UvA-DARE (Digital Academic Repository)
De Seksparadox
Nederland na de Seksuele Revolutie
Buijs, L.; Geesink, I.; Holla, S.
Published in:
Sociologie
DOI:
10.5117/SOC2013.3.BUIJ
Link to publication
Citation for published version (APA):
Buijs, L., Geesink, I., & Holla, S. (2013). De Seksparadox: Nederland na de Seksuele Revolutie. Sociologie,
9(3/4), 245-256. https://doi.org/10.5117/SOC2013.3.BUIJ
General rights
It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s),
other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Disclaimer/Complaints regulations
If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating
your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask
the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam,
The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.
UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl)
Download date: 01 Jul 2020
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
ARTIKELEN
De seksparadox
Nederland na de seksuele revolutie
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
De paradoxen van de seksuele revolutie
Seksualiteit speelt een belangrijke rol in de recente geschiedenis van Nederland.
Vanaf de seksuele revolutie, die in de jaren zestig van de vorige eeuw begon, staat
het onderwerp bijna onafgebroken op de sociale en politieke agenda. Seksualiteit
is sinds die tijd nauw verbonden geraakt met ideeën over emancipatie en vooruit‐
gang: met het omarmen van de waarden van de seksuele revolutie werd afscheid
genomen van een ouderwetse tijd van religieuze onderdrukking en werd een
moderne tijd van seculiere emancipatie ingeluid.
Ondanks de overtuiging waarmee dit veranderingsproces werd aangekondigd, is
het moeilijk om seksuele emancipatie als eenduidig proces in de sociale werkelijk‐
heid aan te wijzen. Zeker de laatste jaren komen de paradoxen en tegenstrijdighe‐
den ervan steeds meer aan het licht. Zo is seksualiteit de laatste decennia meer
dan ooit (publiek) bespreekbaar en zichtbaar, terwijl heteroseksualiteit en mono‐
gamie ook onder de jongeren van vandaag nog hardnekkige normen blijven (De
Graaf et al. 2012). Feminisme wordt steeds vaker gezien als stoffig, terwijl vrou‐
wen zowel op de arbeidsmarkt als in hun seksuele leven minder mogelijkheden
tot ontplooiing hebben dan mannen (Duits en Van Zoonen 2011; Merens, Hart‐
gens en Van den Brakel 2012). De acceptatie van homoseksualiteit onder de
Nederlandse bevolking is de afgelopen veertig jaar spectaculair toegenomen, maar
tegelijkertijd is diversiteit op het gebied van seksualiteit en gender nog altijd
geenszins probleemloos ingeburgerd (Keuzenkamp et al. 2006; Tiessen-Raaphorst
en Breedveld 2007; Buijs, Hekma en Duyvendak 2011; Keuzenkamp 2012; Schuyf
en Felten 2012). En hoewel seksuele emancipatie lange tijd is gezien als exclusief
verbonden aan linkse, progressieve ideologieën, speelt deze nu een fundamentele
rol in de formulering van een rechtse, conservatieve politieke agenda. De positie
van homo en vrouw als exponenten van een seksuele onderklasse zijn zo opnieuw
onderwerp van politieke strijd, maar met een ideologisch sausje dat anders
smaakt dan de vroege voorvechters van de seksuele revolutie hadden voorgekookt
(Mosse 1985; Hekma 2002; Mepschen, Duyvendak en Tonkens 2010).
In deze inleiding beargumenteren wij dat dit soort paradoxen het gevolg zijn van
tegenstrijdigheden in de ideologie van de seksuele revolutie zelf, en dat deze ideo‐
logie nog steeds bepalend is voor hoe we vandaag de dag naar emancipatie kijken
(paragraaf 2). Daarna trekken we enkele algemene conclusies over de logica van
de seksuele revolutie, en staan we stil bij de wijze waarop hedendaagse discussies
Sociologie 2013 (9) 3/4
245
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
over emancipatie in multicultureel Nederland beperkingen van de logica aan het
licht brengen (paragraaf 3). Vervolgens lichten wij de ambities van deze bundel
toe door kort in te gaan op de vraag hoe deze beperkingen overwonnen kunnen
worden (paragraaf 4). We sluiten de inleiding af met een overzicht van hoe de bij‐
dragen in deze bundel, afkomstig van een grote variëteit aan sociaal wetenschap‐
pers in Nederland, vorm geven aan deze ambities (paragraaf 5). Onze stelling is
dat deze studies gezamenlijk de contouren van een vernieuwende onderzoeks‐
agenda naar seksualiteit schetsen; een onderzoeksagenda die in staat is om de
huidige paradoxen in discussies over seksualiteit in Nederland te ontrafelen en
het onderzoeksdomein een stap verder te helpen. Zo hopen we met deze bundel
een waardige opvolger te bieden van het laatste sociologische themanummer met
hetzelfde thema, dat bijna 25 jaar geleden verscheen en een belangrijke basis
legde voor het huidige onderzoek naar seksualiteit in Nederland (Hekma et
al. 1990).
