Tronen
Tronen (Grieks: θρόνοι, thronoi), ofanim (Hebreeuws: אוֹפַנִּים ’ōphannīm, "wielen") of galgallim (Hebreeuws: גַּלְגַּלִּים, galgallim, "sferen", "wielen", "wervelwinden") zijn in joodse en christelijke literatuur hemelse wezens. In de joodse literatuur domineert de beschrijving als grote wielen of "veelogigen", in de christelijke literatuur als tronen.
Jodendom
[bewerken | brontekst bewerken]In de Hebreeuwse Bijbel komen de termen voor deze "wielen" voor in het visioen van Ezechiël (Ezechiël 1:15-21). Een van de Dode Zee-rollen (4Q405) interpreteert hen als engelen. Late delen van 1 Henoch beelden hen af als een klasse van hemelse wezens die nooit slapen, maar Gods troon bewaken (1 Henoch 61:10) en gebruiken een opsomming die bepalend lijkt te zijn voor de latere hiërarchie in het christendom:
... rondom waren serafim, cherubim en ofanim.
— 1 Henoch 71:7
Deze "wielen" worden soms geïdentificeerd met die in het visioen van Daniël:
Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam. ... Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur.
— Daniël 7:9
Het late boek 2 Henoch verwijst naar hen als "veelogigen" (2 Henoch 20:1; 21:1).
Christendom
[bewerken | brontekst bewerken]In het Nieuwe Testament is vooral de vermelding in de hymne in Kolossenzen 1:16 belangrijk:
In [Jezus] is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten [letterlijk: "tronen"] en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen.
Hierin wordt een parallel gezien met 1 Petrus 3:21,22:
de opstanding van Jezus Christus, die de hemel is binnengegaan en nu aan Gods rechterhand zit, terwijl de engelen, machten en krachten aan hem onderworpen zijn.
Sinds Pseudo-Dionysius worden tronen in het christendom beschouwd als derde orde van de hoogste sfeer of koor van engelen, na de serafs en cherubs.[1] Deze visie werd geaccepteerd door Thomas van Aquino en de Rooms-Katholieke Kerk.[2]
- ↑ Pseudo-Dionysius: De hierarchia coelesti ("Over de hemelse hiërarchie"), hoofdstuk 7.
- ↑ The Nine Choirs of Angels op catholic.org