Hanneke Nap, Iris van der Zande, Eelco Kramer, Gonda van den Heuvel*
Onder de huid van Zwarte Piet
(Schrik)figuren rond het Sint-Nicolaasfeest in de negentiende eeuw
Under Black Pete’s skin
Dark figures around the nineteenth-century Feast of Saint Nicholas
The Dutch debate surrounding Black Pete (Zwarte Piet) has become deeply polarized. Proponents as well as opponents of the black assistant of Saint Nicholas base their opinions on his assumed origin. While supporters of Black Pete believe that he originated from pre-Christian traditions, the anti-Black Pete camp
is convinced he can be traced back to a world of slavery and racism. This article
shows that the present figure of Black Pete is a nineteenth-century amalgamation
of different types and traditions. This means that Black Pete cannot be reduced to
a single, unambiguous meaning. Therefore, the answer to the question concerning his identity and his alleged racist character must be found in his reception
rather than his origin.
I
n 2014 werd de Zwarte Pietendiscussie door filosoof Hans Schnitzler beschreven als ‘een ideologische en maatschappelijke splijtzwam’.1 Het debat is, met
andere woorden, sterk gepolariseerd geraakt. Zowel voor- als tegenstanders van
Zwarte Piet baseren hun standpunt op zijn oorsprong. Volgens voorstanders gaat
die oorsprong terug tot voorchristelijke tradities, terwijl tegenstanders beweren
dat de knecht voortkomt uit een wereldbeeld van racisme en slavernij.
Verschillende onderzoekers hebben gepoogd om een bevredigend antwoord te
*
1
Dit artikel is voortgekomen uit een samenwerking tussen de auteurs die, als Stichting
Marges, in opdracht van de gemeenten Maassluis (2016) en Dongeradeel (2017) de tentoonstelling Wie komt er alle jaren? Van bisschop tot boeman hebben ontwikkeld. De auteurs willen alle leden van de klankbordgroep bedanken voor hun inbreng omtrent het
onderzoek dat verricht is om deze tentoonstelling te kunnen realiseren. De auteurs bedanken dr. John Helsloot in het bijzonder voor zijn behulpzame commentaren tijdens
het schrijven van dit artikel.
Hans Schnitzler, ‘De dode hoek van de Zwarte Piet-discussie’, Sociale Vraagstukken, 4 december 2014, https://www.socialevraagstukken.nl/de-dode-hoek-van-de-zwarte-pietdiscussie.
Guest (guest)
161
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
162
formuleren op de vraag naar de herkomst van Zwarte Piet.2 In publicaties wordt
zijn ‘geboorte’ vaak teruggevoerd op het boek Sint Nikolaas en zijn knecht van Jan
Schenkman uit 1850.3 Kunsthistorica Eugenie Boer-Dirks meent dat Schenkman,
of zijn illustrator, voor het personage van Zwarte Piet werd geïnspireerd door
schilderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw waarop zwarte pages te zien
zijn.4 Ook prenthistoricus Nico Boerma merkt op dat de zwarte knecht pas met de
publicatie van Schenkman zijn intrede deed, omdat hij niet voorkomt op volksprenten die zijn uitgegeven vóór 1850.5
Het Sint en Pietengilde meent daarentegen dat Zwarte Piet niet door Schenkman werd bedacht, maar een voortzetting is van een diversiteit aan zwarte klazen
die vóór 1850 als boeman langs de huizen gingen.6 Journalist Arnold-Jan Scheer
laat in zijn boek Zwarte Sinterklazen zien dat het zwart maken van het gezicht
deel uitmaakt van verschillende midwinterrituelen die door heel Europa te vinden zijn. Zwarte Piet is volgens hem een oeroud en gelaagd archetype dat zijn oorsprong vindt in Germaanse tradities.7 Etnoloog John Helsloot beaamt dat er nauwe relaties bestaan tussen de kleur zwart en Sint-Nicolaas en acht het mogelijk dat
de knecht van Schenkman de rol en kleur van Sinterklaas als boeman overnam.
Daarnaast vindt hij ook Boer-Dirks’ verklaring, dat Schenkman inspiratie vond in
de schilderkunst en zwarte bedienden tot voorbeeld nam, aannemelijk.8
Alex van Stipriaan betoogt dat Zwarte Piet als verwijzing naar ‘zwarte mensen’
vanaf het midden van de negentiende eeuw structureel wordt en stelt dat de don-
2
3
4
5
6
7
8
Jop Euwijk en Frank Rensen geven in hun boek over Zwarte Piet een heldere samenvatting van de verschillende standpunten. Jop Euwijk en Frank Rensen, De identiteitscrisis
van Zwarte Piet (Amsterdam: Atlas, 2017).
Frits Booy, Het verhaal van Zwarte Piet. Geschiedenis en betekenis (Utrecht: Nederlands
Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, 2014), 5.
Eugenie Boer-Dirks, ‘Nieuw licht op Zwarte Piet. Een kunsthistorisch antwoord op de
vraag naar de herkomst van Zwarte Piet’, Volkskundig bulletin 9, nr. 1 (1993): 11.
In 1880 wordt de zwarte knecht van Sint-Nicolaas genoemd op een prent van Olivier Pinot, ‘Nouvelle imagerie d’Epinal nummer 509’ (ca. 1880). Dit betreft een Nederlandse
reproductie van een Franse centsprent. De kinderschrik is hier een verbeelding van
Père Fouettard of ‘Vader Geselaar’: de helper van Sint-Nicolaas in Frankrijk. Hoewel de
knecht geen donker gelaat heeft, wordt hij wel zo aangeduid. Onder de eerste afbeelding staat namelijk: ‘Zuster! Hoort gij de schel van de zwarte knecht van St-Nicolaas?
Hij komt, om te vernemen of gij wel zoet zijn geweest, kniel spoedig neder’. Nico Boerma e.a., Kinderprenten, volksprenten, centsprenten, schoolprenten. Populaire grafiek in
de Nederlanden, 1650-1950 (Nijmegen: Vantilt, 2014), 439.
Het Sint en Pietengilde, ‘Zwarte Klaas is Zwarte Piet’, geraadpleegd op 29 december 2017,
http://sintenpietengilde.nl/wp-content/uploads/2016/10/Zwarte-Klaas-is-Zwarte-Piet.
pdf.
Arnold-Jan Scheer, Zwarte Sinterklazen. Over pieten en ander heidens volk (Breda: Papieren Tijger, 2014), 8. Zie ook de documentaire: Wild geraas, geregisseerd en geschreven door Arnold-Jan Scheer (Kolmio, 2016), dvd.
John Helsloot, ‘De ambivalente boodschap van de eerste “Zwarte Piet” (1850)’, in De
kleine Olympus. Over enkele figuren uit de alledaagse mythologie, red. Evelien Doelman
en John Helsloot (Amsterdam: Aksant, 2008), 93, 96.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
kere schrikfiguur werd vervangen door het beeld van de getemde zwarte mens.9
De naamloze knecht uit Schenkmans boek werd volgens de historicus gemodelleerd naar een tot slaafgemaakte jongen. ‘Op het moment dat Zwarte Piet als
zwarte, menselijke, knecht aan het ritueel wordt toegevoegd […] is Nederland nog
volop een slavenhoudende natie en is de voornaamste ervaring van Nederlanders
met zwarte mensen die van een relatie van meester-slaaf.’10 Volgens historisch
letterkundige Marleen de Vries heeft Zwarte Piet niets met slavernij te maken. De
knecht in Schenkmans verhaal is volgens haar geen representatie van een donkere slaaf, maar van een vrije Saraceen, Moor of Arabier, die vanwege Sint-Nicolaas’
vermeende herkomst uit Spanje aan het Sinterklaasverhaal werd toegevoegd.11
De verschillende visies op de ontstaansgeschiedenis van Zwarte Piet worden
door zowel voor- als tegenstanders als middel ingezet om de discussie over de vermeende raciale karikatuur te beslechten. In de veronderstelling dat in zijn oorsprong het antwoord ligt op de vraag of Zwarte Piet racistisch is of niet, worden figuren waarmee hij geassocieerd kan worden regelmatig uit hun verband getrokken om een definitieve en eenduidige identiteit te bepalen. Deze benadering blijkt
een doodlopende weg voor het huidige debat en is daarnaast historisch onverantwoord. Het personage van Zwarte Piet kan niet tot één betekenis worden gereduceerd, omdat het is opgebouwd uit diverse beeld- en verhaaltradities. Hoe die
beeld- en verhaaltradities in het verleden precies vervlochten zijn geraakt, is nog
grotendeels een open vraag. Wel weten we dat de negentiende eeuw hierin een
cruciale periode is geweest. Om het debat verder te helpen, brengen we hier met
behulp van zowel tekstuele als visuele bronnen het web van verschillende personages en tradities in kaart die ten grondslag liggen aan de huidige figuur van
Zwarte Piet.