De logica van de seksuele revolutie
Wie in de geschiedenis van de seksuele revolutie in Nederland duikt, komt al snel
tot de conclusie dat tegenstrijdigheden hieromtrent niet slechts iets van de laat‐
ste jaren zijn. Al vanaf het begin is er aanhoudende discussie en onenigheid over
de wijze waarop seksuele emancipatie vormgegeven moet worden. Dit debat kent
een complexe en genuanceerde historie die door academici elders uitgebreid is
beschreven (zie bijvoorbeeld Robinson 1976; Adam, Duyvendak en Krouwel 1999;
Allyn 2000; Escoffier 2003; Herzog 2011; Mulder 2013; Hekma en Giami, te ver‐
schijnen). In deze inleiding willen we ons beperken tot het bespreken van twee
aspecten die worden gezien als bepalend voor de ideologie van de seksuele revolu‐
tie. Ten eerste is er vanaf de revolutie aanhoudend discussie of seksuele emanci‐
patie moet inzetten op gelijkheid of verschil; ten tweede wordt het debat geken‐
merkt door de steeds terugkerende vraag of seksuele emancipatie een zaak is van
individuen of groepen.
Gaat emancipatie over gelijkheid of verschil?
In 1990 publiceerde het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift (een voorloper van het
huidige Sociologie) een wetenschappelijk themanummer over seksualiteit in
Nederland, dat ook als boek verscheen onder de titel Het verlies van de onschuld.
Het stof van de seksuele revolutie was nog nauwelijks neergedaald, en het blad
stond in het teken van de spectaculaire maatschappelijke gevolgen. ‘[S]eks voor
het huwelijk, beschikbaarheid van anticonceptiemiddelen, seks in de vitrines en
de media, ruimte voor homoseksuelen’, noemen Gert Hekma en Bram van Stolk
(1990: 7) als voorbeelden van deze veranderingen in hun voorwoord. Paul Schna‐
bel beschrijft in het inleidende hoofdstuk hoe de revolutie de seksuele moraal op
zijn kop wilde zetten: het puriteinse ideaal van seksuele onschuld moest ruim
baan maken voor een libertijns ideaal van onschuldige seksualiteit. Voortbordu‐
rend op onder andere psychoanalytische inzichten die aan het eind van de negen‐
246
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
De seksparadox
tiende eeuw in zwang raakten, promootten aanhangers van de revolutie ‘de idylli‐
sche seksualiteit zonder schuld en schaamte’ (Schnabel 1990: 11).
De seksuele revolutie heeft deze belofte nooit kunnen inlossen, zo concluderen
Hekma en Van Stolk (1990: 7), omdat juist door het onbevangen spreken over
seksualiteit allerlei seksuele problemen aan het licht zijn gekomen. Zo bezien
leidde de revolutie dus paradoxaal genoeg tot haar eigen ondergang: de verschil‐
len waarop seksuele relaties gebaseerd bleken te zijn botsten met het proces van
seksuele democratisering en de daarmee gepaard gaande eis van reciprociteit. Of
zoals Schnabel (1990: 28) het uitdrukt: ‘Het “wilde” karakter van de seksualiteit is
een dreigend gevaar in een cultuur die seksualiteit vooral een plaats toekent in
een sfeer van absolute wederzijdse toestemming en toeneiging: […] de principiële
gelijkheid en gelijkwaardigheid van partners, die in principe door niets anders dan
wederzijdse wil en verlangen met elkaar verbonden zijn, en alleen zo lang beiden
dat willen’ (Schnabel 1990: 28). Paul Vennix (1989) concludeert rond die tijd dat
de machtsverhoudingen in heterorelaties inderdaad veranderd zijn: waar seks
voorheen werd afgedwongen door mannen, moest er na de seksuele revolutie over
worden onderhandeld.
De tegenstelling tussen emancipatie als gelijkheid en emancipatie als verschil zit
dus ingebakken in de belofte van de seksuele revolutie zelf. Het is daarom niet
verwonderlijk dat deze tegenstelling herhaaldelijk de kop opsteekt, ondanks het
feit dat het gelijkheidsdenken de laatste decennia zo dominant is geworden dat
het verschildenken in een marginale positie is gedrukt. Niet verschil, maar gelijk‐
heid is een grote rol gaan spelen in identificaties met ‘het moderne Westen’.
Anthony Giddens (1992), de invloedrijke socioloog en politiek adviseur van Tony
Blair ten tijde van New Labour, stelt bijvoorbeeld tevreden vast dat ‘egalitaire’
seksuele relaties oprukken in de wereld. Hij ziet dit als een verworvenheid van het
feminisme en benoemt het als een essentiële stap voorwaarts. In Nederland zijn
soortgelijke gelijkheidsopvattingen dominant. Een van de meest volhardende
voorvechters van het emancipatiemodel gebaseerd op verschil is de Amsterdamse
socioloog Gert Hekma: hij neemt juist hard stelling tegen de emancipatieopvat‐
ting van Giddens. Hij ziet een seksuele strijd die gaat ‘tussen een egalitaire gelijk‐
heids- en gezinsmoraal van religieuze en sociaaldemocratische stromingen [en]
een libertijnse diversiteitsmoraal van liberalen en anarchisten […]. Het lijkt me
een strijd waarin gelijkheidsdwang het gaat winnen van seksuele diversiteit’
(Hekma 2006: 80). Maar lust en gelijkheidsidealen zijn volgens hem slechte
bedpartners, die laatste zouden leiden tot toenemende focus op seksuele proble‐
men in plaats van mogelijkheden: ‘In deze zienswijze is voor erotische cultivering
en vrouwelijke lust weinig ruimte, sowieso voor eenmalige genoegens die worden
afgewezen als instrumentele seks die is losgezongen van de liefde’ (Hekma 2009:
90).
