hear
Uiterlijk
- Geluid: hear (VK) (hulp, bestand)
- Geluid: hear (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /hɪə(ɹ)/ (VK)
- IPA: /hiːɹ/ (VS)
- erfwoord afkomstig van Middelengels heren, Angelsaksisch hīeran. Verder van Wst-Germaans *hauʀijan, Proto-Germaans *hauzijaną, Indo-Europees *h₂ḱh₂owsyéti.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hear |
he/she/it | hears |
verleden tijd | heard |
voltooid deelwoord |
heard |
onvoltooid deelwoord |
hearing |
gebiedende wijs | hear |
hear
- onovergankelijk horen [1]
- overgankelijk aanhoren, luisteren naar
- overgankelijk te weten komen
- onovergankelijk ~ from door iemand benaderd worden, van iemand iets vernemen
- overgankelijk, (informeel) zich in iemand kunnen inleven