor het nabootsen, getrouw
afbeelden of imiteren van voornamelijk de natuur of de waarneembare
werkelijkheid.341
Wanneer het imiteren tot het uiterste doorgedreven en geperfectioneerd wordt,
ontstaat de mogelijkheid om onderwerpen quasi perfect te gaan reproduceren.
Deze strategie is vooral gekenduit de fotograie en van het fotograisch realisme in
de schilderkunst. In beide gevallen verandert evenwel het medium volledig, zowel
qua materiaal als qua dimensie: het blijft een transformatie van een ruimtelijk
beeld, de bron, naar een tweedimensionale weergave, het schildersdoek of de
fotoprint. Een ruimtelijk beeld kan natuurlijk ook driedimensionaal worden
voorgesteld: in dit geval blijft de dimensie gelijk. Wanneer dit ook nog eens in
precies hetzelfde materiaal gebeurt en met dezelfde technieken en op dezelfde
schaal (bron en doel identiek), ontstaat een perfecte kopie of vervalsing of zelfs een
nieuw origineel, dat vanuit artistiek oogpunt niet verrassend is.
Een boeiend spanningsveld tussen origineel en kopie kan wel ontstaan wanneer
‘gespeeld’ wordt met transformaties van materialen, technieken en schaal. In de
kunstgeschiedenis bestaan er talloze voorbeelden van imitaties van ruimtelijke
objecten in ruimtelijke sculpturen waar dit ‘spel’ van transformatie aan de basis
ligt van het werk. Bekende voorbeelden zijn de natuurgetrouwe sculpturen die
de Pop-art heeft voortgebracht, waaronder de Brillo-Box (1964) (afb. 4.65) van de
Amerikaanse kunstenaar Andy Warhol (1928-1987).342 Ook recentere voorbeelden
maken gebruik van de spanning tussen echt en onecht. Zo maakt de Australische
beeldhouwer Ron Mueck (°1958) bijvoorbeeld extreem levensechte beelden of
portretten van mensen in kunststof en siliconen (afb. 4.66).343
4.66
341 Omdat mimesis als concept sinds het begin van onze Westerse (kunst)ilosoie in gebruik is (het is in veel gevallen zelfs een taalkundige
kwestie), is het een zeer complex gegeven, dat al naargelang de periode andere invullingen kreeg. (Gebauer & Wulf, 1995, Gebauer, 2009)
Vooral het onderscheid dat bestaat sinds Plato en Aristoteles is relevant en inspirerend voor dit onderzoek, dat zich dan ook niet verder zal
toeleggen op deze kwestie.
342 Warhol gebruikte de installatie met de Brillo-dozen als een gedachte-experiment om te onderzoeken waarom een identieke beschilderde
houten kopie van de Brillo-doos wel kunst is terwijl het kartonnen origineel niet als kunst ervaren wordt. Aangezien in het object amper of geen
aanwijzingen zijn om het ene object wel en het andere niet tot kunst te maken, ligt de abstracte eigenschap om dat te doen buiten het object
zelf, eigen aan de kunstwereld. (Ankersmit, 2002: 7-43; Herwitz & Gilmore, 2009)
343 Mueck ‘speelt’ met de schaal van zijn sculpturen: door de realiteit enorm uit te vergroten stralen zijn beelden kracht uit en zijn ze vaak
zelfs choquerend. In andere werken verkleint hij dan weer zijn onderwerp, waardoor ze juist heel kwetsbaar worden. Als gevolg van de thema’s
Afb. 4.66. Ron Mueck, Mask II, 2001-2002,
diverse materialen, 77 cm x 118 cm x 85 cm.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
die hij gebruikt, zoals kwetsbaarheid en dood, en doordat zijn beelden zo levensecht lijken, roepen ze een zekere twijfel en angst op bij de
toeschouwer. (Verdier, 2009)
229
Imitatie in de toegepaste kunsten
Het imiteren van het materiaal alleen is een fenomeen dat in de geschiedenis van de
toegepaste kunsten vaak voorkomt. Deze praktijk werd gebruikt om uiteenlopende
redenen, in diverse tijden en disciplines. In de bouwkunst gaat men bijvoorbeeld op
een gegeven moment over van een houten naar een stenen architectuur. Bepaalde
constructieve kenmerken die eigen zijn aan het houten timmerwerk worden
vormelijk overgenomen in het nieuwe materiaal terwijl ze geen constructieve functie
meer hebben. Als gevolg van deze petriicatie ontstaat een stenen ornament met
het uitzicht van een houten constructie.344 Niet alleen als herinnering aan vroegere
tijden, maar ook uit schaarste gingen ambachtslui materialen imiteren. Een
voorbeeld van deze vorm van imitatie zijn de bedreven Venetiaanse glasblazers uit
de Renaissance die het natuurlijke uitzicht en de charme van het veel kostbaardere
en zeldzamere agaat konden bereiken (afb. 4.67).345
Het telkens opnieuw maken van quasi dezelfde objecten, met dezelfde vormen en
uit dezelfde materialen, zonder naar verandering of vernieuwing te streven, is reeds
van oudsher een typisch kenmerk van de (kunst)ambachten, waardoor het haaks op
het snel evoluerende karakter van de beeldende kunst staat en zelfs anachronistisch
genoemd kan worden.346 De eigenheid en de originaliteit van deze objecten zijn
daardoor meer te vinden in de manier hoe ze gemaakt zijn, in de materialen die
gebruikt werden en in de sporen die de menselijke hand er in achter liet, wat
volgens de Mexicaanse schrijver en dichter Octavio Paz (1914-1998) voor het
belangrijkste kenmerk ervan zorgt.347 De Britse ilosoof R.G. Collingwood (18891943) zag in het ambachtelijk hermaken van objecten, als deel van series, zelfs het
onderscheid met de vrije kunsten. Door dingen te hermaken werden ze volledig op
voorhand bedacht, terwijl in de beeldende kunsten de twijfel en het hier en nu veel
meer bepalend zijn.348
4.67
344 Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in het eerste Egyptische stenen piramidecomplex van Djoser (3de dynastie) te Saqqara uit het derde
millennium v. Chr. (Lehner, 1997: 84-93)
345 Trilling, 2001: 196-197 (ig. 199).
346 Fariello & Owen, 2005: 49.
347 “Made by hand, the craft object bears the ingerprints, real or metaphorical, of the person who fashioned it. These ingerprints are not the equivalent of the artist’s
signature, for they are not a name. Nor are they a mark or brand. They are a sign: the almost invisible scar commemorating our original brotherhood and sisterhood.”
(Paz, 1987: 59)
348 Hierdoor beschouwde Collingwood de kunstambachten zelfs als een tweederangsactiviteit. (Collingwood, 1958: 15-41)
230
Afb. 4.67. Italië (Venetië), lampetkan,
16de-17de eeuw, glas.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
Naast het feit dat het hermaken van het object ook zelf sterk verbonden is met
het (economisch) idee van de (kunst)ambachten, gebruiken de hedendaagse
kunstambachten het vermogen om objecten uit de natuur zonder beduidende
vorm- of schaalverandering in andere materialen te gaan uitvoeren (kopiëren)
ook als een complexe artistieke taal. Binnen deze context, waarbij het gebruikte
materiaal soms tot het uiterste uitgedaagd wordt, omdat het niet altijd wordt
gebruikt waarvoor het geschikt is, staat het tonen van een technische virtuositeit en
beheersing van materiaal en techniek niet zelden centraal. Dit streven om het werk
zo goed mogelijk uit te voeren en dat ook graag te tonen leidde rechtstreeks tot de
kern van de kunstambachten. Deze gedachte wordt perfect geïllustreerd in het werk
van de Schotse kunstenares Susan Collis (°1956) en van de Japanse kunstenaar
Yoshihiro Suda (°1969) die op een recente tentoonstelling in het Victoria & Albert
Museum Out of the Ordinary (2007) beiden installaties van objecten toonden die op een
hallucinant, perfecte manier alledaagse en zelfs ongewenste voorwerpen imiteren.
Bij beide kunstenaars krijgt de kopie hierdoor een grotere (artistieke) ‘waarde’ dan
het origineel en lijkt de hiërarchie tussen het origineel en de kopie verdraaid (afb.
4.68, 4.69).349
Eerder in dit hoofdstuk werden een aantal speciieke eigenschappen en kenmerken
van granulatie als onderwerp naar voor geschoven die vervolgens op verschillende
manieren geïmiteerd werden (cf. 4.1).350 In het tweede deel van dit hoofdstuk
(cf. 4.2) wordt imitatie enigszins anders gebruikt en veeleer begrepen als imitatie
van reeds bestaande (kunst)werken, een vorm van imitatie die door zijn grote
aanwezigheid in de geschiedenis van granulatie zelf deel is gaan uitmaken van de
ruime wereld van granulatie.
4.68
4.69
Afb. 4.68. Susan Collis, The Oyster’s our world,
2004, houten ladder, parelmoer, schelp, koraal,
zoetwaterparel, cultuurparels, witte opaal,
diamant.
Afb. 4.69. Yoshihiro Suda, Weeds, 2002, verf op
hout, diverse afmetingen.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
349 Britton Newell, 2007; Victoria & Albert Museum, 2007.
350 ‘Imiteren’ wordt hier in de betekenis van ‘afbeelden’ gebruikt.
231
Het namaken van reeds bestaande (kunst)werken is een imitatievorm die ontstaat
om zeer diverse redenen, het is een fenomeen met vele gezichten, en van alle
tijden en plaatsen.351 Binnen de toegepaste kunsten werden vooral de materialen
geïmiteerd omdat de ‘echte’ te kostbaar of te zeldzaam zijn. Hetzelfde gebeurt ook
in de edelsmeedkunst wanneer onedele materialen verguld worden of wanneer
in de plaats van natuurlijke edelstenen glasimitaties of synthetische edelstenen
gebruikt worden. Binnen de context van de granulatiekunst gaat het dan meer
om het gebruik van eenvoudigere en snellere technieken maar die toch hetzelfde
resultaat of effect hebben als de ‘echte’ granulatietechnieken, omdat deze laatste te
moeilijk, te traag of zelfs niet meer gekend zijn.
Naast het maken van replica’s omdat de originelen niet meer bestaan of uiterst
zeldzaam zijn, voor musea, verzamelaars of zelfs voor een groter publiek, kan
het namaken of kopiëren van originele kunstwerken een pastiche352 zijn of zelfs
een duidelijke artistieke intentie hebben353 of vanuit een wetenschappelijke
nieuwsgierigheid ontstaan354 of zelfs een didactische methode zijn.355
Op zich is er helemaal niets mis met de bovenvernoemde kopieën. Het is pas
wanneer zij getoond of verkocht worden als een origineel kunstwerk, bijvoorbeeld
met een nagemaakte handtekening of stempel, en met bijhorende prijs, dat er
sprake is van een vervalsing. Door de grote complexiteit van deze problematiek is
de grens tussen de vervalsing en de onschuldige reproductie lang niet altijd even
duidelijk en gemakkelijk te trekken en heeft het niet noodzakelijk te maken met de
intentie van de maker of de kopieerder, zij zijn niet altijd een vervalser.
Een andere kwestie, die het belang van auteurschap en originaliteit aankaart en
die niet te onderscheiden vervalsingen oproept, is of een werk minder genietbaar is
wanneer het om een vals werk gaat of als op het eerste zicht toch geen onderscheid
gemaakt kan worden? Wanneer een bijzonder ‘mooi’ kunstwerk als vervalsing of als
een reproductie aan het licht komt, verandert er op zich niets aan het uitzicht van
het ‘kunstwerk’ zelf. Dat blijft onveranderd. Datgene wat hier verdwijnt is enerzijds
de spirituele band met de genialiteit van de kunstenaar die de toeschouwer tot op
het moment van ontdekking met het kunstwerk had, anderzijds de status van de
bezitter ervan356 of zoals de Joods-Duitse cultuurilosoof Walter Benjamin (18921940) het stelt: het ‘hier en nu’ van het kunstwerk ontbreekt, dat daardoor zijn
aura en zijn uniciteit verliest.357 De eenzaamheid van het denken, de lange weg
van twijfel en beslissingen die tijdens het maken van het kunstwerk moet afgelegd
worden, waarin volgens de Nederlandse schrijfster Connie Palmen (°1955) de
artistieke originaliteit schuilt, moet hier niet meer gebeuren, die is reeds volbracht
door de kunstenaar die rechtstreeks naar de ‘natuur’ werkte.358
351 De tentoonstelling Fake? The art of Deception die in 1990 plaatsvond in het British Museum in Londen schetst hier een duidelijk beeld van.
(Jones, 1990)
352 Zie Laclotte in Chéroux, Heinich, Hennion e.a., 2009: 13-24.
353 Baines, 2005; Baines, 2006.
354 Zie de zoektocht naar het ‘mysterie’ van granulatie (cf. 2.4) of het onderzoekswerk van Robert Baines (Baines, 2005).
355 Het namaken of kopiëren van originele kunstwerken is ook een didactische methode om van de meester te leren. Dit was vanaf de
renaissance een fundamentele leermethode, vooral in de opleiding van schilders.
356 Jones, 1990: 15.
357 Benjamin, 2008: 13.
358 Palmen, 2009: 20.
232
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
4.2.1.2 De moeilijkheden van de structurele granulatie
Van bij de aanvang van dit project, dat zich oorspronkelijk concentreerde op het
verkennen van de mogelijkheden en beperkingen van de structurele granulatie,
was het duidelijk dat het granuleren van ruimtelijke objecten zonder ondergrond
een moeilijke opgave zou zijn. Dit probleem vergrootte nog wanneer bij de tweede
reeks objecten binnen de eerste groep de vormelijk sturende en beperkende mal
weggelaten werd met de bedoeling om in grotere vrijheid ruimtelijke structuren
te granuleren (cf. 3.3). Als rechtstreeks gevolg van de technische moeilijkheden
en beperkingen die hiermee gepaard gingen, ontstond een reeks van maquettes
die fungeerden als denkmodellen voor die objecten. Noodgedwongen werd
naar andere (dan de traditionele) manieren gezocht om toch het vooropgestelde
idee aanschouwelijk te kunnen maken. Deze maquettes ontstonden daarom op
eenvoudigere en goedkopere manieren dan via de echte granulatie in zilver.
De Franse, in Brussel geboren, denker en antropoloog Claude Lévi-Strauss
(1908-2009) gebruikt voor deze werkmethode het concept van ‘bricoleur’.359 Dat
is iemand die met de handen werkt maar in tegenstelling tot de ambachtsman
‘gemakkelijkere’ of ‘sluwere’ technieken gaat aanwenden. Hij is niet speciaal
opgeleid in een bepaalde techniek of in het gebruik van gespecialiseerde
werktuigen, zoals de ingenieur of de ambachtsman en heeft een onbeperkt aanbod
aan materialen en technieken en zal de kennis en de gereedschappen gebruiken
wanneer hij ze nodig heeft.360
De eerste maquette die binnen dit perspectief tot stand kwam was het model dat
gemaakt werd tijdens het ontwerpproces voor de Trofeeën voor de Provinciale Prijzen van
Oost-Vlaanderen, 2007-2008 (cf. 3.3.2) (afb. 3.82). Deze maquette werd samengesteld
door glazen knikkers in een zo chaotisch mogelijke coniguratie te verlijmen. Aan
één van de knikkers werd vervolgens een balkvormige houten ‘sokkel’ vast gelijmd
waarop later de identiicatie van de prijs en de winnaar werd vermeld. Zowel de
knikkerstructuur als de balkvormige ‘sokkel’ werden vervolgens met dikke, witte
verf egaal overschilderd, waardoor de knikkers gewoon witte bollen werden en
waardoor bovendien geen onderscheid meer in het gebruikte materiaal van de twee
onderdelen op te merken viel (afb. 4.70).
4.70
Afb. 4.70. David Huycke, maquette voor de
Trofeeën voor de Provinciale Prijzen van Oost-Vlaanderen,
2007-2008, 2006, glazen knikkers, hout, lakverf,
7 cm x 7 cm x 14 cm.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
359 Het idee van de ‘bricoleur’ werd door Claude Lévi-Strauss ontwikkeld in La Pensée Sauvage (1962) en is bruikbaar bij de analyse van een aantal
objecten die in de context van de maquette gemaakt werden. De Franse, oorspronkelijk door Strauss gebruikte, term wordt hier niet vertaald
omdat het een minder pejoratieve bijklank heeft dan het Nederlandse ‘knutselaar’.
360 Lévi-Strauss, 2009: 32-42.
233
4.71
Afb. 4.71. David Huycke, White Chaos, 2007,
roestvrij staal, polyurethaan, lakverf,
14 cm x 14 cm X 11,5 cm.
234
Sommige van deze oorspronkelijke maquettes kregen uiteindelijk ook het statuut
van volwaardig werk. Dit was het geval bij White Chaos (2007) (afb. 4.71).