Dit soort patstellingen laat zien dat het definiëren van emancipatie als een ont‐
wikkeling naar meer gelijkheid of meer verschil geen vruchtbare weg is, omdat het
leidt tot categorieën die elkaar uitsluiten. Als toenemende gelijkheid als doel
wordt gesteld is dat onverenigbaar met een opvatting van emancipatie als toene‐
mende ruimte voor verschil, en als het vergroten van de ruimte voor verschil als
einddoel van emancipatie wordt gezien, leidt dat tot spanningen met idealen van
Sociologie 2013 (9) 3/4
247
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
gelijkheid. De dubbele houdgreep waarin gelijkheid en verschil elkaar houden in
het debat over seksuele emancipatie laat ook zijn sporen na in het feminisme en
de homobeweging. In het feminisme uit dit zich bijvoorbeeld in het onderscheid
tussen ‘egalitaire’ en ‘gynocentrische’ stromingen, die van elkaar verschillen in
hun opvattingen over de mate waarin een duidelijk onderscheid tussen mannen
en vrouwen gemaakt moet worden (Seidman 2012). In de homobeweging spelen
soortgelijke discussies tussen radicale groepen die zich laten inspireren door
gevleugelde uitdrukkingen als ‘We’re here! We’re queer! Get used to it!’ (afkomstig
van Queer Nation in New York), en de behoudende bewegingen die hun emanci‐
patoire pijlen juist richten op accommodatie en integratie (Mepschen en Buijs
2011).
Is emancipatie een zaak van individuen of groepen?
Een tweede fundamentele discussie die gepaard ging met de opkomst van het idee
van seksuele emancipatie is de vraag of het individuen of groepen zijn die bevrijd
moeten worden. De Duitse filosoof Peter Wagner beschrijft hoe deze vraag al
direct bij het ontstaan van de emancipatiebeweging opkwam. Deze beweging zag
de revolutie als een strijd tegen de normen en waarden van een onderdrukkend
systeem, waardoor er een kloof ontstond tussen de protestbeweging en de geves‐
tigde orde. De protestbeweging beriep zich aan de ene kant uitvoerig op een dis‐
cours van een nieuwe vrijheid gebaseerd op het respecteren van diversiteit van
alle individuele levensvormen (Wagner 2008: 66). Seksuele emancipatie werd op
deze manier gemobiliseerd als het recht op een eigen, idiosyncratisch zelf, dus
voornamelijk als een individuele aangelegenheid. Aan de andere kant leidden de
protesten tegen de gevestigde orde ook tot nieuwe vormen van politieke en soci‐
ale organisatie (Wagner 2008: 66-7). De protestbeweging zorgde voor een renais‐
sance van marxisme en andere ideologieën die emancipatie nadrukkelijk als een
collectieve inspanning zagen.
Het debat over de rol van individuen en groepen in seksuele emancipatie heeft
veel gemeen met de discussie over de rol van gelijkheid en verschil: ook hier wor‐
den twee categorieën tegenover elkaar gezet en voorgesteld als elkaar uitsluitend.
Dit heeft tot schoolvorming geleid binnen emancipatiebewegingen, waar met
name het feminisme illustratief voor is. Het Feministisch Socialisme (Fem-soc) in
Nederland zag de onderdrukking van vrouwen bijvoorbeeld als een gevolg van een
repressief kapitalistisch systeem dat ook andere groepen trof. Het idee dat eman‐
cipatie geen zaak was van individuen maar een collectieve inspanning vergde,
kreeg gestalte in de bekende leus Geen feminisme zonder socialisme, geen socialisme
zonder feminisme (Meulenbelt 1979; Barrett, Aerts en Hulsman 1984). Maar
andere feministen zetten zich juist af tegen systemische opvattingen van vrou‐
wenonderdrukking, omdat deze de vrouw slechts als weerloos slachtoffer van
transcendente maatschappelijke krachten zouden afschilderen. Zo formuleert
Nancy Fraser (1989) een kritiek op biomacht, een centraal concept in het werk
van Michel Foucault (1978). Dit concept legt volgens haar te veel nadruk op con‐
trole en disciplinering van instituten, want als individuen niet meer zijn dan
‘volgzame lichamen’ gevormd door macht is het onmogelijk om verzet tegen deze
macht te verklaren.
248
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
De seksparadox
Hoewel de twist tussen emancipatie als project van individuen of groepen nog
regelmatig de kop opsteekt, lijkt zich de laatste decennia ook in deze strijd een
steeds duidelijkere winnaar af te tekenen. Het benadrukken van gelijkheid in
plaats van verschil in westerse culturen is in algemene zin hand in hand gegaan
met het benadrukken van het individu in plaats van de groep. Emancipatie wordt
steeds vaker gezien als een verdienste van individualisering, en geassocieerd met
individuen die in staat zijn hun eigen keuzes te maken en die voor zichzelf durven
op te komen (Bussemaker 1993; Couwenberg 2005). Met de opmars van dit idee
veranderde ook de opvatting over schending van seksuele instemming: aanran‐
ding wordt niet langer gezien als een aanval op de moraal van de samenleving of
een bevestiging van een seksistische hegemonie, maar als grove overtreding van
individuele rechten (Marquet 2004). Een zeldzame uitzondering hierop is wellicht
de recente morele discussie over prostitutie in Nederland en elders (Wagenaar en
Altink 2012). In zijn tijd als Amsterdamse wethouder noemde Lodewijk Asscher
prostitutie bijvoorbeeld onverenigbaar met ‘fatsoen’ en ‘Amsterdamse waarden’;
een opvatting die een van de stuwende krachten is achter zijn Project 1012 waar‐
mee de Wallen worden ‘opgeschoond’ (Buijs 2011; Aalbers en Deinema 2012).
