Papers by Wouter Roessingh
Hoogkarspel-Reigersborg Zuid V, 2024
Het gebied ten zuiden van de Streekweg is rijk aan bronstijdarcheologie. Hier werden in de jaren ... more Het gebied ten zuiden van de Streekweg is rijk aan bronstijdarcheologie. Hier werden in de jaren 60 van de vorige eeuw de eerste nederzettingssporen uit de Bronstijd onderzocht. Die opgravingen, die bekend staan als die van Hoogkarspel-Tolhuis, hebben laten zien hoe omvangrijk het in de Bronstijd gecultiveerde land kon zijn. Dat landschap bestond uit vele dorpjes met boerderijen die onderling verbonden én gescheiden waren door een verkavelingssysteem van vele honderden meters lang. Naast sporen van nederzettingen zijn hier ook grafheuvels uit de Bronstijd aangetroffen. In 2014-2015 zijn in het kader van de aanleg van de Westfrisiaweg nog enkele grote opgravingen uitgevoerd ten zuiden van de Streekweg. Ook hierbij werden vele boerderijen en greppels uit de Bronstijd aangetroffen.
Het onderzoek van Reigersborg Zuid V bevindt zich in het centrum van dit cultuurlandschap en we hebben weer een groot deel van dit landschap in kaart kunnen brengen. Het veldonderzoek was vooral gericht op huisplaatsen, erven, grafstructuren en contexten uit de Late Bronstijd. Het ontrafelen van de ouderdom en fasering van structuren vormde een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De studie van oversnijdingen van grondsporen gecombineerd met een uitgebreid 14C-onderzoek heeft ons beter inzicht gegeven in de datering van het hele terrein.
In de tweede helft van de Midden-Bronstijd was het terrein bewoond, ongeveer tussen 1450 en 1250 v. Chr. Dit blijkt uit de uitkomsten van het 14C-onderzoek van de huisplaats van Reigersborg. In deze periode bevonden zich ten zuiden van de Streekweg ook akkers en grafheuvels, dat heeft het onderzoek uit de jaren 60 uitgewezen. Het 14C-onderzoek in Reigersborg heeft uitgewezen dat veel contexten aan het einde van de Midden-Bronstijd of begin van de Late Bronstijd dateren, tussen ongeveer 1200 en 1000 v. Chr. En dat is bijzonder, omdat we er tot voor kort vanuit gingen dat in deze periode de bevolkingsdichtheid wat was afgenomen. Die aanname was echter gebaseerd op te weinig absolute dateringen en het onderzoek in Reigersborg laat (samen met recent onderzoek op andere West-Friese bronstijdterreinen) zien dat de regio ook aan het einde van de Midden-Bronstijd en het begin van de Late Bronstijd volop bewoond werd.
In de loop van de Late Bronstijd treden er enkele veranderingen op in de regio. Niet alle gebieden zijn meer goed bewoonbaar of toegankelijk, vermoedelijk als gevolg van vernatting. Men trekt zich meer terug op de wat hoger en beter ontwaterde delen in het landschap. Zo’n gebied vinden we ook direct ten zuiden van de Streekweg. Hier bevindt zich een wat hoger gelegen langgerekte smalle oost-west rug in het landschap en in de Late Bronstijd (vanaf omstreeks 1000 v. Chr.) zijn dit de plaatsen waar werd gewoond. Het zijn woonplaatsen omgeven door een grote hoeveelheid greppels. De boerderijen stonden mogelijk zelfs op opgebrachte grond.
Tijdens het onderzoek in de jaren 60 en 70 werden al vier van deze erven ten dele onderzocht. Met het onderzoek van Reigersborg kon de lay-out van twee van deze erven nader worden onderzocht en met het 14C-onderzoek konden beide erven nu voor het eerst goed worden gedateerd. Een vijfde erf kon tijdens de opgraving nog beter worden onderzocht (erf 1). In twee greppels van dat erf werden zeer veel vondsten gedaan. Hierdoor hebben we nu voor het eerst een fraai overzicht gekregen van het aardewerk servies waarover men in de 10e en begin van de 9e eeuw v. Chr. beschikte. Ook aan het einde van de Late Bronstijd werd het terrein nog bewoond, daarop wijzen enkele 14C-dateringen uit contexten die verspreid op het terrein voorkomen.
Het onderzoek in Reigersborg kan in meerdere opzichten bijzonder worden genoemd. Vanuit wetenschappelijk oogpunt hebben we veel nieuwe kennis verkregen over de West-Friese bronstijdgemeenschappen die hier leefden. Zo hebben we door de absolute dateringen een beter beeld van de ouderdom van de bewoningssporen en de verschillende faseringen in het gebied. Ook hebben we voor het eerst een goed overzicht van het aardewerk servies uit enkele contexten uit de 10e en begin van de 9e eeuw v. Chr. De omvang van het in de Bronstijd gecultiveerde land ten zuiden van de Streekweg is door het betrekken van de oude onderzoeksresultaten ook duidelijk geworden. Nieuw daarbij is dat we oude luchtfoto’s hebben ‘onthoekt’ en de daarop zichtbare grondsporen uit de Bronstijd konden we plotten ons overzicht.
Naast deze inzichten heeft het onderzoek in Reigersborg er ook voor gezorgd dat er een blijvende herinnering aan dit rijke verleden is voor de nieuwe bewoners van de wijk. Straatnamen refereren naar het bronstijdverleden, er was een tentoonstelling en er is over de opgraving veel gecommuniceerd in de media. We hebben in Reigersborg ook voor het eerst geëxperimenteerd met een zogenaamde deep-map. Hierbij hebben bewoners van Hoogkarspel gesproken over hun ervaringen en herinneringen met de plek waar we onderzoek deden. Dit leverde veel nieuwe informatielagen op, waardoor de geschiedenis van het gebied meer gelaagd, rijker en toegankelijker is gemaakt.
Roessingh 2022_Metaaltijden 9, 2022
In het oosten van West-Friesland ligt een goed geconserveerd cultuurlandschap uit de bronstijd ve... more In het oosten van West-Friesland ligt een goed geconserveerd cultuurlandschap uit de bronstijd verborgen met een omvang van vele duizenden hectare. Archeologen voeren hier al zo’n 60 jaar grootschalige opgravingen uit en maar liefst 90 hectare van dit landschap is al opgegraven. De sporenoverzichten zijn echt indrukwekkend, met onder meer boerderijplattegronden en grafstructuren binnen een complex
systeem van greppels. De potentie van dit rijke bronstijdlandschap was tot op heden echter niet goed bekend. Dat kwam vooral door het ontbreken van synthetiserende studies, maar daar is nu verandering in gekomen. Met de studie van de West-Friese nederzettingsterreinen uit de bronstijd is een aanzet gegeven tot meer focus in het onderzoek. En dat betekent ook gewoon hele duidelijke keuzes maken in wat je wel en niet belangrijk vindt. Hoe dat er in de praktijk uitziet zal in dit artikel aan de hand van twee recent uitgevoerde opgravingen in Grootebroek worden toegelicht: Waterweide-Zuid & Waterweide-Noord.
Amersfoort: ADC-ArcheoProjecten, 2006
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden- en late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) ... more Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden- en late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) een dichtbevolkt gebied met vele boerendorpjes. Door de goede conserveringsomstandigheden is de regio een schatkamer van de overblijfselen uit die tijd. In deze studie zijn oude opgravingsgegevens uitgewerkt en vertaald naar nieuwe inzichten in de inrichting en ontwikkeling van dit indrukwekkende prehistorische cultuurlandschap. Een van de opvallende resultaten van dit onderzoek is dat de nederzettingsterreinen vaak vele generaties bewoond zijn, maar tegelijkertijd een dynamisch karakter hebben. Continuiteit was er op locaties waar een huisplaats is ingericht: nieuwe boerderijen werden vaak generaties lang op dezelfde plaats als de voorgangers gebouwd. Maar we zien ook dat huisplaatsen die generaties lang bewoond zijn geweest, op een zeker moment werden opgegeven en een andere functie krijgen. Door de lange bewoningsduur van terreinen en goede conservering en herkenbaarheid van grondspor...
Valentijn_Roessingh_Rikkert-Enkhuizen, 2021
In november 2012 werd in het kader van de mastercursus Field Archaeology van de faculteit Archeol... more In november 2012 werd in het kader van de mastercursus Field Archaeology van de faculteit Archeologie van de Universiteit Leiden een oppervlaktekartering uitgevoerd langs de weg de Rikkert, ten noorden van Enkhuizen. Tot teleurstelling van de studenten bleek een groot deel van de akkers zo goed als vondstloos. Alleen in het zuiden hadden ze geluk, want daar lag het aardewerk uit de bronstijd voor het oprapen.
Uiteraard wekte deze vondstrijke zone de grootste belangstelling bij de studenten, zoals het waarschijnlijk bij de meeste archeologen zou doen. Toch hadden de begeleiders de vreemde wens om juist de vondstarme locatie verder te onderzoeken. De resultaten van het onderzoek langs de Rikkert zijn begin 2021 gepubliceerd. In dit artikel worden de onderzoeksopzet en enkele resultaten toegelicht.
Metaaltijden 7, 2020
Halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw werden in West-Friesland voor het eerst bronstijdne... more Halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw werden in West-Friesland voor het eerst bronstijdnederzettingen opgegraven (Bakker & Brandt 1966). Niet alleen de uitgestrektheid van het prehistorische cultuurlandschap verbaasde de archeologen, men werd ook verrast door de enorme hoeveelheid vondsten afkomstig uit de late-bronstijdgreppels. Tussen al het aardewerk stuitte men steeds weer op mysterieuze objecten van gebakken klei, zogenaamde conische objecten.
Wij willen deze intrigerende objecten graag onder de aandacht brengen. De vraag waar deze voor gediend hebben houdt archeologen al ruim 50 jaar bezig, ook wij zijn erg benieuwd naar de functie en betekenis ervan. Wij hebben daartoe alle bekende objecten geïnventariseerd, opgezocht en bestudeerd. Deze zijn vervolgens in een database opgenomen om inzicht te krijgen in de context, datering, verspreiding en mogelijke
functie van de objecten. Eén van de bevindingen is dat ook buiten West-Friesland conische objecten zijn gevonden. Over de functie ervan zijn al veel suggesties gedaan, de meeste daarvan hebben we terzijde kunnen leggen. Eén functie kunnen we niet geheel uitsluiten, maar de inzet van diverse specialistische onderzoeken is gewenst.
Archeologie in Nederland, 2019
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden-en late bronstijd (circa 1600-800 voor Chr... more Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden-en late bronstijd (circa 1600-800 voor Christus) een dichtbevolkt gebied met vele boerendorpjes. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw zijn omvangrijke delen van dit cultuurlandschap opgegraven. Onlangs zijn deze oude opgravingsgegevens in een proefschrift uitgewerkt en vertaald naar nieuwe inzichten in de inrichting en ontwikkeling van dit fascinerende prehisto-rische cultuurlandschap. In dit artikel wordt ingegaan op enke-le onderzoeksthema's van deze studie.
Vakblad Vitruvius, 2020
Zo’n 3500 jaar geleden was het oostelijk deel van West-Friesland dicht bevolkt. Archeologen doen ... more Zo’n 3500 jaar geleden was het oostelijk deel van West-Friesland dicht bevolkt. Archeologen doen al zo’n 80 jaar onderzoek naar de sporen en vondsten van dit fascinerende cultuurlandschap uit de bronstijd. Veel van de oude, nooit uitgewerkte, onderzoeksgegevens zijn de afgelopen jaren bestudeerd en gesynthetiseerd. De opgravingen
concentreerden zich met name op de lang bewoonde nederzettingsterreinen en daar ligt een enorme schat aan informatie verborgen. Het zijn terreinen die gekenmerkt worden door een enorme dynamiek, we kunnen hier inzicht krijgen in de wijze waarop men vele generaties terreinen in gebruik had. Door de synthese van het
nederzettingsonderzoek is ook duidelijk geworden waar we nog weinig van weten. Met nieuwe onderzoeksthema’s en vraagstellingen wordt in de regio tegenwoordig veel doelgerichter onderzoek gedaan. Hiermee proberen we steeds meer te weten te komen over de handelingen die in de bronstijd zijn uitgevoerd en de sociale processen die daaraan ten grondslag liggen.
De archeologische Kroniek Noord-Holland over 2018, 2019
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de Midden- en Late Bronstijd (circa 1600-800 voor Ch... more Het oostelijk deel van West-Friesland was in de Midden- en Late Bronstijd (circa 1600-800 voor Chr.) een aantrekkelijk woongebied.
Decennialang wordt hier al onderzoek gedaan naar het indrukwekkende cultuurlandschap uit de Bronstijd. In het voorjaar van 2018 werd ten zuidwesten van het dorp Grootebroek een groot terrein gereedgemaakt voor nieuwbouw. Vooronderzoek had aangetoond dat hier, direct onder de bouwvoor, een nederzettingsterrein uit de Midden-Bronstijd (circa 1500-1100 voor Chr.) lag. Vooruitlopend op het bouwrijp maken van de nieuwbouw wijk zou de bouwvoor worden afgegraven en afgevoerd,
waardoor voor archeologen een unieke situatie ontstond: een opgravingsput met een oppervlak van 4 hectare! Dit bood enerzijds
de mogelijkheid om heel gericht onderzoek te doen naar enkele onderdelen van een nederzettingsterrein. Anderzijds was het
mogelijk het afgraven zo in te plannen dat we in de meivakantie het terrein samen met omwonenden konden onderzoeken. Het onderzoek werd uitgevoerd door archeologen van ADC ArcheoProjecten en Archol BV.
During the large excavation at Oosterhout - De Contreie a pit was found in which several pots (Ha... more During the large excavation at Oosterhout - De Contreie a pit was found in which several pots (Harpsted- and Schräghals-pots) were stacked. The pottery dates to the Early Iron Age.
