verzadigd
Uiterlijk
- ver·za·digd
- vervoeging van verzadigen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van: | verzadigen… |
verbogen vorm: | verzadigde |
verzadigd
- voltooid deelwoord van verzadigen
stellend | |
---|---|
onverbogen | verzadigd |
verbogen | verzadigde |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
verzadigd
- genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of te veel van heeft (b.v. gegeten)
- alles opgenomen hebbend wat mogelijk is (b.v. water in een spons)
- (scheikunde) met een enkelvoudige C-C binding tussen twee C-atomen in een molecule
- (natuurkunde) zoveel opgeloste stof bevattend als onder de omstandigheden (temperatuur) mogelijk is in een vloeistof of gas
- (natuurkunde) (van kleuren): geen wit gemengd hebbend bij een spectraalkleur
- Het woord verzadigd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzadigd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voltooid deelwoord met alleen -d
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Scheikunde in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %