Brugs

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Brugs    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• Brugs

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van Brugge met het achtervoegsel -s

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	Brugs	Brugser	Brugst
verbogen	Brugse	Brugsere	Brugste
partitief	Brugs	Brugsers	-

Bijvoeglijk naamwoord

Brugs

1. (demoniem) op Brugge betrekking hebbend

Verwante begrippen

Demoniemen bij Brugge in het Nederlands
inwoner: Bruggeling • inwoonster: Brugse • bijvoeglijk: Brugs

Vertalingen

    1.   

Frans: brugeois (fr)

Latijn: Brugensis (la)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord Brugs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.