De temporele politiek van de Nederlandse tolerantie
De balans opmakend zien we dat de logica van de seksuele revolutie zelf twee fun‐
damentele tegenstrijdigheden kent. Deze logica schildert emancipatie af als een
strijd van actoren die op zoek zijn naar seksuele bevrijding, maar kan het niet
eens worden over de vraag of deze actoren individuen of groepen zijn, en of zij
hun vrijheid moeten zoeken in gelijkheid of verschil. Deze patstelling is niet ver‐
wonderlijk, omdat het een logische onmogelijkheid is om deze twee begrippenpa‐
ren als elkaar uitsluitend te poneren. Zij die emancipatie in termen van gelijkheid
zien kunnen dat alleen doen door verschil te maken tussen groepen voor wie zij
gelijkheid wensen, en zij die emancipatie als ruimte voor verschil definiëren stre‐
ven een speelveld na van partijen met gelijke kansen (zie ook Candea 2010: 2-5).
Zij die voor individuele emancipatie pleiten vormen samen een georganiseerd col‐
lectief, en zij die voor collectieve emancipatie pleiten doen dat in de hoop op die
manier meer persoonlijke vrijheid te bewerkstelligen (zie ook Mellink 2013).
Vanaf het begin gaat de seksuele revolutie daarom gepaard met een debat dat als
een pendule op en neer beweegt tussen de polen van gelijkheid en verschil, indi‐
vidu en groep.
De huidige periode stevent af op een dominantie van gelijkheid over verschil, en
van individu over groep in het denken over emancipatie. In deze constellatie blijkt
de logica van de seksuele revolutie bijzonder vruchtbaar als bouwsteen voor een
nationalistische politiek. In Nederland en in andere westerse landen wordt seksu‐
ele vrijheid steeds vaker toegeëigend door politici met een nationalistische en isla‐
mofobe agenda, een voorbeeld van seksueel nationalisme (zie ook Puar 2007).
Specifiek aan het Nederlandse nationalisme is de expliciete rol die homoseksuali‐
teit speelt in het creëren van een tweedeling tussen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’
(Mepschen, Duyvendak en Tonkens 2010). Volgens de logica van de seksuele
Sociologie 2013 (9) 3/4
249
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
revolutie zouden Nederlanders geëmancipeerd zijn omdat zij zich hebben ontwor‐
steld aan de verstikkende banden van geloof en gemeenschap en zo
getransformeerd zijn tot moderne, tolerante individuen die homoseksuelen als
gelijken kunnen zien. Door de dubbele houdgreep waarin zowel gelijkheid en ver‐
schil als individu en gemeenschap elkaar houden, krijgen etnische en religieuze
‘anderen’ automatisch de andere kant van de tegenstellingen toegeschreven. Zij
zouden nooit geëmancipeerde, gelijkheidsminnende individuen kunnen zijn
zolang zij nog gevangen zitten in een wereld van traditie en gemeenschap die hen
‘achterlijke’ opvattingen over seksualiteit oplegt. Seksualiteit en etniciteit/religie
worden op deze manier voorgesteld als wederzijds uitsluitende categorieën, een
positionering die overigens een lange geschiedenis kent (Clancy-Smith en Gouda
1998; Wekker 2002; Dudink 2011; Aydemir 2012).
Uit deze analyse blijkt dat de logica van de seksuele revolutie op essentialistisch
denken over het sociale leunt. Actoren, of ze nu gedefinieerd worden als indi‐
viduen of groepen en of hun inzet nu begrepen wordt als gelijkheid of verschil,
worden gezien als ahistorische, onproblematische en begrensde eenheden die
gedefinieerd kunnen worden aan de hand van interne kenmerken of eigenschap‐
pen. Deze dominante sociologische visie, door de Amerikaanse socioloog Roger
Brubaker (2004) ‘groepisme’ genoemd, botst met inzichten over het dynamische,
fragmentarische en verspreide karakter van zowel individuele als collectieve iden‐
tificatieprocessen (zie bijvoorbeeld Elias 1969; Geertz 1973; Emirbayer 1997;
Latour 2005). Het idee dat de samenleving bestaat uit een optelsom van duidelijk
af te bakenen groepen met elk hun eigen opvattingen over seksualiteit is hiermee
niet in overeenstemming te brengen: groepen, maar ook individuele actoren,
staan nooit op zichzelf en kennen geen interne essentie, en elke poging om ze wel
op deze manier te benaderen leidt tot een beperkt model van het sociale.
