meedelen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Alternative forms

[edit]

Etymology

[edit]

From mee (with) +‎ delen (to divide). Alternative form of mededelen. Compare German mitteilen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): [ˈmeː.deː.lə(n)]
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

meedelen

  1. to communicate, to disseminate (share information)

Conjugation

[edit]
Conjugation of meedelen (weak, separable)
infinitive meedelen
past singular deelde mee
past participle meegedeeld
infinitive meedelen
gerund meedelen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular deel mee deelde mee meedeel meedeelde
2nd person sing. (jij) deelt mee, deel mee2 deelde mee meedeelt meedeelde
2nd person sing. (u) deelt mee deelde mee meedeelt meedeelde
2nd person sing. (gij) deelt mee deelde mee meedeelt meedeelde
3rd person singular deelt mee deelde mee meedeelt meedeelde
plural delen mee deelden mee meedelen meedeelden
subjunctive sing.1 dele mee deelde mee meedele meedeelde
subjunctive plur.1 delen mee deelden mee meedelen meedeelden
imperative sing. deel mee
imperative plur.1 deelt mee
participles meedelend meegedeeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Synonyms

[edit]

Derived terms

[edit]

Anagrams

[edit]