Parallel met de maquette voor de trofeeën zocht dit object naar een zo chaotisch
mogelijke structuur, maar in de plaats van knikkers samen te lijmen werden
roestvrij stalen kogels gebruikt. De ontstane structuur werd vervolgens overgoten
met polyurethaan, waardoor de open ruimtes tussen de bollen opgevuld werden
en het gevoel van eenheid nog duidelijker werd. Deze nabewerking had niet enkel
een visuele functie, maar verstevigde tevens de gelijmde structuur en verminderde
het uitzicht dat het om een samengestelde cluster ging, waardoor het meer op een
monolithisch geheel leek en waardoor het vloeibare karakter van het versmelten
van granulatie meer aanwezig was. Versterkt door de witte kleur waarin het
schijnbaar samengesmolten geheel tenslotte werd gespoten, leek het zelfs op een
ondeinieerbaar ondergesneeuwd voorwerp, omdat de vormen vervaagd en de
details onzichtbaar geworden waren.
Een andere manier dan het samen lijmen om de moeilijkheden van de structurele
granulatie zonder ondersteuning te overwinnen werd reeds eerder aangewend in
het object Fractal Chaos (afb. 3.84). Vergelijkbaar met White Chaos is dit object ook
opgebouwd uit roestvrij stalen kogels, maar in plaats van de bollen samen te lijmen
werden ze tot één groter geheel verbonden via het lassen. Fractal Chaos werd reeds
omwille van zijn vormelijke en compositorische kwaliteiten bij de eerste groep
objecten behandeld (cf. 3.3.2). Wanneer echter vanuit de intentie en strategie om
het stuk te maken en vanuit het standpunt van materiaal en techniek gekeken
wordt, speelt dit object meer een rol in deze groep van de maquette dan in de eerste
groep objecten (cf. hoofdstuk 3). Eerder in de tekst werden reeds de overeenkomsten
tussen de maquette en de imitatie besproken (cf. 4.2.1.1) en Fractal Chaos illustreert
dit idee duidelijk omdat het initieel ontstond als maquette ten gevolge van
onoverkoombare technische moeilijkheden. Bovendien roept bijvoorbeeld roestvrij
stalen tafelgerei ook een herinnering aan zilver op, waardoor het verband met
imitatie van zilver snel duidelijk wordt.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
235
Afb. 4.72. David Huycke, Blue Chaos, 2009,
roestvrij staal, lakverf, 18 cm x 18 cm x 18 cm.
4.72
236
Het gebruik van wit, zwart en de tussenliggende grijswaarden impliceert in het
geval van zilver een zekere eerlijkheid ten opzichte van het materiaal,361 omdat deze
kleuren gedicteerd worden door het materiaal zelf, elk met de daaraan verbonden
betekenissen (cf. 3.2.1). Wanneer, zoals bij Fractal Chaos, de structuur bestaat uit
gelaste stalen bollen die daarna gelakt worden, dan vervalt de beperking van het
gebruik van wit en zwart en ontstaat er een vrijheid in het gebruik van kleur. De
kleurbeperking die door de truth to materials ontstond bij zilver, kan hier in een ander
licht worden gezien en verandert, in het geval van verf, in een enorme mogelijkheid
die om een kleurgebruik vraagt. Deze nieuwe vrijheid en mogelijkheden worden in
een tweede versie van Fractal Chaos gebruikt, Blue Chaos (2009) (afb. 4.72).
De technische kwaliteit van de ‘echte’ granulatie ligt verscholen in de zuiverheid
en de kleinheid van de verbinding tussen de granules en de ondergrond en tussen
de granules onderling, zonder de perfecte bolvorm van de granule te verliezen
en zodat de verbinding maar zo groot is als technisch noodzakelijk.362 Om een
optimale lichtrelectie te krijgen, door Carroll en Politis omschreven als het doel
van granulatie (cf. 2.1), is het daarenboven ook wenselijk dat het oppervlak van de
verschillende onderdelen zo zuiver mogelijk blijft.
Ontwerpen via het bouwen van maquettes in tastbare materialen heeft altijd een
zekere vorm van spel in zich. Daarnaast is het vinden en herkennen van de juiste
materialen om de modellen te bouwen niet onbelangrijk omdat materialen en
vormen mogelijkheden aanreiken en het creatieve proces in gang kunnen zetten.
Zeer gelijkaardig aan de stalen bollen die reeds gebruikt werden in verschillende
objecten zoals in White Chaos en in Fractal Chaos bestaan ook stalen magnetische
kogels in diverse diameters. Omdat volgens de wiskunde de verbinding tussen
twee bollen, ongeacht de grootte, slechts in één punt plaatsvindt en dit punt bij
bepaalde magneten een voldoende sterke verbinding oplevert, ontstaat vanuit
deze magnetische ‘granules’ de mogelijkheid om een ‘perfect gegranuleerd’ werk
te realiseren. Daarnaast biedt het magnetisme nog andere mogelijkheden die
met echte granulatie moeilijk of niet te bereiken zijn. Zo wordt bijvoorbeeld de
verhouding tussen de dikte of het volume van de ondergrond ten opzichte van de
granules totaal onbelangrijk, een verhouding die in traditionele granulatie enigszins
in evenwicht moet zijn. De enige voorwaarde bij deze magnetische werken is dat
er enerzijds een magneet is en anderzijds een magnetisch voorwerp (bv. in ijzer)
waarop de magneet zich kan vastzetten.
361 ‘Truth to materials’ is een dogma dat stelt dat materialen moeten gebruikt worden op een manier die door het materiaal zelf wordt bepaald
en dat het uitzicht van het materiaal, met zijn speciieke kwaliteiten, niet moet worden weggestoken door bv. het te overschilderen. “The concept
of truth to materials, derived from Ruskin’s writings and disseminated via Stickley’s magazine, meant that the characteristic strength and beauty of each material should be
a paramount consideration in the design and execution of an object. Thus, the natural grain of wood was allowed to show under a minimal inish, and the rich patina of
copper was allowed to take its natural course rather than be polished to an artiicial shine.” (Fariello & Owen, 2005: 15)
362 Untracht, 1985: 350.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
237
4.73
Afb. 4.73. David Huycke, Shots, 2009, ijzer,
magneten, Ø 21,5 cm.
Afb. 4.74. David Huycke, Magnetic Organization,
2010, ijzer, magneten, Ø 11 cm.
4.74
238
Een werk dat binnen deze context ontstond is Shots uit 2009 (afb. 4.73), een
object dat bestaat uit een zware, ijzeren bol waarop verspreid op het oppervlak
de glanzende kogelvormige magneten ‘kleven’ en zodoende het ruwe en verroeste
oppervlak versieren. Het beeld van de blinkende en schijnbaar vloeibare ‘granules’
roept zelfs effectief het probleem op van een te zware ondergrond, die tijdens
het granulatieproces niet genoeg opgewarmd geraakt om een verbinding met de
granules tot stand te brengen. In een situatie zoals hierboven beschreven smelten
de veel kleinere granules en blijven als kleine, vloeibare bolletjes op de te koude,
ongesmolten ondergrond liggen zonder zich ermee te kunnen verbinden.363 Grote,
enkelvoudige granules worden in de literatuur ook ‘shots’ genoemd (cf. 2.2.1). Het
idee van de titel wordt nog verduidelijkt wanneer deze bijzonder sterke magneten
aangebracht worden op de bol: zij worden er als het ware op getrokken, heel hard
met een knal, vergelijkbaar met een kogel.
Magnetische bollen gedragen zich ook compleet anders dan gewone bollen.
Omwille van hun magnetische eigenschappen hebben zij wel een richting die
bepaald wordt door de positieve en de negatieve pool. Dit uit zich duidelijk
wanneer ze zich draaien of verplaatsen in de buurt van een andere magneet of
een stuk ijzer. Het fenomeen van zelforganisatie moet bij deze objecten dan ook
op een totaal andere manier geïnterpreteerd worden dan bij de objecten met
zilveren granules. In het object Magnetic Organization (2010) (afb. 4.74) werd
getracht om de magneten zo dicht mogelijk bij elkaar te plaatsen tot wanneer ze
elkaar beginnen aan te trekken, zonder dat er dubbele magneten ontstonden. De
aantrekkingskracht van de magneten en tegelijkertijd het afstoten waren hier de
organisator en bepaalden de onderlinge afstand tussen de ‘granules’.
De Frans-Poolse beeldhouwer Vladimir Skoda (°1942), wiens oeuvre wordt
gedomineerd door het beeld van de bol, gebruikt kogelvormige magneten niet
enkel versierend of opbouwend. In het werk Sans titre, 1992, ‘verbindt’ hij twee
grote, zware stalen bollen met enkele kleine kogelvormige magneten, waardoor
het beeld van kissing spheres ontstaat. Door het verschil in grootte tussen de bollen
die verbonden worden en de bolletjes die verbinden, krijgt dit werk een bijzonder
sensuele en fragiele uitstraling (afb. 4.75).364
4.75
363 Dit fenomeen bestaat ook bij het solderen met soldeersel. Wanneer de te verbinden onderdelen niet warm genoeg zijn dan smelt enkel
het stukje soldeersel en rolt zichzelf op in een bolletje (net zoals een granule wordt vervaardigd) en blijft het liggen op het te koude werkstuk.
Om deze reden zou Shots eigenlijk ook in de groep die de techniek van granulatie als inspiratiebron gebruikt (cf. 4.1.1) kunnen ondergebracht
Afb. 4.75. Vladimir Skoda, Sans titre, 1992, staal,
Ø 67,5 cm x 135 cm.
4. Groep 2: Granualtie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.1 De maquette
worden.
364 Greff, van de Leemput & von Mengden, 1998.
239
4.76
Afb. 4.76. David Huycke, Imitanulation #1,
2009, polyurethaan, staal, glas,
146 cm x 27 cm x 12 cm.
240
4.2.2 De aanverwante technieken
Vanuit de kennis die de studie van de aanverwante technieken van granulatie (cf.
2.3.2) opleverde ontstaan binnen dit hoofdstuk over granulatie als onderwerp een
laatste reeks objecten die de voorlopers en de imitatietechnieken van granulatie
als onderwerp gebruiken. Parallel met de eerste speciieke vraagstelling (cf. 1.2.1)
wordt ook hier vooral het versierende statuut van die technieken in vraag gesteld
en onderzocht op hun constructieve mogelijkheden. De bestaande aanverwante
technieken worden in dit project dus niet (noodzakelijk) gebruikt op de manier
zoals ze (waarschijnlijk) werden ontwikkeld, maar gaan over van versierend naar
constructief, daarenboven zullen ze vooral inspirerend zijn vanuit technisch of
vormelijk standpunt. De werken die binnen deze context ontstaan, imiteren dus
niet, het zijn bovendien ook geen maquettes waar ander werk uit zou kunnen
ontstaan; ze vinden enkel het begin van hun verhaal, soms zelfs onbewust,365 in de
aanverwante technieken van granulatie. Gezien de beperkte duur van dit onderzoek
was het ook niet mogelijk om alle aanverwante technieken te onderzoeken op hun
constructieve en expressieve mogelijkheden. Bovendien is dit voor het onderzoek
ook niet noodzakelijk omdat het dan snel over een overmatig illustreren van een
theoretisch denkpatroon zou gaan.
4.2.2.1 Protogranulatie
De werken die eerder in de tekst onder ‘protogranulatie’ ondergebracht werden (cf.
2.3.2.1), gebruiken metalen bolletjes of granules die, in tegenstelling tot de ‘echte’
granulatie, niet via een metallische verbinding met een ondergrond en/of met
elkaar verbonden worden. Dit idee biedt binnen dit project een enorme vrijheid
en een waaier aan mogelijkheden waardoor nagenoeg alle werken met bolletjes die
niet gegranuleerd of gesoldeerd zijn onder deze noemer zouden kunnen vallen.
Gezien de beperkte duur van dit project ontstonden slechts enkele objecten die
protogranulatie als onderwerp gebruiken.366
Een eerste werk dat, geïnspireerd door protogranulatie, tot stand kwam, vertrekt
vanuit de techniek waarbij houten objecten soms (deels) versierd werden door er
nagels met een ronde kop in te slaan. De veelheid en de ontstane patronen van de
nagelkoppen zorgen dan voor een granuleus effect. Het object Imitanulation #1
uit 2008 (afb. 4.76) gebruikt een aangepaste versie van deze methode en vervangt
de nagel met ronde kop door een knopspeld met witte ronde kop. Een grijs gelakte
en schijnbaar zware balk in polyurethaan vervult de rol van de houten kern die vol
gestoken wordt met knopspelden. De spelden worden niet volledig tot aan hun kop
in de balk geduwd, zodat de ‘granules’ enkele centimeters van de balk afblijven en
waardoor de naald van de speld en de balk ook zichtbaar blijven. Uit de herhaling
en het ritme van de witte bolletjes ontstaat een contrasterend en transparant,
meer organisch vlak dat rond het strakke geometrische lichaam van de balk lijkt te
zweven en die tevens ook de drager van de balk wordt.
365 Zie Cubic Spheroïd (cf. 4.2.2.2) (afb. 4.42).
366 De verschillende vormen van protogranulatie zijn: (1) het samen klinken van verschillende onderdelen met klinknagels met een ronde kop,
(2) het puur versierend gebruik van nagels met een ronde kop, die dicht tegen elkaar in bijvoorbeeld een houten kern worden geklopt, (3) het op
een draad rijgen van granules zoals parels op een draad, (4) het inbedden van granules in glas, (5) of in email, (6) het lijmen van de granules op
een ondergrond.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
241
Afb. 4.77. David Huycke, tekening van Cloud, 2010,
40,5 cm x 29,5 cm, potlood, balpen,
stift en gouache op papier
(deinitief object: 2010, polyurethaan, staal, glas,
ca. 30 cm x 30 cm x 30 cm).
4.77
242
Doordat de spelden niet volledig in de balk worden gestoken, schuift dit object
een nieuwe, tegenovergestelde mogelijkheid van granulatie naar voren, namelijk
dat de ‘granules’ niet noodzakelijk de vorm van de ondergrond hoeven te volgen.
Imitanulation #1 is vervaardigd uit banale en massa-geproduceerde materialen
die door hun alledaagsheid een zekere vorm van herkenning oproepen. Deze
materialen bezitten verder ook geen artistieke connotaties en er was bovendien ook
geen grondige kennis van technieken en materialen uit een traditie van een bepaald
kunstambacht nodig om dit object te maken. Het object streeft anderzijds niet,
zoals door Adamson omschreven, naar een status van ‘sloppy craft’367 maar situeert
zich veel beter binnen de beschouwingen van Claude Lévi-Strauss, wanneer hij
het over maquettes en bricoleurs heeft, omdat het object ondanks de gemakkelijke
techniek niet de indruk van gemakkelijk en slordig wil oproepen (cf. 4.2.1.2).
Giovanni Corvaja bereikt in sommige sieraden een gelijkaardig granuleus
effect, namelijk door grotere oppervlakken op te vullen met massa’s gouden
draadjes waaraan een bolletje hangt (cf. 2.4.4). Hoewel de kennis van de
protogranulatietechniek, waarbij bolvormige nagelkoppen een granuleus effect
creëren, aan de basis lag van Imitanulation #1, zouden ze zelf zowaar een imitatie
kunnen zijn van sommige van de werken van Corvaja (afb. 2.89, 2.90).
Een soortgelijk en tweede werk waarbij knopspelden gebruikt werden is Cloud368
(2010) (afb. 4.77). Het object bestaat uit dezelfde materialen als Imitanulation #1
maar gebruikt een verschillende kernvorm, namelijk een stapeling van geometrische
iguren, vergelijkbaar met een blokkenspel. In deze complexe geometrische iguur
worden vervolgens de spelden gestoken. Het fundamentele verschil met Imitanulation
#1 ligt niet zozeer in het vormelijke aspect, maar vooral in de gevolgen die de
gestapelde vorm heeft voor het ritme dat ontstaat in de speldenknoppen. De kern
heeft nu namelijk naar buiten en naar binnen gerichte hoeken en de spelden
gedragen zich in beide hoeken anders. In de positieve hoeken gaan de koppen
van de spelden automatisch verder uit elkaar staan dan in de negatieve hoeken,
waardoor de concentratie van ‘granules’ en de transparantie niet overal gelijk is.
Aanvankelijk is het ritme dat tussen de witte bolletjes ontstaat verre van geordend,
maar naarmate er meer spelden bij gestoken worden en dus bolletjes bijkomen,
ontstaan hier en daar bepaalde patronen. De spelden en hun bolvormige koppen
kunnen niet anders dan met elkaar rekening houden. Bij de naar buiten gerichte
hoeken duwen de punten van de naalden elkaar in de polyurethaan weg, terwijl in
de negatieve hoeken het de bolletjes zijn die elkaar in een bepaalde richting duwen
waardoor daar ook een zekere ordening ontstaat.369
367 Adamson, 2008.
368 Cloud was op het moment dat het proefschrift werd ingediend nog niet afgewerkt. Het object wordt daardoor voorgesteld aan de hand van
een schets. De opgegeven afmetingen zijn bij benadering.
