Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Naar inhoud springen

Overgewicht

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
BMI (Body Mass Index)

Van overgewicht (of dik zijn) is sprake als er een overschrijding is van het normale vetgehalte in het lichaam. Lichaamsgewicht en -lengte zijn niet meer in de juiste verhouding. Mensen met overgewicht hebben een Body Mass Index van 25 tot 30 kg/m², bij meer dan 30 spreekt men van ernstig overgewicht oftewel obesitas. In 2023 had naar schatting meer dan de helft van de volwassenen in Nederland overgewicht (waarvan 15% obesitas).[1]

Suikerhoudende frisdrank als een van de oorzaken van overgewicht.

De oorzaken van overgewicht zijn divers, maar meestal is er sprake van een onevenwichtige verhouding tussen energieverbruik en -opname.[2] Anders gezegd: onvoldoende lichaamsbeweging in combinatie met te veel en/of ongezond eten (zoals bijvoorbeeld gemaksvoedsel, ultrabewerkte voeding, te veel suiker en suikerrijke producten). Andere oorzaken kunnen onder andere zijn eetstoornissen, erfelijke aandoeningen, alcoholisme, medicijngebruik en bovenmatige stress.

Gevolgen voor de gezondheid

[bewerken | brontekst bewerken]

Overgewicht heeft vaak negatieve gevolgen voor de gezondheid. Er kan een verhoogd risico zijn op onder andere welvaartsziekten als hoge bloeddruk, diabetes type 2 (suikerziekte), bepaalde vormen van kanker en hart- en vaatziekten. Ook kan er bijvoorbeeld een hogere kans zijn op galstenen, rug- en gewrichtsproblemen en een verstoorde of onvoldoende slaap.[3]

Economische gevolgen

[bewerken | brontekst bewerken]

De gevolgen van overgewicht voor de economie zijn groot. Uit een onderzoek uit 2022 van onder andere de University of Maastricht bleek dat de totale kosten van overgewicht en obesitas samen bij volwassenen in Nederland ruim 79 miljard euro per jaar bedragen.[4] Verder blijkt in het algemeen dat hoe lager het inkomen, des te vaker overgewicht voorkomt.[5] De enige uitzondering is de laagste inkomensklasse, daar komt overgewicht minder vaak voor dan degenen in één inkomensklasse hoger.