mess
Niet te verwarren met: mes |
- mess
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘officiers- en onderofficierseetzaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1835 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mess | messes |
verkleinwoord | - | - |
de mess m
- Het woord mess staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mess" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mess" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mess op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mess | messes |
mess