sectoraal
- sec·to·raal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sectoraal | sectoraler | sectoraalst |
verbogen | sectorale | sectoralere | sectoraalste |
partitief | sectoraals | sectoralers | - |
sectoraal
- verdeeld in een beperkt aantal gelijksoortige delen
- van of voor een afdeling van organisatie
- (onderwijs) van of voor een geheel van verwante studierichtingen
- (overheid) van of voor een geheel van verwante beleidsterreinen
- (economie) van of voor een bepaalde globale categorie bedrijvigheid, bestaande uit een of meer grote bedrijfstakken
- (techniek) (van antennes) werkend in een richting die ongeveer een zesde (60 graden) van de horizon rondom beslaat
- Het woord sectoraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sectoraal" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 84 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %