veinzen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  veinzen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• vein·zen

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘huichelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
veinzen	veinsde	geveinsd
zwak -d	volledig

Werkwoord

veinzen

1. inergatief zich onecht voordoen, iemand in de waan trachten te brengen

   • Hij veinsde er niets mee te maken te hebben, ook al was hij de voornaamste boosdoener. 

2. overgankelijk voorwenden, valselijk doen blijken

   • Hij veinsde een lachje 

Synoniemen

• fingeren, simuleren, voorgeven, huichelen

Verwante begrippen

• doen alsof

Hyponiemen

• ontveinzen

Afgeleide begrippen

• geveins, veinsster, veinzer, veinzerij

Vertalingen

    1. zich onecht voordoen   

Duits: vorgeben (de), tun (als ob) (de), heucheln (de) Engels: pretend (en), simulate (en), feign (en)

Frans: feindre (fr), simuler (fr) Spaans: fingir (es), disimular (es), aparentar (es)

Gangbaarheid

• Het woord veinzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "veinzen" herkend door:

96 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.