Uit de analyse van seksueel nationalisme blijkt bovendien dat de logica van de
seksuele revolutie gebaseerd is op een idee van vooruitgang: Nederlanders worden
vanwege hun vermeende tolerante waarden over homoseksualiteit als ‘verder ont‐
wikkeld’ gezien dan leden van andere groepen. De laatste jaren krijgen identifica‐
ties die homovriendelijkheid zien als eigenschap van moderne culturen en homo‐
fobie van traditionele culturen ook steeds meer momentum buiten Nederland. Zo
werd het recente besluit van de Servische regering om geen toestemming te verle‐
nen aan een gay pride in Belgrado gevolgd door een heftige discussie over de vraag
of Servië wel modern genoeg is om toegelaten te worden tot de Europese Unie. En
ook de recente Russische wetgeving tegen homoseksuelen wordt in het Westen
regelmatig aangehaald als een teken dat de klok van de Russische cultuur wordt
teruggezet. Deze voorbeelden laten zien dat homo-emancipatie steeds vaker
onderdeel is van een temporele politiek die de eigen cultuur als vooruitlopend
afschildert, en andere culturen als achterlopend (Fabian 1983). Deze politiek gaat
uit van het idee dat de mate van homo-emancipatie een ‘kenmerk’ van een cultuur
is, en dat dit kenmerk bovendien een maatstaf is voor de beschaving en ontwikke‐
ling van deze cultuur. De meest beschaafde, ontwikkelde cultuur is in dit denk‐
schema onomstotelijk de westerse, waarvan het de vraag is of men eigenlijk nog
wel van een cultuur kan spreken omdat deze slechts zou bestaan uit ‘bevrijde’,
rationele individuen (zie ook Latour 1993: 71).
250
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
De seksparadox
Concluderend: de ideologie van de seksuele revolutie blijkt vol te zitten met logi‐
sche tegenstrijdigheden die voortkomen uit de aanname dat er sprake is van een
vooruitgang of bevrijding. De vragen over de betrokkenen van seksuele bevrijding
(individuen of groepen) en hun inzet (gelijkheid of verschil) worden beantwoord
in elkaar uitsluitende en statische categorieën, en vervolgens worden deze catego‐
rieën gebruikt om met terugwerkende kracht te verklaren waarom ze überhaupt
tot bevrijding leiden. Of zoals genderwetenschapper Mieke Aerts het formuleert:
zo lang emancipatie een einddoel inhoudt is men gedwongen een onderscheid te
maken tussen geëmancipeerd en ongeëmancipeerd, waarmee het begrip de onge‐
lijkheid creëert die het tegelijkertijd bestrijdt (Mellink 2011). Het seksuele natio‐
nalisme laat zien wat de gevolgen kunnen zijn van een pendule die op en neer
blijft bewegen tussen gelijkheid en verschil, tussen individu en groep: het leidt tot
een idee van emancipatie dat niet alleen beperkt is, maar ook discriminerend
werkt.
Een relationeel perspectief op seksualiteit
De paradoxen in de ideologie van de seksuele revolutie roepen de vraag op wat
alternatieven zijn om seksualiteit als maatschappelijk verschijnsel te begrijpen en
werkbaar te maken. Deze vraag is relevant voor activisten die proberen hun
belangen zoveel mogelijk politieke relevantie te geven. Maar dat deze vraag ook
relevant is voor sociaal wetenschappers die geïnteresseerd zijn in het beschrijven
en duiden van seksualiteit, bleek toen wij ter voorbereiding op dit themanummer
een brede inventarisatie maakten van het onderzoeksveld van seksualiteit in
Nederland. Daarbij was onze algemene indruk dat dit onderzoeksveld, hoewel
springlevend en productief, vooral ook gesegmenteerd en stuurloos is. Sociaal
wetenschappers schrijven in opdracht van overheden en onderzoeksinstituten
vele onderzoeksrapporten die hun weg veelal vinden naar een van de vele weten‐
schappelijke tijdschriften, maar fundamentele epistemologische debatten worden
te weinig gevoerd en door seksualiteitsonderzoekers amper tot collectieve zorg
gemaakt. Hierdoor ontstaat schoolvorming en worden dominante conceptualise‐
ringen nauwelijks aangescherpt of vervangen, wat een gezonde accumulatie en
verbreding van wetenschappelijke kennis in de weg staat. Bovendien ontstaat
hierdoor het risico dat de wetenschap steeds vaker dominante maar incoherente
maatschappelijke opvattingen over seksualiteit en emancipatie reproduceert, en
steeds minder vaak een platform biedt waarop deze opvattingen kritisch tegen
het licht kunnen worden gehouden. De ambitie van deze bundel is dan ook om
een zo breed mogelijke discussie op te starten over de epistemologische funda‐
menten van het vakgebied, en een voorzet te geven voor een benadering die de
tegenstrijdigheden in de logica van de seksuele revolutie als startpunt in plaats
van impasse ziet.
Om te voorkomen dat deze benadering in de val trapt die dwingt tot het maken
van onmogelijke keuzes – gelijkheid of verschil, individu of groep – is het bovenal
noodzakelijk emancipatie niet langer meer te conceptualiseren als een vooruit‐
gang. Zo wordt voorkomen dat het onderzoek een valse start maakt door een
Sociologie 2013 (9) 3/4
251
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
sociologische analyse te beginnen met een stellingname die vervolgens door de
analyse zelf verantwoord moet worden.1 Het alternatief dat wij voorstellen ver‐
trekt van een ander punt: sociaal wetenschappers beginnen hun onderzoek niet
door zelf stelling te nemen, maar volgen de praktijken waarmee hun responden‐
ten dat doen (zie ook Mol 2005; Verkaaik en Spronk 2011). Het wordt onmogelijk
om het sociale te conceptualiseren als een strijd tussen geëmancipeerde indivi‐
duen en ongeëmancipeerde ‘anderen’ wanneer als doel wordt gesteld om juist te
achterhalen hoe actoren zichzelf via anderen definiëren in die strijd. In zo’n ana‐
lyse zijn het niet de onderzoekers maar degenen die zij volgen die bepalen wat de
kenmerken van een individu of een groep zijn. In zo’n analyse wordt bovendien
niet één van deze groepen en haar verschil of overeenkomst met andere groepen
uitgekozen als het vanzelfsprekende startpunt van een studie, maar positioneert
de wetenschapper zich in media res: in het midden van de dingen (Latour 2005:
27). Een dergelijke benadering, met andere woorden, verschuift het accent van
indelen naar volgen, van gegeven naar proces, van actoren naar hun relaties.