Sinterklaas: Bullebak en Zwarte Man
De zoektocht naar de wortels van Zwarte Piet begint bij Sinterklaas. De verschijning van de goedheiligman was aan het einde van de achttiende eeuw onderwerp
van felle kritiek. Op veel plaatsen trad hij namelijk niet op als een statige bisschop,
maar als een kinderschrik die met zwart gelaat en het geraas van kettingen de
kleintjes de stuipen op het lijf moest jagen. ‘De arme schaapen van kinderen op
Alex van Stipriaan, Een cultuurhistorisch perspectief op Zwarte Piet. Repliek voor de
Raad van State op de argumenten van Het Pietengilde over de Pieten-kwestie in de Amsterdamse Sinterklaasintocht en de eerdere uitspraak van de rechtbank daarover (Rotterdam: NiNsee, 2014), 7, 8.
10 Ibidem, 8.
11 Marleen de Vries, ‘Kom je aan Sint of Piet, dan kom je aan integriteit van de opvoeder’,
De Volkskrant, 24 oktober 2013, https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/-kom-jeaan-sint-of-piet-dan-kom-je-aan-integriteit-van-de-opvoeder-~b7e58c6c.
9
Guest (guest)
163
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
Omslag van het prentenboek De Zwarte Man
van C. Broers-de Jonge
(Groningen: B. Jacobs, 191020). (Koninklijke Bibliotheek
Afb. 1
Den Haag)
164
sint Nikolaas avond en anders, zoo verschriklijk bang te maaken, is hier en in veele andere landen, een zeer algemeene, maar ook te gelyk een zeer wreedaartige
gewoonte’,12 schreef Mattheus Heyningen Bosch in 1797 in een tijdschrift van het
Groningse departement van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Heyningen
Bosch was niet de enige die zich klagend uitliet over de bangmakerij rond het Sinterklaasfeest. De auteur van de Volkomen apotheek, of Artzenijwinkel voor bange
kinderen uit 1815 laat de vader tegen zijn dochtertje Leentje zeggen: ‘Daarom is het
bangmaken van jonge kinderen, voor bullebakken, zwarte mannen, voor St. Nicolaas, of wat van die natuur meer zij hoogst berispelijk.’13
12 Mattheus Heyningen Bosch, ‘Iets in plaats eener inleiding. Over ’t bangmaaken der jonge kinderen op St. Nicolaas avond en by andere gelegenheden’, Weekblad voor den zoogenaamden gemeenen man 1 (1797): 5, 6.
13 Arend Fokke, Volkomen Apotheek of Artzenijwinkel voor bange kinderen (Amsterdam:
J. B. Elwe, 1815), 78.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
Sint-Nicolaas, hier in één adem genoemd met boemanfiguren als de Bullebak
en de Zwarte Man (afb. 1), werd in de negentiende eeuw dikwijls met deze personages vereenzelvigd. ‘En van een Zwarten man, die in den avond dan, den schoorsteen uit kwam rijden. Hij heette Sinterklaas’,14 is te lezen in een gedicht uit 1829.
Een artikel in een maandblad uit 1852 vermeldt over de traditie van het Sinterklaasfeest:
Maar het eigenlijke middenpunt van het feest was de Bullebak. Deze kwam reeds
den vorigen avond, schrikverwekkend uitgedost; onder luid geraas en ketengerammel vroeg hij met eene doffe stem naar het gedrag der kinderen, die uit al hun
magt voor hem dansten en zongen.15
Op sommige plaatsen gingen angstaanjagende sinterklazen zelfs in groepen de
deuren langs. Een bron uit 1802 verhaalt:
Men had, voor tijden, en heeft nog wel hier en daar, de kwade gewoonte, dat men,
op den dag, die aan eenen roomschen Heiligen, St. Nikolaas genaamd, gewijd
is, kerels verkleedde en zwart maakte, die dan dien Heiligen moesten verbeelden, met rammelende kettingen aan de huizen rond gingen en de kinderen bang
maakten.16
Deze ‘kerels’ werden doorgaans aangeduid als Zwarte Klazen. In Amsterdam gingen ze ‘onder groot rumoer, met schoorsteenkettingen rammelend op de straatkeien de buurten rond, bonsden op deuren en vensters en [riepen] met bullebakstem; “Synder ook quaje kyeren?”’17
Zwarte Sinterklazen: Duivel, Moriaan en schoorsteenveger
De zwarte sinterklazen die op Sint-Nicolaasavond verschenen, riepen associaties op met verschillende donkere figuren. Met de Zwarte Man en de Bullebak,
maar ook met de Duivel, Moren en schoorsteenvegers. De auteur Jan ter Gouw
beschrijft in 1871 een traditionele Sint-Nicolaasavond als volgt: ‘Sinterklaas verscheen in eigen persoon: zwart als de Koning van ’t Moorenland, brommende als
de Bullebak en rammelende met kettingen als Belzebub.’18 In zijn Volksvermaken
uit datzelfde jaar merkt hij over deze gewoonte op: ‘Het rammelen met kettingen
14 P. Hanou van Arum, De Nederlandsche kindervriend. In gedichtjes voor de welopgevoede
jeugd (Amsterdam: Schalekamp en van de Grampel, 1829), 74-75.
15 J.A.M. Mensinga, ‘Het St. Nicolaasfeest’, Het Leeskabinet. Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen 19 (1852): 196.
16 Magazijn van spreekwoorden en zedenspreuken, opgehelderd door voorbeelden en vertellingen, tot een leesboek voor de jeugd (Amsterdam: Willem van Vliet, 1802), 122.
17 ‘Ze piepen nog’, Rotterdamsch Nieuwsblad, 7 december 1896, 5.
18 Jan ter Gouw, De Oude Tijd (Haarlem: Kruseman en Tjeenk Willink, 1874), 324.
Guest (guest)
165
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
166
Afb. 2 Gravure uit Hans en de schoorsteenveger van Franz Graf von Pocci, K. Braun en
Fr. Schneider (München, ca. 1843). De schoorsteenveger wordt in dit vers in één adem
genoemd met de zwarte man. (Rijksmuseum Amsterdam, objectnummer rp-p-ob-201.292)
en bulderen als de bullebak zijn dingen, die eer een duivel dan een heilige passen,
en ten slotte was onze goede bisschop immers toch geen moriaan?’19
In de Westerse cultuur is de kleur zwart al eeuwen nauw verbonden met de
duivel, een connectie die in de negentiende eeuw nog steeds actueel is: ‘Zijne
kleur is in het algemeen zwart. Men denke bijv. aan het spreekw. de Duivel is zoo
zwart niet als men hem schildert, en aan zijne namen de Zwarte man en Zwarte Piet’, luidt een passage uit 1840 van predikant en hoogleraar Antonie Niermeyer.20 In een noot wijdt de auteur verder uit over de benaming ‘Zwarte Piet’ aan de
hand van het Zwarte Pietenspel, een kaartspel waarbij het gezicht van de verliezer
met een gebrande kurk zwart gemaakt werd: ‘naar dezen naam [van Zwarte Piet]
is [een] zeker kaartspel genoemd, één der kaarten draagt dien, waarschijnlijk met
zinspeling op deze benaming van den Duivel. Men denke ook aan het bovenvermelde zoo zwart als de nikker en de zwarte Nikker.’21
19 Jan ter Gouw, De Volksvermaken (Haarlem: Erven F. Bohn, 1871), 262.
20 Antonie Niermeyer, Verhandeling over het booze wezen in het bijgeloof onzer natie (Rotterdam: Wijnands, 1840), 46.
21 Ibidem.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
De zwarte Sint was met zijn donkere gedaante en vermeende gang door de
schoorsteen ook verbonden aan een andere schrikfiguur: de schoorsteenveger.
