eerbaar
Uiterlijk
- eer·baar
- Naamwoord van handeling van eren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eerbaar | eerbaarder | eerbaarst |
verbogen | eerbare | eerbaardere | eerbaarste |
partitief | eerbaars | eerbaarders | - |
eerbaar
- wat eer heeft
- Welk kostuum had hij dan wel aanvaardbaar gevonden? ‘De roetveegpiet was wel maatschappelijk aanvaard geweest’, besluit Van Bellingen. ‘Het is een eerbaar compromis in deze fase van de discussie waar wij ons in kunnen vinden. We willen graag nog verder gaan, maar beseffen dat dit een proces is dat niet van vandaag op morgen kan worden doorgevoerd. Je kan perfect een kinderfeest geven met Zwarte Piet als roetveger, zodat niemand zich aangevallen moet voelen.’ [1]
- Het woord eerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eerbaar" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tina Boeykens De Standaard / NRC 8 december 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be