Thesis Chapters by Wouter Roessingh
Dynamiek in beeld. Onderzoek van Westfriese nederzettingen uit de bronstijd, 2018
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden- en late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) ... more Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden- en late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) een dichtbevolkt gebied met vele boerendorpjes. Door de uitzonderlijk goede conserveringsomstandigheden in dit voormalig kwelderlandschap is de regio een unieke schatkamer van de overblijfselen uit die tijd. Vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw zijn omvangrijke delen van het cultuurlandschap uit de bronstijd opgegraven. In deze studie zijn oude opgravingsgegevens uitgewerkt en vertaald naar nieuwe inzichten in de inrichting en ontwikkeling van dit indrukwekkende prehistorische cultuurlandschap. Een van de opvallende resultaten van dit onderzoek is dat de nederzettingsterreinen vaak vele generaties bewoond zijn, maar tegelijkertijd een dynamisch karakter hebben. Continuïteit was er op locaties waar een huisplaats is ingericht: nieuwe boerderijen werden vaak generaties lang op dezelfde plaats als de voorgangers gebouwd. Ook bij andere structuren, zoals nederzettingsgreppels en clusters kringgreppels, zien we dat terreinen lange tijd dezelfde functie behielden. Maar we zien ook dat huisplaatsen die generaties lang bewoond zijn geweest, op een zeker moment werden opgegeven en bijvoorbeeld als akker in gebruik werden genomen. Door de lange bewoningsduur van terreinen en goede conservering en herkenbaarheid van grondsporen, zijn de Westfriese vindplaatsen bij uitstek geschikt om deze dynamiek in beeld te brengen. De vele greppels die door de bronstijdboeren zijn gegraven, vormen bij de analyses een handig hulpmiddel bij het ontrafelen van de stratigrafie en de layout van de nederzettingen. Veel beter dan elders in Nederland is het daarom mogelijk inzicht te krijgen in de keuzes die men in de bronstijd heeft gemaakt bij de inrichting van het landschap. Dat maakt deze studie een ijkpunt voor bronstijdonderzoek in Nederland, maar ook in Noordwest-Europa. Vrijwel nergens zijn dergelijke bronstijdlandschappen zo goed bewaard gebleven en zo intensief onderzocht.
Dynamiek in beeld. Onderzoek van Westfriese nederzettingen uit de bronstijd, 2018
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden- en late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) ... more Het oostelijk deel van West-Friesland was in de midden- en late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) een dichtbevolkt gebied met vele boerendorpjes. Door de uitzonderlijk goede conserveringsomstandigheden in dit voormalig kwelderlandschap is de regio een unieke schatkamer van de overblijfselen uit die tijd. Vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw zijn omvangrijke delen van het cultuurlandschap uit de bronstijd opgegraven. In deze studie zijn oude opgravingsgegevens uitgewerkt en vertaald naar nieuwe inzichten in de inrichting en ontwikkeling van dit indrukwekkende prehistorische cultuurlandschap. Een van de opvallende resultaten van dit onderzoek is dat de nederzettingsterreinen vaak vele generaties bewoond zijn, maar tegelijkertijd een dynamisch karakter hebben. Continuïteit was er op locaties waar een huisplaats is ingericht: nieuwe boerderijen werden vaak generaties lang op dezelfde plaats als de voorgangers gebouwd. Ook bij andere structuren, zoals nederzettingsgreppels en clusters kringgreppels, zien we dat terreinen lange tijd dezelfde functie behielden. Maar we zien ook dat huisplaatsen die generaties lang bewoond zijn geweest, op een zeker moment werden opgegeven en bijvoorbeeld als akker in gebruik werden genomen. Door de lange bewoningsduur van terreinen en goede conservering en herkenbaarheid van grondsporen, zijn de Westfriese vindplaatsen bij uitstek geschikt om deze dynamiek in beeld te brengen. De vele greppels die door de bronstijdboeren zijn gegraven, vormen bij de analyses een handig hulpmiddel bij het ontrafelen van de stratigrafie en de layout van de nederzettingen. Veel beter dan elders in Nederland is het daarom mogelijk inzicht te krijgen in de keuzes die men in de bronstijd heeft gemaakt bij de inrichting van het landschap. Dat maakt deze studie een ijkpunt voor bronstijdonderzoek in Neder-land, maar ook in Noordwest-Europa. Vrijwel nergens zijn dergelijke bronstijdlandschappen zo goed bewaard gebleven en zo intensief onderzocht.
Books by Wouter Roessingh
Opperdoes, een geliefde plek., 2024
Wie aan Opperdoes denkt, ziet waarschijnlijk als eerste de bekende aardappeltjes voor zich. Deze ... more Wie aan Opperdoes denkt, ziet waarschijnlijk als eerste de bekende aardappeltjes voor zich. Deze Opperdoezer Ronde wordt al ruim 150 jaar met de hand gerooid en de West-Friese telers zijn er trots op. Maar iets dieper in de Opperdoezer bodem ligt nog veel meer verborgen, erfgoed waar de bewoners van Opperdoes ook trots op kunnen zijn. In de jaren 60 van de vorige eeuw kwamen bij het dieper ploegen van enkele percelen veel prehistorische vondsten aan het licht, waaronder aardewerkscherven uit de IJzertijd. Dit was verrassend, omdat archeologen dachten dat het in de IJzertijd te nat was om hier te wonen. In de daaropvolgende jaren werden door grootschalige veldverkenningen in de polder ‘Vier Noorderkoggen’ vele percelen archeologisch in kaart gebracht. Dit resulteerde onder meer in diverse concentraties van nederzettingsafval uit de IJzertijd in en rond Opperdoes. Aangezien de meeste terreinen bedreigd werden door de ruilverkaveling die destijds werd uitgevoerd, besloot de voormalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek om twee locaties langs de Markerwaardweg grootschalig op te graven. De opgravingen vonden plaats in 1979 en 1980 en staan bekend als Opperdoes-Noord en Opperdoes-Zuid. Hoewel de opgravingen een enorme hoeveelheid grondsporen en vondsten opleverden, ontbrak het destijds aan tijd om het onderzoek uit te werken. Nu, 45 jaar na het veldwerk, zijn de resultaten van de noeste arbeid van de archeologen gepubliceerd.
Opperdoes, een geliefde plek. Het was hier kennelijk goed toeven, nergens anders in West-Friesland heeft men, voor zover we weten, in de late prehistorie zo lang gewoond. De analyse van de vondsten, de sporen en uitgebreid 14C-onderzoek laat zien dat men hier zo’n 1500 jaar heeft geleefd. Dat begon ergens aan het begin van de Midden-Bronstijd, omstreeks 1700 v. Chr. Tijdens beide opgravingen zijn enkele kleine scherven wikkeldraadaardewerk gevonden, dat in deze periode in omloop was. Dateringen verkregen uit 14C-onderzoek op een terrein direct naast Opperdoes-Zuid bevestigen aanwezigheid van mensen hier in deze periode. We hebben echter nog weinig greep op de aard van de activiteiten in deze periode en de inrichting van de nederzettingen. Duidelijk is wel dat men rijen van kuilen groef. Ook werd in Opperdoes-Zuid een bijzondere huisplattegrond ontdekt. De ruim 20 meter lange boerderij hoort mogelijk tot deze vroege bewoningsfase en is daarmee de oudste bronstijdplattegrond uit West-Friesland.
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de tweede helft van de Midden-Bronstijd, tussen ca. 1600 en 1100 v. Chr., een dichtbevolkt gebied. Vrijwel de hele regio lijkt in deze periode op een zeker moment in cultuur te zijn gebracht, met een uitgestrekte verkaveling, akkers en greppels, boerderijen en grafheuvels verspreid in het land. Vreemd genoeg zijn nu juist bij de beide opgravingen waar dit rapport over gaat weinig aanwijzingen voor bewoning in deze periode gevonden. Slechts enkele lange greppels en mogelijk wat ronde kringgreppels laten zien dat de woongronden zich buiten de opgravingsgrenzen bevinden.
