Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Jump to content

waarzeggen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch waersegghen. Equivalent to waar (true) +‎ zeggen (to say, tell). Compare German wahrsagen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈʋaːrˌzɛ.ɣə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: waar‧zeg‧gen

Verb

[edit]

waarzeggen

  1. (intransitive) to divine, augur, tell fortunes

Conjugation

[edit]
Conjugation of waarzeggen (weak)
infinitive waarzeggen
past singular waarzegde
past participle gewaarzegd
infinitive waarzeggen
gerund waarzeggen n
present tense past tense
1st person singular waarzeg waarzegde
2nd person sing. (jij) waarzegt, waarzeg2 waarzegde
2nd person sing. (u) waarzegt waarzegde
2nd person sing. (gij) waarzegt waarzegde
3rd person singular waarzegt waarzegde
plural waarzeggen waarzegden
subjunctive sing.1 waarzegge waarzegde
subjunctive plur.1 waarzeggen waarzegden
imperative sing. waarzeg
imperative plur.1 waarzegt
participles waarzeggend gewaarzegd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

References

[edit]