ingenieurs
Uiterlijk
- Geluid: ingenieurs (hulp, bestand)
- in·ge·ni·eurs
de ingenieurs mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ingenieur
- ▸ Wij ingenieurs tekenden en rekenden, de spoorwegarbeiders bouwden.[1]
- Het woord ingenieurs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691