Aan het einde van de Midden-Bronstijd en begin van de Late Bronstijd, tussen ca. 1200 en 1000 v. Chr. wordt het steeds natter in de regio. Het lijkt erop dat de bewoning in oostelijk West-Friesland afneemt, maar recent onderzoek laat zien dat ook toen nog uitgestrekte verkavelingen voorkomen. In Opperdoes-Noord worden in deze periode enkele huisplaatsen ingericht. Bijzonder is dat de huisplaatsen worden omgeven door een greppelsysteem dat vrij strak om de boerderijen heen is gegraven. Dit systeem is langere tijd onderhouden, getuige de vele greppels die deel uitmaken van de omgreppeling. Het was niet mogelijk vast te stellen hoe de opeenvolging van de boerderijen was. De vraag is bijvoorbeeld of we te maken hebben met een huishouden dat de nieuwe boerderij steeds iets verplaatste of dat er meerdere gelijktijdige boerderijen waren, een nederzetting dus. Dat laatste lijkt wel het meest aannemelijk. Duidelijk is dat men graag op dezelfde plaats bleef wonen. Op één huisplaats zijn bijvoorbeeld twee opeenvolgende boerderijen aangetroffen. De bewoners van de nieuwe boerderij moeten dus sterk verbonden zijn geweest met die van de oude boerderij; het waren waarschijnlijk dezelfde mensen of familieleden.
In de Late Bronstijd, tussen 1000 en 800 v. Chr., worden op beide terreinen huisplaatsen ingericht. Hiervan resteren in Opperdoes-Noord alleen greppels, maar in Opperdoes-Zuid zijn binnen een indrukwekkende omgreppeling sporen van twee boerderijen teruggevonden. Dat is heel bijzonder omdat boerderijen uit deze periode tot nog toe zelden zijn aangetroffen.
Na de bewoning aan het einde van de Late Bronstijd lijkt het gebied enige generaties onbewoond te zijn. Maar al vrij snel worden beide terreinen in de Vroege IJzertijd weer bezocht. Op basis van de stijl van het aardewerk gaan we ervan uit dat deze mensen uit het noordwesten komen (Wieringen & Texel). Over de exacte aard van de aanwezigheid tasten we nog in het duister. Men heeft in de buurt van het opgegraven areaal gewoond, daarop wijst onder meer een fors bijgebouw in Opperdoes-Zuid en de vele kuilen en diepe waterputten die op beide terreinen zijn teruggevonden. Na deze bewoningsfase in de Vroege IJzertijd bleef het gebied lange tijd onbewoond, vermoedelijk speelden de natte omstandigheden hierin een belangrijke rol.
Enkele eeuwen later, zo rond 200 v. Chr., wordt het gebied weer ontdekt door gemeenschappen die op basis van aardewerkstijl vermoedelijk afkomstig zijn uit de noordelijke kustregio (Wieringen, Texel & Westergo). De omgeving van Opperdoes is nog steeds waterrijk, maar op de goed ontwaterde hoogte van Opperdoes was het kennelijk goed toeven. Vanaf dit moment zien we dat het gebied op grote schaal in cultuur wordt gebracht. Door lange smalle greppels worden omvangrijke terreinen opgedeeld en binnen deze verkaveling liggen diverse huisplaatsen. Twee erven met boerderijen zijn in Opperdoes-Zuid onderzocht, in Opperdoes-Noord zijn sporen van boerderijen door latere egalisaties verdwenen maar de greppelsystemen geven een aardig beeld van de inrichting van het nederzettingsterrein. Eén van de erven van Opperdoes-Zuid is heel goed bewaard gebleven. De ongeveer 17 meter lange boerderij bevindt zich in een verkaveld landschap met diverse kleine gebouwstructuren. Het geeft een aardig beeld van een boerengemeenschap die het gebied rond Opperdoes (weer) heeft ontdekt. In de Late IJzertijd heeft men het hier nog enkele generaties uitgehouden. Vermoedelijk in de laatste eeuw voor het begin van de jaartelling wordt het hier ook echt te nat om in het bestaan te voorzien, en zoekt men hogere gronden op elders in het land. Pas vanaf de 7e eeuw wordt het gebied rond Opperdoes en Medemblik weer toegankelijk om zich te vestigen.
De opgravingen van Opperdoes leveren belangrijke nieuwe inzichten op over het leven van laat-prehistorische gemeenschappen in een dynamisch milieu. Vanaf het begin van de Midden-Bronstijd tot in de Late IJzertijd vestigen zich hier boerengemeenschappen die voornamelijk leefden van veeteelt en akkerbouw. De veestapel werd gedomineerd door runderen. Deze leverden onder meer vlees, melk en trekkracht. Ook de botten werden soms gebruikt, zoals een schouderblad uit Opperdoes-Zuid laat zien. Slijtagesporen wijzen op het gebruik als schep of hak. Jacht, visserij en het verzamelen van vruchten speelden gedurende de hele late prehistorie ook nog een belangrijke rol in de bestaanswijze. Daarop wijzen de vondsten uit diverse perioden, zoals geweifragmenten van hert en botten van bijvoorbeeld eland en bever. Spectaculair is de vondst van de twee onderkaken en een tand uit de bovenkaak van een bruine beer.
In het waterrijke gebied van Opperdoes waren vaartuigen een belangrijk vervoermiddel, boomstamboten zullen er in overvloed zijn geweest. Hiermee werden ook diverse materialen geïmporteerd, zoals de vele stenen werktuigen die in de nederzettingen zijn teruggevonden. De gemeenschappen importeerden natuursteen uit andere regio’s, waaronder grote zware maalstenen. Van de gevonden maalstenen uit de Late IJzertijd weten we dat ze uit Duitsland afkomstig waren.
De lange bewoningsgeschiedenis van Opperdoes en de plaatsvastheid van de boerengemeenschappen, laten zien dat deze regio in de late prehistorie een geliefde plek was.
Uploads
Papers by Wouter Roessingh
Het onderzoek van Reigersborg Zuid V bevindt zich in het centrum van dit cultuurlandschap en we hebben weer een groot deel van dit landschap in kaart kunnen brengen. Het veldonderzoek was vooral gericht op huisplaatsen, erven, grafstructuren en contexten uit de Late Bronstijd. Het ontrafelen van de ouderdom en fasering van structuren vormde een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De studie van oversnijdingen van grondsporen gecombineerd met een uitgebreid 14C-onderzoek heeft ons beter inzicht gegeven in de datering van het hele terrein.
In de tweede helft van de Midden-Bronstijd was het terrein bewoond, ongeveer tussen 1450 en 1250 v. Chr. Dit blijkt uit de uitkomsten van het 14C-onderzoek van de huisplaats van Reigersborg. In deze periode bevonden zich ten zuiden van de Streekweg ook akkers en grafheuvels, dat heeft het onderzoek uit de jaren 60 uitgewezen. Het 14C-onderzoek in Reigersborg heeft uitgewezen dat veel contexten aan het einde van de Midden-Bronstijd of begin van de Late Bronstijd dateren, tussen ongeveer 1200 en 1000 v. Chr. En dat is bijzonder, omdat we er tot voor kort vanuit gingen dat in deze periode de bevolkingsdichtheid wat was afgenomen. Die aanname was echter gebaseerd op te weinig absolute dateringen en het onderzoek in Reigersborg laat (samen met recent onderzoek op andere West-Friese bronstijdterreinen) zien dat de regio ook aan het einde van de Midden-Bronstijd en het begin van de Late Bronstijd volop bewoond werd.
In de loop van de Late Bronstijd treden er enkele veranderingen op in de regio. Niet alle gebieden zijn meer goed bewoonbaar of toegankelijk, vermoedelijk als gevolg van vernatting. Men trekt zich meer terug op de wat hoger en beter ontwaterde delen in het landschap. Zo’n gebied vinden we ook direct ten zuiden van de Streekweg. Hier bevindt zich een wat hoger gelegen langgerekte smalle oost-west rug in het landschap en in de Late Bronstijd (vanaf omstreeks 1000 v. Chr.) zijn dit de plaatsen waar werd gewoond. Het zijn woonplaatsen omgeven door een grote hoeveelheid greppels. De boerderijen stonden mogelijk zelfs op opgebrachte grond.
Tijdens het onderzoek in de jaren 60 en 70 werden al vier van deze erven ten dele onderzocht. Met het onderzoek van Reigersborg kon de lay-out van twee van deze erven nader worden onderzocht en met het 14C-onderzoek konden beide erven nu voor het eerst goed worden gedateerd. Een vijfde erf kon tijdens de opgraving nog beter worden onderzocht (erf 1). In twee greppels van dat erf werden zeer veel vondsten gedaan. Hierdoor hebben we nu voor het eerst een fraai overzicht gekregen van het aardewerk servies waarover men in de 10e en begin van de 9e eeuw v. Chr. beschikte. Ook aan het einde van de Late Bronstijd werd het terrein nog bewoond, daarop wijzen enkele 14C-dateringen uit contexten die verspreid op het terrein voorkomen.
Het onderzoek in Reigersborg kan in meerdere opzichten bijzonder worden genoemd. Vanuit wetenschappelijk oogpunt hebben we veel nieuwe kennis verkregen over de West-Friese bronstijdgemeenschappen die hier leefden. Zo hebben we door de absolute dateringen een beter beeld van de ouderdom van de bewoningssporen en de verschillende faseringen in het gebied. Ook hebben we voor het eerst een goed overzicht van het aardewerk servies uit enkele contexten uit de 10e en begin van de 9e eeuw v. Chr. De omvang van het in de Bronstijd gecultiveerde land ten zuiden van de Streekweg is door het betrekken van de oude onderzoeksresultaten ook duidelijk geworden. Nieuw daarbij is dat we oude luchtfoto’s hebben ‘onthoekt’ en de daarop zichtbare grondsporen uit de Bronstijd konden we plotten ons overzicht.
Naast deze inzichten heeft het onderzoek in Reigersborg er ook voor gezorgd dat er een blijvende herinnering aan dit rijke verleden is voor de nieuwe bewoners van de wijk. Straatnamen refereren naar het bronstijdverleden, er was een tentoonstelling en er is over de opgraving veel gecommuniceerd in de media. We hebben in Reigersborg ook voor het eerst geëxperimenteerd met een zogenaamde deep-map. Hierbij hebben bewoners van Hoogkarspel gesproken over hun ervaringen en herinneringen met de plek waar we onderzoek deden. Dit leverde veel nieuwe informatielagen op, waardoor de geschiedenis van het gebied meer gelaagd, rijker en toegankelijker is gemaakt.
systeem van greppels. De potentie van dit rijke bronstijdlandschap was tot op heden echter niet goed bekend. Dat kwam vooral door het ontbreken van synthetiserende studies, maar daar is nu verandering in gekomen. Met de studie van de West-Friese nederzettingsterreinen uit de bronstijd is een aanzet gegeven tot meer focus in het onderzoek. En dat betekent ook gewoon hele duidelijke keuzes maken in wat je wel en niet belangrijk vindt. Hoe dat er in de praktijk uitziet zal in dit artikel aan de hand van twee recent uitgevoerde opgravingen in Grootebroek worden toegelicht: Waterweide-Zuid & Waterweide-Noord.
Uiteraard wekte deze vondstrijke zone de grootste belangstelling bij de studenten, zoals het waarschijnlijk bij de meeste archeologen zou doen. Toch hadden de begeleiders de vreemde wens om juist de vondstarme locatie verder te onderzoeken. De resultaten van het onderzoek langs de Rikkert zijn begin 2021 gepubliceerd. In dit artikel worden de onderzoeksopzet en enkele resultaten toegelicht.
Wij willen deze intrigerende objecten graag onder de aandacht brengen. De vraag waar deze voor gediend hebben houdt archeologen al ruim 50 jaar bezig, ook wij zijn erg benieuwd naar de functie en betekenis ervan. Wij hebben daartoe alle bekende objecten geïnventariseerd, opgezocht en bestudeerd. Deze zijn vervolgens in een database opgenomen om inzicht te krijgen in de context, datering, verspreiding en mogelijke
functie van de objecten. Eén van de bevindingen is dat ook buiten West-Friesland conische objecten zijn gevonden. Over de functie ervan zijn al veel suggesties gedaan, de meeste daarvan hebben we terzijde kunnen leggen. Eén functie kunnen we niet geheel uitsluiten, maar de inzet van diverse specialistische onderzoeken is gewenst.
concentreerden zich met name op de lang bewoonde nederzettingsterreinen en daar ligt een enorme schat aan informatie verborgen. Het zijn terreinen die gekenmerkt worden door een enorme dynamiek, we kunnen hier inzicht krijgen in de wijze waarop men vele generaties terreinen in gebruik had. Door de synthese van het
nederzettingsonderzoek is ook duidelijk geworden waar we nog weinig van weten. Met nieuwe onderzoeksthema’s en vraagstellingen wordt in de regio tegenwoordig veel doelgerichter onderzoek gedaan. Hiermee proberen we steeds meer te weten te komen over de handelingen die in de bronstijd zijn uitgevoerd en de sociale processen die daaraan ten grondslag liggen.
Decennialang wordt hier al onderzoek gedaan naar het indrukwekkende cultuurlandschap uit de Bronstijd. In het voorjaar van 2018 werd ten zuidwesten van het dorp Grootebroek een groot terrein gereedgemaakt voor nieuwbouw. Vooronderzoek had aangetoond dat hier, direct onder de bouwvoor, een nederzettingsterrein uit de Midden-Bronstijd (circa 1500-1100 voor Chr.) lag. Vooruitlopend op het bouwrijp maken van de nieuwbouw wijk zou de bouwvoor worden afgegraven en afgevoerd,
waardoor voor archeologen een unieke situatie ontstond: een opgravingsput met een oppervlak van 4 hectare! Dit bood enerzijds
de mogelijkheid om heel gericht onderzoek te doen naar enkele onderdelen van een nederzettingsterrein. Anderzijds was het
mogelijk het afgraven zo in te plannen dat we in de meivakantie het terrein samen met omwonenden konden onderzoeken. Het onderzoek werd uitgevoerd door archeologen van ADC ArcheoProjecten en Archol BV.
Thesis Chapters by Wouter Roessingh
Books by Wouter Roessingh
Opperdoes, een geliefde plek. Het was hier kennelijk goed toeven, nergens anders in West-Friesland heeft men, voor zover we weten, in de late prehistorie zo lang gewoond. De analyse van de vondsten, de sporen en uitgebreid 14C-onderzoek laat zien dat men hier zo’n 1500 jaar heeft geleefd. Dat begon ergens aan het begin van de Midden-Bronstijd, omstreeks 1700 v. Chr. Tijdens beide opgravingen zijn enkele kleine scherven wikkeldraadaardewerk gevonden, dat in deze periode in omloop was. Dateringen verkregen uit 14C-onderzoek op een terrein direct naast Opperdoes-Zuid bevestigen aanwezigheid van mensen hier in deze periode. We hebben echter nog weinig greep op de aard van de activiteiten in deze periode en de inrichting van de nederzettingen. Duidelijk is wel dat men rijen van kuilen groef. Ook werd in Opperdoes-Zuid een bijzondere huisplattegrond ontdekt. De ruim 20 meter lange boerderij hoort mogelijk tot deze vroege bewoningsfase en is daarmee de oudste bronstijdplattegrond uit West-Friesland.