De inhoud van deze bundel
De bijdragen in deze bundel volgden op een brede oproep naar de stand van zaken
in Nederland Seksland. De stukken die door de diverse reviewrondes kwamen zijn
niet geselecteerd op basis van hun methode of benadering, maar op inhoudelijke
kwaliteit en aansluiting bij de thematiek van het nummer. We zijn verheugd over
de diversiteit aan onderwerpen en invalshoeken. Hier volgt een korte introductie
van de auteurs en hun stukken:
Marguerite van den Berg gebruikt het latouriaanse concept ‘vertaling’ in haar etno‐
grafie van een cursus seksuele opvoeding in Rotterdam om te laten zien dat ‘spre‐
ken over seks’ steeds als oplossing voor seksuele problemen wordt gepresenteerd,
en dat dit denken tevens een relatie constitueert tussen ‘typisch Nederlandse’ en
‘on-Nederlandse’ manieren van omgang met seksualiteit.
Gert Hekma neemt de grote omslag in de Nederlandse publieke opinie over pedo‐
seksualiteit in de afgelopen decennia als uitgangspunt en legt de complexe histo‐
rische relaties hierachter bloot. Hij plaatst zijn bevindingen in de context van een
veranderende seksuele moraal.
Sylvia Holla presenteert haar etnografie naar ‘seksueel labelen’ onder Nederlandse
middelbare scholieren. Zij stelt dat dit niet slechts als een talige bezigheid begre‐
pen moet worden, maar als een dynamisch spel van zowel menselijke als materi‐
ele relaties dat tot uiting komt in praktijken.
Tim Savenije en Jan Willem Duyvendak stellen na een historische analyse van tijd‐
schriftmateriaal vast dat veranderende opvattingen over homoseksualiteit in
Nederland beter begrepen kunnen worden door de veranderende relatie tussen
mannelijkheid en vrouwelijkheid in ogenschouw te nemen.
1
252
Voor dit argument over de problematische gevolgen van a priori categoriseringen in de sociale
wetenschap hebben wij dankbaar gebruik gemaakt van een nog te verschijnen publicatie over
populisme van Laurens Buijs, Jaron Harambam en Marijn Siebel.
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
De seksparadox
Willemijn Krebbekx, Rachel Spronk en Amade M’charek maken een kritische analyse
van de rol van etniciteit in Nederlands sociologisch onderzoek naar seksualiteit.
Ze onderscheiden een aantal praktijken in dit onderzoek, constateren dat deze
bijdragen aan een genaturaliseerde relatie tussen etniciteit en seksualiteit, en
beargumenteren dat binnen de Nederlandse sociale wetenschappen weinig debat
en reflectie bestaat over de performativiteit van categorisering.
Marianne Cense verdedigt in een reactie op dit stuk juist het gebruik van etniciteit
als categorie in sociologisch onderzoek. Vanuit haar ervaring met werken op de
grens van wetenschap en beleid stelt ze vragen bij de praktische haalbaarheid van
een andere benadering tot categorisering. Ze stelt bovendien dat deze categorieën
niet alleen in de hoofden van onderzoekers zitten, maar ook in de hoofden van
mensen die participeren in onderzoek. Willemijn Krebbekx, Rachel Spronk en
Amade M’charek pareren deze kritiek door te stellen dat er wel degelijk een
gapend gat is tussen de statische categoriseringen van wetenschappers en de
dynamische identificatieprocessen van hun respondenten, en herhalen hun
oproep tot reflexiviteit over de categorieën die gehanteerd worden in seksuali‐
teitsonderzoek.
Cas Wouters bedrijft internationaal vergelijkende processociologie door de
opkomst van 'dating' in de Verenigde Staten te vergelijken met de opkomst van
informele verlovingen en verkeringen in Nederland. Hij stelt vast dat beide trajec‐
ten zich vanuit de middenklassen hebben verbreid en biedt een verklaring voor
hun verschillend verloop. In de VS doorbraken de middenklassen de restrictieve
moraal van de hogere klassen zodat de praktijk en de moraal van 'dating' uitgroei‐
den tot nationale standaard, terwijl in Nederland iedereen die zich richtte naar
het gevestigde 'leven op stand' angstvallig bleef vasthouden aan verloving (in
weerwil van verkering). Pas na 1966 kwam er een eind aan die ingesleten vorm
van fatsoen ophouden en maakte Nederland ook seksueel een inhaalslag op de
Amerikanen.
Irene van Oorschot prijst in haar recensie van Amy Schalet de rijke analyse van het
verschil tussen hoe ouders en jongeren in de blanke middenklassen in Nederland
en in de Verenigde Staten omgaan met de seksualiteit van jongeren. Tegelijkertijd
is zij kritisch over de assumptie van het bestaan van zoiets als ‘nationale seksuele
culturen’.
