hologig
Uiterlijk
- hol·ogig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hologig | hologiger | hologigst |
verbogen | hologige | hologigere | hologigste |
partitief | hologigs | hologigers | - |
hologig [1]
- met diepliggende ogen
- ▸ Ik staarde ze een tijdje hologig aan. Toen wist ik maar één antwoord.
"Vraag dat maar aan je vader."[2]
- ▸ Ik staarde ze een tijdje hologig aan. Toen wist ik maar één antwoord.
1. met diepliggende ogen
- Het woord hologig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hologig" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Seksen papa en jij weleens?'”, Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be