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de tweede helft van de Midden-Bronstijd, tussen ca. 1600 en 1100 v. Chr., een dichtbevolkt gebied. Vrijwel de hele regio lijkt in deze periode op een zeker moment in cultuur te zijn gebracht, met een uitgestrekte verkaveling, akkers en greppels, boerderijen en grafheuvels verspreid in het land. Vreemd genoeg zijn nu juist bij de beide opgravingen waar dit rapport over gaat weinig aanwijzingen voor bewoning in deze periode gevonden. Slechts enkele lange greppels en mogelijk wat ronde kringgreppels laten zien dat de woongronden zich buiten de opgravingsgrenzen bevinden.
Aan het einde van de Midden-Bronstijd en begin van de Late Bronstijd, tussen ca. 1200 en 1000 v. Chr. wordt het steeds natter in de regio. Het lijkt erop dat de bewoning in oostelijk West-Friesland afneemt, maar recent onderzoek laat zien dat ook toen nog uitgestrekte verkavelingen voorkomen. In Opperdoes-Noord worden in deze periode enkele huisplaatsen ingericht. Bijzonder is dat de huisplaatsen worden omgeven door een greppelsysteem dat vrij strak om de boerderijen heen is gegraven. Dit systeem is langere tijd onderhouden, getuige de vele greppels die deel uitmaken van de omgreppeling. Het was niet mogelijk vast te stellen hoe de opeenvolging van de boerderijen was. De vraag is bijvoorbeeld of we te maken hebben met een huishouden dat de nieuwe boerderij steeds iets verplaatste of dat er meerdere gelijktijdige boerderijen waren, een nederzetting dus. Dat laatste lijkt wel het meest aannemelijk. Duidelijk is dat men graag op dezelfde plaats bleef wonen. Op één huisplaats zijn bijvoorbeeld twee opeenvolgende boerderijen aangetroffen. De bewoners van de nieuwe boerderij moeten dus sterk verbonden zijn geweest met die van de oude boerderij; het waren waarschijnlijk dezelfde mensen of familieleden.
In de Late Bronstijd, tussen 1000 en 800 v. Chr., worden op beide terreinen huisplaatsen ingericht. Hiervan resteren in Opperdoes-Noord alleen greppels, maar in Opperdoes-Zuid zijn binnen een indrukwekkende omgreppeling sporen van twee boerderijen teruggevonden. Dat is heel bijzonder omdat boerderijen uit deze periode tot nog toe zelden zijn aangetroffen.
Na de bewoning aan het einde van de Late Bronstijd lijkt het gebied enige generaties onbewoond te zijn. Maar al vrij snel worden beide terreinen in de Vroege IJzertijd weer bezocht. Op basis van de stijl van het aardewerk gaan we ervan uit dat deze mensen uit het noordwesten komen (Wieringen & Texel). Over de exacte aard van de aanwezigheid tasten we nog in het duister. Men heeft in de buurt van het opgegraven areaal gewoond, daarop wijst onder meer een fors bijgebouw in Opperdoes-Zuid en de vele kuilen en diepe waterputten die op beide terreinen zijn teruggevonden. Na deze bewoningsfase in de Vroege IJzertijd bleef het gebied lange tijd onbewoond, vermoedelijk speelden de natte omstandigheden hierin een belangrijke rol.
Enkele eeuwen later, zo rond 200 v. Chr., wordt het gebied weer ontdekt door gemeenschappen die op basis van aardewerkstijl vermoedelijk afkomstig zijn uit de noordelijke kustregio (Wieringen, Texel & Westergo). De omgeving van Opperdoes is nog steeds waterrijk, maar op de goed ontwaterde hoogte van Opperdoes was het kennelijk goed toeven. Vanaf dit moment zien we dat het gebied op grote schaal in cultuur wordt gebracht. Door lange smalle greppels worden omvangrijke terreinen opgedeeld en binnen deze verkaveling liggen diverse huisplaatsen. Twee erven met boerderijen zijn in Opperdoes-Zuid onderzocht, in Opperdoes-Noord zijn sporen van boerderijen door latere egalisaties verdwenen maar de greppelsystemen geven een aardig beeld van de inrichting van het nederzettingsterrein. Eén van de erven van Opperdoes-Zuid is heel goed bewaard gebleven. De ongeveer 17 meter lange boerderij bevindt zich in een verkaveld landschap met diverse kleine gebouwstructuren. Het geeft een aardig beeld van een boerengemeenschap die het gebied rond Opperdoes (weer) heeft ontdekt. In de Late IJzertijd heeft men het hier nog enkele generaties uitgehouden. Vermoedelijk in de laatste eeuw voor het begin van de jaartelling wordt het hier ook echt te nat om in het bestaan te voorzien, en zoekt men hogere gronden op elders in het land. Pas vanaf de 7e eeuw wordt het gebied rond Opperdoes en Medemblik weer toegankelijk om zich te vestigen.
De opgravingen van Opperdoes leveren belangrijke nieuwe inzichten op over het leven van laat-prehistorische gemeenschappen in een dynamisch milieu. Vanaf het begin van de Midden-Bronstijd tot in de Late IJzertijd vestigen zich hier boerengemeenschappen die voornamelijk leefden van veeteelt en akkerbouw. De veestapel werd gedomineerd door runderen. Deze leverden onder meer vlees, melk en trekkracht. Ook de botten werden soms gebruikt, zoals een schouderblad uit Opperdoes-Zuid laat zien. Slijtagesporen wijzen op het gebruik als schep of hak. Jacht, visserij en het verzamelen van vruchten speelden gedurende de hele late prehistorie ook nog een belangrijke rol in de bestaanswijze. Daarop wijzen de vondsten uit diverse perioden, zoals geweifragmenten van hert en botten van bijvoorbeeld eland en bever. Spectaculair is de vondst van de twee onderkaken en een tand uit de bovenkaak van een bruine beer.
In het waterrijke gebied van Opperdoes waren vaartuigen een belangrijk vervoermiddel, boomstamboten zullen er in overvloed zijn geweest. Hiermee werden ook diverse materialen geïmporteerd, zoals de vele stenen werktuigen die in de nederzettingen zijn teruggevonden. De gemeenschappen importeerden natuursteen uit andere regio’s, waaronder grote zware maalstenen. Van de gevonden maalstenen uit de Late IJzertijd weten we dat ze uit Duitsland afkomstig waren.
De lange bewoningsgeschiedenis van Opperdoes en de plaatsvastheid van de boerengemeenschappen, laten zien dat deze regio in de late prehistorie een geliefde plek was.
Het onderzoek van Reigersborg Zuid V bevindt zich in het centrum van dit cultuurlandschap en we hebben weer een groot deel van dit landschap in kaart kunnen brengen. Het veldonderzoek was vooral gericht op huisplaatsen, erven, grafstructuren en contexten uit de Late Bronstijd. Het ontrafelen van de ouderdom en fasering van structuren vormde een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De studie van oversnijdingen van grondsporen gecombineerd met een uitgebreid 14C-onderzoek heeft ons beter inzicht gegeven in de datering van het hele terrein.
