spin
- spin
- [A] van Middelnederlands spinne, in de betekenis van ‘spinachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2][3]
- [B] van Engels spin, in de betekenis van ‘tolbeweging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [4] [3]
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | spin | spinnen |
verkleinwoord | spinnetje | spinnetjes |
- (spinachtigen) geleedpotig dier met acht poten uit de orde Araneae , dat met speciale klieren een web maakt, waarin prooien worden gevangen
- ▸ Ik aarzelde even, vanwege alle muggen, spinnen en slangen maar was snel om.[5]
- (gereedschap) snelbinder met vier of meer van een haak voorziene armen
- ▸ Wapperend onder de spin achterop de fietstassen drogen dunne materialen zo weer op.[6]
- (techniek) kruisvormige constructie bij windmolens voor het zelfzwichten en het bedienen van de remkleppen
- ▸ De vier trekstangen kwamen bij de askop samen en vormden daar een zwichtkruis of ‘spin’.[7]
-
[1] Een spin in haar web.
-
[2] Een spin voor op fiets.
-
[3] Een spin op een molen.
- [1] spinnenkop (oude spelling: spinnekop), spinnenkobbe (oude spelling: spinnekobbe), kobbe
- [3] gevlucht, zwichtkruis
met spin als tweede deel
- aardspin
- bananenspin
- bastaardspin
- bombardeerspin
- bosspin
- draaispin
- herfstspin
- huisspin
- jachtspin
- kameleonspin
- kamerspin
- kogelspin
- koppespin
- krabspin
- kruisspin
- labyrintspin
- rolspin
- springspin
- suikerspin
- tijgerspin
- trechterspin
- valdeurspin
- vogelspin
- waterspin
- wespspin
- wolfspin
- zakspin
- zeespin
- zweepspin
met spin als eerste deel
- spin in het web
belangrijk persoon om wie alles en iedereen draait, spilfiguur
1. geleedpotig dier met acht poten
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | spin | spins |
verkleinwoord | - | - |
[B] de spin m
- (natuurkunde) snelle, draaiende beweging om een as
- De spin van een elektron.
- (dans) bepaalde draaiende figuur bij het dansen
- ▸ Spins worden op de plaats uitgevoerd. Bij ‘Spins met Taps’ heb je 2 of meer spins achter elkaar waarbij een Tap met de andere voet tussen de spins door wordt gebruikt om evenwicht te behouden.[8]
-
[1] De spin van een elektron.
-
[2] Een 'spin bij het dansen.
vervoeging van |
---|
spinnen |
spin
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spinnen
- Ik spin.
- gebiedende wijs van spinnen
- Spin!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spinnen
- Spin je?
met spin als eerste deel
- Het woord spin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spin" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ spin(dier) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 "spin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spin (tolbeweging) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Op reis met de fiets”, Kiind
- ↑ “Molenhof te Rodenborg”, Inventaris Onroerend Erfgoed
- ↑ Weblink bron “De BESTE Spintechnieken voor Salsa Dansen!”, supersalsa.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to spin |
he/she/it | spins |
verleden tijd | span spun |
voltooid deelwoord |
span spun |
onvoltooid deelwoord |
spinning |
gebiedende wijs | spin |
spin
- ergatief tollen, (snel) draaien
- overgankelijk spinnen (van draden)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
spin | spins |
spin
- spin
- Leenwoord uit het Engels
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
spin | le spin | spins | les spins |
spin m
- (natuurkunde) spin [1]