369 Het object krijgt niet de titel Cloud omdat het een wolk imiteert, maar omwille van de eerder toevallige vormelijke overeenkomsten met
de wolk, waardoor het abstracte object toch een zekere vorm van iguratie krijgt. Bovendien is de tegenstelling die Mandelbrot opmerkt tussen
de Euclidische geometrie en de ondeinieerbare natuurlijke vormen,“Clouds are not spheres, mountains are not cones, coastlines are not circles, and bark is
not smooth, nor does lightning travel in a straight line” (Manbelbrot, 2006: 1) (cf. 3.2.5), ook van toepassing op dit object, nl. in het contrast tussen de
geometrische kernvorm en de nieuwe vorm die ontstaat door de witte bolletjes van de knopspelden.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
243
4.78
Afb. 4.78. Sari Liimatta, Inaudible, sieraadobject,
2009, glasparels, Swarovski kristal,
zoetwaterparels, stalen spelden, kwarts, kunststof
speelgoed, 11,0 cm x 7,0 cm x 15,5 cm.
244
Het gebruik van knopspelden in sieraden en objecten wordt op een bijzondere
manier toegepast door de Finse kunstenares Sari Liimatta (°1977). De basisvormen
van haar werk zijn meestal plastic speelgoeddieren die zij rijkelijk versiert met
knopspelden. De dieren krijgen daardoor als het ware een tweede huid, of een
versiering die lijkt op ceremoniële opsmuk of kledij. Daarnaast maakt zij ook
gebruik van volledig doorboorde (glas)parels of kleine steentjes waar zij dan nog
een knopspeld doorsteekt, met als gevolg een dubbel ‘granuleus’ effect. Door
grotere oppervlaktes te gaan bedekken met de knopspelden ontstaan automatisch
ingewikkelde, zelfgeorganiseerde370 patronen. Doordat de plastic speelgoeddieren
hol zijn en Liimatta soms stukken van deze dieren heeft weggenomen, wordt ook de
binnenkant van het dier en de naald van de knopspelden zichtbaar (afb. 4.78).371
4.60
Een methode die een vergelijkbaar resultaat oplevert en visueel sterk bij de
bovenstaande techniek aansluit, is het gebruik van een kernvorm die vol gekleefd
wordt met echte, individuele granules. Het lijmen werd reeds op een constructieve
manier gebruikt in de maquette van de Trofeeën voor de Provinciale Prijzen van OostVlaanderen, 2007-2008 (afb. 4.70) (cf. 4.2.1.2) en in White Chaos (afb. 4.71) (cf.
4.2.1.2). Binnen dit project werd het lijmen van granules op een ondergrond reeds
toegepast in het eerder besproken object Kissing Spheres #4 (afb. 4.60) (cf. 4.1.3.2).
Het object bestaat uit een kern van polyurethaan die volledig vol gelijmd werd met
zilveren granules. De idee waarbij de granules ingebed worden in een vloeibare
en kleverige massa is bovendien bijna vergelijkbaar met de voorbereidingsfase
bij het reactiesolderen wanneer granules in de Arabische gom liggen en er een
soort van ‘verf ’ ontstaat waar de granules het pigment zijn en waar dan de
granulatiemotieven mee ‘geschilderd’ worden (cf. 2.3.1.2).
4.2.2.2 Imitatiegranulatie
Een tweede reeks van aanverwante technieken zijn de werken die de echte
granulatie imiteren. Zij komen in theorie na het ontstaan van de echte granulatie
en gebruiken geen bolletjes om het granuleuze weerkaatsende effect te bekomen,
maar bereiken dat op een andere, eenvoudigere manier.372 In dit onderzoek wordt
granulatiewerk helemaal niet geïmiteerd, maar wordt het fenomeen van imitatie
van granulatie als uitgangspunt en onderwerp gebruikt, op dezelfde manier waarop
protogranulatie begrepen werd in 4.2.2.1. Hier wordt dus vooral gekeken naar de
artistieke voordelen ervan waardoor ‘imitatie’ op deze manier ook haar pejoratieve
bijklank enigszins verliest.
370 Doordat Liimatta de speelgoeddieren volledig bezet met knopspelden en hierdoor zoekt naar de dichtste opvulling van het oppervlak,
ontstaan, als gevolg van de ingewikkelde buitenvorm van de dieren, complexe patronen.
371 Liimatta, s.d.
372 De technieken die als imitatie beschreven worden zijn: (1) het drijven van halfronde bolletjes in een oppervlak, (2) het verbinden van een
ondergrond met op voorhand gedreven halfronde bolletjes via een metallische verbinding, (3) het op gelijke afstanden inkerven van een draad
waardoor het lijkt alsof er een aantal granules naast elkaar geplaatst werden, de pareldraad, (4) het persen van dunne metaalplaat tussen twee
Afb. 4.60. David Huycke, Kissing Spheres #4,
2009, polyurethaan, zilver 925/1000,
Ø 11,1 cm x 22 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
vormen of matrijzen, (5) het torsen van draden met een korrelig effect als resultaat, (6) het afwerken van de griffen in de zetting een steen zodat
ze op granules lijken, (7) het foutief gebruik van electroforming met een korrelig oppervlak als resultaat, (8) het rapid-prototyping, (9) het wegvijlen of
wegkrassen in met een granuleus oppervlak als resultaat (cf. 2.3.2.2).
245
4.79
Afb. 4.79. David Huycke, tekening van Fragility,
2010, potlood en gouache op papier,
40,5 cm x 29,5 cm
(deinitief object: 2010, roestvrij staal, papiermaché, gesso, lakverf, ca. Ø 20 cm x 60 cm).
246
In tegenstelling tot de opbouwende methode van granulatie is de techniek van
het inkrassen en uitvijlen, om zo een granuleus effect te bereiken, wegnemend.373
De ‘granules’ worden bij deze methode gevormd door in een oppervlak groeven
in verschillende richtingen te vijlen, meestal onder hoeken van 60°, waardoor
kleine blokjes materiaal overblijven. Het geordende ritme van die blokjes zorgt
voor het schijnbaar gegranuleerde beeld (cf. 2.3.2.2). Een eigen, constructieve,
interpretatie van deze imitatietechniek is dat in de plaats van een oppervlak in
te vijlen een volume wordt uitgevijld waardoor de ‘granules’ overblijven. De
versierende imitatietechniek verandert op deze manier in een vormende techniek.
Het wegnemen van materiaal zodat een andere vorm overblijft, is een methode
die vooral gekend is vanuit de beeldhouwkunst en deze vormende methode wordt
ook zo in dit project toegepast. Het vertrekpunt is een groot monolithische blok in
papier-maché, versterkt met een stalen as als kern. Uit dit blok wordt vervolgens
een vorm, herinnerend aan de kissing spheres, gevijld. Het ontstane beeld dat
overblijft zijn twee bollen die schijnbaar uit elkaar worden getrokken als was het in
rubber. De ‘nek’ tussen de twee bollen, het minst sterke punt bij granulatie, wordt
zo ver mogelijk uitgerekt waardoor de grens van de fragiliteit wordt afgetast. Dit
spannend moment wordt geixeerd in het object Fragility374 uit 2010 (afb. 4.79).
Het contrast tussen het grote volume en de dunne ‘nek’ wordt mogelijk door het
gebruikte materiaal: een dunne stalen as die als kern door de nek van het object
loopt in combinatie met het lichte papier-maché. Nadien wordt het object egaal
en glanzend gelakt om het gevoel van die uiterste spanning te versterken. Doordat
de twee ‘granules’ op de stalen as gelijmd worden is er bovendien ook een verband
met de imitatiemethode waarbij bollen op een draad worden geregen (cf. 2.3.2.2),
waardoor dit object twee imitatiemethodes gebruikt als uitgangspunt.
373 Leonardo da Vinci gebruikt de metafoor van het wegnemen en toevoegen om een onderscheid te maken tussen enerzijds de schilderkunst,
die het beeld opbouwt en dus materiaal toevoegt (per via di porre) en anderzijds de beeldhouwkunst, die traditioneel gezien het materiaal
wegneemt (per via di levare). Het verschil tussen het wegnemen (kappen, kerven, slijpen, vijlen, schuren) en het toevoegen (boetseren, modelleren)
wordt ook toegepast om een onderscheid te maken in de verschillende vormmethodes bij het beeldhouwen.
374 Fragility was op het moment dat het proefschrift werd ingediend nog niet afgewerkt. Het object wordt daardoor voorgesteld aan de hand
van een schets. De opgegeven afmetingen zijn bij benadering.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
247
4.81
4.80
4.83
4.82
Afb. 4.80. David Huycke, kathodebakje, 2009,
koper, 10 cm x 10 cm x 1,5 cm.
Afb. 4.81. David Huycke, granules die te veel met
elkaar zijn versmolten, 2010, geoxideerd verkoperd
zilver 925/1000, 8 mm x 8 mm x 8 mm.
Afb. 4.82. David Huycke, Kissing Spheres #6 (object
in uitvoering), 2010, koper, was,
Ø 11,1 cm x 21,5 cm.
Afb. 4.83. David Huycke, Kissing Spheres #6 (detail,
object in uitvoering), 2010, koper, was,
Ø 11,1 cm x 21,5 cm.
248
Een andere methode die gebruikt kan worden om granulatie te imiteren is het
electroforming (cf. 2.3.2.2). Reeds eerder werd aangegeven dat wanneer het klassieke
electroforming op een foutieve manier gebeurt (slechte of vervuilde badsamenstelling,
foutieve stroomregeling), de neergeslagen deeltjes (die normaal zo goed als
onzichtbaar zijn) groot en grof zijn en het gevoel opwekken van een gegranuleerd
oppervlak. Bij de eerste reeks van objecten waar de granules galvanisch verkoperd
worden ter vervanging van de klassieke methode met het koperoxide, werd een
kathodebakje vervaardigd om tegelijkertijd een grote hoeveelheid aan granules te
kunnen verkoperen (cf. 3.1.2). Telkens wanneer de granules verkoperd werden en
samen met het kathodebakje in het bad gingen, werden er niet alleen koperionen
op de bolletjes neergeslagen, maar telkens ook op de bovenrand van het bakje,
waardoor zich aan de rand een dikke laag koper ontwikkelde (afb. 4.80). Dit
organisch ‘groeien’, in combinatie met de wetenschap dat het electroforming reeds
eerder gebruikt werd in de context van granulatie, vormde de directe aanleiding
en inspiratiebron om het electroforming te gaan onderzoeken op zijn beeldende en
constructieve eigenschappen.
4.84
Afb. 4.84. David Huycke, tekening van Cluster, 2010,
potlood en stift op papier, 40,5 cm x 29,5 cm
(deinitief object: 2010, gepatineerd koper, was,
ca. 25 cm x 25 cm x 25 cm).
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
Wanneer tijdens het granuleren de bolletjes te lang of te warm verhit worden
verbinden zij zich onvermijdelijk meer met elkaar dan technisch noodzakelijk is,
tot ze in het slechtste geval zelfs in elkaar gaan wegsmelten (afb. 4.81) (cf. 2.3.1.3).
De individuele granules verliezen hun perfecte vorm en het ‘raakpunt’ tussen de
verschillende granules vergroot tot ze zelfs volledig in elkaar overgaan. Om via
het reactiesolderen een metallische verbinding tot stand te kunnen brengen is het
bovendien noodzakelijk dat de granules bedekt moeten zijn met een koperlaag
waardoor na het granuleren een buitenlaag met een hoger kopergehalte overblijft
(cf. 2.3.1.3, 3.1.2). Deze twee fundamentele eigenschappen van granulatie; namelijk
het in elkaar versmelten (moeilijkheid) en de koperen buitenlaag (noodzakelijkheid)
worden uitvergroot en vormen het onderwerp en vormelijk uitgangspunt voor de
objecten Kissing Spheres #6 (2010) (afb. 4.82) en Cluster375 (2010) (afb. 4.84).
Bij beide objecten wordt het model eerst gemaakt in was waarna het galvanisch
bedekt wordt met een koperen laag. Doordat de stroomsterkte doorgaans te sterk
was afgesteld ontstaat aan het oppervlak een korrelige, granuleuze structuur (afb.
4.83) waardoor het vormen van het object en de versiering ervan samenvallen. De
was blijft in het model zitten, deels voor de stevigheid en deels omdat er dan in de
koperen huid geen openingen moeten worden geboord om de was er terug uit te
smelten.376
375 Cluster was op het moment dat het proefschrift werd ingediend nog niet afgewerkt. Het object wordt daardoor voorgesteld aan de hand van
een tekening. De opgegeven afmetingen zijn bij benadering.
376 De directe inspiratie voor Cluster ontstond vanuit de kennis van de imitatietechnieken van granulatie, maar zou net zo goed kunnen
thuishoren in de categorie van objecten die de techniek van granulatie of zelfs het vormelijk stapelen als onderwerp hebben.
249
4.85
Afb. 4.85. David Huycke, Kissing Spheres #6 (object
in uitvoering), 2010, koper, was,
Ø 21,5 cm x 11,1 cm.
250
Om een voorwerp volledig te kunnen bedekken met koper via electroforming is
het noodzakelijk dat het model waarop het koper moet worden neergeslagen
ook volledig ondergedompeld is in de vloeistof. Enkel op deze manier kunnen
de koperionen via de oplossing elk deel van het model bereiken. Omdat de te
electroformen objecten in was gemaakt zijn en daarboven nog eens hol zijn, drijven ze
op de vloeistof waardoor het egaal electroformen van het volledige object onmogelijk
is. Om dit probleem op te vangen wordt een systeem gebruikt dat geInspireerd is op
de manuele handeling om de bollen onder te duwen. Hiervoor werd een dubbele
vork ontwikkeld die het model volledig onder het vloeistofoppervlak houdt (afb.
4.85). Door deze vorken te verbinden met de kathode en doordat de opwaartse
stuwkracht groot genoeg is drukt het wassen model tegen de vorken waardoor zij
de functie van de kathode over nemen Het voordeel van deze methode is dubbel:
ten eerste is er geen vast aanhechtingspunt nodig dat er achteraf toch zou moeten
worden afgehaald en wat nagenoeg altijd voor onvolmaaktheden in het oppervlak
zorgt. Ten tweede wordt het zonder vast aanhechtingspunt veel eenvoudiger om
het object rond zijn lengteas te laten draaien waardoor de koperneerslag beter kon
worden verdeeld over het oppervlak.
Het electroformen biedt naast deze hierboven beschreven manier van werken nog
andere mogelijkheden om binnen de context van granulatie te gebruiken. Het
zou bijvoorbeeld de verbindende rol van het granuleren kunnen overnemen door
granules met elkaar of met een ondergrond te verbinden. Daarnaast bestaat
ook de mogelijkheid om via het electroformen rechtstreeks ruimtelijke structuren te
laten ‘groeien’ (afb. 4.86). Aangezien dit ‘groeien’ enkel mogelijk is bij een hogere
stroomsterkte, zal ook hier de neerslag grover zijn en een korrelig uitzicht hebben.377
4.86
Afb. 4.86. Zeno Vaes, ‘gegroeide’ structuur via
electroforming, 2009, koper, 2 cm x 3 cm x 5 cm.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
377 Gezien de aard en de beperkte duur van dit onderzoek werden deze ideeën niet uitgewerkt in een object.
251
4.42
Afb. 4.42. David Huycke, Cubic Spheroïd,
2006, gepatineerd zilver 925/1000,
16 cm x 16 cm x 16 cm.
252
Een laatste werk dat binnen de context van de imitaties van granulatie behandeld
wordt, is Cubic Spheroïd (afb. 4.42, 4.43). Dit object werd reeds eerder in de
thesis besproken (cf. 4.1.2.2) en ontstond oorspronkelijk vanuit het afbeelden
en uitvergroten van de door bollen gedicteerde stapelingen. Het vond dus zijn
oorsprong in het experimenteren met de ruimtelijke ordening van bollen, in de
inherente kwaliteiten van dit project in het algemeen en grotendeels in details
van het eigen werk van de eerste groep objecten in het bijzonder. Het uiteindelijk
realiseren van Cubic Spheroïd gebeurde niet volgens de granulatietechniek, maar via
meer gekende technieken uit de edelsmeedkunst, zoals het drijven van afzonderlijke
delen die naderhand samen gesoldeerd worden tot één geheel. Het verband dat
Cubic Spheroïd met imitatiegranulatie heeft en de reden waarom het in deze context
wordt besproken, ligt in het gebruik van gedreven halve bollen. Wanneer kleine
gedreven halve bolletjes met hun basis verbonden worden met een sieraad kan
zo een granuleus effect bereikt worden. Deze techniek werd in de geschiedenis
van granulatie slechts sporadisch toegepast als imitatiemethode (cf. 2.3.2.2). Het
verband met deze imitatievorm werd echter lang nadat Cubic Spheroïd gemaakt werd
gelegd en het was dus vooral het herkennen van een afgeleide, constructieve vorm
van die imitatiemethode in het object Cubic Spheroïd. Het valt dus op dat net zoals
door goudsmeden in de oudheid, die de methode met de halve bolletjes gebruikten
om een granuleus effect te creëren ter imitatie van de echte granulatie, bij Cubic
Spheroïd een gelijkaardige ontwerpstrategie toegepast werd om een object te maken
dat herinnert aan granulatie.