Een voorbeeld van zo’n vergelijking vinden we in 1848: ‘Wel jongen! daar kwam
hij [Sint Nicolaas] zoo zwart als een schoorsteenveger, met kettings omhangen,
bij ons in de kamer.’22 Schoorsteenvegers werden vanwege hun roetzwarte uiterlijk door kinderen als enge figuren ervaren. Een prent uit 1843 (afb. 2) toont een
schoorsteenveger die een ondeugend kind afrost met een roe. ‘De zwarte man
grijpt hem nu aan, en zoo gezegd, zoo gedaan, hij rost hem duchtig met de roe, en
zegt: “Neem op de koop dat toe.”’23
Het personage van de schoorsteenveger riep op zijn beurt associaties op met personen met een donkere huidskleur. De tekst bij een houtgravure van een schoorsteenveger in een kinderboek uit 1830 luidt: ‘[I]k ben leelijk als een moriaan, en klauter als een kat naar boven, zodat wie me op een dak zien staan, al ligt aan spooken
zou gelooven.’24 In een versje uit een ander kinderboek wordt hetzelfde verband
gelegd: ‘Wat is dat voor een man? ’k Ben er waarlijk bang voor. Hij maakt zo’n wonderlijk geluid, en kruipt den schoorsteen in en uit. ’k Geloof het is een moor.’25 In
een boekje uit 1841 wordt de schoorsteenveger zo beschreven: ‘Arme schoorsteenveger! Hoe ongelukkig staat zijn verachte naam onder al die heerlijkheden, zijn
nikkersgedaante – tusschen die schatten van het paradijs op aarde.’26 Het woord
‘nikker’ was oorspronkelijk een benaming voor een watergeest en komt in het Nederlands sinds 1828 voor in de zin van een man met een donkere huidskleur.27
Dat het fenomeen van de kinderschrik soms werd gekoppeld aan mensen met
een donkere huidskleur suggereert ook het voorbeeld van een zwarte invalide, die
een bekende straatfiguur was in Amsterdam.28 Hij komt in verschillende prenten
en boeken terug onder de naam Zwarte Klaas of Haantje Pik en werd gebruikt om
kinderen bang te maken die niet op tijd naar bed wilden. In een bijschrift bij één
van die prenten (afb. 3) is te lezen:
22 Nicolaas Anslijn, Nieuw spel- of leesboekje (Leiden: Du Mortier en Zoon, 1848), 6.
23 Franz Graf von Pocci, Hans en de schoorsteenveger (München: K. Braun en Fr. Schneider, [ca. 1843]), Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. rp-p-ob-201.292.
24 J. Noman, Verzameling van Nederlandsche tafereelen van kunsten, ambachten en bedrijven, voor kinderen (Zaltbommel: Noman, 1830), 54.
25 Kleine vertellingen voor lieve kleine hartjes (Leiden: Sythoff, [ca. 1860]).
26 Henry Brown, De Nederlanden. Karakterschetsen, kleederdragten, houding en voorkomen van verschillende standen (Den Haag: Nederlandsche Maatschappij van Schoone
Kunsten, 1841), 113.
27 John Helsloot, ‘Zwarte Piet als kikker? Een heel andere Piet uit 1886’, Digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut, 5 november 2014, http://www.meertens.knaw.nl/cms/
nl/nieuws-agenda/nieuwsbrief/uitgelicht/144655-zwarte-piet-als-kikker-een-heelandere-piet-uit-1886. Opmerkelijk zijn twee afbeeldingen uit 1886 en 1890 waarop de
knecht van Sint-Nicolaas in opvallende kleding te zien is, die volgens Helsloot doet denken aan een kikker.
28 Sytze van der Veen, ‘Zwarte Klaas’, De Boekenwereld 33, nr. 1 (2017): 46-49.
Guest (guest)
167
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
‘Swarte Klaas’, onderdeel van een serie prenten
van Amsterdamse straatfiguren vervaardigd door
Pieter Langendijk, naar
Pieter Barbiers (ca. 1770).
Afb. 3
(Rijksmuseum Amsterdam,
objectnummer rp-p-1936-340)
168
Dus Swarte Klaas zijn pijpje rookt,
Terwijl hij wandelt met zes voeten.
Een bullebak, doch die niet spookt
Dan voor die vroeg na bed gaan moeten.29
In een boekje uit 1863 waarschuwt het kindermeisje: ‘Men geduld is nu uit, hoor,
en ’k zal je naar den zolder brengen van nacht, dan kan je daar blijven, en zwarte
klaas of haantje-pik kan je dan beet krijgen.’30 Net als het woord ‘nikker’ verwees
de naam Haantje of Heintje Pik naar een watergeest of waterschrik, en werd later ook gebruikt voor de Duivel: ‘In Nederland, en wel inzonderheid in Friesland,
stelt men zich de duivel in de gestalte van een geheel ruig diermensch voor, met
29 Pieter Barbiers Pzn., Zwarte man zonder benen (Swarte Klaas), onderdeel van een serie prenten van Amsterdamse straatfiguren rond 1770 (ca. 1770), Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. rp-p-1936-340.
30 Louise, Kijkjes in het leven: drie vertellingen (Arnhem: G.W. van der Wiel, 1863), 176.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
Prent uit De Moeder
de Gans der negentiende
eeuw. Vertellingen voor de
welopgevoede jeugd (Amsterdam: Tak, ca. 1850). De
donkere man, afgebeeld in
oosterse kledij, wordt in dit
boek aangeduid als ‘Moor’
en ‘de zwarte man’.
Afb. 4
169
horens, staart en paardevoet. Anderen beschouwen hem als een gewoon mensch,
met eene zwarte huid, gelijk een moor of neger, naar welk den zwart uiterlijke
men denzelven Heintje Pik noemt.’31
Ook de imaginaire figuur van de Zwarte Man die als kinderschrik functioneerde, werd in kinderboeken geassocieerd met een Moor, ‘neger’, en een schoorsteenveger. In het boekje De Moeder de Gans der negentiende eeuw. Vertellingen
voor de welopgevoede jeugd (afb. 4) komt een verhaal voor onder de titel ‘De zwarte man’, waarin een molenaar een Moor mee naar huis brengt.32 Om de molenaar
voor zijn gastvrijheid te bedanken, geeft hij de kinderen een ‘oranje-appel’. ‘“De
zwarte man,” zeide nu Karel tegen zijne zusjes, “schijnt toch zoo boos en wreed
niet te zijn, als hij er zwart en verschrikkelijk uitziet.”’ In een versje van J.J.A. Goe-
31 Carolus Tuinman, Uitlegging van dagelijks gebruikte Nederduitsche Spreekwoorden
(Middelburg, 1726), 198; Marten Douwes Teenstra, Volksverhalen en legenden van vroegere en latere dagen, uit meest Nederlandsche schrijvers en mondelinge mededeelingen
verzameld. Spookverschijnselen (Groningen, 1843), 49.
32 De Moeder de Gans der negentiende eeuw. Vertellingen voor de welopgevoede jeugd (Amsterdam: Tak, [ca. 1850]). Al eerder aangehaald door Helsloot, ‘De ambivalente boodschap’, 101-3.
