good

Engels

Uitspraak

• Geluid:  good (US)    (hulp, bestand)
• IPA: /ɡʊd/
• SAMPA: /gUd/

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Middelengelse god.

stellend	vergrotend	overtreffend
good	better	best

Bijvoeglijk naamwoord

good

1. goed
2. aangenaam
3. geschikt
4. bekwaam

Bijwoord

good

1. (spreektaal) goed

   «He swims pretty good.»

   Hij zwemt vrij goed.

Synoniemen

• fine, righteous, capable, competent, kind

Uitdrukkingen en gezegden

• good luck
  • veel geluk
• good to go
  • klaar om te vertrekken
• no good
  • niet nuttig of effectief
• to be in good hands
  • veilig zijn
• to be up to no good
  • iets slechts doen
• for the good of
  • voor het voordeel van
• to put in a good word for someone
  • iets positiefs over iemand zeggen
• (all) well and good
  • goed, gewenst
• for good
  • voor eeuwig
• to make good on
  • een belofte houden
  • een schuld terugbetalen
• in good time
  • zonder risico om laat te zijn

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Bijvoeglijk naamwoord

good

1. (spreektaal) goed

   «Si on arrive à se qualifier en quart de finale, c’est good!»

   Als we het halen tot de kwartfinale is dat heel goed!

Limburgs

Uitspraak

• IPA: /ɣoːd/ (Etsbergs)

verbuiging
stellend	vergrotend	overtreffend
good /ˈɣoːd/	baeter /ˈbæːtɐ(r)/	bès /ˈbɪs/
	volledig

Bijvoeglijk naamwoord

good

1. goed