4. Groep 2: Granulatie als onderwerp van het object/ 4.2 De
maquette en de aanverwante technieken van granulatie als
onderwerp/ 4.2.2 De aanverwante technieken
253
254
5. BESLUIT
Het praktijkgerichte doctoraatsonderzoek in de kunsten The Metamorphic Ornament:
Re-Thinking Granulation heeft één van de oudste en meest tot de verbeelding
sprekende technieken uit de goudsmeedkunst vanuit een artistiek standpunt in
vraag gesteld en getracht om haar voor de hedendaagse edelsmeedkunst op een
relevante manier te implementeren in het eigen sculpturale zilverwerk.
Na een literatuurstudie werd duidelijk dat de granulatietechniek - een
versieringstechniek waarbij kleine bolletjes in een bepaalde compositie een
oppervlak versieren - ondanks haar meer dan 4.000 jaar lange geschiedenis een
eerder beperkte evolutie doorgemaakt had, zowel op stilistisch als op technisch vlak.
Vanuit het gegeven dat granulatie vooral als decoratie op sieraden gebruikt werd
ontwikkelde zich een eerste speciieke vraagstelling waarbij gezocht werd naar de
constructieve mogelijkheden van granulatie in sculpturaal zilverwerk. Op deze
manier fungeert de granule - het voor granulatie typische bolletje dat zichzelf
spontaan vormt wanneer een stukje metaal gesmolten wordt - als bouwsteen van
nieuwe objecten. Naast dit eerste, eerder technische uitgangspunt, gedicteerd door
twee typische eigenschappen van de traditionele granulatietechniek, namelijk het
versierende en het sterk technische karakter, ontstond een tweede, meer conceptuele
vraagstelling waarin onderzocht werd op welke manier granulatie als onderwerp
inspirerend kan zijn voor (niet noodzakelijk gegranuleerd) sculpturaal zilverwerk.
Parallel aan deze vraagstellingen werd het hele onderzoek en de artistieke output
opgesplitst in twee groepen. De ene concentreerde zich op objecten die werkelijk
opgebouwd werden met granules en de andere op objecten waar granulatie eerder
in het onderwerp dan in het object zelf terug te vinden is.
Granulatie als bouwsteen van het object
Het voornaamste kenmerk van de objecten die binnen de eerste groep tot
stand komen is dat granulatie verandert van een zuiver visueel genot naar een
opbouwende, sculpturale techniek. De granules gaan over van versierend naar
constructief en worden bijgevolg de noodzakelijke onderdelen om het object te
kunnen bouwen; het ornament wordt niet meer toegevoegd maar is geïncorporeerd
in het object. Als gevolg van het vernieuwende karakter van deze werkwijze,
de technische moeilijkheden die hiermee gepaard gaan en het ontbreken van
speciieke literatuur, werd aanvankelijk veel aandacht besteed aan het technische
onderzoek, waarbij vooral de mogelijkheden en de beperkingen van granulatie als
sculpturaal gegeven in zilver afgetast werden. Op basis van dat onderzoek werden
binnen de eerste groep objecten twee constructiemogelijkheden voorgesteld: met en
zonder mal.
5. Besluit
255
Volgens de eerste constructiemethode wordt het zilveren object via granulatie
opgebouwd in een komvormige, concave mal, die in zekere zin de ondersteunende
functie van de ondergrond van de traditionele granulatie overneemt en bepalend is
voor de totaalvorm van het object. De vorm van deze eerste objecten die in een mal
ontstonden volgde vooral de vormentaal van het eigen werk uit die periode, waar
de komvorm gebruikt werd als een ‘onzichtbare’ vorm waardoor andere aspecten,
zoals materialiteit, techniciteit en tactiliteit duidelijker aanwezig waren. Ondanks
de connotatie die deze werken hebben ten opzichte van een gebruiksfunctie, was dit
nooit een uitgangspunt. Bovendien leek de halve bol op dat moment ook de enige
technische mogelijkheid om een ruimtelijk object op te bouwen via granulatie.
Het proiel van de mal wijzigde initieel slechts in grootte terwijl de vorm nagenoeg
onveranderd bleef.
Het voordeel van deze werkwijze is dat de granules dankzij de zwaartekracht het
diepst mogelijke punt van de mal opzoeken en daar automatisch in regelmatige
patronen tegen elkaar gaan liggen, klaar om ze met de vlam met elkaar te
verbinden om zo stelselmatig het object op te bouwen. De bolvormige objecten
kunnen bovendien in de halfbolle mal bewegen zoals bij een kogelgewricht, wat
er voor zorgt dat ze groter kunnen worden opgebouwd dan de mal op het eerste
zicht zou toelaten. Hierdoor evolueert de vorm van komvormig of halfbol naar
een bijna gesloten bol. Dit streven zorgt er tevens voor dat de ‘schijnbare’ functie
van het object, zoals die bij de komvorm toch steeds aanwezig is, minder duidelijk
wordt. De voorkeur voor de bolvorm is op zich ook niet zo vreemd gezien de
eigenheid van het behandelde thema, wat grotendeels bepaald wordt door het
zelforganiserend vermogen van het vloeibare metaal dat verantwoordelijk is voor
de vorm van de granule. Vanwege de vormelijke gelijkheid tussen het geheel en de
onderdelen en hun onderlinge complexe samenspel kregen sommige objecten ook
duidelijke kwaliteiten die eigen zijn aan de ‘fractale’ geometrie, een ‘nieuwe’ vorm
van geometrie die volgens sommige auteurs orde laat zien waar vroeger enkel chaos
werd waargenomen.
Aangezien sommige objecten uit meer dan 10.000 granules samengesteld
werden, drongen nieuwe en eficiëntere maakmethodes voor de granules zich
op. Daarenboven was het ook noodzakelijk om vanuit ‘klassiek’ oogpunt grotere
granules te maken omdat deze de objecten nu moesten opbouwen en ondersteunen
en niet meer louter een ornamentele functie hadden. Vanuit de experimenten
die hieraan vooraf gingen ontwikkelden zich naast bijzonder grote granules
ook granules met afwijkende vormen – ontstaan door bijzondere voor- of
nabewerkingen. Deze andere vormen, formaten en maakmethodes van de granules
zorgden bij het reactiesolderen voor minder problemen dan oorspronkelijk werd
verwacht, waardoor relatief snel een reeks objecten met uiteenlopend karakter,
gaande van klein en bijzonder zwaar tot groot, transparant en licht ontstonden.
Ook voor het aanbrengen van het koper, een noodzakelijk bestanddeel om via het
reactiesolderen een verbinding tot stand te kunnen brengen, werden aangepaste
methodes en nieuwe gereedschappen ontwikkeld.
256
5. Besluit
De vormelijke en fysische eigenschappen van de granules waren in belangrijke
mate bepalend voor het uitzicht en de eigenheid van de objecten. De bolletjes
organiseerden zelf de structuur en de textuur van het oppervlak waardoor, volgens
het concept van Stuart Kauffman, een ‘gratis orde’ ontstond. Deze automatisch
door zelforganisatie ontstane patronen en complexe ‘tekeningen’ werden vervolgens
uitgedaagd door ze bijvoorbeeld transparanter te maken of door te zoeken naar
een zekere vorm van chaos in de geordende structuur, iets wat paradoxaal genoeg
moeilijker te realiseren was en ook meer tijd in beslag nam. Vanuit de tegenstelling
tussen orde en chaos werd ook de ‘edge of chaos’ of de overgang tussen de twee
onderzocht en gecombineerd in één object.
Aanvankelijk leek het enkel mogelijk te zijn om in een negatieve mal te werken,
omwille van technische en fysische beperkingen, zoals het fenomeen van uitzetten
en krimpen tijdens het opwarmen en afkoelen. Naargelang het onderzoek
vorderde en ik de granulatietechniek beter beheerste, ontstond aan het eind van
het onderzoeksproces ook de mogelijkheid om op een positieve mal objecten
op te bouwen, wat niet alleen de technische maar ook de vormelijk artistieke
mogelijkheden vergrootte. Deze aangepaste methode mondde voorlopig uit in
één nieuw object, maar biedt nog een reeks van andere, nog nieuw te ontdekken
artistieke mogelijkheden.
Doordat de werken in een mal ontstonden nam de buitenvorm van het object
de binnenvorm van de mal nagenoeg perfect over en lag deze bijgevolg zo goed
als volledig op voorhand vast. Als antwoord op deze artistieke beperking werd
een tweede constructiemogelijkheid uitgewerkt. In deze optie verdween de
vormelijk sturende mal en ‘groeiden’ de objecten vanuit de inherente kwaliteiten
van de granules, voornamelijk via stapelingen. De onderdelen waren niet alleen
constructief in het afgewerkte object maar ook tijdens de opbouw ervan, waardoor
de factor stevigheid, zowel in het bouwend element als in de onderlinge verbinding
ertussen, een belangrijk aspect werd. Daarnaast vormde het inzakken, als gevolg
van de hoge temperaturen die voor het granuleren essentieel zijn, en de noodzaak
om tijdens het reactiesolderen een groot deel van het object op te warmen, een
probleem. Om deze technische hinderpalen te omzeilen om het idee van het
vrije bouwen toch vorm te kunnen geven, werd met andere en eenvoudigere
verbindingsmethodes dan het reactiesolderen geëxperimenteerd. Het concept
van de bricoleur van Claude Lévi-Strauss zorgde hier voor het intellectuele kader
en deze oorspronkelijke denkmodellen kregen naarmate het project vorderde een
minder tijdelijk statuut. Naast het feit dat ze uiteindelijk aan de basis lagen van een
aantal vrije en ruimtelijke objecten in zilver worden zij in de tweede grote groep als
volwaardige objecten behandeld.
5. Besluit
257
Granulatie als onderwerp van het object
Waar de granule in de vorige reeks objecten evolueerde van versierend naar
constructief, gaat het in de tweede groep over van versierend of constructief
noodzakelijk naar onderwerp of concept. De oude en de nieuwe ‘wereld van
granulatie’, met zijn typerende kenmerken en kwaliteiten is hier niet meer essentieel
ter versiering of vervaardiging van het object, maar wordt het uitgangspunt
voor nieuw werk. Vertrekkende vanuit een perfect toonbeeld van techniek wordt
gezocht naar een andere manier om met die technieken om te gaan, vanuit een
meer conceptuele houding die meer aansluiting vindt bij een contemporaine visie
binnen het domein van de kunstambachten. De technieken en de materialen
die nodig waren bij de uitvoering van deze werken zijn in tegenstelling tot in de
vorige groep niet noodzakelijk eigen aan de traditionele edelsmeedkunst en niet
meer op voorhand bepaald. Ze worden immers vrijer gekozen in functie van en
ter ondersteuning van het gekozen onderwerp. De objecten die binnen dit kader
gerealiseerd werden, konden ook verder opgedeeld worden in twee subgroepen.
Bij de eerste subgroep werden de speciieke kenmerken die de ‘identiteit’ van
granulatie bepalen, zoals techniek, vorm en materiaal, als onderwerp gebruikt. In
het luik waar de techniek als onderwerp wordt behandeld, werd de hele voortgang
van de granulatietechniek gaande van de voorbereidingen en de vervaardiging van
de granules over het verkoperen ervan tot het ultieme moment van de verbinding
onder de loep genomen. Hierbij werd voornamelijk het wiskundig idee van de
‘kissing spheres’ en het technisch concept binnen de granulatiekunst van ‘the moment
of truth’ als conceptueel kader gebruikt. Beide beelden vertegenwoordigen immers
de minimale voorwaarde om over structurele granulatie te kunnen spreken en
tonen duidelijk aan dat techniek naast haar praktische functie om dingen te maken
ook poëtische kwaliteiten heeft en op deze manier zichzelf kan overstijgen. In het
vormelijk deel vormt naast de ontstane geometrische patronen als gevolg van de
stapeling van de granules de fascinatie van meten en tellen van de grootte en van
het aantal gebruikte granules het uitgangspunt. Hier wordt de schoonheid van het
detail uitvergroot: het kleinste onderdeel, de granule verandert binnen deze context
zelfs in object. Bij sommige van deze objecten wordt ook de presentatiecontext in
vraag gesteld en was de omgeving zelfs bepalend voor het uitzicht van het object,
waardoor site speciic gewerkt werd. Het streven naar een maximale relectie van
het licht, door sommige auteurs omschreven als het artistieke doel van traditionele
granulatie, vormde het uitgangspunt in het luik waar het materiaal als onderwerp
wordt genomen, een aspect dat binnen de zilversmeedkunst, met zijn liefde voor
gepolijste oppervlakken, een nieuwe invulling kreeg.
258
5. Besluit
Bij de tweede subgroep werd duidelijk dat ondanks de totaal verschillende intenties
die de maquette (ontstaan vóór het eigenlijke werk) en de imitatie (ontstaan na
het eigenlijke werk) ten opzichte van een origineel werk hebben, het uitzicht
tussen de twee niet noodzakelijk ver uit elkaar hoeft te liggen. De relecties over
de gelijkenissen tussen de maquette en de imitatie lagen aan de basis van de
problematiek binnen deze subgroep. De modellen die tijdens de ontwerpfase van
de zilveren objecten uit de eerste grote groep ontstonden, resulteerden binnen
deze subgroep in een eerste reeks objecten. Deze maquettes werden vervaardigd
in materialen en technieken die gemakkelijker te hanteren zijn dan de klassieke
media van de edelsmeedkunst, zoals bijvoorbeeld het lijmen of het gebruik van
kogelvormige magneten. Vanuit een directe dialoog tussen de maker en zijn idee en
tussen het hoofd en de hand hoeft het object ook niet meer op voorhand bedacht
te worden en ontstaat zowel het ontwerp als de uitvoering ervan tijdens zijn eigen
materialisatie.
Doordat binnen de goudsmeedkunst in het algemeen en binnen de granulatiekunst
in het bijzonder de imitatie, van zowel technieken en materialen, sterk aanwezig
is, wordt in een andere reeks objecten binnen deze tweede subgroep het fenomeen
van de imitatie van een origineel werk van dichterbij bekeken. Meer speciiek
werden de enkele bestaande imitatievormen en andere aanverwante technieken,
zoals het elektroformen, het invijlen of het gebruik van nagels met een ronde
kop onderzocht op hun constructieve en/of artistieke mogelijkheden, waardoor
deze versieringstechnieken, vergelijkbaar met de transformatie die granulatie in
dit project doormaakt, overgaan van eerder tweedimensionale naar sculpturale,
driedimensionale technieken.
Artistieke output
Wanneer de resultaten van beide groepen naast elkaar geplaatst worden, valt op
dat de twee vraagstellingen en de daaraan gekoppelde methodes ondanks hun
gezamenlijke inhoud en oorsprong toch een visueel sterk verschillend resultaat
hebben opgeleverd. In tegenstelling tot de objecten van de eerste groep die
vanuit de (beperkende) traditionele media een aantal technische vernieuwingen
voorstelden en bovendien een vorm van virtuositeit trachtten uit te stralen, was de
vrijheid betreffende techniek, materiaal, formaat en vorm in de tweede groep des
te groter. Techniek en materiaal, twee essentiële aspecten van de granulatiekunst
en de sturende krachten binnen de kunstambachten bleven in de tweede groep in
belangrijke mate uitgangspunt maar waren slechts indirect noodzakelijk als idee
om tot een resultaat te komen en vormden nooit een belemmering maar eerder
een opportuniteit om als onderwerp te gebruiken. De overeenkomst tussen de
twee groepen ligt daarom vooral in hun onderlinge coherentie, namelijk dat de
tweede groep objecten de nieuwe vormelijke en technische inzichten ontstaan in
de eerste groep, afbeeldt en gebruikt op een ander niveau door er als het ware een
metaverhaal over te schrijven.
5. Besluit
259
Beide groepen vinden elk op hun eigen manier een plaats binnen het domein
van de hedendaagse kunstambachten. De werken uit de eerste groep ontstonden
voornamelijk als resultaat van speciieke media en als een speciiek soort van
object terwijl het verband met de kunstambachten in de tweede groep veel minder
duidelijk is aangezien de relatie hier voornamelijk in de attitude of in de ‘craftedness’
van het object terug te vinden is. Ondanks het feit dat bij geen van beide groepen
objecten functie een uitgangspunt was, hebben de werken van de eerste groep,
als gevolg van het gebruik van de komvorm, toch duidelijk een verband met een
functie, iets wat in de tweede groep objecten helemaal niet meer terug te vinden is.
Als gevolg van deze beschouwingen kunnen de werken uit de eerste groep tot het
domein van de kunstambachten en de toegepaste kunsten worden gerekend, terwijl
het statuut van de werken uit de tweede groep minder duidelijk is. Deze objecten
zweven eerder tussen de kunstambachten en de vrije beeldende kunsten.