Guest (guest)
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
verneur waarschuwt moeder haar ongehoorzame kinderen voor de Zwarte Man:
‘De Zwarte Man zal steeds verschijnen, zoo vaak gij stoute dingen doet.’ Hij ziet er
als volgt uit: ‘Daar is hij, als een Neger, zoo zwart, van top tot teen vermomd; hij
had veel van een schoorsteenveger; de kindren staan van schrik verstomd.’33
De zwarte knecht
170
Naast de zwarte boeman manifesteerde Sint-Nicolaas zich in het begin van de
negentiende eeuw ook in zijn oorspronkelijke rol als bisschop. Hoewel er weinig
bronnen voorhanden zijn die dit illustreren, is het waarschijnlijk dat de heilige op
sommige plaatsen te zien was in combinatie met een zwarte schrikfiguur. Rijksarchivaris Laurens Philippe Charles van den Bergh noemt in zijn boek over Nederlandse volksoverlevering uit 1836 ‘de verschijning van den zwarten knecht van
St. Nikolaas met kettingen, die de kinders verschrikt.’34 In delen van Frankrijk,
Duitsland en het Alpengebied is dit tegenwoordig nog steeds gebruikelijk. Daar
treden schimmige boemanfiguren als Père Fouettard, Knecht Ruprecht en de
duivelse Krampus zelfstandig op, maar gaan zij ook als knecht van Nicolaas de
bisschop de straat op.35
Evenals ‘nikker’ en ‘Zwarte Piet’ houdt ook het woord ‘knecht’ verband met
huisgeesten en de Duivel. De eerdergenoemde predikant Niermeyer schrijft in
1840 in zijn boek over bijgeloof: ‘De huisgeesten werden voor hulpvaardige dienaars of knechts gehouden, die in gevaar voor het huisgezin zorg droegen […]. Zoo
spreekt men in Duitschland van Knecht Ruprecht en Knecht Nikolaas.’36 Een andere auteur, Marten Douwes Teenstra, geeft in 1858 een opsomming van benamingen voor de Duivel die in verschillende delen van het land gebruikt werden.
In Holland heette hij onder andere Zwarte Piet, Pieterman, Oom Hein, Bullebak
en Boldergeest. In Drenthe heette hij Olde-Knecht.37
Het uiterlijk van de knecht of begeleider die naast Sint-Nicolaas kon verschijnen, zal niet overal hetzelfde zijn geweest, maar de kleur zwart, of in ieder geval
een donker voorkomen, vormde hoogstwaarschijnlijk een essentieel element,
waarvan de betekenis meerledig was. Eén van de associaties die men eraan verbond, was, zoals hierboven beschreven, die met een donkere huidskleur. Mogelijk vanwege deze associatie duikt de knecht van Sinterklaas in de eerste helft van
de negentiende eeuw op als een jongeman van Afrikaanse afkomst. De katholieke
literator Joseph Alberdingk Thijm beschrijft in een herinnering aan een ‘strooiavond’ in 1828 hoe Sint-Nicolaas het huis van Domenico Arata bezocht, een Ita-
33 J.J.A. Goeverneur en S. Berghuis, Laatste Sint Nicolaas. Nieuwe prettige versjes, vertelsels
en liedjes (Groningen: Wolters, 1866), 37-38.
34 Laurens Philippe Charles van den Bergh, Nederlandsche volksoverleveringen en godenleer (Utrecht: J. Altheer, 1839), 74.
35 ‘De roe’ wordt in het Frans aangeduid als ‘le fouet’.
36 Niermeyer, Verhandeling, 34.
37 Marten Douwes Teenstra, Volksvooroordelen en bijgeloof (Amsterdam: Weytingh en
Van der Haart, 1858), 8.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
‘St. Nikolaas houdt
boek’, illustratie uit Jan
Schenkman, Sint Nikolaas en zijn knecht (Amsterdam: G. Theod. Bom,
1850). Schenkman stelt de
Sint voor als een statige bisschop die met een stoomboot uit Spanje komt. Hij
wordt bijgestaan door een
donkere knecht. In de eerste druk draagt deze knecht
een eenvoudig Noord-Afrikaans kostuum: een lange
witte broek en een wit hesje
met rode biesjes.
Afb. 5
liaanse koopman en diplomaat in Amsterdam, die getrouwd was met de zus van
Thijms moeder. De Sint, in de gedaante van een bisschop, kwam niet alleen: ‘“Pieter me knecht” was in zijn gevolg, een kroesharige neger, die, bij de familie Arata,
geen “gard” onder den arm droeg, maar, in tegendeel, een ruimen korf, waar allerlei elegante prezentjens [...] gestapeld waren.’38
De benaming ‘Pieter me knecht’ werd door Thijm vaker gebruikt. In het boekje
St. Niklaasgoed, dat Thijm in 1850 liet bezorgen bij zijn vriend Everhardus Johannes Potgieter, schreef hij voorin een opdracht in de vorm van een dialoog tussen
‘St. Niklaas’ en ‘Pieter-mê-knecht’.39 De benaming komt ook terug in een beschrij-
38 Katholiek Documentatie Centrum, Archief J.A. Alberdingk Thijm, inv.nr. 2356. Artikel
‘St-Nicolaas’ uit De Amsterdammer, 1884.
39 John Helsloot, ‘De oudst bekende naam van Zwarte Piet: “Pieter-mê-Knecht” (1850)’,
Guest (guest)
171
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
172
ving van het Sinterklaasfeest in het katholieke dagblad De Tijd uit 1859: ‘Menigeen laat hem vergezellen door een ander personaadje, een neger, die onder den
naam van “Pieter mijn knecht” niet minder populair is dan de Heilige Bisschop
zelf.’40 Dit was negen jaar na de publicatie van Jan Schenkmans Sint Nikolaas en
zijn knecht, waarin Sinterklaas, voor zover we weten, voor het eerst werd afgebeeld met een donkere helper.41
In de eerste editie van Schenkmans Sint Nikolaas en zijn knecht uit 1850
draagt de knecht een eenvoudig Moors kostuum: een lange witte broek en een
wit jasje met rode biesjes (afb. 5). Dat een vergelijkbare figuur al vóór Schenkmans publicatie deel uitmaakte van de Sinterklaastraditie in de Lage Landen,
valt niet alleen af te leiden uit de herinnering van Alberdingk Thijm, maar ook
uit een bron uit 1862 waarin de sinterklaasviering in België omschreven wordt.
De auteur meldt dat Sint-Nicolaas hier, en in andere landen, ‘tegenwoordig’ niet
meer de huizen binnenkomt, maar alleen nog over de daken loopt, samen met
zijn trouwe dienaar ‘le More’, om allerhande snoep, noten en appels door de
schoorstenen te gooien.42 Het lijkt niet waarschijnlijk dat de Moor uit het boekje
van Schenkman zich binnen het korte tijdsbestek van twaalf jaar over België verspreidde en zich tot een gevestigde traditie ontwikkelde. Deze vermelding doet
vermoeden dat Schenkman aansloot bij een interpretatie van de knecht die al
bestond.
Net als de donkere knecht is de figuur van de Moor een complex personage met
verschillende verbeeldingen en betekenissen. Vanaf de zeventiende eeuw wordt
de Moor in verband gebracht met personen die afkomstig zijn uit islamitische culturen rond de Middellandse Zee, de Duivel en kwade geesten.43 Daarbij was de
Moor ook een exotisch symbool dat de ervaringen en sensaties met nieuwe werelden uitbeeldde. De Rokende Moor was lange tijd een veel afgebeeld figuur die
de tabakshandel representeerde. Afbeeldingen 6 en 7 laten zien dat de Rokende
Moor verschillende uiterlijkheden kon hebben en kon verschijnen als een figuur
met Midden-Oosterse, Afrikaanse, Indiaanse en Oost-Aziatische kenmerken.
40
41
42
43
Digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut, november 2011, http://www.meertens.
knaw.nl/cms/nl/component/content/article/143677.
De Tijd. Godsdienstig-staatkundig dagblad, 6 december 1859, 1.
Historicus Allison Blakely beweert dat Sint-Nicolaas in de Middeleeuwen al wordt vergezeld door een donkere figuur, maar er zijn vooralsnog geen bronnen bekend die deze
bewering ondersteunen. Zie: Allison Blakely, Blacks in the Dutch world. The evolution of
racial imagery in a modern society (Bloomington: Indiana University Press, 1993), 40.
‘En Belgique et en d’autres contrées, il se borne de nos jours à passer avec son fidèle serviteur, le More, au-dessus des toits et à jeter dans les paniers, soigneusement mis sous la
cheminée, des pommes, des poires, des noix et des bonbons de tout genre, quelquefois
aussi des verges dont le More tient une bonne pacotille à la disposition du saint.’ ‘La Belgique et la Bohême sous le rapport des traditions, coutumes, idées populaires, etc.’, Revue d’histoire et d’archéologie 4 (1862): 244.
