vollen
Uiterlijk
- vol·len
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wol bewerken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vollen |
volde |
gevold |
zwak -d | volledig |
vollen
- overgankelijk het maken van vilt door langdurig de wol te slaan
- De wol werd gevold en geruwd aan beide zijden.
- Het woord vollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vollen" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vollen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 34 %
- Prevalentie Vlaanderen 25 %