Proefschrift en tentoonstelling
Zonder de output van dit project te willen presenteren als gescheiden elementen
wordt het resultaat van het onderzoek tweeledig voorgesteld. Als vervolg op de
enkele objecten die voor de start van dit onderzoek reeds gerealiseerd waren en
in belangrijke mate de aanleiding tot dit project vormden, mondde dit onderzoek
enerzijds uit in een tentoonstelling waar 49 werken getoond worden, evenwichtig
verdeeld over de twee groepen. Anderzijds ontwikkelde zich simultaan met de
artistieke praxis voorliggend proefschrift, waarin het intellectuele en praktische
parcours en het complexe samengaan van literatuurstudie, relecteren en creëren
als één geheel wordt verduidelijkt. Deze ‘reis’ was echter geen rechtstreeks traject
van vertrekpunt naar bestemming, maar eerder een onderhandelingsproces
tussen wat initieel vooropgesteld werd en diverse andere facetten, zoals technische
moeilijkheden en mogelijkheden en nieuwe inhoudelijke inzichten die gaandeweg
vorm kregen.
In dit proefschrift werden alle inspiratiebronnen, invloeden, de vereiste technieken
en materialen, vormen, twijfels en beslissingen die tijdens de loop van dit onderzoek
essentieel waren en bijgedragen hebben tot de realisatie van deze werken en de
daarbij horende inzichten en verbanden, neergeschreven. Tussen het artistieke werk
en de relectieve neerslag ontstond tijdens het project ook een visuele classiicatie die
de ambitie heeft om de enigszins complexe structuur van groepen en subgroepen
en de voortgang van het ontwerpproces te verduidelijken. Dit schema fungeert
daarom als een soort ‘brug’ tussen theorie en praktijk. Deze taxonomie bleek een
noodzakelijk en eficiënt werk- en communicatie-instrument.
260
5. Besluit
Het belang van de literatuurstudie binnen dit project overstijgt ook het louter
informatieve. De verdieping in de historiek en de techniek van de granulatiekunst,
maar ook de relecties over de positionering van het project in het landschap van
de beeldende kunsten werkten als een inspirerende motor en staken het artistieke
proces zelfs meermaals in gang. Hierdoor vinden verschillende objecten hun
bezieling in de literatuur, wat onder meer duidelijk wordt in hun titelkeuze. De
wisselwerking tussen de artistieke praktijk en de theoretische relectie werd daardoor
de belangrijkste werkvorm. Het ambachtelijk maken zelf is ook meer dan enkel
het uitvoeren van een vooraf bepaald idee, het manuele werk maakt deel uit van
het artistieke onderzoek waardoor de ontstane werken kunnen gezien worden als
relectieve objecten.
Eerder dan de granulatietechniek zelf worden de transformaties van enerzijds
een tweedimensionale picturale versieringstechniek naar een driedimensionale
sculpturale techniek en anderzijds het gebruik van granulatie als concept voor
beeldend zilverwerk binnen dit project als het werkelijke onderzoeksobject
beschouwd. Een gegrond vervolg op dit project zou daardoor een onderzoek
kunnen zijn naar de mogelijke toepassing van de hier ontwikkelde
onderzoeksmethode, met als voornaamste element het benaderen van het
onderzoeksobject vanuit tegengestelde richtingen en weergegeven in een
onderverdeling in verschillende groepen, op een andere techniek of in een andere
artistieke context. Het ‘idee’ van verplaatsing zou op deze manier nog scherper
kunnen gesteld worden.
De ontwerpstrategie die doorheen dit project gehanteerd werd, namelijk het
stapsgewijs vorderen waarbij elk nieuw werk wel wat van het vorige in zich draagt
en waardoor elk werk niet alleen werk is maar tegelijk ook inspiratiebron en
deel is van een zich manifesterend oeuvre, zorgde ervoor dat elk object opnieuw
andere en nieuwe uitgangspunten ontwikkelde. De techniek van granulatie kan
via deze methodiek tot in het ‘oneindige’ ontrafeld worden met als resultaat dat
het onderwerp niet meer in het kunstobject af te lezen is, waardoor automatisch
nieuwe onderzoeksthema’s zullen ontstaan.
5. Besluit
261
Relevantie
Een vraag die men na aloop van dit project zeker kan stellen is welke relevantie
het artistieke onderzoek, zoals hier gevoerd, heeft voor de kunsten in het algemeen
of voor de ontwikkeling van het werk van de onderzoekende kunstenaar in het
bijzonder.
In plaats van granulatie te gebruiken als een louter decoratief gegeven maar op
een structurele en opbouwende manier, ontwikkelde zich een nieuwe visie op en
een nieuw gebruik van granulatie. Als gevolg hiervan ontstond een uitbreiding van
het gamma beeldende mogelijkheden van de granulatietechniek en een uitbreiding
van de bestaande technieken van de zilversmeedkunst. Om de traditionele
granulatietechnieken te kunnen aanpassen werden bovendien een aantal nieuwe
processen en gereedschappen ontwikkeld. Daarnaast toonde het gebruik van
granulatie als conceptueel uitgangspunt aan dat traditionele technieken, naast hun
praktische kwaliteiten ook over een artistiek en beeldend potentieel beschikken.
Het vertrekken vanuit een welomschreven probleemstelling verplicht de kunstenaar
om zich langdurig en intensief te concentreren op één thema. De inzichten en
de mogelijkheden die vanuit die focus ontstaan zorgen ervoor dat de artistieke
‘speelplaats’ en de mogelijkheden groter en rijker worden. Als resultaat van
nieuwe en misschien onverwachte verbindingen tussen de reeds bestaande
en nog onbekende mogelijkheden worden er nieuwe inzichten en metaforen
gegenereerd. Het artistieke onderzoek zorgt er evenzeer voor dat deze (onbekende)
expressiemogelijkheden in de eerste plaats herkend en vervolgens geëxpliciteerd
kunnen worden, wat cruciaal is, want hoe groter het vocabularium en hoe beter
men de grammatica van een taal begrijpt en beheerst, des te boeiender het verhaal
zal zijn.
262
5. Besluit
263
264
BIBLIOGRAFIE
Gepubliceerde werken
Aan De Stegge, Jolanda, “Tips & tricks. Juwelen: hoe onderscheid je echt van
nep?”, Oog: Tijdschrift van het Rijksmuseum, 4 (2009), 94-97.
Adamson, Glenn, Tanya Harrod & Edward S. Cooke, red., “Editorial
Introduction”, The Journal of Modern Craft, 1 (2008), 5-12.
Adamson, Glenn, “When Craft gets Sloppy”, Crafts, 211 (2008), 36-41.
Aldersey-Williams, Hugh, The Most Beautiful Molecule: The Discovery of the
Buckyball, New York: John Wiley & Sons, Inc., 1995.
Andrews, Carol, Ancient Egyptian Jewellery, Londen : British Museum Publications,
1990.
Ankersmit, Frank, Wessel Krul & Jürgen Pieters, Arthur C. Danto: De komedie
van de overeenkomsten. Over Kunst, Filosoie en Geschiedenis, vert. uit het Engels door Wessel
Krul, Groningen: Historische Uitgeverij, 2002.
Arnheim, Rudolf, Entropy and Art: An Essay on disorder and order, Berkeley, Los
Angeles, Londen: University of California Press, 1971.
Arnheim, Rudolf, “Drawings in Design”, The Split and the Structure: Twenty-Eight
Essays, Berkeley, Los Angeles, Londen: University of California Press, 1996, 52-56.
Aste, Tomaso & Denis Weaire, The Pursuit of Perfect Packing, Bristol,
Philadelphia: Institute of Physics Publishing, 2000.
Baines, Robert, Technical Antecedents of Early Hellenistic Disc and Pendant Ear
Ornaments, Dyfri Williams, red., The Art of the Greek Goldsmith, Londen: British
Museum Press, 1998: 122-126.
Baines, Robert, The Reconstruction of Historical Jewellery and its Relevance as
Contemporary Artefact, (An ADR submitted in fulillment of the requirements for the
degree of Doctor of Philosophy), Melbourne: RMIT University, 2005.
Baines, Robert, Bracelet ‘Java-la-Grande’: The Jewellery Space between the Voyages of
Vasco da Gama in 1498 and James Cook in 1770, South Yarra, Victoria: Macmillan Art
Publishing, 2006.
Bass, George F., “Troy and Ur: Gold Links Between Two Ancient Capitals”,
Expedition 8, 4 (1966), 26-39.
Benjamin, Walter, Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid
en andere essays, vert. uit het Duits door Henk Hoeks, 3de uitgave, Amsterdam:
Uitgeverij Boom, 2008 (1974).
Bhabha, Homi, K. & Pier Luigi Tazzi, Anish Kapoor, Berkeley, Los Angeles,
Londen: University of California Press, 1998.
265
Brepohl, Erhard, The Theory and Practice of Goldsmithing, vert. uit het Duits (1992)
door Charles Lewton-Brain en Roy Ysla en bewerkt door Tim McCreight, 2de
uitgave, Portland, Maine: Brynmorgen Press, 2001 (1994).
Briggs, John, Fractals: The Patterns of Chaos: Discovering a New Aesthetic of Art, Science,
and Nature, New York, e.a.: Touchstone, Simon & Schuster, 1992.
Britton Newell, Laurie, Out of the Ordinary: Spectacular Craft, Londen: V&A
Publications and the Craft Council, 2007.
Bury, Shirley, “Alessandro Castellani and the Revival of Granulation”, The
Burlington Magazine, 871 (1975), 664-668.
Carroll, Diane Lee, “A classiication for granulation in Ancient Metalwork”,
American Journal of Archaeology, 78 (1974), 33-39.
Chadour, Anna Beatriz & Rüdiger Joppien, Schmuck II: Fingerringe (Kataloge
des Kunstgewerbemuseums Köln. Band X), Keulen: Kunstgewerbemuseum der
Stadt Köln, 1985.
Chéroux, Clement, Nathalie Heinich, Antoine Hennion e.a., De main de
maître: L’artiste et le faux, Parijs: Musée du Louvre Editions, Hazan, 2009.
Cianferoni, Giuseppina, Carlotta, red., Magisch Goud: Schatten van de Etrusken en
de Romeinen, Arezzo: Centro Affari e Convegni, Brussel: Stichting voor de Kunsten,
1996.
Codina, Carles, The Complete Book of Jewelry Making, vert. uit het Spaans door
Laurie C. Jones, New York: Lark Books, 2000 (1999).
Collingwood, Robin, G., The Principles of Art, Londen, Oxford, New York:
Oxford University Press, 1958 (1938).
Critchlow, Keith, Order in Space. A design sourcebook, 2de uitgave, New York:
Thames and Hudson, 2000 (1969).
Den Besten, Liesbeth, “Materiaal en techniek als bron van inspiratie”, Lous
Martin, Innovative jewellery and design: Beyond material, Delft: Lous Martin, Stichting
Sieraad en Vormgeving, 2006, 7-11.
den Boon, Ton & Dirk Geeraerts, red., Van Dale Groot woordenboek van de
Nederlandse taal, 14de uitgave, Utrecht, Antwerpen: Van Dale Lexicograie, 2005.
den Hartog Jager, Hans, “Vervalsers: Wat drijft hen?” Oog: Tijdschrift van het
Rijksmuseum, 4 (2009), 34-35.
de Haas, N.J. & E.M. Zweekhorst, Vormen en gieten, 5de uitgave, Haarlem,
Antwerpen, Keulen: De Technische Uitgeverij H. Stam N.V., 1965 (1944).
De Ren, Leo, Sterckshof Studies 5: David Huycke, Antwerpen: Bestendige Deputatie
van de Provincieraad van Antwerpen, 1996.
266
De Ren, Leo, Sterckshof Studies 9: De Zilvercollectie, The Silver Collection, Antwerpen:
Bestendige Deputatie van de Provincieraad van Antwerpen, 1997.
Despini, Aikaterini, Greek Art: Ancient Gold Jewellery, Athene: Ekdotike Athenon S.
A., 2006 (1996).
Doove, Edith, “O comme Obsidienne”, Jean-Michel Othoniel: Colliers, Deurle:
Museum Dhondt-Dhaenens, 2001.
Dormer, Peter, red., The Culture of Craft: Status and Future, Manchester, New York:
Manchester University Press, 1997.
Drechsler, Wolfgang, red., Genau und anders: Mathematik in der Kunst von Dürer bis Sol
Lewitt, Wenen: Museum Moderner Kunst Stiftung Ludwig Wien, 2008.
Duczko, Wladyslaw, Birka V: The Filigree and Granulation Work of the Viking Period.
An analysis of the material from Björkö (Birka: Untersuchungen und Studien V),
Stockholm: Almqvist & Wiksell International, 1985.
Edwards, Rod, Sieraden maken: Materiaal & Techniek, vert. uit het Engels door H.J.
Bergmans, 2de uitgave, Amerongen: W. Gaade b.v., 1978 (1977).
Eilbracht, Heidemarie, “Filigran- und Granulationskunst im Wikingischen
Norden: Untersuchungen zum Transfer Frühmittelalterlicher Gold- und
Silberschmiedetechniken zwischen dem Kontinent und Nordeuropa”, W. Janssen,
H. Steuer en G. Binding, red., Zeitschrift für Archäologie des Mittelalters (Beiheft 11),
Keulen: Rheinland-Verlag, 1999.
Fariello, M. Anna & Paula Owen, red., Objects & Meaning: New Perspectives on Art
and Craft, Lanham: The Scarecrow Press, Inc., 2005 (2004).
Flake, Gary William, The Computational Beauty of Nature: Computer Explorations of
Fractals, Chaos, Complex Systems, and Adaptation, Cambridge (MA), Londen: The MIT
Press, 1998.
Focillon, Henri, “In Praise of Hands”, vert. uit het Frans, Alma Ruiz, Poetics of the
Handmade, Los Angeles: The Museum of Contemporary Art, 2007: 24-41.
Forbes, R.J., Studies in Ancient Technology (Volume VIII), 2de uitgave, Leiden: E. J.
Brill, 1971 (1964).
Fuglesang, Signe Horn & David M. Wilson, red., The Hoen Hoard: A Viking gold
treasure of the ninth century, Oslo: Universitetet i Oslo, Kulturhistorisk museum, Rome:
Det norske institutt, Bardi Editore, 2006.
Gaspar, Monica, red., Foreign Bodies: Christoph Zellweger, Barcelona: Actar, 2007.
Gebauer, Gunter & Christoph Wulf, Mimesis: Culture, Art, Society, vert. uit het
Duits door Don Reneau, Berkely, Los Angeles, Londen: University of California
Press, 1995 (1992).
267
Gerl, Astrid & Christianne Weber-Stöber, 15. Silber Triennale, Hanau:
Gesellschaft für Goldschmiedekunst e.V., Deutsches Goldschmiedehaus, Flensburg:
Robbe & Berking Silber, 2007.
Ghyka, Matila, The Geometry of Art and Life, 2de uitgave, New York: Dover
Publications, Inc., 1977 (1946).
Gombrich, Ernst Hans, Art and Illusion: A Study in the Psychology of Pictorial
Representation, 11de uitgave, Princeton, Oxford: Princeton University Press, 2000
(1960).
Gombrich, Ernst Hans, The Sense of Order, 2de uitgave, Londen, New York:
Phaidon Press Inc., 2002 (1979).
Greenhalgh, Paul, red., The Persistence of Craft: The Applied Arts Today, 2de uitgave,
New Brunswick (NJ): Rutgers University Press, 2003 (2002).
Gubel, Eric & Bruno Overlaet, Kunstschatten uit het Nabije Oosten en Iran: Van
Gilgamesh tot Zenobia, Brussel, Antwerpen: KMKG, Mercatorfonds, 2007.
Hackens, Tony, Museum of Art Rhode Island School of Design: Classical Jewelry
(Catalogue of the Classical Collection: Classical Jewelry, also published as: Selection
VI: Ancient jewelry from the museum’s collection), Providence: RISD Museum,
1976.
Hackens, Tony & Rolf Winkes, red., Gold Jewelry: Craft, Style & Meaning from
Mycenae to Constantinopolis (Publications d’Histoire de l’Art et d’Archéologie de
l’Université Catholique de Louvain – XXXVI, Aurifex 5), Louvain-La-Neuve: Art
and Archaeology Publications, 1983.
Hammes, J., Goud, zilver, edelstenen, Amsterdam: De Technische Boekhandel H.
Stam, 1944.
Hanaor, Cigalle, red., Breaking the Mould: New Approaches to Ceramics, Londen: Black
Dog Publishing, 2007.
Harrel-Courtes, Henry, Etruscan Italy, vert. uit het Frans door James Hogarth,
New York: Orion Press, 1964 (1960).
Holland, John H., Emergence: From Chaos to Order, Reading (MA): Addison-Wesley
Publishing Company, Inc., 1998.
Houston, John, The Abstract Vessel, Londen: Bellew Publishing, 1991.
Hufnagl, Florian, Des Wahnsinns Fette Beute, München: Die Neue SammlungStaatliches Museum für Angewandte Kunst/ Design in der Pinakothek der
Moderne, Stuttgart: Arnoldsche Art Publishers, 2008.