Ingvild Harkes recenseert twee boeken over BDSM (het Engelse acroniem voor
Bondage and Discipline, Dominance and Submission, Sadism and Masochism), en
neemt ons terloops mee in de wereld van de dominatrix, de speelkelder en het
seksuele machtsspel.
Ter illustratie van de stand van zaken van de seksuele gezondheid in Nederland
staat in dit nummer een aantal figuren met data uit het meest recente bevolkings‐
onderzoek ‘Seksuele gezondheid in Nederland 2011’ van Rutgers WPF. Het onder‐
zoek is uitgevoerd onder een representatieve steekproef van de Nederlandse
bevolking van 15 tot 70 jaar. Het bevat informatie over seksueel gedrag en bele‐
ving, seksuele functieproblematiek, soa/hiv, geboorteregeling, transgenders en
seksueel grensoverschrijdend gedrag. De resultaten van de meting in 2011 zijn te
vinden in zeven artikelen in het Tijdschrift voor seksuologie, jaargang 36, juni 2012.
Sociologie 2013 (9) 3/4
253
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
Diversiteit en samenhang gaan hand in hand in deze bundel. Zo wordt in alle bij‐
dragen een relationele benadering tot seksualiteit gehanteerd, waarbij de stukken
– hoe inspirerend als afzonderlijke bijdragen ook – juist in hun collectiviteit het
geraamte kunnen vormen van een vernieuwende onderzoeksagenda naar seksua‐
liteit. Een agenda die zich niet laat verlammen door de valkuilen van de seksuele
revolutie en die niet blind is voor paradoxen uit het verleden, maar die visie en
voeding geeft aan een van de meest opwindende onderzoeksterreinen in de soci‐
ale wetenschappen. Hierbij is het debat daarover geopend.
Literatuur
Aalbers, M.B. en M. Deinema (2012) Placing prostitution: The spatial-sexual order of
Amsterdam and its growth coalition. City: analysis of urban trends, culture, theory,
policy, action, 16(1-2): 129-145.
Adam, B., W.G.J. Duyvendak en A. Krouwel (eds.) (1999) The Global Emergence of Gay and
Lesbian Politics. Philadelphia: Temple University Press.
Allyn, D. (2000) Make Love, Not War. The Sexual Revolution: An unfettered history. Boston:
Little.
Aydemir, M. (2012) Dutch Homonationalism and Intersectionality. In: E. Boehmer en S. de
Mul (eds.) The Postcolonial Low Countries: Literature, Colonialism, Multiculturalism. Ply‐
mouth: Lexington Books, 178-202.
Barrett, M., M. Aerts en S. Hulsman (1984) Links en de vrouwenbeweging: Het wankele ver‐
bond. Weesp: Wereldvenster.
Brubaker, R. (2004) Ethnicity without Groups. Cambridge: Harvard University Press.
Buijs, L.J. (2011) De Amsterdamse Wallen en de crisis van de sociaaldemocratie, Joop.nl,
24 mei 2006. Op 7 oktober 2013 ontleend aan www.joop.nl/opinies/detail/artikel/
8611_de_amsterdamse_wallen_en_de_crisis_van_de_sociaaldemocratie/.
Buijs, L.J., G. Hekma en W.G.J. Duyvendak (2011) As long as they keep away from me: The
paradox of antigay violence in a gay-friendly country. Sexualities, 14(6): 632-652.
Bussemaker, J. (1993) Betwiste zelfstandigheid: Individualisering, sekse en verzorgingsstaat.
Amsterdam: Sua.
Candea, M. (2010) Corsican Fragments: Difference, Knowledge, and Fieldwork. Bloomington:
Indiana University Press.
Clancy-Smith, J. en F. Gouda (eds.) (1998) Domesticating the Empire: Race, Gender, and
Family Life in French and Dutch Colonialism. Charlottesville: University Press of Virgi‐
nia.
Couwenberg, S.W. (red.) (2005) Seksuele revolutie ter discussie: Van Phil Bloom tot Sex and the
City. Budel: Damon.
Dudink, S. (2011) Homosexuality, race, and the rhetoric of nationalism. History of the Pre‐
sent, 1(2): 259-264.
Duits, L. en L. van Zoonen (2011) Coming to terms with sexualization. European Journal of
Cultural Studies, 14(5): 491-506.
Elias, N. (1969) The Civilizing Process, Vol. I: The History of Manners. Oxford: Blackwell.
Emirbayer, M. (1997) Manifesto for a Relational Sociology. The American Journal of Socio‐
logy, 103(2): 281-317.
Escoffier, J. (ed.) (2003) Sexual Revolution. New York: Thunder’s Mouth Press.
Fabian, J. (1983) Time and the Other: How Anthropology Makes Its Object. New York, Colum‐
bia University Press.
254
Sociologie 2013 (9) 3/4
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
De seksparadox
Foucault, M. (1978) The History of Sexuality, Vol. I: An Introduction. New York: Pantheon.
Fraser, N. (1989) Unruly Practices: Power, discourse and gender in contemporary social theory.
Cambridge: Polity Press.
Geertz, C. (1973) The Interpretation of Cultures: Selected Essays. New York: Basic.
Giddens, A. (1992) The Transformation of Intimacy: Sexuality, Love & Eroticism in Modern
Societies. London: Polity.
Graaf, H. de, H. Kruijer, J. van Acker en S. Meijer (2012) Seks onder je 25e: Seksuele gezond‐
heid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon.
Hekma, G. (2002) Imams and Homosexuality: A Post-gay Debate in the Netherlands. Sexu‐
alities, 5(2): 237-248.