In de tweede helft van de Midden-Bronstijd was het terrein bewoond, ongeveer tussen 1450 en 1250 v. Chr. Dit blijkt uit de uitkomsten van het 14C-onderzoek van de huisplaats van Reigersborg. In deze periode bevonden zich ten zuiden van de Streekweg ook akkers en grafheuvels, dat heeft het onderzoek uit de jaren 60 uitgewezen. Het 14C-onderzoek in Reigersborg heeft uitgewezen dat veel contexten aan het einde van de Midden-Bronstijd of begin van de Late Bronstijd dateren, tussen ongeveer 1200 en 1000 v. Chr. En dat is bijzonder, omdat we er tot voor kort vanuit gingen dat in deze periode de bevolkingsdichtheid wat was afgenomen. Die aanname was echter gebaseerd op te weinig absolute dateringen en het onderzoek in Reigersborg laat (samen met recent onderzoek op andere West-Friese bronstijdterreinen) zien dat de regio ook aan het einde van de Midden-Bronstijd en het begin van de Late Bronstijd volop bewoond werd.
In de loop van de Late Bronstijd treden er enkele veranderingen op in de regio. Niet alle gebieden zijn meer goed bewoonbaar of toegankelijk, vermoedelijk als gevolg van vernatting. Men trekt zich meer terug op de wat hoger en beter ontwaterde delen in het landschap. Zo’n gebied vinden we ook direct ten zuiden van de Streekweg. Hier bevindt zich een wat hoger gelegen langgerekte smalle oost-west rug in het landschap en in de Late Bronstijd (vanaf omstreeks 1000 v. Chr.) zijn dit de plaatsen waar werd gewoond. Het zijn woonplaatsen omgeven door een grote hoeveelheid greppels. De boerderijen stonden mogelijk zelfs op opgebrachte grond.
Tijdens het onderzoek in de jaren 60 en 70 werden al vier van deze erven ten dele onderzocht. Met het onderzoek van Reigersborg kon de lay-out van twee van deze erven nader worden onderzocht en met het 14C-onderzoek konden beide erven nu voor het eerst goed worden gedateerd. Een vijfde erf kon tijdens de opgraving nog beter worden onderzocht (erf 1). In twee greppels van dat erf werden zeer veel vondsten gedaan. Hierdoor hebben we nu voor het eerst een fraai overzicht gekregen van het aardewerk servies waarover men in de 10e en begin van de 9e eeuw v. Chr. beschikte. Ook aan het einde van de Late Bronstijd werd het terrein nog bewoond, daarop wijzen enkele 14C-dateringen uit contexten die verspreid op het terrein voorkomen.
Het onderzoek in Reigersborg kan in meerdere opzichten bijzonder worden genoemd. Vanuit wetenschappelijk oogpunt hebben we veel nieuwe kennis verkregen over de West-Friese bronstijdgemeenschappen die hier leefden. Zo hebben we door de absolute dateringen een beter beeld van de ouderdom van de bewoningssporen en de verschillende faseringen in het gebied. Ook hebben we voor het eerst een goed overzicht van het aardewerk servies uit enkele contexten uit de 10e en begin van de 9e eeuw v. Chr. De omvang van het in de Bronstijd gecultiveerde land ten zuiden van de Streekweg is door het betrekken van de oude onderzoeksresultaten ook duidelijk geworden. Nieuw daarbij is dat we oude luchtfoto’s hebben ‘onthoekt’ en de daarop zichtbare grondsporen uit de Bronstijd konden we plotten ons overzicht.
Naast deze inzichten heeft het onderzoek in Reigersborg er ook voor gezorgd dat er een blijvende herinnering aan dit rijke verleden is voor de nieuwe bewoners van de wijk. Straatnamen refereren naar het bronstijdverleden, er was een tentoonstelling en er is over de opgraving veel gecommuniceerd in de media. We hebben in Reigersborg ook voor het eerst geëxperimenteerd met een zogenaamde deep-map. Hierbij hebben bewoners van Hoogkarspel gesproken over hun ervaringen en herinneringen met de plek waar we onderzoek deden. Dit leverde veel nieuwe informatielagen op, waardoor de geschiedenis van het gebied meer gelaagd, rijker en toegankelijker is gemaakt.
systeem van greppels. De potentie van dit rijke bronstijdlandschap was tot op heden echter niet goed bekend. Dat kwam vooral door het ontbreken van synthetiserende studies, maar daar is nu verandering in gekomen. Met de studie van de West-Friese nederzettingsterreinen uit de bronstijd is een aanzet gegeven tot meer focus in het onderzoek. En dat betekent ook gewoon hele duidelijke keuzes maken in wat je wel en niet belangrijk vindt. Hoe dat er in de praktijk uitziet zal in dit artikel aan de hand van twee recent uitgevoerde opgravingen in Grootebroek worden toegelicht: Waterweide-Zuid & Waterweide-Noord.
Uiteraard wekte deze vondstrijke zone de grootste belangstelling bij de studenten, zoals het waarschijnlijk bij de meeste archeologen zou doen. Toch hadden de begeleiders de vreemde wens om juist de vondstarme locatie verder te onderzoeken. De resultaten van het onderzoek langs de Rikkert zijn begin 2021 gepubliceerd. In dit artikel worden de onderzoeksopzet en enkele resultaten toegelicht.
Wij willen deze intrigerende objecten graag onder de aandacht brengen. De vraag waar deze voor gediend hebben houdt archeologen al ruim 50 jaar bezig, ook wij zijn erg benieuwd naar de functie en betekenis ervan. Wij hebben daartoe alle bekende objecten geïnventariseerd, opgezocht en bestudeerd. Deze zijn vervolgens in een database opgenomen om inzicht te krijgen in de context, datering, verspreiding en mogelijke
functie van de objecten. Eén van de bevindingen is dat ook buiten West-Friesland conische objecten zijn gevonden. Over de functie ervan zijn al veel suggesties gedaan, de meeste daarvan hebben we terzijde kunnen leggen. Eén functie kunnen we niet geheel uitsluiten, maar de inzet van diverse specialistische onderzoeken is gewenst.
concentreerden zich met name op de lang bewoonde nederzettingsterreinen en daar ligt een enorme schat aan informatie verborgen. Het zijn terreinen die gekenmerkt worden door een enorme dynamiek, we kunnen hier inzicht krijgen in de wijze waarop men vele generaties terreinen in gebruik had. Door de synthese van het
nederzettingsonderzoek is ook duidelijk geworden waar we nog weinig van weten. Met nieuwe onderzoeksthema’s en vraagstellingen wordt in de regio tegenwoordig veel doelgerichter onderzoek gedaan. Hiermee proberen we steeds meer te weten te komen over de handelingen die in de bronstijd zijn uitgevoerd en de sociale processen die daaraan ten grondslag liggen.
Decennialang wordt hier al onderzoek gedaan naar het indrukwekkende cultuurlandschap uit de Bronstijd. In het voorjaar van 2018 werd ten zuidwesten van het dorp Grootebroek een groot terrein gereedgemaakt voor nieuwbouw. Vooronderzoek had aangetoond dat hier, direct onder de bouwvoor, een nederzettingsterrein uit de Midden-Bronstijd (circa 1500-1100 voor Chr.) lag. Vooruitlopend op het bouwrijp maken van de nieuwbouw wijk zou de bouwvoor worden afgegraven en afgevoerd,
waardoor voor archeologen een unieke situatie ontstond: een opgravingsput met een oppervlak van 4 hectare! Dit bood enerzijds
de mogelijkheid om heel gericht onderzoek te doen naar enkele onderdelen van een nederzettingsterrein. Anderzijds was het
mogelijk het afgraven zo in te plannen dat we in de meivakantie het terrein samen met omwonenden konden onderzoeken. Het onderzoek werd uitgevoerd door archeologen van ADC ArcheoProjecten en Archol BV.