Hughes, Philip, Amanda Game & Eric Turner, Raising the Bar: Inluential Voices
in Metal, Denbighshire: Ruthin Craft Centre, 2008.
268
Hughes Richard & Michael Rowe, The Colouring, Bronzing and Patnation of
Metals, 2de uitgave, Londen: Thames and Hudson, 1993 (1982).
Hung, Shu & Joseph Magliaro, red., By Hand: The Use of Craft in Contemporary
Art, New York: Princeton Architectural Press, 2007.
Huycke, David, “De Schoonheid van het Onmogelijke”, Constant
Hendrickx, red., Arck #2 (2008), 6-27.
Jelinek, Thomas Walter, Praktische Galvanotechniek: Lehr- und Handbuch,
5de uitgave, Bad Saulgau/Württ.: Eugen G. Leuze Verlag, 1997 (1958).
Jencks, Charles, The Architecture of the Jumping Universe: A Polemic: How Complexity
Science is changing Architecture and Culture, Londen: Academy Editions, 1995.
Jencks, Charles, The New Paradigm in Architecture: The Language of Post-Modernism,
New Haven & Londen: Yale University Press, 2002.
Jencks, Charles, Critical Modernism: Where is Post-Modernism going?, 5de uitgave van
What is Post-Modernism?, Chichester: Wiley-Academy, John Wiley & Sons Ltd., 2007.
Jones, Mark, red., Fake? The Art of Deception, Londen: British Museum
Publications Ltd., 1990.
Jönsson, Love, red., Craft in Dialogue: Six Views on a Practice in Change, Stockholm:
Craft in Dialogue/IASPIS, 2005.
Joppien, Rudiger & Peter Nickl, Jacqueline Ryan-Giovanni Corvaja: Art JewelleryGioielli d’arte, Treviso: Edizione Canova, 1999.
Kauffman, Stuart, At Home in the Universe: The Search for the Laws of SelfOrganization and Complexity, New York, Oxford: Oxford University Press, 1995.
Lawson, Bryan, How Designers Think: The Design Process Demystiied, 4de uitgave,
Oxford: Elsevier, 2005 (1980).
LeBlanc, Claire, red., Art Nouveau & Design: Sierkunst van 1830 tot Expo 58, Tielt:
Uitgeverij Lannoo, 2005.
Lefteri, Chris, Making it: Manufacturing Techniques for Product Design, Londen:
Laurence King Publishing, 2007.
Lehner, Mark, The Complete Pyramids: Solving the Ancient Mysteries, New York:
Thames and Hudson Inc., 1997.
Lemaire, Gérard-Georges, Constellations: Vladimir Skoda, Vassivière: Centre d’art
contemporain de Vassivière, Straatsburg: La Chaufferie, Galerie de l’Ecole des Arts
Décoratifs de Strasbourg, Praag: Galerie Rudolinum, 1994.
Lévi-Strauss, Claude, Het wilde denken, vert. uit het Frans door J.F. Vogelaar en
H. ten Brummelhuis, 5de uitgave, Amsterdam: Uitgeverij Meulenhoff, 2009 (1962).
269
Lilyquist, Christine, “Granulation and Glass: Chronological and Stylistic
Investigations at Selected Sites, Ca. 2500- 1400 B.C.E.”, Bulletin of the American
Schools of Oriental Research, 290-291 (1993), 29-94.
Littledale, Henry, A. P., Improvements in Hard Soldering Mixtures and Hard Soldering
Processes, British Patent n° 415,181, 1933-34.
Loos, Adolf, “Ornament and Crime (1929)”, Ornament and Crime: Selected Essays
(Studies in Austrian Literature, Culture, and Thought: Translation Series), inleiding
door Adolf Opel en vert. uit het Duits door Michael Mitchell, Riverside (CA):
Ariadne Press, 1998, 167-176.
Magagnini, Antonella, “Alessandro and Augusto Castellani: Collecting,
Museum History, and the Antiquities Market”, Weber Soros, Susan & Stefanie
Walker, red., Castellani and Italian Archaeological Jewelry, (The Bard Graduate Center
for Studies in the Decorative Arts, Design, and Culture), New Haven, Londen: Yale
University Press, 2004.
Mandelbrot, Benoît, The Fractal Geometry of Nature, 21ste uitgave, New York : W.
H. Freeman and Company, 2006 (1977).
Manhart, Marcia & Tom Manhart, red., The Eloquent Object, Tulsa: The
Philbrook Museum of Art, Seattle, Londen, Washington: The University of
Washington Press, 1987.
Margetts, Martina, “Exhibition Review: Out of the Ordinary: Spectacular
Craft”, The Journal of Modern Craft, 2 (2008), 299-302.
Marshall, Frederick, Henry, Catalogue of the Finger Rings, Greek, Etruscan and
Roman, in the Departement of Antiquities, British Museum London, 2de uitgave, Londen:
The Trustees of the British Museum, 1968 (1907).
Maxwell-Hyslop, Kathleen Rachel, Western Asiatic Jewellery c.3000-612 B.C.,
Londen: Methuen, 1971.
McCreight, Tim, Complete Metalsmith, Portland (ME): Brynmorgen Press, Inc.,
2004.
McFadden, David Revere, “Of Hammers, History, and Household: The
Holloware of Myra Mimlitsch-Gray”, Metalsmith, 25, 2 (2005), 34-41.
Metcalf, Bruce, “The Problem of the Fountain”, Metalsmith, 20, 3 (2000), 28-35.
Müller, Hans Wolfgang & Eberhard Thiem, Gold of the Pharaohs, vert. uit het
Duits door Pierre Imhoff en Dafydd Roberts, Ithaca, NY: Cornell University Press,
1999.
Nanfeldt, Michael, David Huycke: Korpus, Göteborg: Röhsska Museum, 2003.
Nestler, Gerhard & Edilberto Formigli, Etruskische Granulation: Eine antike
Goldschmiedetechnik, Sienna: Nuova Immagine, 1993.
270
Nicolis, Gregoire & Ilya Prigogine, Exploring Complexity. New York: W. H.
Freeman and Company, 1989.
Nicholson, Paul T. & Ian Shaw, red., Ancient Egyptian Materials and Technology,
Cambridge: Cambridge University Press, 2000.
Oddy, Andrew, “Jewelry under the Microscope: A conservators’ Guide to
Cataloguing”, Adriana Calinescu, red., Ancient Jewelry Archaeology, Indiana
University Art Museum, Bloomington, Indianapolis: Indiana University Press,
1996, 185-197.
Ogden, Jack, Jewellery of the Ancient World, New York: Rizzoli, 1982.
Ogden, Jack, Interpreting the Past: Ancient Jewellery, Londen: British Museum Press,
1992.
Ogden, Jack, Jewellery, Londen: The Intelligent Layman Publishers Ltd., 2006.
Palmen, Connie, “Het gelukkigste van alle leven”, Oog: Tijdschrift van het
Rijksmuseum, 4 (2009), 16-22.
Pahlke, Rosemarie E., Pol Bury, Brussel: Gemeentekrediet, 1994.
Parrini, Paolo, Edilberto Formigli & Emilio Mello, “Etruscan Granulation:
Analysis of Orientalizing Jewelry from Marsilana d’Albegna’, American Journal of
Archaeology, 86, 1 (1982), 118-121.
Paz, Octavio, “Seeing and Using: Art and Craftsmanship”, Convergences: Essays on
Art and Literature, San Diego, New York, Londen: Harcourt Brace Jovanovich, 1987
(1973): 50-67.
Peak, David & Michael Frame, Chaos Under Control: The Art and Science of
Complexity, New York: W.H. Freeman and Company, 1994.
Pil, Lut, “Muranoglas in artistieke handen”, Kwintessens Design: Vlaams tijdschrift voor
vormgeving en mode, 3 (2009), 38-45.
Plenderleith, Harold J., “Chapter XIV: Metals and Metal Techniques”, C.
Leonard Woolley, “The Royal Cemetery : A Report on the Predynastic and
Sargonid Graves excavated between 1926 and 1931”, Ur Excavations Volume II:
Publications of the Joint Expedition of the British Museum and of the Museum of the University
of Pennsylvania to Mesopotamia, New York: Carnegie, 1934.
Polanyi, Michael, The Tacit Dimension, 2de uitgave, Gloucester: Peter Smith, 1983
(1966).
Politis, Thea, “Gold and granulation: Exploring the Social Implications of a
Prestige Technology in the Bronze Age Mediterranean”, Andrew, J. Shortland,
red., The Social Context of Technological Change: Egypt and The Near East, 1650-1550 BC,
Oxford: Oxbow Books, 2000, 161-194.
271
Prigogine, Ilya & Isabelle Stengers, Orde uit Chaos, 2de uitgave, vert. uit het
Engels door M. Franssen & M. Morreau, Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 1987
(1984).
Resnick, Mitchel, Turtles, Termites, and Trafic Jams: Explorations in Massively Parallel
Microworlds, Cambridge (MA), Londen, A Bradford Book, The MIT Press, 1994
(1997).
Richter, Gerhard & Helmut Friedel, Atlas, Keulen: Verlag der Buchhandlung
Walther König, 2006.
Riegl, Alois, “The Geometric Style”, 1893, Isabelle Frank, red., The Theory of
Decorative Art: An Anthology of European and American Writings. 1750-1940, The Bard
Graduate Center for Studies in the Decorative Arts, New York, New Haven &
Londen: Yale University Press, 2000, 340-355.
Risatti, Howard, A Theory of Craft: Function and Aesthetic Expression, voorwoord
door Kenneth R. Trapp, Chapel Hill: The University of North Carolina Press,
2007.
Rosenberg, Marc, Geschichte der Goldschmiedekunst auf Technischer Grundlage:Abteilung
Granulation, Frankfurt A.M.: Verlag von Heinrich Keller, 1918.
Schön, Donald, A., The Relective Practitioner: How Professionals Think in Action, 2de
uitgave, New York: Basic Books, 1991 (1983).
Schumann, Walter, Elsevier Gids van Edel- en Sierstenen, vert. uit het Duits door J.
H. L. Bemelmans, 3de uitgave, Amsterdam, Brussel: Elsevier 1983 (1977).
Sennett, Richard, De ambachtsman: De mens als maker, vert. uit het Engels door
Willem van Paassen, Amsterdam: Meulenhoff, 2008 (2008).
Shearer, Rhonda Roland, “Real or Ideal? DNA Iconography in a New Fractal
Era”, Art Journal, 55, 1, Contemporary Art and the Genetic Code (1996), 64-69.
Sheil, Bob, “Design through making: an introduction”, Architectural Design, 75
(2005), 5-12.
Sloterdijk, Peter, Sferen: I Bellen: microsferologie, II Globes: macrosferologie, vert. uit het
Duits door Hans Driessen, herziene versie, Amsterdam: Uitgeverij Boom, 20052007 (1998-1999).
Stanley Smith, Cyril, “Penrose Memorial Lecture: Metallurgical Footnotes to
the History of Art”, Proceedings of the American Philosophical Society, 116, 2 (1972), 97135.
Stanley Smith, Cyril, A Search for Structure: Selected Essays on Science, Art, and History,
2de uitgave, Cambridge (MA), Londen: The MIT Press, 1982 (1981).
Stewart, Ian, Life’s other secret: The new mathematics of the living world, New York:
John Wiley & Sons, Inc., 1998.
272
Taft, Frances, “John Paul Miller: Infusing Form with Feeling”, Metalsmith, 26, 3
(2006), 44-51.
Tait, Hugh, red., Seven Thousand Years of Jewellery, 3de uitgave, Londen: British
Museum Press, 2006 (1986).
Thompson, Rob, Manufacturing processes for design professionals, Londen: Thames &
Hudson, 2007.
Todd, Robert H., Dell K. Allen & Leo Alting, Manufacturing Processes Reference
Guide, New York: Industrial Press Inc., 1994.
Tolstikov, Vladimir & Mikhail Treister, The Gold of Troy: Searching for Homer’s
Fabled City, vert. uit het Russisch door Christina Sever en Mila Bonnichsen, New
York: Harry N. Abrams, Inc., Publishers, 1996.
Trapp, Kenneth, R. & Howard Risatti, Skilled Work: American Craft in the
Renwick Gallery, Renwick Gallery, National Museum of American Art, Smithsonian
Institution, Washington, Londen: Smithsonian Institution Press, 1998.
Trilling, James, The Language of Ornament, New York: Thames and Hudson, 2001.
Trilling, James, Ornament: A Modern Perspective, Seattle, Londen: University of
Washington Press, 2003.
Trokay, Madeleine, “Les origines du décor à granulations dans l’orfèvrerie
égyptienne”, Chronique d’Egypte, TOME XLIII, 85 (1968), 271-280.
Tuan, Yi-Fu, “The Pleasures of Touch”, Constance Classen, red., The Book of
Touch, Oxford, New York: Berg Publishers, 2005, 74-79.
Untracht, Oppi, Jewelry: Concepts and Technology, Londen: Robert Hale Limited,
1985 (1982).
Untracht, Oppi, Traditional Jewelry of India, New York: Harry N. Abrams, Inc.,
Publishers, 1997.
Valcke, Johan & Francis Smets, Take a Book, Meise: Inbetween, 2007.
Van den Braembussche, Antoon A., Denken over Kunst: Een inleiding in de
kunstilosoie, 3de uitgave, Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2000 (1994).
Van De Vyver, Ron & Amanda Game, David Huycke, Sint-Niklaas: Stad SintNiklaas, 2007.
Weber, Christianne, Silbergestaltung: Zeitgenössische Formen und Tendenzen, München:
Klinkhardt & Biermann, 1992.
Weber-Stöber, Christianne, 11. Silbertriennale 1995, Hanau: Magistrat der Stadt
Hanau/ Kulturamt, Deutsches Goldschmiedehaus, 1995.
273
Weber-Stöber, Christianne, “Granulation 1996: Internationaler
Schmuckwettbewerb”, Kunsthandwerk & Design, 5 (1996), 26-31.
Weber-Stöber, Christianne & Kathrin Seyer, 12. Silbertriennale 1998, Hanau:
Magistrat der Stadt Hanau/ Kulturamt, Deutsches Goldschmiedehaus, 1998.
Weber-Stöber, Christianne, 13. Silbertriennale 2001, Hanau: Magistrat der Stadt
Hanau/ Kulturamt, golds, 2001.
Weber-Stöber, Christianne, Renate Lehr-Bracker & Helga
Messerschmidt, 14. Silbertriennale 2004, Hanau: Magistrat der Stadt Hanau/
Fachbereich Kultur, 2004.
Williams, Dyfri & Jack Ogden, Greek Gold: Jewelry of the Classical World, New
York: Harry N. Abrams, Inc., Publishers, 1994.
Witthaus, Wernher & Elisabeth Treskow, Elisabeth Treskow:
Goldschmiedearbeiten, (Werkstattbericht 19 des Kunstdienstes), Berlijn: Ulrich
Riemerschmidt Verlag, 1942.
Wolters, Jochem, Zur Geschichte der Löttechnik, Hanau: Degussa Geschäftsbereich
Verbindungstechnik Metall, 1975.
Wolters, Jochem, Die Granulation: Geschichte und Technik einer alten Goldschmiedekunst,
2de uitgave, München: Callwey Verlag, 1986 (1983).
Wolters, Jochem, Hans Ulrich Reck & Christianne Weber-Stöber,
Granulation 1996: Internationaler Schmuckwettbewerb, Hanau: Gesellschaft für
Goldschmiedekunst e.V., Pforzheim: C. Hafner GmbH + Co, 1996.
Wood, Jon & Penelope Curtis, red., “Shine: Sculpture and Surface in the
1920s and 1930s”, Henry Moore Institute Essays on Sculpture, Leeds: Henry Moore
Institute, 36 (2002), 1-7.
Woolley, C. Leonard, “The Royal Cemetery : A Report on the Predynastic
and Sargonid Graves excavated between 1926 and 1931”, Ur Excavations Volume II:
Publications of the Joint Expedition of the British Museum and of the Museum of the University
of Pennsylvania to Mesopotamia, New York: Carnegie, 1934.
Woolley, Leonard, The Art of the Middle East Including Persia, Mesopotamia and
Palestine, New York: Crown Publishers, 1961.
Wuytens, Karen & Bert Willems, “Diversity in the design processes of studio
jewellers”, EKSIG 2009: Experiential Knowledge, Method & Methodology,
Londen: Metropolitan University, 2009.
Zettler, Richard, L. & Lee Horne, red., Treasures from the Royal Thombs of Ur,
Philadelphia: University of Pennsylvania Museum, 1998.
