onschadelijk
Uiterlijk
- on·scha·de·lijk
- Afgeleid van schadelijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onschadelijk | onschadelijker | onschadelijkst |
verbogen | onschadelijke | onschadelijkere | onschadelijkste |
partitief | onschadelijks | onschadelijkers | - |
onschadelijk
- geen schade berokkenend, ongevaarlijk
- Het werd bespoten met een onschadelijke oplossing.
- Nemo vond het een zielig gezicht en hij had zich afgevraagd of er geen andere oplossing was voor de opstandelingen. Maar de aanvoerders hadden hem verzekerd dat zij wel zouden zorgen voor een verdere behandeling van de nu onschadelijke vijand. [1]
- ▸ Eerder andersom, het zou van ons een primaire bedreiging maken die ten koste van alles onschadelijk moest worden gemaakt.[2]
- Het woord onschadelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onschadelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 106
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be