Ibidem, 33.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
173
Luifelbeeld van De Rokende Moor
met oosterse kleding en een tulband
(ca. 1780-1830). (Amsterdam Pipe Museum,
objectnummer apm 20.868)
Afb. 6
Afb. 7 Toonbankbeeldje van De Rokende
Moor (ca. 1700-1800). De Rokende Moor,
leunend op een baal tabak en een tabaksvat, met een Afrikaanse hoofdtooi, rok,
ontbloot bovenlijf en een speer vertoont
vele verschillen met het luifelbeeld in oosterse kledij op afb. 6. (Nederlands Openluchtmuseum, objectnummer nom .110399)
Guest (guest)
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
Nauwkeurigheid of precisie was niet het doel; het was voldoende dat de figuur eruit zag alsof hij afkomstig was uit een ander continent. Hiermee is niet alleen de
Moor in het bijzonder, maar de representatie van de zwarte mens in het algemeen
binnen de westerse cultuur al eeuwenlang ambivalent.44
De Morenkoning
174
De kleding van de knecht in de eerste editie van Schenkmans Sint Nikolaas en
zijn knecht uit 1850 vertoont een opvallende gelijkenis met figuren die tegenwoordig Sint-Nicolaas nog steeds begeleiden in een aantal bergdorpjes in Zuid-Tirol,
de meest noordelijke provincie van Italië. Tijdens de Nikolausumzug in het plaatsje Sterzing bijvoorbeeld, vormt naast een grote groep Krampussen, een aantal in
het wit geklede personen met een zwart geschminkt gezicht het vaste gezelschap
van de heilige (afb. 8).45
Hoe ver deze traditie precies teruggaat, is niet bekend, maar ze heeft wellicht te
maken met het fenomeen van het zogenaamde Nikolausspiel, dat lange tijd populair was in Zuid-Tirol en in andere delen van het Alpengebied.46 Historicus en folklorist Karl Meisen plaatst de oorsprong van dit gebruik in de vijftiende of zestiende eeuw.47 Rond 6 december ging traditioneel een gezelschap van deur tot deur
om een toneelspel op te voeren in dichtvorm. Naast Sint-Nicolaas kwamen nog
andere personages voor, zoals een jager, Krampus, een dokter, de Dood, en soms
ook een Moor. Op sommige plaatsen is deze traditie ook in de twintigste eeuw nog
steeds of weer in gebruik (afb. 9).
De speeltekst van het Nikolausspiel is in verschillende varianten overgeleverd.
Een tekst uit Schwaz, Oostenrijk, voert ‘Der Mohr’ als de aankondiger van SintNicolaas ten tonele en laat hem zeggen: ‘Ich bin ein König vom Morgenland, bin
in der weiten Welt bekannt’.48 Dit is een directe verwijzing naar de Moorse koning uit het verhaal van de Drie Koningen, Melchior, Balthasar en Kasper, die het
Christuskind eer kwamen bewijzen met goud, mirre en wierook.49 Dit thema is
44 Ibidem, 58, 59.
45 Arnold-Jan Scheer, ‘Wild geraas 2.0. Heidens Europa, reizen met de duivel’, geraadpleegd op 3 december 2017, https://www.wildgeraasdefilm.nl/wild-geraas-2-0.
46 Hans Schuhladen, Die Nikolausspiele des Alpenraumes (Innsbruck: Wagner, 1984), 280.
47 Karl Meisen, Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande (Düsseldorf: Schwann,
1931), 486-501.
48 Adalbert Depiny, ‘Nikolausspiele aus Tirol’, in Jahresbericht der K. K. Staats-Oberrealschule in Görz über das Schuljahr 1911-1912, 4.
49 In de middeleeuwse traditie vertegenwoordigde de grijze en oude Melchior Europa, de
volwassen Balthazar Azië en de jonge Kasper of Caspar Afrika. Overigens kon dit per gebied en tijd verschillen. Door de eeuwen heen worden in verbeeldingen en beschrijvingen van het Driekoningenfeest afwisselend Kasper, Melchior en Balthazar aangeduid
als de Morenkoning.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
175
Afb. 8 Sint-Nicolaasviering in Sterzing in Noord-Italië (2016). In een aantal bergdorpjes gaat
Sint-Nicolaas nog jaarlijks op pad met een groep Krampussen en een groot aantal personen in Noord-Afrikaanse kledij met een zwart geschminkt gezicht. (foto Arnold-Jan Scheer)
talloze malen verbeeld in de Westerse kunst en de voorstelling van de Moor die
geschenken brengt was dan ook wijdverspreid.50
De gebeurtenis van de Epifanie werd herdacht met het Driekoningenfeest, dat
op 6 januari werd gevierd. Daarbij was het de gewoonte om als de Drie Koningen verkleed langs de huizen te gaan en aalmoezen op te halen, het zogenaamde
sterrenzingen of Driekoningenzingen (afb. 10). Een Nederlandse bron uit 1727 beschrijft dat ritueel als volgt:
De drie koningen hebben witte hemden aan, en zy zyn als gekroond met een soort
van windsel om het hoofd, dat met klatergoud versiert is. Een van de drie heeft
een zwart momaangezicht voor, of zyn aangezicht is maar bestreken met zeker
zwart smeersel; ook ziet men zomwyl dat zy alle drie zwart gemaakt zyn. Dat spel
begint doorgaans half november en eindigt met Driekoningen.51
50 In haar dissertatie Het Driekoningenfeest (Amsterdam: Meertens Instituut, 1997) heeft
kunsthistorica Anke van Wagenberg-Ter Hoeven 87 schilderijen van het Driekoningenfeest opgenomen. Boerma heeft Van Wagenberg-Ter Hoevens onderzoek aangevuld
met zijn bestudering van volks- en kinderprenten omtrent het Driekoningenfeest (Kinderprenten, 430).
51 Arnold, ‘Zingen met de ster’, De Navorscher 1 (1851): 119.
Guest (guest)
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
Een Nikolausspiel
in Neufahrn (Duitsland)
uit 1961. Sint-Nicolaas met
een bont gezelschap in zijn
gevolg, waaronder een jager en een Morenkoning.
Afb. 9
(Trachtenverein Veiglbergler
Neufahrn)
176
Afb. 10 Jan Miense Molenaer, Sterrenzangers, late
17e eeuw. (Kunsthaus Lem-
pertz)
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
177
Afb. 11 ‘St. Nicolaas’, prent uit De Katholieke Illustratie (1869/70), waarop naast SintNicolaas, ook sterzingers, een nar, een engel en een man met een baard en een roe te
zien zijn.
Het bedelen, dat met het sterrenzingen gepaard ging, stuitte in de zeventiende
eeuw op verzet. Stedelijke overheden wierpen keuren op om deze buitenshuise
viering te verbieden, samen met de maaltijden die binnen plaatsvonden, omdat
die tot ‘gulzigheid, verderf, dronkenschap en overdadigheid’ zouden leiden. De
keuren hadden tot gevolg dat het sterzingen in de Noord-Nederlandse steden verdween.52 In de negentiende eeuw werd deze, op dat moment ouderwetse, traditie
door Ter Gouw als volgt beschreven:
De middelste had zijn roode wangen en neus met roet besmeerd, om Melchior,
den koning van ’t Moorenland, voor te stellen. Somtijds ook was er een vrouw in ’t
gezelschap die de ster droeg […] In dat geval werd Melchior door een opgeschoten
knaap voorgesteld, die met zijn zwarte gezigt den kinderen een schrik aanjoeg.53
In Duitsland is de figuur van de Morenkoning tegenwoordig nog steeds betrokken bij sommige vieringen van het Christkind. Daar verving dit personage, on-
52 Boerma, Kinderprenten, 430.
53 Ter Gouw, Volksvermaken, 178.
Guest (guest)
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
178
der invloed van de Reformatie, de heilige Nicolaas als gavenbrenger. Het Christkind, verbeeld door een vrouwelijke engelfiguur, wordt begeleid door verschillende figuren waaronder ook Knecht Ruprecht en Herschecloes, waarschijnlijk een
verbastering van ‘Herr Sinter Klaas’. In Breitensee wordt het Christkind ook begeleid door een Moor, die de ‘König aus dem Morgenland’ voorstelt. Een dergelijke vermenging van religieuze tradities komt vaker voor. Op een prent die vermoedelijk van Duitse herkomst is, zijn naast Sint-Nicolaas te paard, Knecht Ruprecht, engelen en narfiguren, ook Sternsinger te zien (afb. 11).54 Verder noemt Meisen ‘Schwarz Käspeschen’ of ‘Schwarzer Kaspar’ als één van de benamingen voor
de schrikfiguren die Sint-Nicolaas begeleiden in sommige delen van Duitsland.55
De term ‘Schwarzer Kasper’ was niet alleen een benaming voor de Duivel, maar
eveneens een verwijzing naar de Morenkoning, die meestal door de jonge Kasper
wordt gerepresenteerd.
De Moorse bediende
Zoals hiervoor al is genoemd, is de figuur van de Moor al eeuwenlang een ambivalent type in de westerse cultuur. In de vroege middeleeuwen werd hij onder andere in verband gebracht met de Duivel; vanaf de vijftiende eeuw lag de nadruk op
zijn exotische karakter.56 Hij was bekend als de koning uit de Oriënt, maar hij ontwikkelde zich ook tot een symbool voor dienstbaarheid en onderwerping. In het
zestiende-eeuwse Spanje, Portugal en Italië was de Moor als bediende een bekende verschijning. Ook in Noord-Europa, waar rijke en adellijke families de weelde van het zuiden imiteerden, raakte men met deze rol van de Moor vertrouwd.57
Er zijn talloze zeventiende- en achttiende-eeuwse portretten bewaard gebleven
waarop zwarte bedienden staan afgebeeld aan de zijde van vooraanstaande figuren. Hun aanwezigheid suggereerde luxe, rijkdom en koloniale handelscontacten.
Tot aan het einde van de achttiende eeuw waren zwarte pages in dienst aan het
Hollandse stadhouderlijk hof, vaak uitgedost in kleurrijke kleding.58
Ook in tradities rond Sint-Nicolaas komt de figuur van de Moor in verschillende rollen voor. In het Zuid-Italiaanse Campobasso bijvoorbeeld, wordt sinds de
negentiende eeuw een mysterie-optocht gehouden, waarvan ook het Nicolaasmysterie deel uitmaakt. Dit mysterie gaat terug op de vooral in Italië bekende legende van de jonge Adeodatus. Adeodatus werd – volgens de legende – ontvoerd
‘St. Nicolaas’, De Katholieke Illustratie 15 (1869/70): 116.
Meisen, Nikolauskult, 418.
Louis Janssen, Nicolaas, de duivel en de doden (Baarn: Ambo, 1993), 158-62.
Jan Nederveen Pieterse, Wit over Zwart. Beelden van Afrika en zwarten in de westerse
populaire cultuur (Amsterdam: Novib, 1990), 125.
58 Over de zwarte pages in dienst van Willem v van Oranje Nassau, zie: Esther Schreuder,
Cupido en Sideron. Twee Moren aan het hof van Oranje (Amsterdam: Balans, 2017).
54
55
56
57
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
door Saracenen die hem dwongen om als
schenker in dienst te treden aan het hof
van de Babylonische koning. De heilige
Nicolaas kwam hem te hulp en bracht
hem terug bij zijn ouders. Op voorstellingen van dit verhaal zijn naast Nicolaas, Adeodatus, de koning en zijn familie, vaak ook donkere bedienden in oosterse of Noord-Afrikaanse kledij te zien.
Een foto van het Mistero di San Nicola in
Campobasso uit 1874 toont twee zwart
geschminkte personen die zulke bedienden moesten verbeelden (afb. 12).
Het type van de Moorse dienaar maakt
eveneens onderdeel uit van het feest van
de Drie Koningen, die van oudsher begeAfb. 12 Het Mistero di S. Nicola in Camleid worden door hun eigen pages. Bij het
pobasso (1874). Op de achtergrond zijn
Driekoningenfeest zoals dat tegenwoortwee bedienden te zien met een oosdig nog steeds in Alicante, Spanje, wordt
ters gewaad en een zwart geschminkt
gevierd, zijn vooral de zwarte pages van
gezicht. (Archivi Alinari Florence, objectde Morenkoning populair en hebben ze
nummer tca-f-000574-0000)
zich ontwikkeld tot een eigen personage:
El paje negro. Bij de zogenaamde Cabalgata de los Reyes Magos (Driekoningenoptocht) vormen ze met een groot aantal het
gevolg van de Drie Koningen en beklimmen ze met ladders de balkons van de huizen om cadeautjes uit te delen.59
Ook in het boek van Schenkman is de figuur van de Moor niet eenduidig
(afb. 13). Hij maakt in de verschillende edities een interessante ontwikkeling door:
van een kleine, bescheiden en vooral dienstbare figuur naar een meer aanwezig
en dreigend karakter. Hij krijgt straffende taken toebedeeld en ontvangt attributen van de kinderschrik. Zo ziet men hem zwaaien met de roe en dreigen met de
zak. In de uitgaven van Sint Nikolaas en zijn knecht van rond 1900 wordt hij groot
afgebeeld en kijkt hij boosaardig uit zijn ogen (afb. 14).
Ook de kleding van de knecht verandert. Rond 1856 maakt de eenvoudige witte kledij plaats voor een bonter kostuum dat gebaseerd lijkt te zijn op mode uit de
zestiende eeuw. Zijn verschijning vertoont dan een opvallende gelijkenis met laatachttiende-eeuwse verbeeldingen van Shakespeares bekende karakter Othello,
59 Koen Greven, ‘“Magische traditie” of “racistisch spektakel”’, nrc Handelsblad, 5 januari
2018. https://www.nrc.nl/nieuws/2018/01/05/magische-traditie-of-racistisch-spektakela1587333.
Guest (guest)
179
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
180
Prent uit Jan Schenkman, Sint
Nikolaas en zijn knecht (Amsterdam:
G. Theod. Bom, ca. 1856). De knecht in
Schenkmans Sint Nikolaas en zijn knecht
maakt een interessante ontwikkeling
door. Zo verandert zijn kleding en wordt
hij in latere edities afgebeeld in het pakje
dat we nu kennen, met pofmouwen en een
pofbroek, een plooikraag en een muts met
veren. (Collectie Frits Booy)
Afb. 13
Prent van de knecht in Jan Schenkman, Sint Nicolaas en zijn knecht. (Amster-
Afb. 14
dam: J. Vlieger, ca. 1907)
Othello, prent gegraveerd door G.
Bogerts naar een tekening van P. Wagenaar (1778-1782). (Universiteitsbibliotheek
Afb. 15
Amsterdam)
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
bijvoorbeeld op de prent Othello, gegraveerd naar een tekening van P. Wagenaar
(afb. 15). Shakespeares theaterstuk Othello, de Moor van Venetië werd rond 1850
regelmatig opgevoerd in Amsterdam, de stad waar Schenkman woonde. Othello
is geen bediende of page, maar een welgestelde, vrije Moor met een hoge functie
in het Venetiaanse leger.60
Diversiteit en standaardisering
Schenkmans Sint Nikolaas en zijn knecht verspreidde zich snel en kon direct op
grote populariteit rekenen. Zijn voorstelling van de knecht werd geleidelijk overgenomen en speelde een belangrijke rol in de standaardisering van het Sinterklaasfeest. Tegelijkertijd bleef tot ver in de twintigste eeuw diversiteit bestaan in
de verbeelding van de helper van de Sint. Hij werd voorgesteld in het bekende
pakje met de witte kraag, de pofbroek, pofmouwen en de muts met veren, maar
ook in een oosters kostuum compleet met fez of tulband. Daarnaast leefde op
sommige plaatsen de associatie met schoorsteenvegers voort. In een boekje uit
1883 (afb. 16) is te lezen: ‘Voor den knecht van Sinterklaas, speelt de schoorsteenvegers baas, doet een jongen kwaad op straat. Hem onthoudt de zwarte maat; en
waartoe zijn gard dan dient, dat begrijpt ge, kleine vriend.’61 Op sommige foto’s
van Sinterklaasintochten uit de eerste helft van de twintigste eeuw zijn de helpers
van de Sint geheel in het zwart gekleed en doen ze sterk denken aan schoorsteenvegers (afb. 17).