274
Internetbronnen
Condes, Stefanie, stefaniecondes, s.d., geraadpleegd op het world wide web op 29
augustus 2009: http://www.stefaniecondes.com/art/index.html
European Commission Research, Goldsmith goes high-tech, 2000, geraadpleegd
op het world wide web op 30 april 2009: http://ec.europa.eu/research/infocentre/
export/0276e_323.html
Gebauer, Gunter, “Mimesis”, Michael Kelly, red., Encyclopedia of Aesthetics, Oxford
Art Online, 2009, geraadpleegd op het world wide web op 24 november 2009:
http://www.oxfordartonline.com/subscriber/article/opr/t234/e0355
Gormley, Anthony, Anthony Gormley, s.d., geraadpleegd op het world wide web op
10 december 2009: http://www.antonygormley.com
Herwitz, Daniel & Jonathan Gilmore, “Danto, Arthur Coleman”, Michael
Kelly, red., Encyclopedia of Aesthetics, Oxford Art Online, 2009, geraadpleegd op
het world wide web op 3 december 2009: http://www.oxfordartonline.com/
subscriber/article/opr/t234/e0152
Innovative Craft, 2010, geraadpleegd op het world wide web op 31 maart 2010:
http://www.innovatiecraft.co.uk
Jackson, Frank & Eric W. Weisstein, “Tetrahedron”, MathWorld: A Wolfram
Web Resource, 1999-2009, geraadpleegd op het world wide web op 4 augustus 2009:
http://mathworld.wolfram.com/Tetrahedron.html
Liimatta, Sari, sariliimatta, s.d., geraadpleegd op het world wide web op 1 oktober
2009: http://www.sariliimatta.net/
Materialise, Rapid Prototyping, 2009, geraadpleegd op het world wide web op 10
februari 2010: http://www.materialise.cm/rapid-prototyping
Richter, Gerhard, “Atlas”, Gerhard Richter, 2009, geraadpleegd op het world wide
web op 18 september 2009: http://www.gerhard-richter.com/art/atlas/
Science.naturalis, Imitaties, 2007, geraadpleegd op het world wide web op 14
november 2009: http://science.naturalis.nl/research/consulting/nel/imitaties
Science.naturalis, Synthetische edelstenen, 2007, geraadpleegd op het world wide
web op 14 november 2009: http://science.naturalis.nl/research/consulting/nel/
synthetische-edelstenen
Theys, Hans, Ann Veronica Janssens, s.d., geraadpleegd op het world wide web op
10 februari 2009: http://www.hanstheys.be/artists/ann_veronica_janssens/
Utilisegold, Gold Jewellery Alloys, 2010, geraadpleegd op het world wide web op 21
januari 2010: http://www.utilisegold.com/jewellery_technology/colours/colour_
alloys/
275
Van Calmthout, Martijn, De mythe van de gebroken werkelijkheid, 1998-2009,
geraadpleegd op het world wide web op 30 juli 2009: http://www.volkskrant.nl/
archief_gratis/article747067.ece/De_mythe_van_de_gebroken_werkelijkheid
Verdier, Aurélie, “Mueck, Ron”, Grove Art Online, Oxford Art Online, 2009,
geraadpleegd op het world wide web op 3 december 2009: http://www.
oxfordartonline.com/subscriber/article/grove/art/T096908
Vermiculite, Vermiculite: Naturally Occuring, Safe, and Plentiful, s.d., geraadpleegd op
het world wide web op 6 januari 2010: http://www.vermiculite.net/
Victoria & Albert Museum, Out of the Ordinary: Spectacular Craft, 2007,
geraadpleegd op het world wide web op 27 november 2009: http://www.vam.
ac.uk/vastatic/microsites/1637_outoftheordinary/index.php
Victoria & Albert Museum, Search the Collections: Bowl, s.d., geraadpleegd op het
world wide web op 22 januari 2010: http://collections.vam.ac.uk/item/O111638/
bowl/
Weisstein, Eric W., “Cubic Close Packing”, MathWorld: A Wolfram Web Resource,
1999-2009 a, geraadpleegd op het world wide web op 4 augustus 2009: http://
276
FOTOVERANTWOORDING
Afb. 1.1. Cristofani, Mauro & Marina Martelli, red., L’Oro degli Etruschi,
Novara: Istituto Geograico De Agostini, 1983: 114, afb. 58.
Afb. 1.2. Duczko, Wladyslaw, Birka V: The Filigree and Granulation Work of the Viking
Period. An analysis of the material from Björkö (Birka: Untersuchungen und Studien V),
Stockholm: Almqvist & Wiksell International, 1985: 67, ig. 78.
Afb. 1.3. Wolters, Jochem, Hans Ulrich Reck & Christianne WeberStöber, Granulation 1996: Internationaler Schmuckwettbewerb, Hanau: Gesellschaft für
Goldschmiedekunst e.V., 1996: 42, 43.
Afb. 1.4. Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 30, 31.
Afb. 1.5. Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 32, 33.
Afb. 1.6. Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 34, 35.
Afb. 1.7. Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 66.
Afb. 1.8. Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 55.
Afb. 1.9. David Huycke, 1995.
Afb. 1.10. David Huycke, 1994.
Afb. 1.11-1.12. David Huycke, 2007-2010.
Afb. 2.1-2.2. David Huycke, 2008.
Afb. 2.3. David Huycke, 2006.
Afb. 2.4. Nestler, Gerhard & Edilberto Formigli, Etruskische Granulation: Eine
antike Goldschmiedetechnik, Sienna: Nuova Immagine, 1993: 45, afb. 34.
Afb. 2.5-2.8. David Huycke, 2003.
Afb. 2.9. Tolstikov, Vladimir & Mikhail Treister, The Gold of Troy: Searching for
Homer’s Fabled City, vert. uit het Russisch door Christina Sever en Mila Bonnichsen,
New York: Harry N. Abrams, Inc., Publishers, 1996: 104, 105, afb. 114.
Afb. 2.10. Bachmann, Hans-Gert, Mythos Gold: 6000 Jahre Kulturgeschichte,
München: Hirmer Verlag Verlag GmBH., 2006: 111, afb. 123.
Afb. 2.11. Fuglesang, Signe Horn & David M. Wilson, red., The Hoen Hoard:
A Viking gold treasure of the ninth century, Oslo: Universitetet i Oslo,
Kulturhistorik Museum, Rome: Det Norske Institutt, 2006: 246, pl. 13.
Afb. 2.12. Williams, Dyfri & Jack Ogden, Greek Gold: Jewelry of the Classical
World,
New York: Harry N. Abrams, Inc., Publishers, 1994: 24, ig. 21.
Afb. 2.13. Wolters, Jochem, Die Granulation: Geschichte und Technik einer alten
Goldschmiedekunst, 2de uitgave, München: Callwey Verlag, 1986 (1983): 127, afb.
128a.
Afb. 2.14 a-b. V&A, Search the Collections: Bowl, s.d., geraadpleegd op het world wide
web op 22 januari 2010: http://collections.vam.ac.uk/item/O111638/bowl/
Afb. 2.15. Wolters, 1986: 15, afb. 1.
Afb. 2.16. Wolters, 1986: 15, afb. 2.
Afb. 2.17. Wolters, 1986: 17, afb. 3.
Afb. 2.18. Wolters, 1986: 17, afb. 4.
Afb. 2.19. Wolters, 1986: 18, afb. 5.
Afb. 2.20. James, T.G.H., De Grote Farao’s, vert. uit het Engels door Studio Imago,
Paulina de Nijs, O. Van Velsen, Erika Venis, 2de uitgave, Lisse: Zuid
Boekprodukties b.v., 2005 (2004): 254-255.
Afb. 2.21. Wolters, Reck & Weber-Stöber, 1996: 45.
Afb. 2.22. Wolters, 1986: 113, afb. 85.
Afb. 2.23. Wolters, 1986: 142, afb. 158.
Afb. 2.24. Despini, Aikaterini, Greek Art: Ancient Gold Jewellery, Athene: Ekdotike
Athenon S. A., 2006, (1996): 132, afb. 116.
277
Afb. 2.25. Weber Soros, Susan & Stefanie Walker, red., Castellani and Italian
Archaeological Jewelry, (The Bard Graduate Center for Studies in the Decorative Arts,
Design, and Culture), New Haven, Londen: Yale University Press, 2004: 191, ig.
7-17.
Afb. 2.26. Nestler & Formigli, 1993: 26, 27, afb. 17.
Afb. 2.27. Wolters, 1986: 186, afb. 211.
Afb. 2.28. Wolters, 1986, 187, afb. 212.
Afb. 2.29. Wolters, 1986: 213, afb. 273.
Afb. 2.30. Hackens, Tony, Museum of Art Rhode Island School of Design: Classical
Jewelry (Catalogue of the Classical Collection: Classical Jewelry, also published as:
Selection VI: Ancient jewelry from the museum’s collection),
Providence: RISD Museum, 1976: 59, afb. 18 a, b.
Afb. 2.31. Hackens, 1976, 59, afb. 18e.
Afb. 2.32. Wolters, 1986: 126, Afb. 128a.
Afb. 2.33. Wolters, 1986: 134, afb. 145.
Afb. 2.34. Seipel, Wilfried, red., Die Magie des Goldes: Antike Schätze aus Italiën.
Wenen: Kunsthistorisches Museum, Milaan: Skira Editore, 1996: 20.
Afb. 2.35. Cianferoni, Giuseppina, Carlotta, red., Magisch Goud: Schatten van
de Etrusken en de Romeinen, Arezzo: Centro Affari e Convegni,
Brussel: Stichting voor de Kunsten, 1996: 33, afb. 61.
Afb. 2.36. Wolters, 1986: 114, afb. 88.
Afb. 2.37. Williams & Ogden, 1994: 148.
Afb. 2.38 a-e. David Huycke, 2008.
Afb. 2.39. David Huycke, 2008.
Afb. 2.40. Nestler & Formigli, 1993: 54, afb. 41.
Afb. 2.41. David Huycke, 2008.
Afb. 2.42. Nestler & Formigli, 1992: 58, afb. 45.
Afb. 2.43. Jensner, Magnus, red., Sigurd Persson, Helsingborg: Vikingsbergs
Konstmuseum, Vikingsbergs Art Museum, 2001: 108.
Afb. 2.44. Williams & Ogden, 1994: 24, ig. 21.
Afb. 2.45. David Huycke, 2008.
Afb. 2.46. Turner, Ralph, Jewelry in Europe and America: New Times, New Thinking,
Londen: Thames & Hudson, 1996: 119.
Afb. 2.47. Zettler, Richard, L. & Lee Horne, red., Treasures from the Royal
Thombs of Ur, Philadelphia: University of Pennsylvania Museum, 1998: 169, afb.
146.
Afb. 2.48. Tolsikov & Treister, 1996: 107, afb. 117.
Afb. 2.49. Radok, Stephanie & Dick Richards, Julie Blyield, Kent Town,
Zuid-Australië: Wakeield Press, 2007: 75.
Afb. 2.50. Ogden, Jack, Jewellery, Londen: The Intelligent Layman Publishers
Ltd., 2006: 56, ig. 84.
Afb. 2.51. David Huycke, 2008.
Afb. 2.52. Duczko, 1985: 38, ig. 28.
Afb. 2.53. Duczko, 1985: 38, ig. 29.
Afb. 2.54. Gaspar, Monica, red., Foreign Bodies: Christoph Zellweger,
Barcelona: Actar, 2007: 12, FF-0.
Afb. 2.55. Duczko, 1985: 87, ig. 114.
Afb. 2.56. Duczko, 1985: 24, ig. 15.
Afb. 2.57. David Huycke, 2010.
Afb. 2.58. Stefanie Condes, 2008.
278
Afb. 2.59. Ogden, Jack, Jewellery of the Ancient World,
New York: Rizzoli, 1982: 62, afb. 4.55.
Afb. 2.60. Woolley, C. Leonard, “The royal cemetery : a report on the
Predynastic and Sargonid graves excavated between 1926 and 1931”, Ur Excavations
Volume II: Publications of the joint expedition of the British Museum and of the Museum of the
University of Pennsylvania to Mesopotamia. New York: Carnegie, 1934: plate 133.
Afb. 2.61. Wolters, 1986: 101, afb. 54.
Afb. 2.62. Tolstikov & Treister, 1996: 73, afb. 66.
Afb. 2.63. Wolters, 1986, 94, afb. 25.
Afb. 2.64. James, 2005: 289.
Afb. 2.65. James, 2005: 600.
Afb. 2.66. Wolters, 1986: 100, afb. 48.
Afb. 2.67. Wolters, 1986: 100, afb. 51.
Afb. 2.68. Wolters, 1986: 104, afb. 62.
Afb. 2.69. Wolters, 1986: 104, afb. 61.
Afb. 2.70. Despini, 2006: 101, afb. 74.
Afb. 2.71. Williams & Ogden, 1994: 152.
Afb. 2.72. Despini, 2006: 88, afb. 56.
Afb. 2.73. Williams & Ogden, 1994: 60.
Afb. 2.74. Bachmann, 2006: 116-117, afb. 128.
Afb. 2.75. Christofani & Martelli, 1983: 118, afb. 65.
Afb. 2.76. Bachmann, 2006: 108, afb. 120.
Afb. 2.77. Christofani & Martelli, 1993: 211, afb. 219.
Afb. 2.78. Wolters, 1986: 187, afb. 212.
Afb. 2.79. Wolters, 1986: 198, afb. 236.
Afb. 2.80. Wolters, 1986: 218, afb. 286.
Afb. 2.81. Wolters, 1986: 219, afb. 287.
Afb. 2.82. Falk, Fritz, Schmuck/ Jewellery 1840-1940: Highlights Scmuckmuseum
Pforzheim, Stuttgart: Arnoldsche Art Publishers, 2004: 33, afb. 24.
Afb. 2.83. Weber Soros & Walker, 2004: 236, ig. 9-12.
Afb. 2.84. Wolters, 1986: 268, afb. 376.
Afb. 2.85. Bachmann, 2006: 255, afb. 284.
Afb. 2.86. Turner, 1996: 43.
Afb. 2.87. Baines, Robert, Bracelet ‘Java-la-Grande’: The Jewellery Space between the
Voyages of Vasco da Gama in 1498 and James Cook in 1770, South Yarra,
Victoria: Macmillan Art Publishing, 2006: 23.
Afb. 2.88. Baines, 2006: 25.
Afb. 2.89. Joppien, Rudiger & Peter Nickl, Jacqueline Ryan Giovanni Corvaja: Art
Jewellery Gioielli d’arte, Treviso: Edizione Canova, 1999: 57.
Afb. 2.90. Joppien & Nickl, 1999: 58.
Afb. 2.91. Joppien & Nickl, 1999: 71.
Afb. 3.1-3.12. David Huycke, 2009.
Afb. 3.13-3.18. David Huycke, 2006.
Afb. 3.19. David Huycke, 2009.
Afb. 3.20-3.23. David Huycke, 2006.
Afb. 3.24. David Huycke, 1996.
Afb. 3.25. David Huycke, 2007.
Afb. 3.26-3.29. David Huycke, 2006.
Afb. 3.30. David Huycke, 2007.
Afb. 3.31-3.33. David Huycke, 2006.
279
Afb. 3.34. Flickr, s.d., geraadpleegd op het world wide web op 31 juli 2009:
http://farm2.static.lickr.com/1182/1074448948_5cae20b3dc.jpg?v=0
Afb. 3.35-3.36. David Huycke, 2006.
Afb. 3.37. Aste, Tomaso & Denis Weaire, The Pursuit of Perfect Packing, Bristol,
Philadelphia: Institute of Physics Publishing, 2000: 106, ig. 11.3.
Afb. 3.38. Littleield, David & Will Jones, De grootste bouwwerken van de moderne
tijd: 100 jaar bijzondere bouwkundige prestaties, vert. uit het Engels door Fred Hendriks
en Paul Hogervorst, Bussum: Uitgeverij THOTH, 2007: 182-183.
Afb. 3.39. David Huycke, 2007.
Afb. 3.40-3.41. David Huycke, 2009.
Afb. 3.42-3.43. David Huycke, 2000.
Afb. 3.44. David Huycke, 2005.
Afb. 3.45-3.46. David Huycke, 2006.
Afb. 3.47. David Huycke, 2004.
Afb. 3.48-3.54. David Huycke, 2006.
Afb. 3.55-3.57. David Huycke, 2007.
Afb. 3.58. Ken De Keyser en David Huycke, 2010.
Afb. 3.59. David Huycke, 2010.
Afb. 3.60. Wikipedia, Mandelbrot set, 2010, geraadpleegd op het world wide
web op 15 februari 2009: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Mandel_zoom_00_
mandelbrot_set.jpg
Afb. 3.61. Wikipedia, Mandelbrot set, 2010, geraadpleegd op het world wide web
op 15 februari 2009: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Mandel_zoom_01_head_
and_shoulder.jpg
Afb. 3.62. Mandelbrot, Benoît, The Fractal Geometry of Nature, 21ste uitgave,
New York : W. H. Freeman and Company, 2006 (1977): 42, pl. 42.
Afb. 3.63-3.65. David Huycke, 2009.
Afb. 3.66-3.68. David Huycke, 2006.
Afb. 3.69-3.70. David Huycke, 2003.
Afb. 3.71. David Huycke, 2006.
Afb. 3.72-3.75. David Huycke, 2003.
Afb. 3.76-3.77. David Huycke, 2006.
