Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Naar inhoud springen

Sardijns

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Talen, variëteiten en dialecten op Sardinië. Geel: de Sardijnse talen, linksboven Logudorees (src), rechtsboven Nuorees (src) en onder Campidanees (sro). Groen: drie Corsicaanse talen, Corso oltramontano (co), Gallurees (sdn) en Sassarees (sdc). Blauw: Catalaans (ca), roze Ligurisch (lij).

Het Sardijns of Sardisch is een taal die alleen op het Italiaanse eiland Sardinië gesproken wordt. Ongeveer 1,3 miljoen eilandbewoners, rond de 80% van de bevolking, gebruiken Sardijns en zijn meestal tweetalig Italiaans/Sardisch.

Meer dan het Italiaans en andere Romaanse talen heeft het Sardisch veel fonetische en grammaticale elementen van het Latijn bewaard. Over het algemeen wordt het beschouwd als conservatiefste van alle Romaanse talen, hoewel uit een statistisch onderzoek uit 2002 juist het Italiaans als conservatiever naar voren kwam[1].

Zo onderscheidt het Sardisch (of in elk geval de Logudorese variëteit) zich van alle andere Romaanse talen doordat de "c" voor "i" en "e" niet in een sis-klank is veranderd, maar nog steeds als "k" wordt uitgesproken, zoals in het klassieke Latijn.

Tweetalige borden (Sardisch-Italiaans) in Pula

Door een regionale wet van 1997 en een wet van de Italiaanse Republiek van 1999 werd het Sardisch officieel met het Italiaans gelijkgesteld, bijvoorbeeld als bestuurs- en onderwijstaal. In de praktijk krijgt het Italiaans in het openbare leven op Sardinië steeds meer de overhand. Veel sprekers beschouwen de taal nog steeds als "boers" en veel gemeenten willen bijvoorbeeld geen tweetalige straatnaamborden. De Unesco beschouwt het Sardisch als een met uitsterven bedreigde taal.

Variëteiten en dialecten

[bewerken | brontekst bewerken]
Tweetalig bord in Villasor

Het Sardijns is in twee tot vijf variëteiten of hoofddialecten verdeeld:

  • het Logudorees in een deel van het noorden van het eiland. Dit is de conservatiefste variëteit van het Sardijns.
  • het Nuorees in het oosten van het eiland wordt als overgangsvariëteit of dialect beschouwd. Het is echter meer aan het Logudorees dan aan het Campidanees verwant en wordt soms ook tot Logudorees gerekend.
  • het Campidanees in de zuidelijke helft van Sardinië. Deze variëteit is het meest door het Italiaans beïnvloed en is de meest gesproken Sardijnse variëteit.

Daarnaast worden er in het uiterste noorden van Sardinië nog twee variëteiten gesproken, die zeer nauw aan het Corsicaans verwant zijn. Sommigen beschouwen deze als een aparte taal die de overgang vormt van het Sardijns naar het Corsicaans, terwijl anderen ze als variëteiten van het Corsicaans zien. Dit zijn:

Naast bovengenoemde variëteiten wordt er in de noordwestelijke stad Alghero ook nog een Catalaanse variëteit gesproken, het Algherees.

Bijzonder opvallend aan het Sardisch is het bepaald lidwoord: anders dan andere Romaanse talen gebruikt men niet het Latijnse pronomen demonstrativum (aanwijzend voornaamwoord): ille, illa, illum (Nederlands: die, dat, daar bij hem/haar/het) (bijvoorbeeld Italiaans il/lo, la, Frans le, la, Spaans el, la), maar het pronomen determinativum (bepalend voornaamwoord): ipse, ipsa, ipsum (Nederlands: zelf, vanzelf; zelfs, alleen (al); juist, precies) (Sardisch su en sa). Het meervoud in het Sardisch wordt gevormd met -s (zoals in de West-Romaanse talen): sa domo > sas domos, su cane > sos canes.

In 2006 werden een standaardtaal en -spelling aangenomen door de plaatselijke regering, de Regione Autonoma della Sardegna, namelijk de Limba Sarda Comuna (LSC).[2]

Enkele woorden uit A.A.E. van der Geer: Woordenboek Nederlands-Sardijns / Ditzionariu Sardu-Olandesu, Talen Instituut Console, Leiden 1995 en uit Ditzionàriu in línia van de Regione Autònoma de Sardigna.[3]

Sardijns Nederlands
sa abba het water
arajoladu boos
su babbu de vader
sa bidda het dorp
su bidditzolu het dorp
caligunu, carchiúnu iemand
su caminu, sa contrada de weg
carchicosa iets
cuntentu blij
su cojuíu huwelijk
sa coperta het dak
su críu het kind
sa die de dag
(sa dí, de dag in het Campidanees)
sa domo het huis
ei ja
su fámene de honger
famídu hongerig
sa fémina de vrouw
sa fiza de dochter
su fizu de zoon
su frade de broer
illogu nergens
su libru het boek
sa màma de moeder
mancu niet
nemos niemand
no, nono nee
nudda niets
su ómine de man
su pane het brood
su parente het familielid, de verwante
su ponte de brug
su puddicínu de kip
sa oliba de olijf
sa sorre de zus
tottu iedereen
sa vida het leven
su vinu de wijn
sa zaja de grootmoeder, de oma
su zaju de grootvader, de opa
[bewerken | brontekst bewerken]
Zoek Sardisch op in het WikiWoordenboek.
Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Sardu op de meertalige Wikisource.