Dat er een variëteit aan knechtfiguren bestond, toont ook het Sint-Nicolaasspel
uit 1890.62 Op dit bordspel treedt de knecht in verschillende gedaanten op: zo is
hij bijvoorbeeld weergegeven als een speels en vrolijk figuurtje, met een donkere
huid en in de kleding zoals we die nu nog kennen, maar ook als een man met een
lichte huidskleur en een snor en puntsik, die met de roe dreigt. De knecht kon verschijnen als een vriendelijk personage, maar bleef eveneens een rol als kinderschrik vervullen. Een herinnering in een krantenartikel uit 1882 geeft dat goed
weer: ‘Hem zou ik nog kunnen aanschouwen, doch dien zwarten knecht nimmer.
Die zwarte was het schrikbeeld, waarmee men mij naar bed joeg, met hetwelk
men mij dreigde […] en ik wil het gaarne bekennen, soms was de zwarte knecht
het, die nog alleen den doorslag gaf om ondeugende zwarte plannetjes te laten
varen.’63
60 Ook Marleen de Vries noemt Othello als mogelijke inspiratiebron voor Schenkman.
Marleen de Vries, ‘Sint, Piet, racisme en slavernij. Houd de boel uit elkaar!’, De Boekenwereld 31, nr. 4 (2015): 70, 73.
61 Anton L. de Rop, Bosch-viooltjes (Rotterdam: Nijgh en Van Ditmar, 1883), 13.
62 Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr: rp-p-ob-201.543.
63 ‘Een zalige dwaling’, Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant, 7 december 1882.
Guest (guest)
181
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
‘Voor de knecht van Sinterklaas,
speelt de schoorsteenvegersbaas’. Prent
en vers uit: A.L. de Rop, Bosch-viooltjes.
Afb. 16
(Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1883)
182
Sint-Nicolaas en Zwarte Pieten op
het station in Weert (ca. 1923). De knechten die we aan weerszijden van de Sintfiguur zien staan hebben met hun donkere
kleding, zwart geschminkte gezichten
en kapjes veel weg van schoorsteenvegers. (Gemeentearchief Weert)
Afb. 17
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
Verschillende namen voor de knecht waren in omloop, zoals Pieterbaas, Pieterman, Pikkie, Zwarte Piet, Jacjour en Assipan.64 Daarnaast werd hij vaak aangeduid met simpelweg ‘den zwarten knecht’. De benaming ‘Zwarte Piet’ raakte
hoogstwaarschijnlijk in de eerste helft van de twintigste eeuw echt ingeburgerd.65
Opvallend is dat ook in uitgaven van het eerdergenoemde Zwarte Pietenspel tot
ver in de twintigste eeuw verschillende betekenissen door elkaar heen bleven lopen: Zwarte Piet werd verbeeld door schoorsteenvegertjes, zwarte bedienden, of
karikaturen van een donkere man (afb. 18 en 19).
Hoewel de knecht van Sinterklaas dus verschillende gedaanten kon aannemen, werd hij vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw, getuige tekstuele bronnen en illustraties in kinderboeken, overwegend geïnterpreteerd en aangeduid als ‘neger’ of ‘moor’. Een artikel over een georganiseerd Sinterklaasfeest
in Hilversum in 1876 maakt bijvoorbeeld melding van ‘St. Nikolaas en zijn negerknecht’.66 In een beschrijving van een Sint-Nicolaasfeest in Amsterdam in 1873 is
te lezen: ‘Daar kwam St.-Nicolaas zelf, kersversch uit Syrië, met mooren in zijn gevolg’.67 Predikant en auteur Hendrik de Veer schrijft over het Nederlandse Sinterklaasfeest binnenshuis: ‘Somtijds komt hij zelf in de huiskamer en dansen de kleinen om hem heen. Dan is hij in zijn bisschoppelijk ornaat. Zijn knecht is gewoonlijk een neger.’68 De Amersfoortsche Courant van 5 december 1892 geeft een verklaring voor de zwarte knecht: ‘En omdat Spanje het verste land was, waarvan ieder
gehoord had, en Spaansche edelen altijd met een neger achter zich op reis gingen,
zwerft de goede Bisschop nog altijd door de wereld met een pikzwarten knecht, en
gaat hij telken jare in December het land door “goed doende”.’69
De Moor of ‘neger’ die Zwarte Piet representeerde, werd over het algemeen als
ondergeschikt beschouwd. In het dagblad De Tijd werd in 1887 en 1888 een reeks
artikelen gepubliceerd waarin de ik-figuur Sint-Nicolaas en ‘Pieter-mijn-knecht’
vergezelt terwijl zij sinterklaasinkopen doen in Amsterdam. ‘Pieter’ wordt neergezet als onhandig, onderdanig, simpel en onbetrouwbaar: ‘zoo zag ik Pieter achter
onzen rug – die Mooren zijn toch nooit te vertrouwen – stilletjes de hand uitsteken
naar een eitje op een portie sla.’70 Ook Sinterklaas zelf is vaak ontevreden over zijn
knecht: ‘De heilige man [...] verzocht me hem bij het lezen van de brieven behulpzaam te willen zijn, wijl hij, daargelaten dat hij Pieter niet al te zeer vertrouwde,
[...] liefst niet wilde dat hij overal zijn zwart komfoorvoetje in stak (de Sint bedoel-
64 Hermina C.A. Grolman, ‘De Winterfeesten in Nederland’, Tijdschrift van het Koninklijk
Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 2, nr. 43 (1926): 699.
65 Helsloot, ‘De oudst bekende naam van Zwarte Piet’.
66 ‘Plaatselijk nieuws’, De Gooi- en Eemlander, 9 december 1876, 1.
67 ‘Het-School-Sint-Nicolaasfeest’, Algemeen Handelsblad, 11 december 1873, 2.
68 Hendrik de Veer, De mijnheers en hun polderland, door den bril van een Duitscher bekeken (Leiden: Van Doesburgh, 1887), 220.
69 ‘Sinterklaas’, Amersfoortse Courant, 5 december 1892, 1.
70 ‘In St.-Nicolaas’ gevolg. ii’, De Tijd, 26 november 1888.
Guest (guest)
183
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
Vier uitgaven van
het Zwartepietenspel
(1948). De Zwarte Piet wordt
gerepresenteerd door een
karikatuur van een donkere man. (Amsterdam MuAfb. 18
seum, objectnummer
ka 21178)
184
de blijkbaar schertsend den ingedrukten wipneus van zijn knecht).’71 Op een dag
haalde Pieter het in zijn hoofd dat het misschien goed zou zijn de rollen eens om
te draaien. Sint-Nicolaas vertelt aan de ik-figuur: ‘Voortdurend mompelde hij van
ongelijke verdeeling in de wereld, van bevoorrechting door mij van de blanke kinderen boven de zwartjes.’72 Tijdens het passen van Sints bisschopsgewaad, wordt
Pieter betrapt door de Goedheiligman. ‘Hij zou nu eens voor de zwarte kindertjes
gaan rijden, en ik kon dan voor blanken Pieter-mijn-knecht spelen’, vertelt Sinterklaas. Hij ontslaat zijn knecht op staande voet. ‘Reeds den volgenden dag kwam
hij, schreiende en mijn knieën omvattende, mij om vergiffenis smeeken, en ik heb
ze hem geschonken, mits hij zich dien sociaal-democratischen grootheidswaanzin, welke hem zich op één lijn deed stellen met zijn meester, voor goed uit het
hoofd zette.’73
Besluit
In het huidige debat wordt Zwarte Piet veelal benaderd als een eenduidige figuur
wiens betekenis te herleiden is tot één oorsprong; hij is bijvoorbeeld óf een boeman, óf een schoorsteenveger óf een slaaf. Zwarte Piet moet echter gezien worden
als een personage waarachter verschillende karakters en associaties schuilgaan.
Hij lijkt te zijn ontstaan uit een negentiende-eeuwse vermenging van de donkere
boeman en de Moor, twee figuren die beide deel uitmaken van sinterklaastradities
die al voor de publicatie van het boekje van Schenkman bestonden en die ook toen
al met elkaar verweven waren. Beide figuren belichamen op hun beurt weer verschillende karakters: de boeman, die zowel aan de angstaanjagende Duivel als aan
de beschermende huisgeest verbonden is, en de Moor, in wie zowel het type van de
71 ‘In St.-Nicolaas’ gevolg. iv’, De Tijd, 30 november 1888.
72 ‘In St.-Nicolaas’ gevolg. ii’, De Tijd, 26 november 1888.
73 Ibidem.
Guest (guest)
onder de huid van zwarte piet
Twee uitgaven van
het Zwartepietenspel (1953).
De Zwarte Pieten worden
verbeeld als een schoorsteenveger met de naam
‘Père Fouettard’ en een
kind dat heeft gekliederd
met zwarte verf. (AmsterAfb. 19
dam Museum, objectnummer
ka 21178)
exotische Morenkoning als de ondergeschikte bediende samenkomen. Dit maakt
Zwarte Piet tot een gelaagd personage dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden.
Omdat het personage van Zwarte Piet geen eenduidige herkomst heeft en verschillende interpretatiemogelijkheden in zich draagt, moet het antwoord op de
vraag naar zijn betekenis en vermeende racistische karakter niet zozeer in zijn
oorsprong, maar in zijn receptie worden gezocht. De huidige betekenis van Zwarte Piet wordt in belangrijke mate bepaald door de interpretatie die vanaf de late negentiende eeuw de boventoon ging voeren en met de standaardisering van
het sinterklaasfeest in de twintigste eeuw leidend werd voor zijn representatie. De
verbeelding van Zwarte Piet ging voornamelijk samenhangen met de stereotypering van zwarte mensen, die vaak gezien werden als onnozel, dienstbaar en ondergeschikt. Hoewel de herkomst van Zwarte Piet niet in het slavernijverleden ligt
– hij heeft immers geen eenduidige oorsprong – is de karikaturale verbeelding en
interpretatie van deze figuur in de late negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw wel verbonden aan een racistisch wereldbeeld dat met het slavernijverleden samenhangt en daardoor een pijnlijk en onuitwisbaar onderdeel geworden van zijn hedendaagse identiteit.
Welke oorzaken ten grondslag lagen aan de verschuiving van een meervoudige
interpretatie van de donkere knecht – die zowel voor boeman, schoorsteenveger,
als Moor door kon gaan – naar een grotendeels eenduidige karakterisering van
Piet als een figuur met een donkere huidskleur, dient verder bestudeerd te worden. Systematisch onderzoek naar de praktijk van Sinterklaasvieringen in de negentiende eeuw enerzijds en de verbeelding van de knecht anderzijds kan helpen
deze gelaagde figuur verder te doorgronden.
Guest (guest)
185
hanneke nap, iris van der zande, eelco kramer, gonda van den heuvel
Bibliografie
186
Boer-Dirks, Eugenie. ‘Nieuw licht op Zwarte Piet. Een kunsthistorisch antwoord op de
vraag naar de herkomst van Zwarte Piet’. Volkskundig bulletin 9, nr. 1 (1993): 1-35.
Boerma, Nico, Aernout Borms, Alfons Thijs, Jo Thijssen, Philip Breuker en Pascal Lefèvre.
Kinderprenten, volksprenten, centsprenten, schoolprenten. Populaire grafiek in de Nederlanden, 1650-1950. Nijmegen: Vantilt, 2014.
Booy, Frits. Het verhaal van Zwarte Piet. Geschiedenis en betekenis. Utrecht: Nederlands
Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, 2014.
Depiny, Adalbert. ‘Nikolausspiele aus Tirol’, in Jahresbericht der K. K. Staats-Oberrealschule in Görz über das Schuljahr 1911-1912, 3-48.
Blakely, Allison. Blacks in the Dutch world. The evolution of racial imagery in a modern
society (Bloomington: Indiana University Press, 1993).
Euwijk, Jop en Frank Rensen, De identiteitscrisis van Zwarte Piet. Amsterdam: Atlas, 2017.
Greven, Koen. ‘“Magische traditie” of “racistisch spektakel”’. nrc Handelsblad, 5 januari 2018.
https://www.nrc.nl/nieuws/2018/01/05/magische-traditie-of-racistisch-spektakela1587333.
Grolman, Hermina C.A. ‘De Winterfeesten in Nederland’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 2, nr. 43 (1926): 685-721.
Helsloot, John. ‘De ambivalente boodschap van de eerste “Zwarte Piet” (1850)’. In De kleine Olympus. Over enkele figuren uit de alledaagse mythologie, red Evelien Doelman en
John Helsloot, 93-117. Amsterdam: Aksant, 2008.
—. ‘De oudst bekende naam van Zwarte Piet: “Pieter-mê-Knecht” (1850)’. Digitale
nieuwsbrief van het Meertens Instituut, november 2011. http://www.meertens.knaw.nl/
cms/nl/component/content/article/143677.
—. ‘Zwarte Piet als kikker? Een heel andere Piet uit 1886’. Digitale nieuwsbrief van het
Meertens Instituut, 5 november 2014. http://www.meertens.knaw.nl/cms/nl/nieuwsagenda/nieuwsbrief/uitgelicht/144655-zwarte-piet-als-kikker-een-heel-andere-pietuit-1886.
Janssen, Louis. Nicolaas, de duivel en de doden. Baarn: Ambo, 1993.
Meisen, Karl. Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande. Düsseldorf: Schwann, 1931.
Nederveen Pieterse, Jan. Wit over Zwart. Beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur. Amsterdam: Novib, 1990.
Scheer, Arnold-Jan. ‘Wild geraas 2.0. Heidens Europa, reizen met de duivel’. Geraadpleegd
op 3 december 2017. https://www.wildgeraasdefilm.nl/wild-geraas-2-0.
—. Zwarte Sinterklazen. Over pieten en ander heidens volk. Breda: Papieren Tijger, 2014.
Schnitzler, Hans. ‘De dode hoek van de Zwarte Piet-discussie’. Sociale Vraagstukken, 4 december 2014. https://www.socialevraagstukken.nl/de-dode-hoek-van-de-zwarte-pietdiscussie.
Schreuder, Esther. Cupido en Sideron. Twee Moren aan het hof van Oranje. Amsterdam: Balans, 2017.
Schuhladen, Hans. Die Nikolausspiele des Alpenraumes. Innsbruck: Wagner, 1984.
Sint en Pietengilde. ‘Zwarte Klaas is Zwarte Piet’. Geraadpleegd op 29 december 2017. http://
sintenpietengilde.nl/wp-content/uploads/2016/10/Zwarte-Klaas-is-Zwarte-Piet.pdf.
Stipriaan, Alex van. Een cultuurhistorisch perspectief op Zwarte Piet. Repliek voor de Raad
van State op de argumenten van Het Pietengilde over de Pieten-kwestie in de Amsterdamse Sinterklaasintocht en de eerdere uitspraak van de rechtbank daarover. Rotterdam:
NiNsee, 2014.
Veen, Sytze van der. ‘Zwarte Klaas’. De Boekenwereld 33, nr. 1 (2017): 46-49.
Vries, Marleen de. ‘Kom je aan Sint of Piet, dan kom je aan integriteit van de opvoeder’. De
Volkskrant, 24 oktober 2013. https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/-kom-je-aansint-of-piet-dan-kom-je-aan-integriteit-van-de-opvoeder-~b7e58c6c.
—. ‘Sint, Piet, racisme en slavernij. Houd de boel uit elkaar!’ De Boekenwereld 31, nr. 4
(2015): 70-73.
Wagenberg-Ter Hoeven, Anke van. Het Driekoningenfeest. Amsterdam: Meertens Instituut, 1997.
Guest (guest)