doedel
Uiterlijk
- doe·del
vervoeging van |
---|
doedelen |
doedel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doedelen
- Ik doedel.
- gebiedende wijs van doedelen
- Doedel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doedelen
- Doedel je?
- Het woord doedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doedel" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be