Hekma, G. (2006) Het erotisch gelijkheidsideaal. In: C. Brinkgreve en R. van Daalen (red.)
Over gelijkheid en verschil. Amsterdam: Spinhuis, 73-82.
Hekma, G. (2009) Seksualisering is een alibi: Een ongelovige aan het woord. In: R. Bleys
(red.) Lief en Leed 4, Antwerpen: Sensoa/Garant, 86-92.
Hekma, G. en A. Giami (eds.) (te verschijnen) Sexual Revolutions. Houdmills: Palgrave.
Hekma, G. en B. van Stolk (1990) Inleiding. In: G. Hekma, B. van Stolk, B. van Heerikhui‐
zen en B. Kruithof (red.) Het verlies van de onschuld: Seksualiteit in Nederland. Gronin‐
gen/Amsterdam: Wolters-Noordhoff/Amsterdams Sociologisch Tijdschrift.
Herzog, D. (2011) Sexuality in Europe: A Twentieth-Century History. Cambridge: Cambridge
University Press.
Keuzenkamp, S. (2012) Worden wie je bent: Het leven van transgenders in Nederland. Den
Haag: SCP.
Keuzenkamp, S., D. Bos, J.W. Duyvendak en G. Hekma (red.) (2006) Gewoon Doen. Den
Haag: SCP.
Latour, B. (1993) We Have Never Been Modern. Cambridge: Harvard University Press.
Latour, B. (2005) Reassembling the Social: An Introduction to Actor-Network-Theory. Oxford:
Oxford University Press.
Marquet, J. (2004) Sexualité consentie, fidélité et performance. In: J. Marquet (red.) Nor‐
mes et conduites sexuelles: Approches sociologiques et ouvertures pluridisciplinaires. Acade‐
mia: Louvain-la-Neuve.
Mellink, A.G.M. (2011, 25 oktober) Hoe houdbaar is emancipatie? Historici.nl. Op 7 okto‐
ber 2013 ontleend aan www.historici.nl/Nieuws/Actueel/verslag_Congres_Uitslui
tend_emancipatie.
Mellink, A.G.M. (2013) Worden zoals wij: Onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde
samenleving sinds 1945. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
Mepschen, P., J.W. Duyvendak en E. Tonkens (2010) Sexual Politics, Orientalism, and
Multicultural Citizenship in the Netherlands. Sociology, 44(5): 962-979.
Mepschen, P. en L.J. Buijs (2011) Naar een seksueel antinationalisme. Waterstof – Krant
van Waterland, 56.
Merens, A., M. Hartgens en M. van den Brakel (2012) Emancipatiemonitor 2012. Den Haag:
SCP/CBS.
Meulenbelt, A. (1979) Feminisme en Socialisme: Een inleiding. Amsterdam: Van Gennep.
Mol, A. (2005) Het leven met technieken voorbij de mythe van de rationaliteit. Tijdschrift
voor de Humanistiek, 6(23): 70-76.
Mosse, G. (1985) Nationalism and Sexuality: Middle-class Morality and Sexual Norms in
Modern Europe. Madison: University of Wisconsin Press.
Mulder, M. (2013) Seks en de kerk: Hoe Nederland zijn kuisheid verloor. Amsterdam: Atlas.
Puar, J.K. (2007) Terrorist Assemblages: Homonationalism in Queer Times. Durham: Duke
University Press.
Robinson, P. (1976) The modernization of sex. New York: Harper & Row.
Sociologie 2013 (9) 3/4
255
Dit artikel van Boom Lemma Tijdschriften is gemaakt voor Universiteit van Amsterdam
Laurens Buijs, Ingrid Geesink & Sylvia Holla
Schnabel, P. (1990) Het verlies van de seksuele onschuld. In: G. Hekma, B. van Stolk,
B. van Heerikhuizen en B. Kruithof (red.) Het verlies van de onschuld: Seksualiteit in
Nederland. Groningen/Amsterdam: Wolters-Noordhoff/Amsterdams Sociologisch
Tijdschrift.
Schuyf, J. en H. Felten (2012) Geweld tegen lesbische vrouwen: Een kwalitatieve studie.
Tijdschrift voor Seksuologie, 36(4): 241-249.
Seidman, S. (2012) Contested Knowledge: Social Theory Today. Cambridge: Wiley Blackwell.
Tiessen-Raaphorst, A. en K. Breedveld (2007) Een gele kaart voor de sport? Den Haag: SCP.
Vennix, P. (1989) Seks en sekse: Verschillen in betekenisgeving tussen vrouwen en mannen.
Delft: Eburon.
Verkaaik, O. en R. Spronk (2011) Sexular practice: Notes on an ethnography of secularism.
Focaal, 59: 83-88.
Wagenaar, H. en S. Altink (2012, 9 februari) Zweeds verbod op prostitutie werkt niet. Soci‐
ale Vraagstukken. Op 7 oktober 2013 ontleend aan www.socialevraagstukken.nl/site/
2012/02/09/zweeds-verbod-op-prostitutiebezoek-werkt-niet-1/.
Wagner, P. (2008) Modernity as Experience and Interpretation. Cambridge: Polity.
Wekker, G.D. (2002) Nesten bouwen op een winderige plek: Denken over gender en etnici‐
teit in Nederland. Tijdschrift voor Genderstudies, 5(3): 24-33.
256
Sociologie 2013 (9) 3/4