Afb. 3.78. David Huycke, 2007.
Afb. 3.79-3.81. David Huycke, 2006.
Afb. 3.82-3.85. David Huycke, 2007.
Afb. 3.86-3.87. David Huycke, 2008.
Afb. 3.88. David Huycke, 2009.
Afb. 4.1. David Huycke, 2009.
Afb. 4.2-4.3. David Huycke, 2010.
Afb. 4.4. David Huycke, 2009.
Afb. 4.5. David Huycke, 2010.
Afb. 4.6. Stanley Smith, Cyril, A Search for Structure: Selected Essays on Science, Art,
and History, 2de uitgave, Cambridge, Londen: The MIT Press, 1982 (1981): 65, ig.
3.16.
Afb. 4.7-4.8. Hufnagl, Florian, Des Wahnsinns Fette Beute, München: Die Neue
Sammlung-Staatliches Museum für Angewandte Kunst/ Design in der Pinakothek
der Moderne, Stuttgart: Arnoldsche Art Publishers, 2008: 155.
Afb. 4.9 a-f. David Huycke, 2007.
Afb. 4.10. David Huycke, 2008.
Afb. 4.11. David Huycke, 2009.
280
Afb. 4.12-4.13. David Huycke, 2008.
Afb. 4.14-4.15. David Huycke, 2010.
Afb. 4.16. McFadden, David Revere, “Of Hammers, History, and Household:
The Holloware of Myra Mimlitsch-Gray”, Metalsmith, 25, 2 (2005), 34-41: 36.
Afb. 4.17. Richter, Gerhard & Helmut Friedel, Atlas, Keulen: Verlag der
Buchhandlung Walther König, 2006: 355.
Afb. 4.18. David Huycke, 2007.
Afb. 4.19-4.20. David Huycke, 2006.
Afb. 4.21. David Huycke, 2009.
Afb. 4.22. David Huycke, 2007.
Afb. 4.23-4.31. David Huycke, 2009.
Afb. 4.32. David Huycke, 2007.
Afb. 4.33. David Huycke, 2009.
Afb. 4.34. David Huycke, 2007
Afb. 4.35. David Huycke, 2009.
Afb. 4.36. David Huycke, 2007.
Afb. 4.37-4.40. David Huycke, 2005.
Afb. 4.41. Stanley Smith, 1982: 230, ig. 8.31.
Afb. 4.42-4.43. David Huycke, 2006.
Afb. 4.44-4.45. David Huycke, 2004.
Afb. 4.46-4.47. David Huycke, 2010.
Afb. 4.48. Sol LeWitt, Graphik, Basel: Kunsthalle, Bern: Verlag Kornfeld & Co: 69,
afb. E 15a.
Afb. 4.49. Drechsler, Wolfgang, red., Genau und anders: Mathematik in der Kunst von
Dürer bis Sol Lewitt, Wenen: Museum Moderner Kunst Stiftung Ludwig Wien, 2008.
102.
Afb. 4.50 a-o. Drechsler, 2008: 102-105.
Afb. 4.51. Nestler & Formigli, 1993: 48, afb. 38.
Afb. 4.52. David Huycke, 2007.
Afb. 4.53. David Huycke, 2010.
Afb. 4.54. Galerie Emmanuel Perrotin, Jean-Michel Othoniel, s.d., geraadpleegd
op het world wide web op 12 januari 2010:
http://www.galerieperrotin.com/iche.php?id_
pop=16634&&idart=9&&dossier=Jean-Michel_Othoniel&&num=11&&p=3
Afb. 4.55-4.57. David Huycke, 2009.
Afb. 4.58. David Huycke, 2007.
Afb. 4.59-4.61. David Huycke, 2009.
Afb. 4.62. Pahlke, Rosemarie E., Pol Bury, Brussel: Gemeentekrediet, 1994: 80,
afb. 85-6.
Afb. 4.63. Pahlke, 1994: 177, afb. 67-21.
Afb. 4.64. Valcke, Johan & Pierre-Paul Dupont, Hedendaagse Juwelen in België,
Bijoux Belges Contemporains, Contemporary Belgian Jewellery, Luik: Pierre Mardaga
Editeur, 1992: 37, afb. 11.
Afb. 4.65. Honnef, Klaus, Andy Warhol 1928-1987: kunst als commercie, Keulen:
Benedict Taschen, Hedel: Librero, 1990: 34.
Afb. 4.66. Grosenick, Uta, red., Art Now Vol 2: The new directory to 136 international
contemporary artists, Keulen: Taschen, 2005: 314, afb. 2.
Afb. 4.67. Trilling, James, The Language of Ornament, New York: Thames and
Hudson, 2001: 197, afb. 199.
Afb. 4.68. Britton Newell, Laurie, Out of the Ordinary: Spectacular Craft, Londen:
V&A Publications and the Craft Council, 2007: 68.
281
Afb. 4.69. Britton Newell, 2007: 102.
Afb. 4.70. David Huycke, 2006.
Afb. 4.71. David Huycke, 2007.
Afb. 4.72-4.74. David Huycke, 2010.
Afb. 4.75. Lemaire, Gérard-Georges, Constellations: Vladimir Skoda, Vassivière:
Centre d’art contemporain de Vassivière, Straatsburg: La Chaufferie, Galerie de
l’Ecole des Arts Décoratifs de Strasbourg, Praag: Galerie Rudolinum, 1995: 11.
Afb. 4.76. David Huycke, 2009.
Afb. 4.77. David Huycke, 2010.
Afb. 4.78. Sari Liimatta, 2009.
Afb. 4.79. David Huycke, 2010.
Afb. 4.80. David Huycke, 2009.
Afb. 4.81-4.85. David Huycke, 2010.
Afb. 4.86. David Huycke, 2009.
282
BIJLAGEN
Bijlage 1. Lijst van objecten die op de doctoraatstentoonstelling in
kunstencentrum Z33 in Hasselt getoond worden.
Bijlage 2a. Inventaris van het gebruik van structurele granulatie in: Wolters, 1986.
Bijlage 2b. Inventaris van het gebruik van structurele granulatie in: Wolters, Reck
& Weber-Stöber, 1996.
283
Bijlage 1
Lijst van objecten die op de doctoraatstentoonstelling in Z33 getoond worden.1
1. Pearl Sphere #2, 1998, zilver 925/1000, ∅ 26 cm x 12 cm, 1.445 gr,
granules n° 2, Pearl Sphere #2, 1998, gepatineerd zilver 925/1000,
∅ 26 cm x 12 cm, 1.445 gr, granules n° 2, afb. 3.39, pag. 128.
2. Dissimilar Pearl Sphere, 2009, gepatineerd zilver 925/1000,
∅ 26 cm x 12,5 cm, 2.041 gr, granules n° 2 en n° 3, afb. 3.40, pag. 129.
3. Pearlinder #1, 2000, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 12 cm x 18 cm, 1.140 gr,
granules n° 2, Pearlinder #2, 2000, zilver 925/1000, ∅ 12 cm x 18 cm, 1.310 gr,
granules n° 2, afb. 3.44, pag. 130.
4. Pearl Globe, 2003, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 16 cm, 1.160 gr,
granules n° 2, Pearl Globe, 2003, zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 16 cm, 1.160 gr,
granules n° 2 afb. 3.47, pag. 134.
5. Lace Sphere, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 26 cm x 25 cm, 2.214 gr,
granules n° 2, afb. 3.50, pag. 136.
6. Pearl Chaos, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 16 cm, 4.075 gr,
granules n° 2, afb. 3.52, pag. 138.
7. Edge of Chaos, 2007, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 12 cm,
3.926 gr, granules n° 2, afb. 3.55, pag. 140.
8. Fractal Piece, 2007, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 16 cm x 15 cm, 4.736 gr,
granules n° 2, afb. 3.56, pag. 142.
1 De objecten Before Granulation, Full Vessel, Linear Fractal Chaos, Meter #2, Cloud, Fragility en Cluster waren op het moment dat het proefschrift werd
ingediend nog niet afgewerkt. Deze objecten worden daardoor voorgesteld aan de hand van een schets en/of een maquette. De opgegeven
afmetingen zijn de afmetingen (bij benadering) van het deinitieve object, de opgegeven materialen zijn de materialen van het deinitieve object.
284
9. Digital Fractal Piece, digitale animatieilm, 2010, afb. 3.58, pag. 145.
9. Landscape, 2009, gepatineerd zilver 925/1000, 27,5 cm x 24,5 cm x 4 cm,
857 gr, granules n° 2 en n° 3, afb. 3.63, pag. 148.
10. Marble Bowl, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 16 cm, 4.463
gr, granules n° 4, afb. 3.66, pag. 150.
11. Pearl Bowl Flat, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 26 cm x 16 cm,
3.552 gr, granules n° 5, afb. 3.68, pag. 152.
12. Pearlinder #1 bis, 2000, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 12 cm x 18 cm,
1.250 gr, granules n° 2, afb. 3.69, pag. 154.
13. Pearl Chaos Flat, 2002, gepatineerd zilver 925/1000, 14 cm x 14 cm x 3 cm,
485 gr, granules n° 2, afb. 3.72, pag. 156.
14. Pearl Square, 2003, gepatineerd zilver 925/1000, 14 cm x 14 cm x 3,5 cm,
530 gr, granules n° 2, Pearl Square, 2003, zilver 925/1000,
14 cm x 14 cm x 3,5 cm, 530 gr, granules n° 2, afb. 3.74, pag. 156.
15. Fractal Chaos, 2007, roestvrij staal, lakverf, 18 cm x 18 cm x 18 cm, afb. 3.84,
pag 162.
285
16. Oval Chaos, 2009, gepatineerd zilver 925/1000, 16 cm x 16 cm x 16 cm,
4.280 gr, granules n° 6, afb. 3.88, pag. 168.
17. Before Granulation, 2010, aluminium, polyester, 30 cm x 30 cm x 1cm,
afb. 4.2, pag. 176.
18. Silver Concrete, 2009, aluminium, polyester, 20 cm x 10 cm x 5 cm, afb. 4.5,
pag. 178.
19. Order & Chaos #1, 2008, gepatineerd zilver 925/1000, roestvrij staal,
polyurethaan, 17,5 cm x 17,5 cm x 32,5 cm, ∅ bol 16,5 cm, afb. 4.10, pag. 182.
20. Order & Chaos #2, 2009, zilver 925/1000, roestvrij staal, lakverf,
25 cm x 25 cm x 21 cm, ∅ bol 11 cm, afb. 4.11, pag. 184.
21. Full Vessel, 2010, zilver 925/1000, staal, ∅ 40 cm x 20 cm, afb. 4.14, pag. 186.
22. Kissing Spheres #1, 2007, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 11 cm x 21 cm,
663 gr, afb. 4.18, pag. 190.
23. Kissing Bowls #1, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 10,5 cm x 21 cm,
633 gr, afb. 4.19, pag. 190.
24. Kissing Bowls #2, 2009, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 14,5 cm x 28,5 cm,
999 gr, afb. 4.21, pag. 190.
286
25. Kissing Spheres #2, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 17 cm x 32 cm,
1.852 gr, granules n° 2, afb. 4.22, pag. 192.
26. Kissing Spheres #5, 2009, deels gepatineerd zilver 925/1000, roestvrij staal,
∅ 16,5 cm x 31,4 cm, 2.580 gr (totaal object), 2.389 gr (enkel zilver), granules n° 2,
afb. 4.23, pag. 194.
27. Kissing Spheres #3, 2007, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 26 cm x 35,5 cm,
2.045 gr, afb. 4.32, pag. 198.
28. Kissing Spheres #3 bis, 2010, gepatineerd zilver 925/1000,
∅ 26 cm x 35,5 cm, 2.627 gr, granules n° 2, afb. 4.33, pag. 199.
29. Ornament #2, 2007, deels gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 33 cm,
1.855 gr, afb. 4.34, pag. 200.
30. Ornament #1, 2007, zilver 925/1000, ∅ 26 cm x 26 cm, 2.571 gr, afb. 4.36,
pag. 200.
31. Full Moon, 2005, zilver 925/1000, ∅ 16,5 cm x 16,5 cm, 693 gr, afb. 4.37,
pag. 202.
32. Black Moon, 2005, gepatineerd zilver 925/1000, ∅ 28,5 cm x 28,5 cm,
2.032 gr, afb. 4.40, pag. 204.
287
33. Cubic Spheroïd, 2006, gepatineerd zilver 925/1000, 16 cm x 16 cm x 16 cm,
799 gr, afb. 4.42, pag. 206.
34. Linear Fractal Chaos, 2010, roestvrij staal, 30 cm x 30 cm x 30 cm, afb. 4.47,
pag. 208, 252.
35. Meter #1, 2007, roestvrij staal, polyurethaan, ∅ 1,6 cm x 100 cm, afb. 4.52,
pag. 212.
36. Meter #2, 2010, kunststof, lakverf, ∅ 3 cm x 5 m, afb. 4.53, pag. 214.
37. Condition for Chaos, 2009, gepatineerd zilver 925/1000, roestvrij staal,
∅ 16,5 cm x 45,3 cm, 3.815 gr (totaal object), 3.433 gr (enkel zilver),
granules n° 2, afb. 4.55, pag. 216.
38. Liquid, 2007, aluminium, ∅ 12 cm x 15 cm, afb. 4.58, pag. 218.
39. Illusion of Kissing Spheres, 2009, gepatineerd zilver 925/1000, spiegelglas,
hout, verf, 55 cm x 55 m x 17 cm, ∅ bol 16,5 cm, gewicht bol 1.410 gr,
granules n° 2, afb. 4.59, pag. 220.
40. Kissing Spheres #4, 2009, zilver 925/1000, polyurethaan, ∅11,1 cm x 22 cm,
1.383 gr (totaal object), 863 gr (enkel zilver), granules n° 1, afb. 4.60, pag. 222, 245.
288
41. White Chaos, 2007, roestvrij staal, polyurethaan, lakverf,
14 cm x 14 cm x 11,5 cm, afb. 4.71, pag. 234.
42. Blue Chaos, 2009, roestvrij staal, lakverf, 18 cm x 18 cm x 18 cm, afb. 4.72,
pag. 236.
43. Shots, 2009, ijzer, magneten, ∅ 21,5 cm, afb. 4.73, pag. 238.
44. Magnetic Organization, 2010, ijzer, magneten, ∅ 11 cm, afb. 4.74, pag. 238.
45. Imitanulation #1, 2009, polyurethaan, staal, glas, 146 cm x 27 cm x 12 cm,
afb. 4.76, pag. 240-241.
46. Cloud, 2010, polyurethaan, staal, glas, 30 cm x 30 cm x 30 cm, afb. 4.77, pag.
242.
47. Fragility, 2010, staal, papier-maché, gesso, lakverf, ∅ 20 cm x 60 cm, afb.
4.79, pag. 246.
48. Kissing Spheres #6, 2010, koper, was, ∅ 11,1 cm x 21,5 cm, afb. 4.82, pag.
248.
49. Cluster, 2010, koper, was, 25 cm x 25 cm x 25 cm, afb. 4.84, pag. 249.
289
290
Het doctoraatsonderzoek in de beeldende kunst The Metamorphic Ornament:
Re-Thinking Granulation stelt granulatie, één van de meest tot de verbeelding
sprekende versieringstechnieken uit de geschiedenis van de goudsmeedkunst, vanuit een
artistiek standpunt in vraag.
Gezien de kennis dat granulatie in het verleden en tot op vandaag quasi uitsluitend als
versieringstechniek op sieraden terug te vinden is en dat het slechts uiterst zelden als
constructief gegeven werd gebruikt, ontstonden twee speciieke uitgangspunten.
In eerste instantie werd gezocht naar de constructieve mogelijkheden van granulatie in
sculpturaal zilverwerk, zodanig dat de granule – het oorspronkelijke ornament – zijn
primaire visuele en dus puur decoratieve functie verliest en de essentiële bouwsteen wordt
van het sculpturale object. Granulatie wordt hierdoor zowel de textuur, de structuur als de
architecturale drager van het werk.
Vanuit een tweede, meer conceptuele vraagstelling, werd gezocht naar de expressieve
mogelijkheden van granulatie voor sculpturaal zilverwerk. Hierbij wordt het
granulatieproces op zich het onderwerp van het object, waardoor het louter technische
aspect overstegen wordt en een zekere poëtische, beeldende dimensie ontstaat.
Parallel aan deze twee uitgangspunten werden het onderzoek en de artistieke output
opgesplitst in twee groepen. De ene groep concentreert zich op objecten die werkelijk
opgebouwd werden met granules als bouwstenen. De andere groep bestaat uit objecten
die de speciieke technische, vormelijke en inhoudelijke eigenschappen van granulatie als
onderwerp nemen.
De output van dit onderzoeksproject is tweeledig. In nauwe wisselwerking ontstonden
enerzijds een artistiek corpus van een veertigtal objecten, die gepresenteerd worden in een
tentoonstelling, en anderzijds dit proefschrift dat de intellectuele en praktische processen
nodig bij de totstandkoming van het artistieke werk onderbouwt.