Alamodactylus
Alamodactylus Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Laat-Krijt | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||
| |||||||||||
Geslacht | |||||||||||
Alamodactylus Andres & Myers, 2013 | |||||||||||
Typesoort | |||||||||||
Alamodactylus byrdi | |||||||||||
|
Alamodactylus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, behorend tot de Pterodactyloidea dat leefde tijdens het Laat-Krijt in het gebied van het huidige Noord-Amerika.
Vondst en naamgeving
[bewerken | brontekst bewerken]In het begin van de eenentwintigste eeuw reed dakdekker en amateurpaleontoloog Gary Byrd door Collin County, Texas, toen hem opviel dat in een nieuwbouwwijk onder een weg twee duikers waren aangelegd. Het talud daarvan onderzoekend, vond hij eerst een paar visfossielen en daarna een, veel zeldzamer, fossiel van een pterosauriër. Na het zelf verwijderd te hebben, schonk hij het pterosauriërspecimen aan paleontologen Louis Jacobs en Dale Winkler die het toevoegden aan het Shuler Museum of Paleontology, onderdeel van de Southern Methodist University.
In 2010 werd het fossiel beschreven door Timothy Myers die het toewees aan Pteranodon. Tijdens het samen met Brain Andres schrijven van een revisie van alle bekende Texaanse pterosauriërs, werd het Myers echter duidelijk dat de vondst een geheel nieuw taxon vertegenwoordigde. In 2013 benoemden en herbeschreven beiden de typesoort Alamodactylus byrdi. De geslachtsnaam combineert een verwijzing naar de Slag om de Alamo, als symbool van de Texaanse onafhankelijkheid, met een Oudgrieks δάκτυλος, daktylos, 'vinger', een gebruikelijk element in de namen van pterosauriërs. De soortaanduiding eert Byrd als de ontdekker.
Het holotype SMU 76476 is gevonden in een laag van de Atcoformatie die dateert uit het onderste Coniacien, ongeveer 89 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een linkervleugel. In 2010 werd het beschreven als omvattend het opperarmbeen, het onderste uiteinde van het vierde middenhandsbeen en het bovenste uiteinde van het eerste kootje van de vleugelvinger. In 2013 werden daar nog wat fragmenten aan toegevoegd: een bovenste linkersyncarpale, een kootje van de hand, vier taps toelopende stukken bot die uitsteeksels zouden kunnen zijn geweest van schedelbeenderen; een mogelijke kaakgewrichtsknobbel van het rechterquadratum en vier mogelijke verbeende pezen. Alle botten zijn sterk platgedrukt.
Beschrijving
[bewerken | brontekst bewerken]Alamodactylus is een midelgrote pterosauriër. De vleugelspanwijdte is in 2010 geschat op drieënhalf à vier meter.
De beschrijvers wisten in 2013 enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. Drie daarvan zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. Er bevindt zich een kleine pneumatische opening in de onderzijde van de bovenkant van het opperarmbeen. De deltopectorale kam is aan het uiteinde richting vleugelspits gedraaid en is aan de kant van de romp dikker dan aan de kant van het vleugeluiteinde. Ter hoogte van het midden van de deltopectorale kam bevindt zich een aderkanaal op de middenlijn van de buitenzijde van de schacht van het opperarmbeen. Verder is er een unieke combinatie van op zich niet unieke eigenschappen: de schacht van het opperarmbeen is middenin ingesnoerd en het vlak van het onderste gewricht van het opperarmbeen heeft een D-vormige doorsnede.
De kop van het vijftien centimeter lange opperarmbeen heeft een halvemaanvormige doorsnede. Het bovenste gewrichtsvlak is asymmetrisch en zadelvormig. Aan de achterkant van de schacht loopt een opstaande kam naar beneden. De unieke pneumatische opening onder de kop is zeer klein en is gelegen op het punt waar de bases van kop en deltopectorale kam elkaar raken. Andere detailstructuren betreffen opvallende knobbeltjes die zich op de onderkant van het midden van de deltopectorale kam bevinden en op de buitenste zijkant van de schacht ter hoogte van de onderrand van de deltopectorale kam. Het gaat hier vermoedelijk om aanhechtingspunten voor respectievelijk de musculus teres major en de musculus pectoralis major.
De deltopectorale kam is hoog geplaatst en beslaat ongeveer 35% van de schachtlengte. Onder de insnoering van de schacht bevindt zich een korte verruwing aan de achterkant die vermoedelijk de oorsprong is van de musculus biceps brachii[1]. Het onderste uiteinde van de schacht is vrij sterk verbreed. De ondersteunende beenstijl van de buitenste gewrichtsknobbel, die contact maakt met de ellepijp, loopt over in een stevige voorste hoek die in het midden een opvallende uitholling heeft. Volgens Myers heeft de binnenste gewrichtsknobbel, die door compressie niet waarneembaar is, ongeveer dezelfde structuur, wat dan een vierkant, D-vormig, uiteinde oplevert in plaats van de driehoekige doorsnede die veel taxa kenmerkt.
Fylogenie
[bewerken | brontekst bewerken]In 2010 werd het specimen, als zijnde toegewezen aan Pteranodon, gezien als in de Pteranodontidae geplaatst. In 2013 wees een exacte kladistische analyse uit dat Alamosaurus basaal in de Pteranodontia geplaatst was, buiten de Pteranodontoidea.
De positie van Alamodactylus in de stamboom wordt getoond door dit kladogram:
Pteranodontia |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
- Myers, T.S., 2010, "Earliest occurrence of the Pteranodontidae (Archosauria: Pterosauria) in North America: New material from the Austin Group of Texas", Journal of Paleontology 84(6): 1071–1081
- Andres, B. and Myers, T.S., 2013, "Lone Star Pterosaurs", Earth and Environmental Science Transactions of the Royal Society of Edinburgh, doi:10.1017/S1755691013000303
- ↑ In het Klassiek Latijn is het bracchii; brachii is een in het Neolatijn ingeburgerde spelfout