Opperdoes, een geliefde plek. Het was hier kennelijk goed toeven, nergens anders in West-Friesland heeft men, voor zover we weten, in de late prehistorie zo lang gewoond. De analyse van de vondsten, de sporen en uitgebreid 14C-onderzoek laat zien dat men hier zo’n 1500 jaar heeft geleefd. Dat begon ergens aan het begin van de Midden-Bronstijd, omstreeks 1700 v. Chr. Tijdens beide opgravingen zijn enkele kleine scherven wikkeldraadaardewerk gevonden, dat in deze periode in omloop was. Dateringen verkregen uit 14C-onderzoek op een terrein direct naast Opperdoes-Zuid bevestigen aanwezigheid van mensen hier in deze periode. We hebben echter nog weinig greep op de aard van de activiteiten in deze periode en de inrichting van de nederzettingen. Duidelijk is wel dat men rijen van kuilen groef. Ook werd in Opperdoes-Zuid een bijzondere huisplattegrond ontdekt. De ruim 20 meter lange boerderij hoort mogelijk tot deze vroege bewoningsfase en is daarmee de oudste bronstijdplattegrond uit West-Friesland.
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de tweede helft van de Midden-Bronstijd, tussen ca. 1600 en 1100 v. Chr., een dichtbevolkt gebied. Vrijwel de hele regio lijkt in deze periode op een zeker moment in cultuur te zijn gebracht, met een uitgestrekte verkaveling, akkers en greppels, boerderijen en grafheuvels verspreid in het land. Vreemd genoeg zijn nu juist bij de beide opgravingen waar dit rapport over gaat weinig aanwijzingen voor bewoning in deze periode gevonden. Slechts enkele lange greppels en mogelijk wat ronde kringgreppels laten zien dat de woongronden zich buiten de opgravingsgrenzen bevinden.
Aan het einde van de Midden-Bronstijd en begin van de Late Bronstijd, tussen ca. 1200 en 1000 v. Chr. wordt het steeds natter in de regio. Het lijkt erop dat de bewoning in oostelijk West-Friesland afneemt, maar recent onderzoek laat zien dat ook toen nog uitgestrekte verkavelingen voorkomen. In Opperdoes-Noord worden in deze periode enkele huisplaatsen ingericht. Bijzonder is dat de huisplaatsen worden omgeven door een greppelsysteem dat vrij strak om de boerderijen heen is gegraven. Dit systeem is langere tijd onderhouden, getuige de vele greppels die deel uitmaken van de omgreppeling. Het was niet mogelijk vast te stellen hoe de opeenvolging van de boerderijen was. De vraag is bijvoorbeeld of we te maken hebben met een huishouden dat de nieuwe boerderij steeds iets verplaatste of dat er meerdere gelijktijdige boerderijen waren, een nederzetting dus. Dat laatste lijkt wel het meest aannemelijk. Duidelijk is dat men graag op dezelfde plaats bleef wonen. Op één huisplaats zijn bijvoorbeeld twee opeenvolgende boerderijen aangetroffen. De bewoners van de nieuwe boerderij moeten dus sterk verbonden zijn geweest met die van de oude boerderij; het waren waarschijnlijk dezelfde mensen of familieleden.
In de Late Bronstijd, tussen 1000 en 800 v. Chr., worden op beide terreinen huisplaatsen ingericht. Hiervan resteren in Opperdoes-Noord alleen greppels, maar in Opperdoes-Zuid zijn binnen een indrukwekkende omgreppeling sporen van twee boerderijen teruggevonden. Dat is heel bijzonder omdat boerderijen uit deze periode tot nog toe zelden zijn aangetroffen.
Na de bewoning aan het einde van de Late Bronstijd lijkt het gebied enige generaties onbewoond te zijn. Maar al vrij snel worden beide terreinen in de Vroege IJzertijd weer bezocht. Op basis van de stijl van het aardewerk gaan we ervan uit dat deze mensen uit het noordwesten komen (Wieringen & Texel). Over de exacte aard van de aanwezigheid tasten we nog in het duister. Men heeft in de buurt van het opgegraven areaal gewoond, daarop wijst onder meer een fors bijgebouw in Opperdoes-Zuid en de vele kuilen en diepe waterputten die op beide terreinen zijn teruggevonden. Na deze bewoningsfase in de Vroege IJzertijd bleef het gebied lange tijd onbewoond, vermoedelijk speelden de natte omstandigheden hierin een belangrijke rol.
Enkele eeuwen later, zo rond 200 v. Chr., wordt het gebied weer ontdekt door gemeenschappen die op basis van aardewerkstijl vermoedelijk afkomstig zijn uit de noordelijke kustregio (Wieringen, Texel & Westergo). De omgeving van Opperdoes is nog steeds waterrijk, maar op de goed ontwaterde hoogte van Opperdoes was het kennelijk goed toeven. Vanaf dit moment zien we dat het gebied op grote schaal in cultuur wordt gebracht. Door lange smalle greppels worden omvangrijke terreinen opgedeeld en binnen deze verkaveling liggen diverse huisplaatsen. Twee erven met boerderijen zijn in Opperdoes-Zuid onderzocht, in Opperdoes-Noord zijn sporen van boerderijen door latere egalisaties verdwenen maar de greppelsystemen geven een aardig beeld van de inrichting van het nederzettingsterrein. Eén van de erven van Opperdoes-Zuid is heel goed bewaard gebleven. De ongeveer 17 meter lange boerderij bevindt zich in een verkaveld landschap met diverse kleine gebouwstructuren. Het geeft een aardig beeld van een boerengemeenschap die het gebied rond Opperdoes (weer) heeft ontdekt. In de Late IJzertijd heeft men het hier nog enkele generaties uitgehouden. Vermoedelijk in de laatste eeuw voor het begin van de jaartelling wordt het hier ook echt te nat om in het bestaan te voorzien, en zoekt men hogere gronden op elders in het land. Pas vanaf de 7e eeuw wordt het gebied rond Opperdoes en Medemblik weer toegankelijk om zich te vestigen.
De opgravingen van Opperdoes leveren belangrijke nieuwe inzichten op over het leven van laat-prehistorische gemeenschappen in een dynamisch milieu. Vanaf het begin van de Midden-Bronstijd tot in de Late IJzertijd vestigen zich hier boerengemeenschappen die voornamelijk leefden van veeteelt en akkerbouw. De veestapel werd gedomineerd door runderen. Deze leverden onder meer vlees, melk en trekkracht. Ook de botten werden soms gebruikt, zoals een schouderblad uit Opperdoes-Zuid laat zien. Slijtagesporen wijzen op het gebruik als schep of hak. Jacht, visserij en het verzamelen van vruchten speelden gedurende de hele late prehistorie ook nog een belangrijke rol in de bestaanswijze. Daarop wijzen de vondsten uit diverse perioden, zoals geweifragmenten van hert en botten van bijvoorbeeld eland en bever. Spectaculair is de vondst van de twee onderkaken en een tand uit de bovenkaak van een bruine beer.
In het waterrijke gebied van Opperdoes waren vaartuigen een belangrijk vervoermiddel, boomstamboten zullen er in overvloed zijn geweest. Hiermee werden ook diverse materialen geïmporteerd, zoals de vele stenen werktuigen die in de nederzettingen zijn teruggevonden. De gemeenschappen importeerden natuursteen uit andere regio’s, waaronder grote zware maalstenen. Van de gevonden maalstenen uit de Late IJzertijd weten we dat ze uit Duitsland afkomstig waren.
De lange bewoningsgeschiedenis van Opperdoes en de plaatsvastheid van de boerengemeenschappen, laten zien dat deze regio in de late prehistorie een geliefde plek was.